Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2009, 10579 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2009, 10579 | Besluiten van algemene strekking |
Categorie: Strafvordering
Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130, lid 4 Wet RO
Afzender: College van Procureurs-Generaal
Adressaat: Hoofden van de parketten
Registratienummer: 2009R004
Datum vaststelling: 11-05-2009
Datum inwerkingtreding: 01-07-2009
Geldigheidsduur: 30-06-2013
Publicatie: PM
Vervallen: Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers (2007R006)
Relevante beleidsregels OM: Handleiding werkwijze ten aanzien van meerderjarige zeer actieve veelplegers (2009H003); Aanwijzing formulier risicoprofiel en executie-indicator (2008A014)
Aanwijzing OM-afdoening (2008A028)
Bijlage: –
Deze richtlijn regelt het strafvorderingsbeleid bij meerderjarige stelselmatige daders en overige veelplegers.
Het beleid ten aanzien van meerderjarige stelselmatige daders is erop gericht het criminele gedrag feitelijk onmogelijk te maken door middel van langdurige vrijheidsbeneming, als maatregel opgelegd. De artikelen 38m t/m u van het Wetboek van Strafrecht maken het mogelijk om stelselmatige daders maximaal twee jaar van hun vrijheid te beroven door plaatsing in een zogeheten Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD). Als er aanknopingspunten zijn voor gedragsverandering (gemeten met behulp van het diagnose-instrument RISc), biedt langdurige vrijheidsbeneming tegelijkertijd de mogelijkheid programma’s aan te bieden die gericht zijn op gedragsverandering, om daarmee het risico van recidive te beperken. Ook kan doorplaatsing naar de geestelijke gezondheidszorg plaatsvinden of kan plaatsing volgen in een bijzondere zorgvoorziening binnen het gevangeniswezen. Daarvoor moeten wel aanknopingspunten aanwezig zijn op grond van indicatiestelling door een gedragskundige, onder regie van het NIFP.
Naast de wettelijk vastgelegde vereisten gelden voor het vorderen van de ISD-maatregel twee uitgangspunten:
– er moet capaciteit voor de tenuitvoerlegging beschikbaar zijn (landelijk zijn 1000 budgettaire plaatsen beschikbaar die sinds de inwerkingtreding van de wet ruim toereikend zijn gebleken; het complexe verdeelsysteem van ‘trekkingsrechten’ per arrondissement is om die reden losgelaten);
– de verdachte is niet ontoerekeningsvatbaar in de zin van art. 39 WvSr.
Andere eisen aan de vordering van de ISD-maatregel, zoals destijds opgenomen in de vervallen Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers (2004R004), worden niet meer gesteld.
Vervallen zijn dus de volgende aanvullende eisen voor het vorderen van de ISD-maatregel:
– de verdachte is in voorlopige hechtenis gesteld en deze is niet geschorst of opgeheven;
– het nog ‘openstaande’ (nog ten uitvoer te leggen) onherroepelijke strafrestant bedraagt niet meer dan vier maanden (enkelvoudig dan wel cumulatief, en inclusief omrekening naar vervangende hechtenis);
– de verdachte is geen illegaal in Nederland verblijvende vreemdeling;
– het is aannemelijk dat de rechter een ISD-maatregel zal bevelen voor de duur van tenminste één jaar.
Op deze onderwerpen wordt in de richtlijn afzonderlijk ingegaan.
Nieuw in de richtlijn is een paragraaf over de vordering van de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm. Ook wordt bij gebrek aan duidelijkheid hierover in de wet ingegaan op de vraag welk rechterlijk forum (in eerste instantie) bevoegd is tot tussentijdse toetsing van de maatregel.
Nieuw is dat ook voor ‘gewone’ veelplegers kan worden afgeweken van de algemene richtlijnen voor strafvordering opgenomen in de Aanwijzing Kader voor Strafvordering.
Voor zogenaamde ‘overlastveelplegers’, ofwel veelplegers die veelvuldig overlastfeiten plegen in de publieke ruimte (overtredingen), geldt thans geen specifiek strafvorderingsbeleid. Evenmin gelden landelijke definities voor deze veelplegers. In diverse arrondissementen worden inmiddels ‘best practices’ beproefd, die op termijn tot landelijk vastgesteld strafvorderingsbeleid zouden kunnen leiden.
