Bij het aanvraagformulier worden de volgende bijlagen
gevoegd:
Binnen enkele dagen na ontvangst van uw aanvraag, krijgt u een
ontvangstbevestiging toegestuurd. Gecontroleerd wordt of uw aanvraag volledig
en duidelijk is ingevuld. Vervolgens wordt beoordeeld of uw aanvraag voldoet
aan de vooraarden van de Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke
afvalstoffen. Het kan zijn dat SenterNovem contact met u opneemt met het
verzoek een en ander nader toe te lichten of aan te vullen.
Binnen enkele dagen na ontvangst van uw wijziging, krijgt u een
ontvangstbevestiging toegestuurd. Gecontroleerd wordt of uw wijziging volledig
en duidelijk is ingevuld. Vervolgens wordt beoordeeld of uw wijziging voldoet
aan de voorwaarden van de Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke
afvalstoffen. Het kan zijn dat SenterNovem contact met u opneemt met het
verzoek een en ander nader toe te lichten of aan te vullen.
Binnen enkele dagen na ontvangst van uw aanvraag, krijgt u een
ontvangstbevestiging toegestuurd. Gecontroleerd wordt of uw melding volledig en
duidelijk is ingevuld. Het kan zijn dat SenterNovem contact met u opneemt met
het verzoek een en ander nader toe te lichten of aan te vullen.
Binnen enkele dagen na ontvangst van uw aanvraag, krijgt u een
ontvangstbevestiging toegestuurd. Gecontroleerd wordt of uw melding volledig en
duidelijk is ingevuld. Het kan zijn dat SenterNovem contact met u opneemt met
het verzoek een en ander nader toe te lichten of aan te vullen.
TOELICHTING
I Algemeen
Hoofdstuk 1 Inleiding
Deze regeling strekt ter implementatie van beschikking nr.
2003/33/EG van de Raad van de Europese Unie van 19 december 2002 tot
vaststelling van criteria en procedures voor het aanvaarden van afvalstoffen op
stortplaatsen overeenkomstig artikel 16 en bijlage II van Richtlijn 1999/31/EG
betreffende het storten van afvalstoffen (PbEG L 11) (hierna: Beschikking
aanvaarding afvalstoffen op stortplaatsen). Het voorziet daartoe in een
wijziging van de Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke
afvalstoffen (hierna: Regeling melden).
De Beschikking aanvaarding afvalstoffen op stortplaatsen is
tevens voor een deel omgezet in het Besluit stortplaatsen en stortverboden
afvalstoffen (hierna: Bssa), het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en
gevaarlijke afvalstoffen, het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer
en het Stortbesluit bodembescherming (Besluit van 12 juni 2009,
Stb. 250)
(hierna: wijzigingsbesluit). Daarnaast is een deel van deze beschikking omgezet
in de Regeling acceptatie afvalstoffen op stortplaatsen.
In het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke
afvalstoffen (hierna: Bm), zoals deze is gewijzigd bij het wijzigingsbesluit is
in een aantal artikelen de bevoegdheid opgenomen om bepaalde onderwerpen uit te
werken in een ministeriële regeling. Deze uitwerking is opgenomen in de
onderhavige regeling. Het gaat om de volgende onderwerpen:
a. nadere regels omtrent de monsterneming, de analyse van
monsters en de registratie (artikel 10a, vijfde lid, onder a, van het Bm);
b. aanwijzing categorieën van afvalstoffen die in ieder geval
worden aangemerkt als categorieën van afvalstoffen waarvan het uitlooggedrag en
de samenstelling algemeen bekend zijn of ten aanzien waarvan het technisch niet
mogelijk is deze te testen of te onderwerpen aan passende testmethoden (artikel
10a, vijfde lid, onder b, van het Bm);
c. aanwijzing van de website waarop de lijst met erkende
personen en instellingen voor monsterneming beschikbaar wordt gesteld (artikel
12b, vierde lid, van het Bm);
d. vaststelling van een formulier voor de aanvraag om een
erkenning (artikel 12c, eerste lid, van het Bm);
e. nadere regels met betrekking tot de gegevens, behorende bij
de aanvraag om erkenning (artikel 12c, derde lid, van het Bm);
f. vaststelling van een formulier voor het verzoek om een
wijziging van de erkenning (artikel 12e, tweede lid, van het Bm);
g. vaststelling van een formulier voor de melding van een
faillissement of surseance van betaling ( artikel 12i van het Bm);
h. vaststelling van een formulier voor de melding van een
schorsing of intrekking van een certificaat voor monsterneming (artikel 12j van
het Bm).
