Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 juni 2009, nr. DMO/SSO-2927236, houdende wijziging van de Regeling maatschappelijke ondersteuning in verband met het stellen van regels voor het verstrekken van uitkeringen aan mantelzorgers en over de bevoegdheden van de Sociale verzekeringsbank

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 19a van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling maatschappelijke ondersteuning wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

b. wet:

de Wet maatschappelijke ondersteuning;

c. mantelzorger:

een persoon die mantelzorg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de wet verleent;

d. CIZ:

het Centrum indicatiestelling zorg;

e. SVB:

de Sociale verzekeringsbank, bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

f. bureau jeugdzorg:

een stichting als bedoeld in artikel 4 van de Wet op de jeugdzorg.

B

Na artikel 6 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 4a. Uitkering aan mantelzorgers

Artikel 6a

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

uitkering:

een uitkering als bedoeld in artikel 19a van de wet.

Artikel 6b

Een mantelzorger ontvangt ter waardering van zijn werk een uitkering, indien:

  • a. door het CIZ of het bureau jeugdzorg na 1 april 2007 aan een persoon een indicatie is afgegeven met een geldigheidsduur van ten minste zes maanden voor extramurale zorg in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten,

  • b. ter gelegenheid van het afgeven van de onder a bedoelde indicatie door het CIZ of het bureau jeugdzorg is aangegeven, dat voor een gedeelte van de geïndiceerde zorg mantelzorg aanwezig zal zijn, en

  • c. de onder a bedoelde persoon de desbetreffende mantelzorger als begunstigde voor de uitkering heeft aangewezen.

Artikel 6c

De bevoegdheid tot het verstrekken van een uitkering als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, van de wet wordt gedelegeerd aan de SVB.

Artikel 6d
  • 1. De toekenning van een uitkering vindt plaats door de SVB naar aanleiding van een daartoe door de mantelzorger bij de SVB ingediende aanvraag.

  • 2. De SVB zendt een persoon als bedoeld in artikel 6b, onder a, die voldoet aan artikel 6b, onder b, een aanvraagformulier. De SVB vermeldt op het aanvraagformulier de datum van verzending.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan de SVB een aanvraagformulier zenden aan het CIZ of het bureau jeugdzorg, in welk geval het CIZ, respectievelijk het bureau jeugdzorg het aanvraagformulier zendt of uitreikt aan een persoon als bedoeld in artikel 6b, onder a, die voldoet aan artikel 6b, onder b, onder vermelding van de datum van verzending, respectievelijk uitreiking op het aanvraagformulier.

  • 4. De aanvraag wordt door de mantelzorger ingediend uiterlijk drie maanden na de dag waarop het aanvraagformulier aan een persoon als bedoeld in artikel 6b, onder a, die voldoet aan artikel 6b, onder b, is toegezonden of uitgereikt. De aanvraag is mede-ondertekend door die persoon.

  • 5. De aanvraag heeft betrekking op het kalenderjaar waarin de in artikel 6b, onder a, bedoelde indicatie is afgegeven.

Artikel 6e

Indien de geldigheidsduur van een in artikel 6b, onder a, bedoelde indicatie meer dan één jaar is en twee of meer kalenderjaren bestrijkt, kan een persoon als bedoeld in artikel 6b, onder a, die voldoet aan artikel 6b, onder b, voor ieder kalenderjaar een mantelzorger als begunstigde aanwijzen, indien door het CIZ of het bureau jeugdzorg ieder keer dat een jaar na de dag van afgifte van de indicatie is verstreken, wordt aangegeven dat voor een gedeelte van de geïndiceerde zorg mantelzorg aanwezig zal zijn.

Artikel 6f
  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 6b, onder a, die voldoet aan artikel 6b, onder b, kan per kalenderjaar slechts één mantelzorger als begunstigde voor de uitkering aanwijzen.

  • 2. Een mantelzorger kan per kalenderjaar slechts voor het bieden van zorg aan één persoon als begunstigde voor een uitkering worden aangewezen.

