Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2009, 10860 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2009, 10860 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Economische Zaken,
In overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;
Besluit:
De Tijdelijke energieregeling markt en innovatie wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vernummering van Hoofdstuk 6 tot Hoofdstuk 7 en artikel 6.1 en 6.2 tot artikel 7.1 en 7.2, wordt na artikel 5.8 een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder
de productie, de verwerking en de import van in het buitenland geproduceerde biomassa die leidt tot de toepassing van biomassa voor energie-, transport- of chemiedoeleinden in Nederland;
onderneming van de landbouwproductiesector in de zin van artikel 2, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector;
het toetsingskader opgesteld door de projectgroep Duurzame productie van biomassa, opgenomen in bijlage 13.
1. De Minister verstrekt op aanvraag een subsidie voor activiteiten die op innovatieve wijze bijdragen aan het verduurzamen van ketens voor biomassa.
2. Onder het verduurzamen van ketens voor biomassa bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:
a) het verduurzamen van de biomassaketen aan de hand van het Toetsingskader voor duurzame biomassa;
b) de certificering van duurzame biomassaketens; of
c) het tegengaan van ongewenste indirecte effecten van biomassaproductie.
3. In aanvulling op artikel 3, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies verstrekt de Minister de subsidie, bedoeld in het eerste lid, tevens aan een niet in Nederland gevestigde deelnemer in een samenwerkingsverband waarvan de penvoerder in Nederland is gevestigd.
1. De subsidie bedraagt maximaal:
a. € 500.000 per ondernemer, niet zijnde een binnen de Europese Unie gevestigde primaire landbouwproducent;
b. € 7.500 per binnen de Europese Unie gevestigde primaire landbouwproducent;
c. € 1.000.000 per aanvraag.
2. De subsidie bedraagt:
a. 50% van de subsidiabele kosten indien de subsidie-ontvanger een ondernemer is;
b. 75% van de subsidiabele kosten indien de subsidie-ontvanger geen ondernemer is.
3. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten die noodzakelijk zijn voor de verduurzaming van ketens voor biomassa.
4. In afwijking van artikel 11, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies kiest een buiten Nederland gevestigde aanvrager voor de berekening van de subsidiabele kosten uit:
a. de integrale kostensystematiek, opgenomen in artikel 12 van het Kaderbesluit EZ-subsidies, of
b. de loonkosten plus vaste-opslag-systematiek, opgenomen in artikel 13 van het Kaderbesluit EZ-subsidies.
1. De subsidie voor een binnen de Europese Unie gevestigde subsidie-ontvanger, niet zijnde een primaire landbouwproducent, valt onder de Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis van 17 december 2008. Het bedrag van de subsidie wordt verlaagd voor zover dit nodig is op basis van deze kaderregeling.
2. De subsidie voor een binnen de Europese Unie gevestigde primaire landbouwproducent valt onder verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector. Het bedrag van de subsidie wordt verlaagd voor zover dit nodig is op basis van deze verordening.
De Minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van rangschikking van de aanvragen.
1. Indien de activiteiten betrekking hebben op vloeibare biomassa of biobrandstoffen beslist de Minister, in aanvulling op artikel 23 van het Kaderbesluit EZ-subsidies, afwijzend op een aanvraag indien onvoldoende vertrouwen bestaat dat de vloeibare biomassa of biobrandstoffen voldoen, of na uitvoering van de activiteiten zullen voldoen, aan de duurzaamheidscriteria genoemd in artikel 17 van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijnen 2001/77/EG en 2003/30/EG.
2. De Minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, zodanig dat een project hoger gerangschikt wordt naarmate het meer bijdraagt aan de doelstellingen bedoeld in artikel 6.2. Bij de rangschikking worden de volgende criteria gehanteerd:
a. de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen bedoeld in artikel 6.2, in relatie tot de totale subsidiabele kosten van het project;
b. de mate waarin het project bijdraagt aan verduurzaming van ketens voor biomassa in de zin van artikel 6.2, tweede lid, in relatie tot de resultaten van de beoordeling van de betreffende biomassaketen aan de hand van het Toetsingskader voor duurzame biomassa;
c. de mate waarin het project in de praktijk navolging kan vinden en kan worden opgeschaald, waarbij ook de navolging en opschaling leiden tot toepassing van duurzame biomassa in Nederland.