De hiervoor genoemde onderwerpen zijn in de onderhavige regeling
uitgewerkt.
Hoofdstuk 2 Notificatie
Deze regeling bevat eisen met betrekking tot diensten die onder
de reikwijdte van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (Pb EU van
27 december 2006, nr. L 376) (hierna: de dienstenrichtlijn) vallen. Het gaat
hierbij om de eisen die betrekking hebben op de monsterneming (artikelen 6b en
6c van de Regeling melden) en de analyse van monsters (artikel 6e van de
Regeling melden) en de eisen met betrekking tot de erkenning van monsternemers
(artikel 6h van de Regeling melden). Deze regeling wordt om die reden aangemeld
bij de Europese Commissie..
De regeling bevat geen technische voorschriften in de zin van
richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese
Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van
normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de
informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG
van 20 juli 1998 (PbEGL 217).
Hoofdstuk 3 Inhoud van de regeling
3.1 Inleiding
De nieuwe bepalingen zijn alleen van toepassing op de
korrelvormige afvalstoffen die ingevolge het bepaalde bij of krachtens het Bm
moeten worden getest op uitloging en samenstelling. De test voor de
omschrijving van de te storten afvalstof, die door de aanbieder/ontdoener wordt
uitgevoerd, heeft betrekking op alle parameters uit de bijlage bij het Bssa. In
de nota van toelichting (paragraaf 4.2.2) bij het wijzigingsbesluit is
uitgebreid ingegaan op de tests bij de omschrijving.
De onderhavige wijziging van de Regeling melden omvat in de
eerste plaats een aantal nadere regels over de monsterneming en analyse van
monsters en registratie als bedoeld in artikel 10a, vijfde lid, van het Bm
(artikelen 6b, 6c en 6d) en uitzonderingen op de verplichting tot monsterneming
en analyse (artikel 6f). Voor de monsterneming wordt verwezen naar
beoordelingsrichtlijn (BRL) 1000 en het VKB-protocol 1004.
Voor de analyse van de monsters wordt verwezen naar het
Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en
korrelvormige afvalstoffen (hierna: AP04), zoals vastgesteld door het
Accreditatiecollege Bodembeheer, ondergebracht bij de Stichting Infrastructuur
kwaliteitsborging Bodembeheer te Gouda.
In artikel 6h worden verschillende formulieren vastgesteld
die verband houden met de erkenning van een monsternemer (artikel 12b van het
Bm).
3.2 Analysemethoden voor korrelvormige afvalstoffen
Om het uitlooggedrag van afvalstoffen te kunnen bepalen,
wordt een uitloogproef uitgevoerd. Met een uitloogproef wordt het gedrag van
een materiaal in het laboratorium gesimuleerd om het gedrag over middellange en
lange termijn in de praktijk te voorspellen.
Bij uitloogonderzoek wordt de mate van het contact tussen het
materiaal en het water uitgedrukt in liquid/solid (L/S)-verhouding. De
L/S-verhouding is de verhouding tussen de bij de uitloogtest gebruikte
hoeveelheid vloeistof (in liters) en de hoeveelheid in behandeling genomen
materiaal (in kilogram droge stof). De L/S-verhouding vervult de functie van de
tijdschaal. De relatie tussen deze relatieve tijdschaal en de werkelijke
tijdschaal wordt gegeven door de snelheid waarmee een bepaalde L/S-verhouding
in een praktijksituatie kan worden bereikt. Een lage L/S-verhouding heeft
betrekking op de korte termijn, een hogere op de langere termijn.
Vooralsnog wordt voor de analyse bij zowel de omschrijving als
de controle uitgegaan van het uitvoeren van een schudproef L/S = 10 l/kg bij
een deeltjesgrootte < 10 mm, (opgenomen in de tabellen 1.2, 2.1 en 3.1 van
de bijlage bij het Bssa). Het zuurbindend vermogen (ZBV) behoeft in dit kader
slechts indicatief te worden vastgesteld. Daarom volstaat het bepalen van het
ZBV tot een neutrale pH (7.0).
Europese afvalstoffenlijst (Eural)
Los van de eisen die aan te storten afvalstoffen worden
gesteld op het punt van uitloging, moeten complementaire afvalstoffen nu reeds
worden getoetst aan de Eural om vast te stellen of er sprake is van gevaarlijk
of niet-gevaarlijk afval. Voor deze toetsing kan het noodzakelijk zijn het
afval te analyseren op de samenstelling, waaronder de gehalten aan BTEX, PCB’s,
minerale olie en/of PAK’s.
