Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a. Minister:
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
- b. onderwijsinstelling:
1° een basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op
het primair onderwijs;
2° een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
3° een school voor speciaal onderwijs als bedoeld in artikel
1 van de Wet op de expertisecentra;
4° een onderwijsinstelling als bedoeld in art. 1.1.1,
onderdeel b, onder 4° van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs; of
5° een onderwijsinstelling voor hoger onderwijs als bedoeld
in artikel 1.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,
waaraan een lerarenopleiding wordt verzorgd.
Artikel 2 Te subsidiëren activiteiten
Subsidie wordt verstrekt voor de volgende activiteiten:
a. het bieden van algemene en specifieke informatie over
internationalisering aan onderwijsinstellingen en andere onderwijsgerelateerde
instanties;
b. het uitvoeren van programma’s voor internationale samenwerking
en uitwisseling en evaluatie van deze programma’s;
c. het ondersteunen en begeleiden van onderwijsinstellingen in het
kader van programma’s en projecten gericht op internationalisering;
d. het ontwikkelen van ideeën ter bevordering van
internationalisering van het onderwijs;
e. het ontwikkelen van expertise op het gebied van
internationalisering in het onderwijs ten behoeve van versterking van
internationalisering van het Nederlandse onderwijs;
f. het onderhouden van nationale en internationale contacten ter
bevordering van de internationalisering van het onderwijs;
g. het vervullen van een platform-functie op het gebied van
internationalisering en onderwijs in vreemde talen voor
onderwijsinstellingen;
h. het, vanuit de opgebouwde expertise, namens de Minister
uitvoeren van (subsidie)programma’s en projecten op het gebied van
internationalisering en vreemde talen;
i. het desgevraagd adviseren van het veld over het (toekomstig)
internationaliseringsbeleid van de Minister; en
j. het ontwikkelen van expertise bij en het ondersteunen van
onderwijsinstellingen bij het bevorderen van meertaligheid.
Artikel 3. Subsidievoorwaarden
1. Subsidie wordt uitsluitend op aanvraag verleend.
2. Subsidie wordt uitsluitend verleend aan een rechtspersoon met
volledige rechtsbevoegdheid waarvan de statutaire doelstelling past binnen het
doel van de subsidieverlening, te weten, het bevorderen in brede zin van de
internationale oriëntatie bij onderwijsinstellingen.
Artikel 4. Maximaal beschikbare subsidie
Voor subsidieverlening in het kader van deze regeling is in de
periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013 € 2,5 mln per kalenderjaar
beschikbaar. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd in verband met de loon- en
prijsbijstellingen.
Artikel 5. Vereisten subsidieaanvraag
1. De subsidieaanvraag omvat een meerjarenactiviteitenplan en een
meerjarenraming voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december
2013.
2. De subsidieaanvraag gaat vergezeld van een afschrift van de
geldende statuten van de subsidieaanvrager.
Artikel 6. Meerjarenactiviteitenplan
Het meerjarenactiviteitenplan bevat in elk geval:
a. een overzicht van de aan de activiteiten gerelateerde
doelstellingen, streefwaarden en prestatie-indicatoren;
b. een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen
activiteiten.
Artikel 7. Meerjarenraming
De meerjarenraming biedt inzicht in de inkomsten en uitgaven die de
aanvrager in verband met de te subsidiëren activiteiten voorziet in de jaren
waarop de raming betrekking heeft.
Artikel 8. indiening subsidieaanvraag
1. De subsidieaanvraag wordt ingediend voor 1 oktober 2009.
2. De subsidieaanvraag wordt gezonden naar:
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
t.a.v. de directie Internationaal Beleid
IPC 2300
Postbus 16375
2500 BJ Den Haag
Artikel 9. Subsidieverlening
1. Subsidie wordt slechts aan één aanvrager verleend.
2. De Minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op de tijdig
ingediende aanvragen op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij
te dragen aan de bevordering in brede zin van de internationale oriëntatie bij
onderwijsinstellingen
3. Bij zijn beslissing, bedoeld in het tweede lid houdt de Minister
rekening met:
a. de mate waarin de aanvrager in staat moet worden geacht alle
activiteiten, bedoeld onder a tot en met j, uit te voeren;
b. de mate waarin de aanvrager in staat moet worden geacht de
activiteiten, bedoeld onder a tot en met j, in samenhang uit te voeren;
4. Subsidie wordt verleend voor 4 jaar.
Artikel 10. Begrotingsvoorwaarde
In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in
artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt het
verleende subsidiebedrag verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de
vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat.
Artikel 11. Verantwoording
1. De subsidieontvanger stuurt jaarlijks voor 1 juni een jaarverslag
aan de Minister. Het jaarverslag bevat een overzicht van de activiteiten die in
het voorgaande jaar zijn uitgevoerd.
2. Het jaarverslag wordt vergezeld van een jaarrekening waarmee
inzicht wordt gegeven in de wijze waarop de subsidie is besteed.