In deze richtlijn worden de volgende definities gehanteerd:
a. Een ‘veelpleger’ is een persoon van 18 jaar of ouder die in zijn gehele criminele verleden meer dan tien processen-verbaal (pv’s)1 tegen zich zag opgemaakt, waarvan tenminste één in het peiljaar (het afgelopen kalenderjaar).
b. Een ‘zeer actieve veelpleger’ is een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren meer dan tien pv’s tegen zich zag opmaken, waarvan tenminste één in het peiljaar (het afgelopen kalenderjaar) of in het lopende kalenderjaar.2
c. Een ‘stelselmatige dader’3 is een zeer actieve veelpleger die verdacht wordt van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, die in de vijf jaren voorafgaand aan het gepleegde feit ten minste drie maal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld4 tot een vrijheidsbenemende of vrijheidsbeperkende straf of maatregel dan wel een taakstraf, die ook ten uitvoer zijn gelegd. Deze personen kunnen in aanmerking komen voor toepassing van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (cf. de Wet ISD, artt. 38m t/m 38u WvSr).5
In deze richtlijn worden regels gesteld omtrent de strafvordering bij meerderjarige veelplegers en stelselmatige daders.
De ISD-maatregel kan alleen worden gevorderd bij stelselmatige daders. De maatregel kan blijkens de parlementaire geschiedenis niet samen met een gevangenisstraf worden gevorderd, zoals bevestigd in een arrest van de Hoge Raad van 21 maart 2006, LJN AV1161. De vordering tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde (deels) voorwaardelijke vrijheidsstraf in combinatie met een vordering ISD-maatregel voor het nieuwe feit is mogelijk, maar niet wenselijk.
Is aan de wettelijk gestelde eisen in artikel 38m WvSr voldaan, dan kan het OM de ISD-maatregel vorderen. Bij de vordering wordt voorts rekening gehouden met de volgende twee uitgangspunten:
a. Er is capaciteit voor de tenuitvoerlegging beschikbaar.
Toelichting. Voor de ISD-maatregel is vooralsnog zowel in budget als in (cel)plaatsen beperkte capaciteit beschikbaar. Conform de wens van de wetgever moet worden afgezien van een vordering als de maatregel niet ten uitvoer kan worden gelegd (er is bijvoorbeeld helemaal geen capaciteit), of als het hoogst onwaarschijnlijk is dat de maatregel binnen een redelijke termijn geëxecuteerd kan worden (de beschikbare capaciteit is zodanig bezet dat het niet mogelijk is om binnen een termijn van drie maanden te beginnen met de tenuitvoerlegging). Het systeem van ‘trekkingsrechten’ per arrondissement is echter afgeschaft. Dit betekent dat de beschikbare capaciteit voor het OM als geheel toegankelijk is. De ISD-inrichtingen hebben een lokale, regionale of landelijke bestemming. In eerste aanleg wordt door de officier van justitie aangegeven of capaciteit beschikbaar is; in tweede aanleg hoeft de advocaat-generaal dit niet nog eens aan te geven. Als in eerste aanleg geen ISD is gevorderd en in tweede aanleg wel, gaat de advocaat-generaal via het eerstelijnsparket na of capaciteit beschikbaar is.
b. De stelselmatige dader is niet ontoerekeningsvatbaar als bedoeld in artikel 39 WvSr.
Toelichting. Als bij de verdachte sprake is van een zodanige gebrekkige ontwikkeling of stoornis in zijn geestvermogens dat hem op grond van het oordeel van gedragskundigen het strafbare feit niet kan worden toegerekend, dan zal naar opname in een psychiatrisch ziekenhuis of een andere ggz-instelling moeten worden gestreefd. Het ligt voor de hand om bij ontoerekeningsvatbare stelselmatige daders plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex art. 37 WvSr te vorderen, of een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet BOPZ bij de civiele rechter. Daarmee wordt voorkomen dat de dader later, tijdens de tenuitvoerlegging van de maatregel, alsnog doorgeplaatst moet worden naar de ggz omdat er binnen de penitentiaire inrichting of binnen het gevangeniswezen geen geschikte zorgvoorzieningen voor de veroordeelde zijn. BOPZ-plaatsing kan ook de voorkeur hebben omdat bij doorplaatsing vanuit de ISD-maatregel de rechtspositie van de BOPZ niet op de veroordeelde van toepassing is; doorplaatsing naar een BOPZ aangemerkte instelling kan dus alleen op basis van vrijwilligheid plaatsvinden en dwangbehandeling is niet mogelijk.
