TOELICHTING
Algemeen
Op grond van artikel 2, negende lid, Pensioenwet (PW) en artikel
2, vierde lid, Wet verplichte beroepspensioenregeling (WVB) kunnen nadere
regels worden gesteld met betrekking tot premieovereenkomsten en
kapitaalovereenkomsten waarbij het op de pensioendatum – op te vatten als de
pensioeningangsdatum – beschikbaar komende kapitaal wordt gesplitst in een deel
dat wordt aangewend voor aankoop van een direct ingaande tijdelijke uitkering
en een deel dat later wordt aangewend voor de aankoop van een, op de tijdelijke
uitkering aansluitende, levenslange uitkering (pensioenknip).
De onderhavige regeling stelt deze regels vast en werkt de
splitsing als boven bedoeld nader uit. Daarbij wordt ook bepaald onder welke
voorwaarden deze uitkeringen en daarbij horende uitkeringen voor nabestaanden
worden gelijkgesteld met een pensioen in de zin van de PW en WVB. Aangezien een
gesplitst aangekochte uitkering wordt gelijkgesteld met pensioen in de zin van
de PW/WVB, zijn de PW-/WVB-bepalingen in beginsel van toepassing.
Levenslang ouderdomspensioen (artikel 15 PW, artikel 31
WVB)
Artikel 3a, tweede lid, bepaalt dat een gesplitst pensioen
voldoet aan artikel 15 PW/31 WVB als het ouderdomspensioen betreft. Dat laatste
is noodzakelijk om een gesplitst pensioen te kunnen aanmerken als levenslang
uit te keren ouderdomspensioen in de zin van de PW/WVB.
Duur van de periode tussen de inkoop van de tijdelijke en de
levenslange uitkering
De duur van de in eerste instantie in te kopen, tijdelijke
uitkering wordt bepaald op maximaal vijf jaar. Pensioenuitvoerders kunnen
ervoor kiezen tijdelijke uitkeringen voor een standaard duur aan te bieden
(bijvoorbeeld vijf jaar, of drie jaar). Ook is het toegestaan niet voor alle
gepensioneerden dezelfde standaard duur te stellen, maar deze – uiteraard
binnen de grens van vijf jaar – af te stemmen op de behoefte van
gepensioneerden.
Degenen die hun pensioen gesplitst aankopen krijgen de
mogelijkheid om al tijdens de looptijd van de tijdelijke uitkering met het
resterend kapitaal (als bedoeld in artikel 3d) een levenslange uitkering in te
kopen. Daaraan kan behoefte bestaan, bijvoorbeeld als betrokkenen van oordeel
zijn dat op een bepaald moment binnen de periode van de tijdelijke uitkering de
beurskoersen en rentestanden zodanig zijn dat het financieel aantrekkelijk is
om op dat moment de levenslange uitkering in te kopen. Vanaf dat moment lopen
zij dan geen beurs- of renterisico meer.
Zoals boven aangegeven is geregeld dat de levenslange uitkering
wordt ingekocht tijdens de uitkeringsperiode van de tijdelijke uitkering. In de
reguliere situatie, waarin géén sprake is van gesplitst aankopen van pensioen,
is de pensioendatum het (uiterste) moment waarop in geval van een kapitaal- of
premieovereenkomst de pensioenuitkering moet worden ingekocht. Als gekozen is
voor gesplitste aankoop, ligt er echter daarna nog een moment waarop een
uitkering moet worden ingekocht, namelijk bij inkoop van de levenslange
uitkering. Hoewel het kapitaal niet voor een ander doel kan worden gebruikt (in
verband met het verbod op afkoop), is dat extra moment aanleiding om de aankoop
van de levenslange uitkering van rechtswege te regelen. Dat houdt in dat als de
pensioengerechtigde nog geen uitkering heeft gekocht en ook niet in het laatste
jaar van de tijdelijke uitkering binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde
termijn de levenslange uitkering inkoopt, de pensioenuitvoerder dat doet. De
pensioenuitvoerder zal daarbij het resterende kapitaal, waarvoor de dan
geldende beurskoersen en rentestanden bepalend zijn, gebruiken voor de inkoop
van een levenslange uitkering voor de pensioengerechtigde tegen de dan geldende
tarieven van de pensioenuitvoerder.