3. Voor de rangschikking wegen de criteria genoemd in het tweede lid even zwaar.
B
1. Als bijlage 13, bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, derde gedachtestreepje, van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie wordt vastgesteld de bij deze regeling behorende bijlage 1.
2. Als bijlage 14, bedoeld in artikel 6.8, eerste lid, van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie wordt vastgesteld de bij deze regeling behorende bijlage 2.
3. Als bijlage 15, bedoeld in artikel 6.8, tweede lid, van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie wordt vastgesteld de bij deze regeling behorende bijlage 3.
De tabel in artikel 1, derde lid, van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2009 wordt als volgt gewijzigd:
A
De nummeraanduidingen ‘16.1’, ‘16.2’, ‘16.3’ en ‘16.4’, behorende bij de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie, worden gewijzigd in 17.1, 17.2, 17.3 en 17.4; de betrokken rijen worden geplaatst na rij 16.4, behorende bij Subsidieregeling 2getthere.
B
Na punt 17.4 wordt ingevoegd:
17.5 | Tijdelijke energieregeling markt en innovatie (Duurzame biomassa-import) | 6.2 | Datum van inwerkingtreding van artikel 6.2 t/m 15-10-09 | 4.000.000 |
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 10 juli 2009
De Minister van Economische Zaken,
M.J.A. van der Hoeven.
Met deze wijziging van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie (hierna: TERM) wordt het programma Duurzame biomassa-import geïntroduceerd. Het programma wordt uitgewerkt in hoofdstuk 6 van de TERM.
Hoofdstuk 6 van de regeling heeft als doel een impuls te geven aan de verduurzaming van de biomassa importketens voor energie- en chemiedoeleinden.
Voor de toepassing van groene grondstoffen in de energiehuishouding en de chemie zijn grote hoeveelheden biomassa nodig uit de hele wereld. De duurzaamheid van biomassa is één van de randvoorwaarden voor het maatschappelijk draagvlak ten aanzien van het gebruik van biomassa. Deze regeling moet bijdragen aan het op grote schaal op de Nederlandse markt komen van aantoonbaar duurzame biomassa voor energie- en chemiedoeleinden en het ondersteunen van toeleverende producenten bij het realiseren hiervan. Daarnaast biedt de regeling ondersteuning bij het opzetten van certificeringssystemen voor duurzame biomassa. Zowel op nationaal niveau als op EU-niveau is er namelijk voor gekozen dat exploitanten via certificaten de duurzaamheid van biomassa moeten aantonen. Er is niet gekozen voor een accountantscontrole, omdat een accountant niet ter plaatse controleert.
De regeling wordt uitgevoerd als onderdeel van het programma Groene Grondstoffen van de Innovatieagenda Energie. Het programma Groene Grondstoffen kent daarnaast vier andere deelprogramma’s gericht op de binnenlandse productie en verwerking van biomassa: bioraffinage, onderzoek op het terrein van aquatische biomassa, biomassa uit natuur, landbouw en voedingsindustrie, plantenveredeling, verbinding agro, chemie en logistiek. De regeling Duurzame biomassa-import is complementair aan het fonds Duurzame Biomassa Mondiaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (13 februari 2009). Dit fonds is echter gelimiteerd tot projecten in landen die voor officiële ontwikkelingshulp kwalificeren.
Binnen de regeling Duurzame biomassa-import wordt de nadruk gelegd op de volgende drie subdoelstellingen:
1. Verduurzamen van de biomassaproductie aan de hand van het Toetsingskader Duurzame Biomassa.
2. Ontwikkelen en toepassen van certificeringssystemen voor geïmporteerde biomassa.
3. Het tegengaan van ongewenste indirecte effecten van biomassaproductie. Met indirecte effecten wordt bedoeld: concurrentie tussen voedsel en landbouwproducten voor biomassa, wat kan leiden tot stijging van voedselprijzen en in gevaar brengen van regionale voedselzekerheid; en ingebruikname van nieuw landbouwareaal elders.
De pilotprojecten zijn bij uitstek internationaal van aard. Afstemming met landen van herkomst, inbreng van kennis en ervaring in het bedrijfsleven zijn essentiële onderdelen van de projecten.