Voorlopige hechtenis
Met name vanwege het beveiligingskarakter van de maatregel verdient het de voorkeur dat de stelselmatige dader in voorlopige hechtenis is gesteld en de voorlopige hechtenis niet is geschorst of opgeheven. Als de voorlopige hechtenis wel is geschorst of opgeheven, kan de ISD-maatregel toch gevorderd worden. Voorlopige hechtenis is dus geen constitutief vereiste voor de vordering.
Ter executie/afdoening openstaande (vrijheidsbenemende) straffen en maatregelen, strafbeschikkingen, transacties en ‘Mulder-zaken’ (Wahv-sancties)
– Vrijheidsstraffen en vervangende hechtenis (geldboete en taakstraf)
De officier van justitie of de advocaat-generaal (A-G) bepaalt bij de voorbereiding van de vordering in overleg met de executie-officier of de executie-A-G of na het onherroepelijk worden van de maatregel éérst bepaalde, door de rechter reeds opgelegde, (vervangende) vrijheidsstraffen ‘uitgezeten’ moeten worden, voordat met de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt aangevangen.
Hiervan wordt ter zitting mededeling gedaan aan de verdachte en diens raadsman en aan de rechter. Als uitgangspunt voor zijn beoordeling neemt de officier of A-G het criterium in acht dat van tenuitvoerlegging van de desbetreffende (vervangende) vrijheidsstraf niet kan worden afgezien, gelet op de ernst van de door de rechter bewezen verklaarde feiten en/of de belangen van eventuele slachtoffers. Het ambtshalve indienen van een voorwaardelijk gratieverzoek door het OM is dan niet opportuun. Voor eventuele (vervangende) vrijheidsstraffen die niet voorafgaande aan de maatregel ten uitvoer worden gelegd dient het OM zo spoedig mogelijk na het onherroepelijk worden van de ISD-maatregel ambtshalve een voorwaardelijk gratieverzoek in, met een proeftijd van twee jaar gerekend vanaf de (beoogde) einddatum van de maatregel.
Ook de vervangende hechtenis terzake van niet-gratieerbare geldboetes wordt voorafgaande aan de ISD-maatregel ten uitvoer gelegd. Hiervoor wordt gekozen omdat er wettelijk geen mogelijkheid bestaat om voor deze reeds door de rechter opgelegde geldboetes gratie te verlenen. Er rest het OM daarom geen andere mogelijkheid dan de reeds bevolen vervangende hechtenis te executeren, alhoewel het in de regel feiten zal betreffen van geringe ernst en zonder slachtofferbelang. Het CJIB ziet hier namens het OM op toe.
– Vervangende hechtenis schadevergoedingsmaatregel en lijfsdwang ontnemingsmaatregel
De vervangende hechtenis respectievelijk lijfsdwang voor een door de rechter reeds eerder opgelegde schadevergoedingsmaatregel of ontnemingsmaatregel wordt eveneens ten uitvoer gelegd voorafgaande aan de ISD-maatregel. Het CJIB ziet hier namens het OM op toe.
– Communicatie OM-CJIB-DJI
Na de uitspraak waarbij de ISD-maatregel is opgelegd geeft de officier of A-G onverwijld aan het CJIB door welke ‘zaken’ voorafgaande aan de tenuitvoerlegging van de maatregel moeten worden ‘uitgezeten’; het CJIB informeert hierover onverwijld de inrichting waar de verdachte als voorlopig gehechte is gedetineerd. Zodra de maatregel onherroepelijk wordt, worden deze ‘zaken’ aansluitend aan de voorlopige hechtenis ten uitvoer gelegd. Mede afhankelijk van de duur van de nog te ondergane voorafgaande detentie kan de selectiefunctionaris besluiten de veroordeelde alvast over te plaatsen naar de inrichting waar ook de ISD-maatregel ten uitvoer gelegd zal worden.