Zo wordt voor de specifieke, tijdelijke situaties waarin
gesplitste aankoop mogelijk is, buiten twijfel gesteld dat de levenslange
uitkering daadwerkelijk wordt ingekocht.
Hoog/laag (artikel 63 PW/artikel 75 WVB)
Artikel 63, eerste lid, onderdeel a, PW en artikel 75, eerste
lid, onderdeel a, WVB schrijven voor wat de maximale variatie mag zijn in de
hoogte van de pensioenuitkering (100:75) en bepalen tevens dat de mate van
variatie uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen vast moet staan. In
geval gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot splitsen van het pensioen,
kan dat spanning opleveren met deze bepaling. Ten tijde van de koop van de
tijdelijke uitkering is nog niet bekend hoe hoog de op de tijdelijke uitkering
aansluitende levenslange uitkering zal zijn. Het is denkbaar – dat is ook de
achtergrond van het toestaan van de mogelijkheid tot gesplitste aankoop – dat
de levenslange uitkering (veel) hoger is dan de uitkering die op de
pensioendatum kon worden gekocht, waardoor deze uitkering in vergelijking met
de tijdelijke uitkering niet binnen de marges van de maximale variatie zou
blijven. Oogmerk van de mogelijkheid van gesplitste aankoop is dat
gepensioneerden niet worden gedwongen om op pensioendatum het totale pensioen
te moeten inkopen tegen de dan bekende tarieven (beleggingswaarde, rentestand),
maar de mogelijkheid krijgen om te kunnen profiteren van mogelijk stijgende
beurskoersen en rentestanden. Als een te forse stijging van de uitkering
vervolgens niet wordt toegestaan omdat de eerder aangehaalde maximale variatie
van toepassing zou zijn, werkt dat de bedoeling en de effectiviteit van de
mogelijkheid tot gesplitste pensioenaankoop tegen.
Artikel 3b bepaalt daarom dat de hoogte van de tijdelijke
uitkering wordt vastgesteld alsof op de pensioendatum een levenslange uitkering
is gekocht waarbij – indien de hoogte van de tijdelijke uitkering wordt bepaald
met inachtneming van de maximale variatie zoals neergelegd in de zojuist
aangehaalde artikelen – voldaan wordt aan artikel 63, eerste lid, onderdeel a,
PW en artikel 75, eerste lid, onderdeel a, WVB. Op pensioendatum moet de hoogte
van de tijdelijke uitkering zich dus bevinden binnen de marge 100:75 ten
opzichte van de levenslange uitkering die op pensioendatum zou kunnen worden
ingekocht. Ook als de daadwerkelijke verhouding tussen de hoogte van de
tijdelijke en levenslange uitkering buiten deze verhouding treedt, wat pas
duidelijk wordt bij de aankoop van de levenslange uitkering, levert dit geen
spanning op met de zojuist aangehaalde PW-/WVB-artikelen. Als onder invloed van
de ontwikkeling van de beurskoersen en rentestanden, de levenslange uitkering
méér dan 25% afwijkt van de tijdelijke uitkering, is dat dus toegestaan.
De levenslange uitkering zelf mag in de tijd niet variëren
(behoudens indexatie).
Informatiebepalingen
Het is voor degenen die van de mogelijkheid van gesplitste
aankoop gebruik maken van belang om jaarlijks geïnformeerd te worden over de
waarde van de beleggingen (kapitaal), alsmede over de met die waarde in te
kopen pensioenuitkering. In de onderhavige regeling wordt dit bepaald. Doel van
deze informatieverstrekking is dat betrokkenen weloverwogen het moment kunnen
kiezen waarop zij de uitgestelde, levenslange pensioenuitkering aankopen. Zodra
het resterend kapitaal is aangewend en de op de tijdelijke uitkering
aansluitende levenslange uitkering is ingekocht, hoeft de zojuist bedoelde
informatie niet meer te worden verstrekt.
Voor bovenstaande informatieverstrekking mogen
pensioenuitvoerders kosten in rekening brengen, net zoals dat thans voor het op
verzoek verstrekken van soortgelijke informatie vóór pensioendatum geldt.