Artikel 6g

De uitkering bedraagt voor de jaren 2007 en 2008 € 250,–.

Artikel 6h

De uitkering wordt door de SVB betaald:

  • a. met betrekking tot aanvragen die voor 1 oktober van enig jaar zijn ingediend op of rond 10 november van dat jaar;

  • b. met betrekking tot aanvragen die na 1 oktober van enig jaar zijn ingediend, zo spoedig mogelijk.

Artikel 6i

De SVB kan de artikelen 6b en 6d, vierde lid, buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 6j

De SVB is belast met de rechtmatige en doelmatige uitvoering van artikel 19a van de wet en deze paragraaf, voor zover de uitvoering niet bij de minister berust.

Artikel 6k
  • 1. Aan de SVB worden de uitgaven door de minister vergoed van de uitkeringen die op grond van artikel 19a van de wet en deze paragraaf door de SVB zijn betaald.

  • 2. Aan de SVB worden de volgende kosten door de minister vergoed:

    • a. de uitvoeringskosten gemaakt bij de uitvoering van deze paragraaf;

    • b. de kosten die verband houden met het beëindigen door de SVB van de werkzaamheden ter uitvoering van deze paragraaf.

  • 3. Op de uitgaven komen in mindering de uitkeringen die zijn terugbetaald. Op de kosten komen in mindering baten die voortvloeien uit de uitvoering van deze regeling.

Artikel 6l

Ten behoeve van de uitvoering van artikel 19a van de wet en deze paragraaf biedt de SVB aan de minister aan:

  • a. voor 1 oktober voorafgaand aan enig kalenderjaar een op het aantal te verwachten indicaties gebaseerde begroting van de in artikel 6k bedoelde uitgaven en kosten, alsmede van de te verwachten ontvangsten. De begroting behoeft goedkeuring van de minister;

  • b. voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar een aanvraag om een voorschot ten behoeve van komend kalenderjaar. De minister stelt de hoogte van het voorschot vast;

  • c. voor 1 maart van het lopende kalenderjaar een tussentijdse rapportage over het lopende kalenderjaar over de in artikel 6k, eerste en tweede lid, gerealiseerde uitgaven en kosten ten opzichte van de verstrekte voorschotten;

  • d. voor 15 juli een jaarrekening, een activiteitenverslag en een aanvraag tot vaststelling, bestaande uit een financiële verantwoording van de in artikel 6k bedoelde uitgaven, kosten en ontvangsten van het vorige kalenderjaar. De minister stelt de hoogte van het definitieve bedrag van de uitkeringen en uitvoeringskosten vast;

  • e. voor 15 juli van het jaar volgend op het kalenderjaar een verklaring van de accountant van de SVB overeenkomstig een door de minister vastgestelde modelverklaring. Ten behoeve van de accountantscontrole van de rechtmatigheid, met inbegrip van de getrouwheid, stelt de minister een controleprotocol vast.

Artikel 6m
  • 1. Het boekjaar van de SVB is wat betreft de uitvoering van artikel 19a van de wet en deze paragraaf gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en ontvangsten en de begrote uitgaven en ontvangsten doet de SVB daarvan onverwijld schriftelijk mededeling aan de minister onder vermelding van de oorzaak van de verschillen en onder overlegging van de relevante stukken.

Artikel 6n

Ten behoeve van de controle van de in artikel 6k bedoelde uitgaven, kosten en ontvangsten verschaft de SVB desgevraagd aan de door de minister daartoe aangewezen ambtenaren van de accountantsdienst, bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2001, de voor deze controle benodigde informatie en verleent desgevraagd aan deze ambtenaren toegang tot en inzage in alle gegevens die bij de controle op enigerlei wijze een rol spelen.

Artikel 6o

De SVB voert een zodanig ingerichte afzonderlijke administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de in artikel 6k, eerste en tweede lid, bedoelde uitgaven en kosten van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan.