– Geldboetes die ter inning/incasso openstaan
De executie van nog ter inning/incasso openstaande geldboetes wordt opgeschort en hiervoor wordt voorwaardelijke gratie aangevraagd, uiteraard voor zover deze geldboetes bij wet gratieerbaar zijn.
– Proeftijd
Wordt in de proeftijd opnieuw een misdrijf gepleegd waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, dan geeft de officier of A-G het CJIB de opdracht om de executie van de voorwaardelijk gegratieerde zaken en de executie van de niet-gratieerbare geldboetes (geheel of gedeeltelijk) te hervatten. Wordt in de proeftijd geen misdrijf begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, dan wordt de gratieverlening daarmee onvoorwaardelijk en wordt eveneens definitief afgezien van de executie van de opgeschorte, niet-gratieerbare geldboetes. De executie van deze geldboetes dient dan geen redelijk doel meer.
– Schadevergoedingsmaatregelen en ontnemingsmaatrgelen die ter inning/incasso openstaan
De inning van nog openstaande (nog niet naar vervangende hechtenis/lijfsdwang omgezette) schadevergoedingsmaatregelen en ontnemingsmaatregelen loopt tijdens de ISD-maatregel persoonsgericht door, op basis van een (alsnog met het CJIB te treffen) afbetalingsregeling.
– Transacties inhoudende het betalen van een schadevergoeding
Dat geldt ook voor de (verdere) afdoening van een transactievoorwaarde inhoudende het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer: persoonsgerichte executie op basis van een (alsnog met het CJIB te treffen) afbetalingsregeling.
– Taakstraffen
Voor nog niet naar vervangende hechtenis omgezette taakstraffen geeft de officier of A-G ter zitting aan wat moet gebeuren. Daarbij zijn drie mogelijkheden:
1. de taakstraf wordt direct omgezet naar vervangende hechtenis en moet dus worden ‘uitgezeten’ voorafgaande aan de ISD-maatregel (gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en/of de belangen van eventuele slachtoffers);
2. er wordt ambtshalve voorwaardelijke gratie aangevraagd;
3. de taakstraf moet na de ISD-maatregel alsnog ten uitvoer worden gelegd: de ISD-maatregel schort de tenuitvoerleggingstermijn immers op. Nog openstaande taakstraftransacties worden ter zitting gevoegd of geseponeerd.
– Straffen (en maatregelen) die onherroepelijk worden ná onherroepelijk worden van de ISD-maatregel
Het OM kan bij zijn ambtshalve verzoek tot voorwaardelijke gratieverlening ook straffen en maatregelen betrekken die ná het onherroepelijk worden van de ISD-maatregel alsnog onherroepelijk worden, althans voor zover het gaat om veroordelingen voor feiten met een pleegdatum die ligt vóór het opleggen van de ISD-maatregel. Hierbij zal een afzonderlijke beoordeling moeten plaatsvinden. Deze straffen (en maatregelen) waren het OM immers nog niet bekend althans deze waren nog niet onherroepelijk ten tijde van de vordering van de ISD-maatregel, zodat hiermee nog geen rekening gehouden kon worden (eerst ‘uitzitten’ of niet). Het CJIB schort de executie van deze nieuwe zaken automatisch op, tenzij het OM eventueel anders gelast, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en/of de belangen van eventuele slachtoffers. Desnoods moet de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel daarvoor worden onderbroken (‘uitzitten’).
De executie van eventuele nieuwe schadevergoedingsmaatregelen of ontnemingsmaatregelen wordt tijdens de ISD-maatregel persoonsgericht opgestart (op basis van een afbetalingsregeling).
– Ontzegging rijbevoegdheid
De tenuitvoerlegging van een onherroepelijke ontzegging van de rijbevoegdheid (opgelegd door de rechter of bij strafbeschikking) wordt na het einde van de ISD-maatregel hervat: de ISD-maatregel schort de tenuitvoerleggingstermijn op.
– Wahv-sancties
Wahv-sancties worden stopgezet en de afdoening (inning of gijzeling) wordt na de ISD-maatregel niet meer hervat.