Risicoprofiel beleggingen voor levenslange uitkering
Doel van het splitsen van de aankoop van de pensioenuitkering
is het kunnen profiteren van eventueel stijgende beurskoersen en rentestanden,
omdat niet de koersen en standen van één moment, nl. de pensioendatum, bepalend
zijn voor de hoogte van het in te kopen pensioen.
Als life cycle beleggen zou worden voorgeschreven, wat inhoudt
dat naarmate het moment nadert waarop het pensioen moet worden ingekocht
(doorgaans de pensioendatum) het risicoprofiel van de beleggingen van het
resterend kapitaal moet afnemen, zou dat feitelijk inhouden dat alle
risicovolle waarden verkocht moeten worden aan het begin van de periode van de
tijdelijke uitkering. Dat zou betekenen dat degenen die hun pensioen gesplitst
aankopen, alsnog niet kunnen profiteren van stijgende beurskoersen, omdat de
risicovolle waarden zijn verkocht.
Daarom regelt artikel 3d, eerste 1, dat tijdens de periode van
de tijdelijke uitkering de pensioenuitvoerder zodanig moet beleggen dat het
risicoprofiel van de beleggingen van het resterend kapitaal gelijk blijft of
afneemt. De samenstelling van die beleggingen moet zodanig zijn dat risico’s
vergelijkbaar of lager zijn dan op het moment van inkoop van de tijdelijke
uitkering.
Gepensioneerden kunnen ervoor kiezen zelf verantwoordelijkheid
te nemen voor de beleggingen van het resterend kapitaal. In geval van
gesplitste aankoop van pensioen moet de pensioenuitvoerder tijdens de periode
van de tijdelijke uitkering adviseren in de richting van hetzelfde of een lager
risicoprofiel. Bovenstaande lijn wordt daarbij dus doorgetrokken.
Als gekozen is voor gesplitste aankoop kunnen zo tussentijds
risico’s worden afgewend (dit nog naast de mogelijkheid om binnen de periode
van maximaal vijf jaar alvast de levenslange uitkering in te kopen). Echter, er
is tevens de mogelijkheid om de bestanddelen van de beleggingsmix zoals die
bestaan op pensioendatum, te handhaven, wat wenselijk kan zijn om te kunnen
profiteren van een mogelijke stijging van de aandelenkoersen van die
bestanddelen.
Informeren over en meewerken aan gesplitste aankoop pensioen
door pensioenuitvoerder bij pensioenkapitaal van ten minste € 10.000
Pensioengerechtigden dienen door hun pensioenuitvoerder
geïnformeerd te worden over de mogelijkheid tot gesplitste aankoop. Vervolgens
kunnen pensioengerechtigden verzoeken om toepassing van de pensioenknip.
Pensioenuitvoerders zijn verplicht om mee te werken aan dergelijke verzoeken.
Hieraan ligt ten grondslag dat het wenselijk is dat de pensioenknip niet een
slechts theoretische mogelijkheid is voor pensioengerechtigden. Het moeten
splitsen van de aankoop van pensioenuitkeringen als een gepensioneerde daarom
verzoekt, zal leiden tot extra uitvoeringskosten welke tussen
pensioenuitvoerders zullen uiteenlopen. Deze kosten maken gesplitste aankoop
financieel minder aantrekkelijk voor zowel de pensioenuitvoerder als de
(gewezen) deelnemer als de waarde van de beleggingen beperkt is. Daarom geldt
de zojuist geformuleerde verplichting tot meewerken aan de pensioenknip niet
als het kapitaal of de beleggingswaarde beperkt is. Als grens wordt gehanteerd
een pensioenkapitaal van in totaliteit € 10.000.
Gesplitst partnerpensioen
Een eventueel partnerpensioen ‘volgt’ de voor het
ouderdomspensioen gemaakte keuze. Als het ouderdomspensioen gesplitst wordt
aangekocht, betekent dat een splitsing in de dekking voor een eventueel
partnerpensioen. Als gekozen is voor een partnerpensioen, wordt tijdens de
periode van een tijdelijke uitkering een tijdelijke partnerpensioendekking
geboden. Tijdens de periode van de aansluitende, levenslange uitkering kan de
partnerpensioendekking worden voortgezet.
