Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 2 juli 2009, nr. WBV 2009/13, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

De titel van paragraaf C22/5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

22/5 Rechtsmiddelen

B

Paragraaf C22/5.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

5.1 Beroep

Als de asielzoeker tijdig beroep instelt bij de Rechtbank 's-Gravenhage, verblijft hij rechtmatig in Nederland op grond van artikel 8, onder h, Vw. Bovendien worden de rechtsgevolgen van de beschikking op grond van artikel 82, eerste lid, Vw opgeschort, behoudens de uitzonderingen hieronder genoemd. De asielzoeker is in alle gevallen verplicht medewerking te verlenen aan de voorbereiding van het vertrek of de uitzetting (zie artikel 61, tweede lid Vw, juncto artikel 63, derde lid, Vw).

Op grond van artikel 82, tweede en vierde lid, Vw wordt de werking van de beschikking niet opgeschort:

  • als de beschikking is gegeven tijdens de AC-procedure;

  • als de beschikking de afwijzing van een herhaalde aanvraag inhoudt;

  • als de beschikking een afwijzing betreft op grond van artikel 30, eerste lid, onder a, Vw,

  • als de vreemdeling rechtens zijn vrijheid is ontnomen op grond van artikel 6 of 59 Vw.

Een eerste tijdig ingediend verzoek om een voorlopige voorziening mag in beginsel worden afgewacht (zie C22/5.3).

Artikel 83 Vw ziet op de beoordeling van het besluit in beroep door de bestuursrechter.

Hangende de beroepsfase hanteert de IND de volgende werkwijze. De IND houdt in de beroepsfase rekening met alle door de asielzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden en wijzigingen van beleid, voor zover deze relevant zijn voor de beoordeling van de afwijzing van de asielaanvraag. Dat betekent dat het aangevoerde van betekenis moet kunnen zijn voor de beoordeling van het beroep gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag, inclusief de eventuele beletselen tegen uitzetting op grond van artikel 3 EVRM. Wanneer het bestreden besluit tevens ziet op het niet ambtshalve verlenen van een verblijfsvergunning regulier, wordt ook rekening gehouden met in de beroepsfase aangevoerde relevante feiten en omstandigheden en wijzigingen van beleid die op deze ambtshalve toets betrekking hebben. Waar nodig zal door de IND een nader onderzoek worden ingesteld, zal het bestreden besluit worden ingetrokken en een nieuw besluit worden genomen, of zal in het (aanvullend) verweerschrift of ter zitting op de nieuwe feiten en omstandigheden of de beleidswijziging worden ingegaan.

Het vorenstaande houdt in dat de IND ook feiten en omstandigheden die vóór het bestreden besluit hebben plaatsgevonden, maar eerst in de beroepsfase worden aangevoerd of gedocumenteerd, in deze beoordeling zal betrekken. Wel zal het in een laat stadium aanvoeren van relevante nieuwe feiten en omstandigheden door de asielzoeker meewegen bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de aangevoerde feiten en omstandigheden. Verder kan de IND besluiten om in een laat stadium aangevoerde relevante nieuwe feiten en omstandigheden niet te betrekken bij de beoordeling of aan betrokkene alsnog een verblijfsvergunning dient te worden verleend, indien dit leidt tot strijd met de goede procesorde dan wel een ontoelaatbare vertraging van de zaak.

ARTIKEL II

Dit besluit is voorzien van een toelichting en treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Den Haag, 2 juli 2009

De Staatssecretaris van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

TOELICHTING

Algemeen

Bij brief van 24 juni 2008 hebben de Staatssecretaris van Justitie en de Minister van Justitie de Tweede Kamer op de hoogte gesteld van de voorgestelde maatregelen om te komen tot een effectievere asielprocedure en een effectiever terugkeerbeleid. In deze brief zijn ook maatregelen voorgesteld ter voorkoming van herhaalde asielaanvragen. Eén van deze maatregelen betreft het verruimen van de mogelijkheid van de rechter om later opgetreden uitzettingsbeletselen in een lopende procedure mee te nemen. Om dit mogelijk te maken wordt het bestaande artikel 83 Vw 2000 aangepast.

Door deze aanpassing kan de rechter in de beroepsfase rekening houden met door de asielzoeker aangevoerde relevante feiten en omstandigheden, zoals bijvoorbeeld tijdens het beroep beschikbaar gekomen documenten, of wijzigingen van beleid.

In de brief is aangegeven dat de IND, vooruitlopend op de wijziging van artikel 83 Vw 2000, ruimer gebruik gaat maken van haar mogelijkheden om feiten of omstandigheden die na het bestreden besluit zijn opgekomen, te betrekken bij de vraag of aan de asielzoeker alsnog een verblijfsvergunning kan worden verleend. Deze nieuwe werkwijze van de IND in beroep, waar in de praktijk reeds uitvoering aan wordt gegeven, wordt met deze wijziging vastgelegd in het beleid.

Artikelsgewijs

A

De titel van paragraaf C22/5 wordt gewijzigd, omdat de inhoud van de paragraaf door deze wijziging niet enkel betrekking meer heeft op opschortende werking van rechtsmiddelen.

B

In paragraaf C22/5.1 is de nieuwe werkwijze van de IND in beroep toegevoegd aan de bestaande tekst.

De Staatssecretaris van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

Naar boven