Artikel 6p
  • 1. De SVB verstrekt desgevraagd aan de minister kosteloos de voor de uitoefening van zijn taak in verband met artikel 19a van de wet en deze paragraaf benodigde inlichtingen. De minister kan toegang vorderen tot en inzage vorderen in gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak in verband met deze wet redelijkerwijs nodig is en voor zover deze gegevens en bescheiden niet herleidbaar zijn tot gegevens en bescheiden over individuele personen.

  • 2. De minister is bevoegd de door de SVB verstrekte inlichtingen en de informatie verkregen uit de inzage in gegevens en bescheiden, bedoeld in het eerste lid, te gebruiken, te bewerken en aan derden te verstrekken, voor zover deze niet tot gegevens van en inlichtingen over individuele personen herleidbaar zijn.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 19a van de wet in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. Bussemaker.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma.

TOELICHTING

Mantelzorg is erg belangrijk voor de Nederlandse samenleving. Zo blijkt uit onderzoek van het SCP dat 75% van de zorg die mensen thuis ontvangen, door mantelzorgers wordt geboden. In het rapport ‘Blijvend in balans’ geeft het SCP bovendien aan dat het aantal mantelzorgers dat mantelzorg verleent in 2020 zelfs zal toenemen tot 1,6 miljoen. Tegenover deze positieve ontwikkeling staat echter het feit dat een aanzienlijke groep mantelzorgers overbelast is of zich erg zwaar belast voelt. Dit is de keerzijde van de medaille. Ondersteuning van mantelzorgers bij het uitvoeren van hun belangrijke werk is dan ook noodzakelijk. De laatste jaren is veel gedaan om de ondersteuning van mantelzorgers te versterken en beter af te stemmen op de wensen en behoeften die bij hen leven.

Mantelzorgers ondersteun je niet alleen met allerlei voor hen bedoelde voorzieningen. Het is belangrijk dat mantelzorgers zich gewaardeerd voelen. Tot nu toe is het wat dat betreft vooral bij woorden gebleven. Naar aanleiding van een door de Tweede Kamer aanvaard amendement bij het Belastingplan 2006 is een belangrijke stap gezet om ook in financiële zin mantelzorgers te laten weten dat zij worden gewaardeerd. Uitwerking van het amendement heeft namelijk geleid tot een wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), waarbij artikel 19a is ingevoegd. Dit artikel maakt het mogelijk dat mantelzorgers als blijk van waardering een financiële uitkering kunnen ontvangen.

In deze regeling wordt een en ander verder uitgewerkt. Met deze regeling wordt de Regeling maatschappelijke ondersteuning (Regeling mo) gewijzigd. Een nieuwe paragraaf 4a wordt ingevoegd.

Reikwijdte van de regeling

De regeling voorziet erin dat zorgvragers een mantelzorger voor kunnen dragen voor voornoemde uitkering. Om daarvoor in aanmerking te kunnen komen, wordt in artikel 6b de eis gesteld dat de zorgvrager beschikt over een indicatie afgegeven in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor extramurale zorg, met een geldigheidsduur van ten minste 6 maanden en dat ter gelegenheid van het afgeven van de indicatie door het CIZ of het bureau jeugdzorg is aangegeven dat voor een gedeelte van de geïndiceerde zorg mantelzorg aanwezig zal zijn.

Het stellen van beperkende voorwaarden is noodzakelijk, omdat voor het verstrekken van een uitkering een bedrag van circa € 65 miljoen beschikbaar is. Dit bedrag laat het niet toe dat alle mantelzorgers een uitkering kunnen ontvangen. Daarvoor zou een bedrag van ruim € 350 miljoen nodig zijn. Het is dus onvermijdelijk om keuzes ten aanzien van de doelgroep van de regeling te maken.

Korte procesbeschrijving

De regeling zal worden uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Bij de indicatiestelling bepalen het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) en de bureaus jeugdzorg welke zorg voor de zorgvrager het meest geëigend is. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met de gebruikelijke zorg en met de inzet die mantelzorgers bereid zijn te bieden aan een naaste. Wanneer in het indicatieproces wordt vastgesteld dat extramurale zorg vanuit de AWBZ noodzakelijk is gedurende een periode van meer dan 6 maanden en wanneer de mantelzorger een deel van deze zorg op zich neemt, dan voldoet de zorgvrager aan de criteria voor het toekennen van een uitkering aan de mantelzorger.