De beoogde pilotprojecten betreffen innovaties in de keten van duurzame oogst en logistiek. Het gaat bijvoorbeeld om grondstoffen als hout, koolzaadolie, ethanol en agrarische restproducten, uit landen als Canada, de Baltische Staten, Oekraïne en Brazilië. Projecten kunnen enerzijds innovaties ten aanzien van het gewas (low input), de voorbewerking (bijv. torrefactie) en de logistiek (wijze van transport) bevatten. Anderzijds komen ook kosten voor beoordeling van duurzaamheid, opzetten van certificeringsystemen, en handhaving hiervan in aanmerking voor subsidie.
Op verzoek van de Minister verstrekt de subsidie-ontvanger de verkregen gegevens over de duurzaamheid van biomassaproductie, certificering en indirecte effecten. De resultaten zullen worden gebruikt worden voor het verder ontwikkelen van het beleidskader en het politieke debat over verduurzaming van de energievoorziening in Nederland en in internationale gremia.
Het streven is om twee keer een tender uit te voeren. SenterNovem zal de projecten beheren en monitoren. Vooral de kansen voor opschaling, de mate van innovativiteit en leermogelijkheden, de mate waarin projecten ten goede komen aan certificering en de wijze waarop met indirecte effecten wordt omgegaan zullen gemonitord worden. De projectresultaten zullen worden geconsolideerd en ingebracht in geëigende fora.
Subsidie-aanvragen kunnen worden ingediend in de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van de regeling. Het beschikbare bedrag wordt verdeeld op basis van een rangschikking door de Minister.
De uitvoering van het geïntroduceerde hoofdstuk in de TERM is, evenals de reeds bestaande hoofdstukken, in handen van SenterNovem, het agentschap voor duurzaamheid en innovatie van het Ministerie van Economische Zaken.
Alle projectindieners zullen een aanvraagformulier inclusief projectplan moeten indienen. Alle projecten waaraan subsidie wordt toegekend zullen daarnaast met de administratieve taken worden geconfronteerd, die zijn opgenomen in de in het eerste hoofdstuk van de TERM van toepassing verklaarde bepalingen van het Kaderbesluit EZ-subsidies. Er wordt niet afgeweken van de standaardbepalingen en standaardformulieren, die zijn ingericht op minimale administratieve lasten. Zo wordt bijvoorbeeld maximaal één rapportage per jaar gevraagd en hoeven geen voorschotverzoeken te worden ingediend. Noodzakelijk onderdeel van het projectplan is een assessment van de biomassaketen op duurzaamheid. Dit hangt onverbrekelijk samen met het doel van de regeling. De maximale lasten die het bovenstaande voor ondernemingen met zich meebrengt worden in totaal geschat op € 223.480; dit is 2.98% van het totale subsidiebedrag van 7,5 miljoen euro. Naar verwachting zijn er 30 aanvragers en 20 toekenningen.
Er is gekozen om deze regeling te laten aansluiten bij het fonds Duurzame Biomassa Mondiaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat gericht is op dezelfde doelgroep, zodat de aanvragers te maken krijgen met uniforme procedures. De regeling Duurzame biomassa-import – met naar verwachting evenveel aanvragen als in het Fonds Duurzame Biomassa Mondiaal – leidt tot iets minder dan een verdubbeling van de administratieve lasten. De administratieve lasten liggen net iets lager dan bij het fonds Duurzame Biomassa Mondiaal, omdat de aanvragers die ook hebben ingediend bij het fonds Duurzame Biomassa Mondiaal te maken krijgen met identieke procedures.
Het onderdeel Duurzame biomassa-import valt onder beschikking N 156/2009 van de Commissie van 1 april 2009 waarbij het Nederlands nationaal kader voor het tijdelijk verlenen van beperkte steunbedragen is goedgekeurd. Onder verwijzing naar punt 4.2.2 van de Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis van 17 december 2008 (PB C 83 van 7 april 2009, p. 1) heeft Nederland dit nationale kader voor het tijdelijk verlenen van beperkte steunbedragen opgesteld en genotificeerd. Op grond van dit kader kunnen Nederlandse overheidsinstellingen beperkte steunbedragen aan kleine, middelgrote of grote ondernemingen in heel Nederland verlenen in de kalenderjaren 2009 en 2010. De verleende goedkeuring door de Europese Commissie van dit kader betekent dat de verlening van deze steun door Nederlandse overheidsinstellingen niet meer behoeft te worden genotificeerd op grond van de staatssteunregels uit het EG-Verdrag. De totale som die tussen 1 januari 2008 en 31 december 2010 op grond van een de minimisverordening en/of de Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis van 17 december 2008 aan één onderneming verleend wordt, zal een bedrag van € 500.000 niet overschrijden.