3. De jaarrekening wordt voorzien van een accountantsverklaring
waaruit de rechtmatige besteding van de subsidiemiddelen blijkt en is voldaan
aan van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Artikel 12. Overleg
1. De subsidieontvanger voert ten minste twee keer per jaar overleg
met de Minister, waarin in ieder geval de stand van zaken van de uitvoering van
de activiteiten en de uitputting van de subsidie aan de orde komen.
2. Onverminderd het eerste lid voert de subsidieontvanger periodiek
technisch overleg met de directie Internationaal Beleid van het Ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de uitvoering van het
activiteitenplan.
Artikel 13. Informatieplicht
1. De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de Minister
ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn de Minister inlichtingen te
verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het door of namens de Minister
te voeren beleid.
2. De subsidieontvanger geeft aan door of namens de Minister
aangewezen ambtenaren op verzoek inzage in de in artikel 17 van de Wet overige
OCW-subsidies bedoelde administratie en verstrekt alle inlichtingen die
redelijkerwijs noodzakelijk zijn om een juist inzicht te verkrijgen in de
besteding van de subsidie.
3. De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk
mededeling aan de Minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor
een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.
Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.
Artikel 14. Egalisatiereserve
Artikel 15. Diensten voor en door derden
1. Voor de beschikbaarstelling van goederen aan derden of het
verrichten van diensten voor derden, niet zijnde onderwijsinstellingen brengt
de subsidieontvanger een vergoeding in rekening die tenminste kostendekkend
is.
2. Indien de subsidieontvanger in het kader van de
subsidieverstrekking diensten of werkzaamheden door derden wil laten uitvoeren,
neemt hij daarbij de Europese aanbestedingsregelgeving in acht.
Artikel 16. Intellectueel eigendom
De subsidieontvanger werkt mee aan het tot stand komen van een
overeenkomst indien dit naar het oordeel van de Minister noodzakelijk is om te
komen tot het kosteloos overdragen aan de Minister van rechten met betrekking
tot het intellectuele eigendom die rusten op de voortbrengselen van de in het
kader van de subsidieverstrekking uit te voeren activiteiten.
Artikel 17. Aanvraag tot vaststelling
Voor 1 juni 2014 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot
subsidievaststelling in. De aanvraag gaat vergezeld van een eindverslag.
Artikel 18. Eindverslag
1. Het eindverslag bevat een overzicht van de werkzaamheden waarvoor
subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten.
2. De inrichting van het verslag komt overeen met de inrichting van
het activiteitenplan.
3. Het verslag bevat, voor zover van toepassing, een analyse van
verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten, vermeld
in het activiteitenplan, en de feitelijke realisatie.
Artikel 19. Andere verplichting van de subsidie-ontvanger
De te subsidiëren activiteiten worden in afstemming met het
EU-programma Lifelong Learning Programme uitgevoerd.
Artikel 20. Subsidievaststelling
1. De subsidie wordt vastgesteld binnen 8 weken na ontvangst van de
gegevens, bedoeld in artikel 17.
2. Niet bestede subsidiemiddelen worden na afloop van de
subsidieperiode teruggevorderd.
Artikel 21. Voorschotten
De subsidie wordt aan de subsidieontvanger jaarlijks in 4
voorschotten van gelijke grootte beschikbaar gesteld, tenzij de
subsidieontvanger een onderbouwde afwijkende liquiditeitsbehoefte bij de
subsidieaanvraag aanlevert.
Artikel 22. Evaluatie regeling
Deze regeling wordt na 4 jaar geëvalueerd.
Artikel 23. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de
dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 24. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Bevordering
Internationalisering PO/VO.
TOELICHTING
Algemeen
Er is een groeiend besef dat Nederlandse kinderen beter voorbereid
moeten worden op de steeds internationaler wordende arbeidsmarkt en samenleving
van morgen. Het Nederlandse bedrijfsleven in Nederland en in het buitenland
heeft een continue behoefte aan gekwalificeerde en ook internationaal
georiënteerde arbeidskrachten op alle functieniveaus. Uit onderzoek van MKB
Nederland blijkt het m.n. te gaan om kennis van vreemde taal en cultuur en
omgangsvormen. Volgens de Onderwijsraad is het vanuit sociaal-cultureel en
economisch oogpunt belangrijk dat het onderwijs mee internationaliseert.
Het hoger onderwijs is al in sterkere mate geïnternationaliseerd en
het BVE veld is met een inhaalslag bezig. In het primair en voortgezet
onderwijs is internationalisering veelal nog niet geïntegreerd. Het gaat er
allereerst om dat leerlingen een open en positieve houding hebben t.o.v. de
wereld om zich heen. Verder gaat het om kennis en vaardigheden om zich optimaal
te kunnen ontwikkelen in het vervolgonderwijs en als Europees (en wereld-)
burger.
De regeling heeft als doel het bevorderen van internationalisering
in het curriculum van onderwijsinstellingen, het bevorderen van internationale
samenwerking tussen onderwijsinstellingen, het stimuleren van uitwisseling van
leerlingen en docenten en het bevorderen van onderwijs in vreemde talen.
Administratieve lasten
OCW heeft de administratieve lasten berekend op ruim 9.000 euro
voor bedrijven. Het voorstel is niet voorgelegd aan Actal omdat dit bedrag
geringer is dan 10.000 euro.