– Geldsomtransacties en strafbeschikkingen inhoudende een geldboete
Geldsomtransacties en strafbeschikkingen inhoudende een geldboete worden na onherroepelijk worden van de ISD-maatregel overgedragen aan het parket van herkomst met de mededeling dat een ISD-maatregel is opgelegd. Inning/incasso vindt niet meer plaats, gelet op het verwachte tijdsverloop van meer dan twee jaar (landelijke norm). Het parket beslist over het strafrechtelijke vervolg (dagvaarding of sepot).
In de Handleiding werkwijze ten aanzien van meerderjarige veelplegers wordt de administratieve afhandeling tussen OM, CJIB en DJI omtrent nog openstaande straffen en maatregelen beschreven, met inbegrip van strafbeschikkingen, transacties en ‘Mulder-zaken’ (Wahv-sancties). Daarbij zijn de benodigde formulieren gevoegd voor achtereenvolgens:
1. de handmatige bevraging van het OM aan het CJIB van de ter executie/afdoening openstaande straffen en maatregelen, strafbeschikkingen, transacties en Wahv-sancties op naam van de verdachte;
2. de opdracht van het OM aan het CJIB tot tenuitvoerlegging van bepaalde (vervangende) vrijheidsstraffen/lijfsdwang voorafgaande aan de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel;
3. de opdracht van het OM tot opschorting van de executie van overige straffen en stopzetting van Wahv-sancties;
4. de opdracht tot (gehele of gedeeltelijke) hervatting van de executie van de voorwaardelijk gegratieerde zaken en de opgeschorte niet-gratieerbare zaken (niet-gratieerbare geldboetes) binnen de proeftijd.
Illegale stelselmatige daders
Gewijzigde inzichten hebben geleid tot een beleidswijziging ten aanzien van stelselmatige daders die als ‘criminele illegaal’ te typeren zijn. Indien een criminele illegaal feitelijk niet uitzetbaar is of moeilijk uitzetbaar (de illegale vreemdeling keert na uitzetting bij herhaling terug naar Nederland), dan kan de verdachte in aanmerking komen voor de ISD-maatregel, gelet op het beveiligingskarakter van de maatregel. In de praktijk zal dit betekenen dat alleen intramurale voorzieningen kunnen worden aangeboden. Op gedragsverandering gerichte programma’s zijn echter ook wel mogelijk; ook aan vreemdelingen bij wie daar aanknopingspunten voor zijn op basis van de RISc, kunnen erkende gedragsinterventies en vaardigheidstrainingen worden geboden (tenzij taalproblemen dit beletten). Ook kan een gedragsdeskundige gedurende de tenuitvoerlegging op grond van een indicatiestelling overplaatsing adviseren naar een bijzondere zorgvoorziening binnen het gevangeniswezen of (tijdelijke) overplaatsing naar een psychiatrisch ziekenhuis ex art. 15 lid 5 Pbw. Extramurale tenuitvoerlegging is echter niet mogelijk, omdat de illegaal hier verblijvende vreemdeling geen beroep kan doen op reguliere voorzieningen in de Nederlandse samenleving.
Wordt tijdens de tenuitvoerlegging van de ISD-maaregel alsnog uitzetting mogelijk van een illegale vreemdeling die tot dan toe feitelijk niet uitzetbaar was, bijvoorbeeld omdat de identiteit van betrokkene komt vast te staan of wordt bevestigd en het land van herkomst een laissez-passer afgeeft, dan zal in beginsel uitzetting volgen voordat de maatregel geheel ten uitvoer is gelegd. De minister van Justitie kan de maatregel daartoe ambtshalve beeïndigen (art. 38 u WvSr).
De volgende aspecten zijn niet van belang voor het vorderen van een ISD-maatregel of voor het afzien daarvan.