Het CIZ maakt hier melding van aan de SVB. Het CIZ verstrekt de noodzakelijke gegevens van de zorgvrager aan de SVB. Het gaat daarbij om naam, adres, woonplaats, geboortedatum van de zorgvrager en de duur van de afgegeven indicatie voor extramurale AWBZ-zorg. De zorgvrager zelf behoeft geen actie te ondernemen. De SVB stuurt de zorgvrager een aanvraagformulier en vermeldt op het aanvraagformulier de datum van verzending. Na ondertekening door de zorgvrager en mantelzorger, stuurt de mantelzorger het formulier in een antwoordenvelop (kosteloos) terug naar de SVB. De SVB toetst deze gegevens en draagt zorg voor betaling aan de mantelzorger.

Omdat – in tegenstelling tot het CIZ – bij de bureaus jeugdzorg geen sprake is van een centrale registratie van de afgegeven indicaties, is er met deze bureaus een wat andere procedure afgesproken. Uit doelmatigheidsoverwegingen wordt het niet wenselijk gevonden dat de afzonderlijke bureaus gegevens door gaan geven aan de SVB. Daarom zal bij de indicatiestelling door de bureaus jeugdzorg een aanvraagformulier worden uitgereikt aan de zorgvrager. Op het aanvraagformulier wordt de datum van uitreiking vermeld. De bureaus jeugdzorg vullen net als het CIZ de volgende gegevens in op het formulier: naam, adres, woonplaats, geboortedatum van de zorgvrager en de duur van de afgegeven indicatie voor extramurale AWBZ-zorg. Ook in dit geval dient het formulier door zorgvrager en mantelzorger te worden ondertekend. Daarna zendt de zorgvrager het formulier in een antwoordenvelop naar de SVB. Uitgangspunt ten aanzien van de betaling is, dat die op of rond 10 november, de Dag voor de Mantelzorg plaatsvindt. De SVB legt de beslissing over het al dan niet toekennen van een uitkering neer in een beschikking aan de mantelzorger.

De regeling gaat uit van indicaties voor extramurale AWBZ-zorg die op of na 1 april 2007 zijn afgegeven door het CIZ of de bureaus jeugdzorg. Er is gekozen voor 1 april omdat het CIZ vanaf die datum bij de indicatiestelling de inzet van de mantelzorger in kaart brengt. De bureaus jeugdzorg zullen eveneens nagaan of er bij de sinds 1 april 2007 afgegeven indicaties sprake is van mantelzorg. Hoewel gegevens daarover niet beschikbaar zijn, kan worden aangenomen dat ook voor 1 april 2007 indicaties zijn afgegeven die voldoen aan de in de onderhavige regeling gestelde eisen. De zorgvragers met een dergelijke indicatie komen niet in aanmerking voor een uitkering, ook niet als de afgegeven indicatie na 1 april 2007 nog geldig is. Voor deze strikte grens is gekozen, omdat elke andere grens arbitrair is.

Artikelsgewijs

Artikel I, A

Artikel 1, het definitieartikel van de Regeling mo wordt gewijzigd, in die zin dat definities van minister, mantelzorger, CIZ, SVB en bureau jeugdzorg aan dat artikel worden toegevoegd.

Artikel I, B

Met dit artikel wordt een nieuwe paragraaf 4a in de Regeling mo ingevoegd. Deze nieuwe paragraaf bevat de regels over de uitkeringen aan mantelzorgers.

Artikel 6a

Dit artikel is een definitiebepaling uitsluitend voor deze paragraaf en bepaalt dat onder ‘uitkering’ wordt verstaan een uitkering als bedoeld in artikel 19a van de Wmo.