Overigens hebben ook ex-partners met een bijzonder
partnerpensioen, in geval van vooroverlijden van de deelnemer, alsmede
ex-partners met een geconverteerd pensioenrecht, de mogelijkheid om hun
partnerpensioen of geconverteerd pensioenrecht gesplitst in te kopen.
Tijdelijke mogelijkheid tot gesplitste aankoop
De pensioenknip is slechts mogelijk indien de feitelijke
ingangsdatum van de tijdelijke pensioenuitkeringen vóór 1 januari 2014 ligt.
Daarmee wordt de mogelijkheid tot gesplitste inkoop geboden voor degenen die
uiterlijk 31 december 2013 hun pensioen dienen in te kopen. De reden voor deze
tijdelijkheid ligt daarin, dat de zorgplicht van pensioenuitvoerders bij
premieovereenkomsten in de structurele situatie toereikend is om het
conversierisico (het risico dat de beleggingen vlak voor de pensioendatum
minder waard worden, met als gevolg een lagere pensioenuitkering) te beheersen.
Thans heeft deze zorgplicht nog maar beperkte betekenis, omdat deze pas recent
- met de inwerkingtreding van de PW – is geïntroduceerd. In die zin is de
tijdelijke mogelijkheid tot gesplitste aankoop op te vatten als een
overgangsmaatregel. Daarnaast is het zo dat in de structurele situatie het
conversierisico kan worden beheerst. Sociale partners kunnen in de
pensioenregeling opnemen dat vóór de pensioendatum reeds met de dan ingelegde
premies alvast een uitgestelde pensioenuitkering kan worden ingekocht tegen de
dan geldende tarieven. Dit is echter niet van betekenis voor degenen die thans
met pensioen gaan en die de eerdere mogelijkheid van inkoop van een uitkering
niet hebben benut.
Ook voor kapitaalovereenkomsten wordt de mogelijkheid tot
gesplitste inkoop tijdelijk geboden. Als reden voor de tijdelijkheid van deze
mogelijkheid geldt ten eerste dat daarmee wordt aangesloten bij de tijdelijke
mogelijkheid tot gesplitste aankoop bij premieovereenkomsten. Daarnaast geldt
ook voor kapitaalovereenkomsten in de structurele situatie de optie van inkoop
van een uitgestelde uitkering vóór pensioendatum.
Geen wijziging in shop- en uitruilmogelijkheden
Voor de duidelijkheid zij gemeld dat de mogelijkheid tot
gesplitste inkoop niets verandert aan het enige wettelijk verplichte moment
waarop de mogelijkheid tot shoppen moet worden geboden, nl. op pensioendatum
(artikelen 80 en 81 PW / artikelen 89 en 90 WVB). Het is dus niet zo dat ook op
het moment waarop de tweede, levenslange uitkering wordt ingekocht, het
aanbieden van de mogelijkheid tot shoppen verplicht wordt.
Ook in de bestaande mogelijkheden tot uitruilen van ouderdoms-
en nabestaandenpensioen (artikelen 60, 61 en 62 PW/artikelen 72, 73 en 74 WVB)
brengt deze regeling geen wijziging. De wettelijke verplichting om op
pensioendatum te kunnen ruilen, blijft ongewijzigd. Dat houdt in dat het niet
zo is dat ook op het moment waarop de tweede, levenslange uitkering wordt
ingekocht, de mogelijkheid tot ruilen geboden moet worden. Bij het uitruilen
van ouderdoms- en nabestaandenpensioen blijven de fiscale grenzen gelden als
bedoeld in artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964.
Fiscale regelgeving
Voor de toepassing van de fiscale regelgeving bestaat een
handreiking pensioenknip in verband met een lage rentestand. Deze handreiking
is van belang voor pensioengerechtigden van wie het pensioen is verzekerd door
middel van een kapitaalverzekering met pensioenclausule. De werkingssfeer van
de handreiking zal worden aangepast aan de nieuwe mogelijkheden ingevolge de PW
en de WVB voor kapitaalovereenkomsten en premieovereenkomsten.
De handreiking is te vinden op de website
www.belastingdienstpensioensite.nl.
De Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.P.H. Donner.