– Het vooruitzicht op een programma waarmee beoogd wordt de stelselmatige dader ‘op het rechte pad te brengen’ dan wel de benodigde zorg te bieden. Binnen het kader van een bevolen maatregel moet de sector Gevangeniswezen van de Dienst Justitiële Inrichtingen(DJI/GW) hieraan invulling geven, samen met de reclasseringsorganisaties en de gemeenten. Het karakter van de maatregel is primair de langdurige insluiting; in het kader daarvan zal daar waar zich aanknopingspunten voordoen DJI/GW een programma aanbieden. De uitkomst van de RISc in combinatie met het professioneel oordeel van de reclasseringsmedewerker vormt het uitgangspunt voor het aanbieden van erkende gedragsinterventies en vaardigheidstrainingen. Bij een bijzondere zorgbehoefte (verstandelijke handicap, psychische stoornis, verslavingsproblematiek) is de onafhankelijke indicatiestelling door een gedragskundige (onder regie van het NIFP) de basis voor overplaatsing naar een bijzondere zorgvoorziening binnen het gevangeniswezen, de (tijdelijke) plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex art. 15 lid 5 Pbw. of de doorplaatsing naar een andere ggz-instelling (waaronder verslavingszorginstellingen of instellingen voor verstandelijk gehandicapten).
– Het hebben van eenvaste woon- of verblijfplaats in gemeente of regio. Juist ook in de (doel)groep zonder vaste woon- of verblijfplaats zullen immers stelselmatige daders aanwezig zijn.
– Het vooruitzicht op nazorg. Dit aspect komt aan de orde tijdens de tenuitvoerlegging van de maatregel. DJI/GW heeft hier een taak in samenspraak met de reclasseringsorganisaties en de gemeenten van terugkeer. In elk geval aan de grotere gemeenten (G31) zijn middelen beschikbaar gesteld voor het realiseren van nazorg aan de doelgroep zeer actieve veelplegers.
De voorwaardelijke ISD-maatregel (art. 38 p WvSr) kan in specifieke omstandigheden voorzien in de behoefte aan maatwerk. Bijvoorbeeld wanneer nooit eerder een ‘drangtraject’ is aangeboden als bijzondere voorwaarde, terwijl een ‘drangtraject’ nu wel beschikbaar is en ook kansen lijkt te hebben. Het vorderen van een voorwaardelijke ISD-maatregel is derhalve bedoeld als ultieme poging om gedragsverandering bij de stelselmatige dader te bewerkstelligen, met de onvoorwaardelijke ISD-maatregel als stok achter de deur. Op vordering van het OM kan de rechter bevelen dat de voorwaardelijke ISD-maatregel bij niet nakomen van de voorwaarden alsnog (geheel/deels) ten uitvoer wordt gelegd. De rechtbank beslist in raadkamer over deze vordering (art. 509dd lid 1 WvSv). Beroep tegen deze beslissing is mogelijk bij de penitentiaire kamer van het Hof Arnhem (art. 509 ff lid 1 WvSv). De vordering moet in redelijke verhouding staan tot de aard van het niet naleven van de voorwaarden. Bij overtreding van de algemene voorwaarde kan naast de vordering (gehele/gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel tevens een gevangenisstraf worden gevorderd voor het nieuwe feit. Dit is echter niet wenselijk gelet op het doel van de maatregel. Bovendien moet bedacht worden dat bij eventueel hoger beroep de zaak wordt ‘gesplitst’: beroep tegen de raadkamerbeschikking bij de penitentiaire kamer van het Hof Arnhem en ‘regulier’ hoger beroep in de hoofdzaak. Als alternatief kan ervoor worden gekozen voor het nieuwe feit een onvoorwaardelijke ISD-maatregel te vorderen en af te zien van een vordering tenuitvoerlegging bij de raadkamer.
De maatregel kan ten hoogste twee jaar duren. In beginsel vordert het OM de ISD-maatregel onvoorwaardelijk voor de duur van twee jaar, tenzij uit de feiten en omstandigheden aannemelijk is dat het gevaar voor recidive op een aanmerkelijk kortere termijn dan twee jaar zal afnemen.
Veel stelselmatige daders leiden een leven waarin criminaliteit een vaste component is, vaak verbonden met een problematiek van verslaving en/of (andere) psychi(atri)sche problematiek. Ook verstandelijke beperkingen komen relatief veel voor bij stelselmatige daders, zoals blijkt uit onderzoek van de Inspectie voor de Sanctietoepassing naar de uitvoering van de ISD-maatregel (2008). Vanwege het structurele en ‘hardnekkige’ karakter van de criminogene factoren is een echt langdurige vrijheidsbeneming wenselijk. Een periode van twee jaar is nodig om veroordeelden die dat kunnen en willen te behandelen voor hun verslaving en/of hun psychi(atri)sche stoornis.