Artikel 6b

In het algemeen deel van deze toelichting is al ingegaan op de eisen die in dit artikel worden gesteld voor het ontvangen van een uitkering door een mantelzorger.

Artikel 6c

In dit artikel is de delegatie aan de SVB van de bevoegdheid tot het verstrekken van een uitkering aan een mantelzorger geregeld.

Artikel 6d

De werkprocessen van het CIZ, de bureaus jeugdzorg en de SVB worden zodanig ingericht dat de uitkeringen op een doelmatige en klantvriendelijke wijze worden verstrekt. De administratieve lasten voor mantelzorgers en zorgvragers om in aanmerking te komen voor deze uitkering zullen zo minimaal mogelijk worden gehouden. Het CIZ verstrekt de SVB uitsluitend die gegevens die voor de SVB noodzakelijk zijn, namelijk naam, adres, woonplaats, geboortedatum van de zorgvrager en de duur van de afgegeven indicatie voor extramurale AWBZ-zorg.

Voor wat betreft de bureaus jeugdzorg worden de volgende gegevens door de aanvragers zelf verstrekt: naam, adres, woonplaats en geboortedatum van de zorgvrager.

Het spreekt vanzelf dat de SVB in staat moet zijn bepaalde controleactiviteiten te verrichten. Die controle heeft onder meer betrekking op het feit of de mantelzorger wel is wie hij of zij aangeeft te zijn, of het adres klopt, of het betaaladres klopt, etc. Er vindt geen controle plaats of de mantelzorg daadwerkelijk is verleend. Dit past niet bij het karakter van de verstrekte uitkering (waardering); bovendien staan de aan deze controle – als die al mogelijk zou zijn – verbonden kosten niet in verhouding tot de hoogte van de uitkering.

In het vijfde lid is geregeld dat de aanvraag betrekking heeft op het kalenderjaar waarin de indicatie door het CIZ of het bureau jeugdzorg is afgegeven. Dit lid is vooral van belang voor de toepassing en uitvoering van de artikelen 6e tot en met 6g.

Artikel 6e

Is iemand een indicatie gegeven met een geldigheidsduur van meer dan één jaar en bestrijkt die twee of meer kalenderjaren, dan kan betrokkene voor ieder kalenderjaar een mantelzorger als begunstigde aanwijzen, indien door het CIZ of het bureau jeugdzorg ieder keer dat een jaar na de afgifte van de indicatie is verstreken, wordt aangegeven dat voor een gedeelte van de geïndiceerde zorg mantelzorg aanwezig zal zijn.

Artikel 6f

Een cumulatie van uitkeringen aan mantelzorgers moet worden voorkomen. De SVB zal daarop dan ook toe zien. Cumulatie van uitkeringen is niet alleen ongewenst vanwege de beperkte financiële middelen, maar ook omdat moet worden voorkomen dat mensen zich uitgedaagd voelen de regeling als een soort inkomensvoorziening te gaan zien. Dat is niet de bedoeling. Dat betekent dat een zorgvrager per jaar maar één mantelzorger als begunstigde voor de uitkering kan aanwijzen en dat een mantelzorger per jaar slechts voor het bieden van zorg aan één persoon als begunstigde voor een uitkering kan worden aangewezen.

Artikel 6g

De hoogte van de uitkering die de mantelzorger kan ontvangen bedraagt voor de jaren 2007 en 2008 € 250,–. Dit bedrag kan in 2009 of in een daaropvolgend jaar worden gewijzigd. Zo zal als het aantal aanvragen daartoe aanleiding geeft de hoogte van de uitkering worden verlaagd. Een verlaging van de uitkering zal in het desbetreffende kalenderjaar zo snel mogelijk worden bekend gemaakt.