Primaire landbouwproducenten zijn uitgesloten van de Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis. Voorzover een subsidie-ontvanger een binnen de EU gevestigde primaire landbouwproducent is wordt een subsidie onder de landbouw de-minimisverordening verstrekt. Deze verordening kent een maximaal bedrag van € 7.500 per primaire landbouwproducent per drie belastingjaren.
In dit artikel worden de definities van in dit hoofdstuk gebruikte termen gegeven. Het toetsingskader van de projectgroep Duurzame productie van biomassa (ook bekend als de Cramer-criteria) is als bijlage 13 bij deze regeling opgenomen. Het toetsingskader is ook online te raadplegen op de website van SenterNovem (www.senternovem.nl/duurzamebiomassa-import) en de website van Energietransitie (www.energietransitie.nl), een interdepartementaal initiatief waaraan ook het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit deelnemen.
In dit artikel wordt het doel van de subsidie aangegeven. De activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt moeten bijdragen aan een of meer van de in het tweede lid genoemde wijzen van verduurzaming van de biomassaketen. De activiteiten kunnen bijvoorbeeld bestaan uit investeringen of uit studies. De aanvrager kan in de praktijk gebruik maken van verschillende toetsingskaders: naast het Toetsingskader voor duurzame biomassa zijn er bijvoorbeeld de Round Table for Sustainable Biomass of de Round Table for Sustainable Palm Oil. Toepassing van het Toetsingskader voor duurzame biomassa is niet verplicht. Wel wordt bij de beoordeling van aanvragen het Toetsingskader voor duurzame biomassa als leidraad gebruikt voor het begrip duurzaamheid in de zin van deze regeling.
a. Verduurzaming van de biomassaketen.
Voorbeelden zijn (niet uitputtend):
– testen geschikte teelt of productiewijzen;
– voorbewerking biomassa tot een gewenste productkwaliteit;
– deelname van smallholders;
– gebruik van reststromen;
– inzet van gedegradeerde gronden;
– integratie in huidige landbouwpraktijken;
– sociale en economische effecten voor de lokale economie.
b. Certificering van de duurzame biomassaketen.
Voorbeelden zijn (niet uitputtend):
– het met lokale of nationale stakeholders ontwikkelen van duurzaamheidscriteria die relevant zijn voor de lokale context;
– het opzetten van certificeringsschema’s in de betrokken landen;
– het vergroten van de capaciteit voor auditing en certificering van duurzame biomassaproductie.
c. Tegengaan van ongewenste indirecte effecten van biomassaproductie.
Voorbeelden zijn (niet uitputtend):
– monitoring van macro-effecten van biomassaproductie;
– het verkrijgen van inzicht in het optreden van indirecte effecten, relevant voor de beleidsvorming in de betrokken landen en in Nederland;
– het vergroten van de capaciteit voor macromonitoring in de betrokken landen;
– ondersteuning van de beleidsvorming in de betrokken landen en (als uitvloeisel daarvan) in Nederland.
Uit artikel 3, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies vloeit voort dat alleen in Nederland gevestigde rechtspersonen in aanmerking komen voor subsidie. In artikel 6.2, derde lid, van de TERM wordt bepaald dat naast in Nederland gevestigde entiteiten, ook niet in Nederland gevestigde entiteiten voor subsidie in aanmerking komen, mits zij deelnemen aan een samenwerkingsverband waarvan de penvoerder in Nederland is gevestigd.