Per te meten parameter zijn verschillende normmethoden
opgenomen. Het uitvoerend laboratorium is vrij in het maken van een keuze uit
de voorgeschreven methoden.
Er bestaat geen verplichting voor het meten van de
redoxpotentiaal. Om meer inzicht te krijgen in de eigenschappen van de
betreffende afvalstof, kan het echter zinvol zijn deze wel te meten. Hiervoor
kan ISO 11271 (bepaling redoxpotentiaal in bodem) worden gehanteerd.
3.3 Uitzonderingen op verplichtingen tot testen
In veel gevallen hoeven afvalstoffen niet (meer) te worden
getest. De meeste uitzonderingen op de verplichting tot testen zijn opgenomen
in artikel 10a van het Bm. Daarnaast zijn in de bijlage in onderdeel D van de
Regeling melden (zie bijlage bij deze regeling) categorieën afvalstoffen
aangewezen die eveneens niet getest hoeven worden. Dit overzicht kan in de
toekomst nog uitgebreid worden.
Hoofdstuk 4 Gevolgen van deze regeling
4.1 Milieueffecten
Voor een overzicht van de milieu-effecten van deze regeling
wordt verwezen naar paragraaf 5.1 van de nota van toelichting bij het
wijzigingsbesluit
4.2 Lasten voor het bedrijfsleven
4.2.1 Bedrijfseffecten, niet zijnde administratieve
lasten
Op basis van de uitgevoerde bedrijfseffectentoets is
geconcludeerd dat de effecten van deze regeling vrijwel uitsluitend van
betekenis zijn voor het onderdeel administratieve lasten. De regeling brengt
voor het overige geen bedrijfseffecten met zich die niet al zijn beschreven bij
de bedrijfseffectentoets van het wijzigingsbesluit. Kortheidshalve wordt daarom
verwezen naar paragraaf 5.2.1 van de nota van toelichting bij het
wijzigingsbesluit.
4.2.2 Administratieve lasten
De administratieve lasten vloeien niet alleen uit het
wijzigingsbesluit, maar ook uit deze regeling voort. Paragraaf 5.2.2 van de
nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit bevat een overzicht van alle
administratieve lasten.
4.3 Bestuurlijke lasten
Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.3 van de nota van
toelichting bij het wijzigingsbesluit, dat ook betrekking heeft op de
bestuurlijke lasten van deze regeling.
4.4 Toezicht en handhaving
Deze regeling zal leiden tot accentverschuivingen met
betrekking tot het toezicht op en de bestuursrechtelijke handhaving van de
regels voor het storten van afvalstoffen op stortplaatsen. Hiervoor wordt
verwezen naar hoofdstuk 6 van de nota van toelichting bij het
wijzigingsbesluit.
II Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
De activiteiten in het kader van de monsterneming en analyse
zijn aan te merken als diensten waarop de Dienstenrichtlijn van toepassing is.
Dit geldt eveneens voor de accreditatie van de laboratoria die de analyse van
monsters uitvoeren. In deze regeling wordt met betrekking tot de monsterneming
en analyse van monsters verwezen naar richtlijnen, protocollen en
accreditatieprogramma’s die niet van publiekrechtelijke aard zijn. In het
nieuwe derde lid van artikel 1 wordt een zogenoemde clausule van wederzijdse
erkenning opgenomen voor dergelijke normdocumenten die zijn vastgesteld of
aangewezen in een andere lidstaat van de Europese Unie. Hiermee is de regeling
in overeenstemming met de Dienstenrichtlijn.
Onderdeel B
Artikel 6b
Of de afvalstof op uitloging en samenstelling geanalyseerd
moet worden en daarvoor bemonsterd moet worden, is van meerdere aspecten
afhankelijk (bijvoorbeeld of het afval gevaarlijk is of niet, het type
stortplaats waar het afval gestort gaat worden, de korrelgrootte, etc.).
De schatting van de deeltjesgrootte dient voldoende
nauwkeurig te zijn om de verplichtingen die voortvloeien uit het VKB-protocol
1004 uit te kunnen voeren.
Artikel 6f
In veel gevallen hoeven afvalstoffen niet (meer) te worden
getest. De meeste uitzonderingen op de verplichting tot testen zijn opgenomen
in artikel 10a, tweede lid, van het Bm. In de Regeling melden zijn in de
bijlage (onderdeel D) categorieën van afvalstoffen opgenomen waarop deze
uitzondering van toepassing is.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip dat het
wijzigingsbesluit in werking treedt.
De Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J.M. Cramer.