Artikel 6h

Het tijdstip waarop de uitkeringen worden verstrekt zal zoveel mogelijk samenvallen met de datum van de Dag van de mantelzorg (10 november). Om hieraan te kunnen voldoen moeten de aanvragen tijdig bij de SVB binnen zijn. Om te voorkomen dat mensen die na die datum een aanvraag indienen, te lang moeten wachten op een uitkering vinden in 2007 zo nodig nog twee betaalronden plaats. Ook in 2008 zullen zo nodig betaalronden plaatsvinden. Het bedrag dat aan deze mantelzorgers zal worden uitgekeerd is gelijk aan het bedrag dat in november in het jaar daarvoor werd uitgekeerd. De betaalcyclus voor 2008 en latere jaren zal eind 2007 worden vastgesteld.

Artikel 6i

Indien strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan de SVB de artikelen 6b en 6d, vierde lid, buiten toepassing laten of daarvan afwijken.

Artikelen 6j tot en met 6p

De artikelen 6j tot en met 6p betreffen de verhouding tussen het Ministerie van VWS en de SVB. Het gaat om regels over de uitvoering door de SVB, de vergoeding van de kosten voor de uitvoering, de begroting van de uitgaven en kosten, de verantwoording van de uitgaven door de SVB, de inrichting van de administratie en het verstrekken van inlichtingen door de SVB aan de minister.

Artikel 6j

Volgens artikel 6j is de SVB belast met de rechtmatige en doelmatige uitvoering van artikel 19a van de wet en van paragraaf 4a van de Regeling mo.

Artikel 6k

De Minister van VWS vergoedt de uitgaven van de SVB aan de verstrekte uitkeringen. Tevens vergoedt de minister de in het tweede lid genoemde kosten, namelijk de uitvoeringskosten en de zogenaamde frictiekosten. Bij frictiekosten wordt gedacht aan kosten van afbouw van de regeling, bijvoorbeeld personeelslasten.

Het derde lid bepaalt nog dat op de uitgaven in mindering komen de uitkeringen die zijn terugbetaald en dat op de kosten in mindering komen baten die voortvloeien uit de uitvoering van deze regeling. Bij ‘baten die voortvloeien uit de uitvoering van de regeling’ moet bijvoorbeeld worden gedacht aan rentebaten.

Artikel 6l

Ten behoeve van de uitvoering van de door de SVB te verrichten werkzaamheden dient de SVB vóór de in de verschillende onderdelen aangegeven tijdstippen de in die onderdelen genoemde stukken aan de minister aan te bieden. Het gaat hier om een begroting, een aanvraag om een voorschot, een tussentijdse rapportage, een jaarrekening, een activiteitenverslag, een aanvraag tot vaststelling en een verklaring van de interne accountant van de SVB.

Verder bepaalt artikel 6k dat de begroting goedkeuring van de minister behoeft en dat de minister de hoogte van het voorschot en de hoogte van het definitieve bedrag van de uitkeringen en uitvoeringskosten vaststelt. Tot slot regelt dit artikel dat de minister ten behoeve van de accountantscontrole een controleprotocol vaststelt.

Artikel 6m

Het boekjaar van de SVB is gelijk aan het kalenderjaar.

Het tweede lid regelt dat als er aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en ontvangsten en de begrote uitgaven en ontvangsten, de SVB daarvan onverwijld schriftelijk mededeling doet aan de minister.

Artikel 6n

De SVB verschaft desgevraagd aan door de Minister van VWS aangewezen ambtenaren van de accountantsdienst de voor de controle benodigde informatie en verleent desgevraagd deze ambtenaren toegang tot en inzage in alle gegevens die bij de controle op enigerlei wijze een rol spelen.

Artikel 6o

Dit artikel regelt dat de SVB een zodanig ingerichte afzonderlijke administratie voert dat daaruit te allen tijde de van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan.

Artikel 6p

Dit artikel bepaalt dat de SVB de Minister van VWS desgevraagd kosteloos de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen verstrekt. Verder kan de minister onder omstandigheden toegang vorderen tot en inzage vorderen in gegevens en bescheiden.

Artikel II

Dit is de gebruikelijke inwerkingtredingsbepaling, namelijk dat deze regeling in werking treedt op het tijdstip waarop artikel 19a van de wet in werking treedt.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. Bussemaker.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma.

Naar boven