De hoogte van de subsidie en het maximumbedrag per aanvrager enerzijds, en per aanvraag anderzijds, worden geregeld in artikel 6.3. In het eerste lid wordt het maximumsubsidiebedrag bepaald. Daarbij wordt in verband met staatssteunregels onderscheid gemaakt tussen ondernemers en niet-ondernemers, primaire landbouwproducenten en niet-primaire landbouwproducenten en binnen en buiten de Europese Unie gevestigde partijen. In onderstaand schema is per categorie subsidie-ontvangers aangegeven welk maximumbedrag geldt. Het maximumbedrag per aanvraag is altijd € 1.000.000.
Subsidie-ontvanger | Maximumbedrag |
---|---|
Niet-ondernemer | € 1.000.000 |
Ondernemer, niet zijnde een primaire landbouwproducent | € 500.000 |
Ondernemer, zijnde een primaire landbouwproducent, gevestigd in de EU | € 7.500 |
Ondernemer, zijnde een primaire landbouwproducent, gevestigd buiten de EU | € 500.000 |
Op grond van artikel 11 van het Kaderbesluit wordt bij de berekening van de subsidiabele kosten gebruik gemaakt van de in artikel 12, 13 en 14 geregelde berekeningswijzen. Het vierde lid van artikel 6.3 bepaalt dat aanvragers die niet in Nederland zijn gevestigd geen gebruik kunnen maken van de vaste-uurtarief-systematiek in artikel 14. De reden hiervoor is dat het vaste uurtarief, in artikel 1.5, tweede lid, van de TERM vastgesteld op € 35, uitgaat van de Nederlandse uurtarieven en geen algemeen uurtarief kan worden bepaald dat rekening houdt met de uiteenlopende uurtarieven in andere landen.
De subsidie op grond van hoofdstuk 6 van de TERM voor een binnen de Europese Unie gevestigde ondernemer valt onder beschikking N 156/2009 van de Commissie van 1 april 2009 waarbij het Nederlands nationaal kader voor het tijdelijk verlenen van beperkte steunbedragen is goedgekeurd. Deze melding is gebaseerd op punt 4.2.2 van de Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis van 17 december 2008 (PB C van 22 januari 2009, C 16/1). Indien een onderneming sinds 1 januari 2008 de-minimis steun heeft ontvangen wordt het subsidiebedrag zodanig verlaagd dat het totale bedrag dat de onderneming aan de minimis steun en steun op grond van beschikking N 156/2009 ontvangt in de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010 niet meer dan € 500.000 bedraagt, overeenkomstig de eisen die de Tijdelijke communautaire kaderregeling aan de steun stelt.
Omdat primaire landbouwproducenten binnen de Europese Unie van de kaderregeling zijn uitgesloten, geldt voor hen de de-minimisverordening voor landbouwproducenten (verordening (EG) nr. 1535/2007). Op basis van deze verordening mag gedurende een periode van drie belastingjaren maximaal € 7.500 per ondernemer aan subsidie worden verleend. Voorzover de criteria in de verordening dat vereisen zal het subsidiebedrag dat op basis van hoofdstuk 6 van de TERM worden verlaagd.
De afwijzingsgrond in het eerste lid geldt aanvullend op de afwijzingsgronden in de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit EZ-subsidies. De duurzaamheidscriteria voor vloeibare biomassa en biobrandstoffen in de richtlijn energie uit hernieuwbare bronnen gelden als minimumeis voor de subsidie. De overige beoordeling van de projecten geschiedt op basis van de duurzaamheidscriteria in het Toetsingskader voor duurzame biomassa.
De aanvragen die na toepassing van de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit EZ-subsidies en het eerste lid van artikel 6.6 niet zijn afgewezen worden gerangschikt aan de hand van de criteria in het tweede lid van artikel 6.6. Het criterium onder a ziet op de effectiviteit van de voorgestelde activiteiten, het criterium onder b ziet op de mate van verduurzaming op punten waar de meeste verbetering nodig is, en het criterium onder c ziet op de opschaling.
Het tweede lid van artikel 6.7 regelt dat de Minister van Economische Zaken kan verzoeken om verstrekking van opgedane kennis. Deze mogelijke verplichting van de subsidie-ontvanger geldt naast de rapportageverplichting die kan worden opgelegd in de beschikking tot subsidieverlening op grond van de artikelen 39 en 43 van het Kaderbesluit EZ-subsidies.
De Minister van Economische Zaken,
M.J.A. van der Hoeven.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-10860.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.