Tegelijkertijd moet worden onderkend dat criminele loopbanen ook een einde kennen: zo blijkt (vooral bij verslaafde criminelen) dat men na enige decennia – zo tussen het 35ste en 40ste levensjaar – minder delicten gaat plegen. Bij delinquenten bij wie het einde van de criminele carrière in zicht komt, is er wel degelijk nog een fors risico van recidive op de kórtere termijn maar een afnemend gevaar op lángere termijn. Als er – in het reclasseringsadvies en in de eventuele gedragskundige rapportage – duidelijk aanwijzingen zijn dat er (mogelijk geholpen door specifieke nazorgvoorzieningen in de sfeer van bed, bad, brood, methadon/heroïneverstrekking en/of psychiatrische vervolgbehandeling) sprake is van een aflopende criminele loopbaan, kan de maatregel voor een kortere duur dan twee jaar worden gevorderd. Een minimumduur van een jaar is echter noodzakelijk, om de maatregel onderscheidend te laten zijn van wat via de weg van de ’gewone’ strafvordering bij overige zeer actieve veelplegers aan straffen kan worden geëist (Zie hierna, onder 5).
Ingevolge het bepaalde in artikel 38s WvSr kan de rechter de maatregel tussentijds toetsen op vordering van het OM, op verzoek van de verdachte of diens raadsman dan wel ambtshalve. De Hoge Raad heeft het standpunt van het College bevestigd dat tussentijdse toetsingen in alle gevallenmoeten worden aangebracht bij de rechtbank die in eerste aanleg bevoegd was, ook wanneer het hof de maatregel heeft opgelegd6. Immers uit art. 509ff WvSv blijkt dat het Hof Arnhem is aangewezen als appèlinstantie voor beslissingen met betrekking tot de toepassing van art. 38s WvSr. Door onbevoegdheid van de rechtbank aan te nemen, zou zowel aan verdachte als aan het OM een appèlinstantie worden onthouden.
Als vordering van een ISD-maatregel niet mogelijk of wenselijk is, maar wel sprake is van een zeer actieve veelpleger, kan een hogere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf worden gevorderd dan geïndiceerd is op grond van de algemene richtlijnen voor strafvordering (cf. de Aanwijzing Kader voor Strafvordering).
Er gelden daarbij de volgende regels, waarbij opnieuw wordt uitgegaan van de hiervoor onder 1. omschreven groepen veelplegers:
A. Bij stelselmatige daders, dus degenen die aan de wettelijke eisen voor ISD voldoen, kan:
– ten hoogste drie maanden onvoorwaardelijke vrijheidsstraf worden gevorderd – tenzij de puntentelling van Bos/Polaris hoger uitkomt – als sprake is van lichtere feiten (bijvoorbeeld bedreiging, winkeldiefstal, fietsdiefstal, zakkenrollerij/kasgreep, eenvoudige mishandeling en eventueel andere feiten met minder dan tien basispunten in Bos/Polaris).
– ten hoogste zes maanden onvoorwaardelijke vrijheidsstraf worden gevorderd – tenzij de puntentelling van Bos/Polaris hoger uitkomt – bij zwaardere feiten (bijvoorbeeld inbraak, autokraak, autodiefstal, openlijke geweldpleging en eventueel andere feiten met tien of meer basispunten in Bos/Polaris).
B. Bij overige zeer actieve veelplegers (dus wel meer dan tien pv’s de afgelopen vijf jaar, maar niet driemaal onherroepelijk veroordeeld) kan:
– ten hoogste tweemaanden onvoorwaardelijke vrijheidsstraf worden gevorderd – tenzij de puntentelling van Bos/Polaris hoger uitkomt – bij de lichtere feiten (minder dan tien basispunten in Bos/Polaris).
– ten hoogste drie maanden onvoorwaardelijke vrijheidsstraf worden gevorderd – tenzij de puntentelling van Bos/Polaris hoger uitkomt – bij de zwaardere feiten (tien of meer basispunten in Bos/Polaris).