Artikelgewijs
Artikel 2 Te subsidiëren activiteiten
Deze subsidieregeling strekt er toe internationalisering bij
onderwijsinstellingen te stimuleren. Hiertoe is een aantal activiteiten globaal
gedefinieerd. Onderdeel van deze activiteiten kan zijn het stimuleren van
internationale uitwisseling van scholieren en docenten. Een specifiek onderdeel
van de internationalisering in het curriculum is vreemde taalonderwijs (vto).
Vreemde taalonderwijs is ook mogelijk in intensieve vormen als vroeg vreemde
taalonderwijs (vvto) en tweetalig onderwijs (tto).
Omdat een van de activiteiten het ontwikkelen van expertise is
en deze expertise noodzakelijk is om onderwijsinstellingen op een goede manier
te kunnen ondersteunen, wordt gevraagd de activiteiten zoveel mogelijk in
samenhang uit te voeren. Eén uitvoerder voor deze activiteiten ligt hierbij
voor de hand. De activiteiten moeten niet alleen in onderlinge samenhang
uitgevoerd worden, maar ook in samenhang met het EU-mobiliteitsprogramma
Lifelong Learning en andere (mogelijke) internationale activiteiten.
De subsidie wordt niet direct aan een onderwijsinstelling
verstrekt, maar aan een organisatie die zowel de onderwijsvelden primair
onderwijs en voortgezet onderwijs overziet en overziet wat in het veld nodig is
om de internationale oriëntatie te bevorderen. Contacten met
onderwijsgerelateerde instanties kunnen zinvol zijn; het gaat erom de
onderwijsinstellingen zo goed mogelijk te ondersteunen.
Artikel 4 Subsidiebedrag
Het totale subsidiebedrag is 10,0 mln. Dit is in 4 gelijke
jaarlijkse tranches verdeeld. 2010 is de eerste tranche. 2013 de laatste. Het
subsidiebedrag wordt indien van toepassing aangepast met de door de
begrotingswetgever ter beschikking gestelde loon- en prijsbijstelling.
Artikel 5 Vereisten subsidieaanvraag
De subsidieaanvrager wordt gevraagd een meerjarenprogramma op
te stellen, waaruit blijkt welke activiteiten zij uit wil voeren om
internationalisering in het Nederlands onderwijs te stimuleren. Dit
meerjarenprogramma beslaat een periode van 4 jaar. Aan het meerjarenprogramma
wordt een meerjarenbegroting gekoppeld.
Om invulling te geven aan artikel 3, lid 2, wordt
subsidieaanvragers gevraagd hun statuten op te sturen.
Artikel 9 Subsidieverlening
Wanneer meerdere aanvragers subsidie aanvragen maakt de
Minister een afweging welk meerjarenplan het meeste bijdraagt aan de
doelstelling, het bevorderen van internationalisering.
Subsidie wordt telkens verleend voor 4 jaar. Dit om
continuïteit te houden in de noodzakelijk te ontwikkelen expertise op het
gebied van internationalisering, en continuïteit te houden in het aanspreekpunt
voor onderwijsinstellingen op dit gebied.
Artikel 11. Verantwoording
De subsidieontvanger stelt jaarlijks een rapportage op van de
uitgevoerde activiteiten in dat jaar. De jaarrekening geeft inzicht in hoeverre
het beschikbare subsidiebudget van dat jaar is uitgeput. De jaarrekening wordt
voorzien van een accountantsverklaring.
Artikel 12. Overleg
In ieder geval tweemaal per jaar vindt overleg plaats tussen de
Minister en de subsidieontvanger. Dit overleg kan namens de Minister door de
directeur IB worden gevoerd. In het overleg kan de voortgang van de uitvoering
van het meerjarenplan aan de orde komen en kunnen indien van toepassing
bijstellingen van het meerjarenplan in onderlinge overeenstemming worden
afgesproken. Daarnaast is er de mogelijkheid om tussentijds overleg te voeren
over operationele zaken.
Artikel 14. Egalisatiereserve
Het is de subsidieontvanger toegestaan een egalisatiereserve te
vormen. Hieraan is een maximum gesteld.
Artikel 16. Intellectueel eigendom
Een van de subsidie-activiteiten is het ontwikkelen van
expertise. Dit artikel geeft aan dat deze expertise desgevraagd aan de Minister
dient te worden overgedragen.
Artikel 17. Aanvraag tot vaststelling
Na afloop van de subsidieperiode van 4 jaar dient de
subsidieontvanger een verzoek tot vaststelling van de subsidie in. Eventueel
niet bestede middelen worden op dat moment terug gevorderd.
Artikel 21. Voorschotten
In principe wordt de subsidie per kwartaal als voorschot aan de
subsidieontvanger betaald. Het artikel laat echter ruimte om hier van af te
wijken op het moment dat de subsidieontvanger bij zijn aanvraag onderbouwd
heeft aangegeven een andere liquiditeitsbehoefte te hebben. Op dat moment kan
de Minister besluiten voorschotten op basis van de liquiditeitsbehoefte te
betalen.
De Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
R.H.A. Plasterk.