C. Bij de ‘gewone’ veelplegers kan:
– ten hoogste één maand onvoorwaardelijke vrijheidsstraf worden gevorderd – tenzij de puntentelling van Bos/Polaris hoger uitkomt – bij de lichtere feiten (minder dan tien basispunten in Bos/Polaris).
– ten hoogste twee maanden onvoorwaardelijke vrijheidsstraf worden gevorderd – tenzij de puntentelling van Bos/Polaris hoger uitkomt – bij de zwaardere feiten (tien of meer basispunten in Bos/Polaris).
Hiermee worden maxima gedefinieerd die kunnen worden gehanteerd in een lokaal beleid dat is toegespitst op specifieke (subcategorieën) veelplegers die op de zogenoemde veelplegerslijst staan.
Deze richtlijn heeft betrekking op de vervolging van misdrijven gepleegd door meerderjarige stelselmatige daders en overige veelplegers op of na 1 juli 2009.
In deze definities wordt uitgegaan van HKS-antecedenten, d.w.z. wegens misdrijf opgemaakte processenverbaal (pv’s) die zijn ingestuurd naar het OM. Wegens misdrijf opgemaakte pv’s die na beoordeling door het OM hebben geleid tot technisch
sepot wegens onvoldoende bewijs mogen niet worden meegeteld bij de bepaling van de definitie. Pv’s kunnen meerdere feiten (misdrijven en overtredingen) bevatten. Een wegens misdrijf opgemaakt pv wordt geteld als één pv, ook als het meerdere misdrijven bevat.
Het peiljaar is het afgelopen kalenderjaar. Deze formele definitie van het peiljaar wordt ook door het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) gehanteerd bij het opstellen van de jaarlijkse criminaliteitskaart van (zeer actieve) veelplegers. De veelplegerslijst voor lokaal gebruik moet tenminste jaarlijks door de regiopolitie worden opgesteld aan de hand van HKS-antecedenten in het afgelopen kalenderjaar. Om de lijst met zeer actieve veelplegers zo actueel mogelijk te houden, en daarmee eveneens de potentiële toeleiding tot de ISD-maatregel, mogen aan de veelplegerslijst ook zeer actieve veelplegers worden toegevoegd tegen wie in het lopende kalenderjaar één of meerdere nieuwe misdrijfpv’s worden opgemaakt en ingezonden naar het OM, terwijl zij in het áfgelopen kalenderjaar géén HKS-antecedent ‘scoorden’. De eis dat tenminste één pv is opgemaakt in het peiljaar wordt dan vervangen door de eis dat tenminste één pv is opgemaakt in het lopende kalenderjaar. Uiteraard moet daarbij wel worden voldaan aan de voorwaarde dat in de vijf jaren voorafgaande aan de pleegdatum in totaal meer dan tien pv’s tegen betrokkene zijn opgemaakt. Voor zeer actieve veelplegers die zijn veroordeeld tot de ISD-maatregel geldt dat zij op de veelplegerslijst blijven staan, en daarmee de status van zeer actieve veelpleger behouden, tot één jaar na de einddatum van de ISD-maatregel. Indien zij in dat jaar geen misdrijfpv tegen zich zagen opmaken, worden zij van de veelplegerslijst verwijderd.
Dit is een omschrijving die aansluit bij de Wet ISD, maar die anders luidt dan de definitie die ooit in het Veiligheidsprogramma is gehanteerd.
Als de stelselmatige dader na de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel opnieuw een misdrijf pleegt waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, kan opnieuw een ISD-maatregel worden gevorderd mede op grond van de eerdere veroordelingen. Het is dus niet zo dat de eerdere veroordelingen slechts één keer mee zouden mogen tellen. Wel geldt dan opnieuw de voorwaarde dat de veroordelingen, waarvan de ISD-maatregel er dan één is, dateren van vijf jaar voorafgaand aan het nieuwe feit en deze ook ten uitvoer zijn gelegd.
De Hoge Raad heeft dit standpunt van het College bevestigd in zijn uitspraak van 18 november 2008, LJN BG1596.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-10579.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.