Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 juni 2009, nr. IB/2009/128090, houdende regels voor de verstrekking van subsidie ter bevordering van de internationale oriëntatie van onderwijsinstellingen (Regeling Bevordering Internationalisering PO/VO)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelend in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 4 van de Wet overige OCW-subsidies

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister:

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. onderwijsinstelling:
  • een basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

  • een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • een school voor speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

  • een onderwijsinstelling als bedoeld in art. 1.1.1, onderdeel b, onder 4° van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs; of

  • een onderwijsinstelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, waaraan een lerarenopleiding wordt verzorgd.

Artikel 2 Te subsidiëren activiteiten

Subsidie wordt verstrekt voor de volgende activiteiten:

  • a. het bieden van algemene en specifieke informatie over internationalisering aan onderwijsinstellingen en andere onderwijsgerelateerde instanties;

  • b. het uitvoeren van programma’s voor internationale samenwerking en uitwisseling en evaluatie van deze programma’s;

  • c. het ondersteunen en begeleiden van onderwijsinstellingen in het kader van programma’s en projecten gericht op internationalisering;

  • d. het ontwikkelen van ideeën ter bevordering van internationalisering van het onderwijs;

  • e. het ontwikkelen van expertise op het gebied van internationalisering in het onderwijs ten behoeve van versterking van internationalisering van het Nederlandse onderwijs;

  • f. het onderhouden van nationale en internationale contacten ter bevordering van de internationalisering van het onderwijs;

  • g. het vervullen van een platform-functie op het gebied van internationalisering en onderwijs in vreemde talen voor onderwijsinstellingen;

  • h. het, vanuit de opgebouwde expertise, namens de Minister uitvoeren van (subsidie)programma’s en projecten op het gebied van internationalisering en vreemde talen;

  • i. het desgevraagd adviseren van het veld over het (toekomstig) internationaliseringsbeleid van de Minister; en

  • j. het ontwikkelen van expertise bij en het ondersteunen van onderwijsinstellingen bij het bevorderen van meertaligheid.

Artikel 3. Subsidievoorwaarden

  • 1. Subsidie wordt uitsluitend op aanvraag verleend.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid waarvan de statutaire doelstelling past binnen het doel van de subsidieverlening, te weten, het bevorderen in brede zin van de internationale oriëntatie bij onderwijsinstellingen.

Artikel 4. Maximaal beschikbare subsidie

Voor subsidieverlening in het kader van deze regeling is in de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013 € 2,5 mln per kalenderjaar beschikbaar. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd in verband met de loon- en prijsbijstellingen.

Artikel 5. Vereisten subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag omvat een meerjarenactiviteitenplan en een meerjarenraming voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013.

  • 2. De subsidieaanvraag gaat vergezeld van een afschrift van de geldende statuten van de subsidieaanvrager.

Artikel 6. Meerjarenactiviteitenplan

Het meerjarenactiviteitenplan bevat in elk geval:

  • a. een overzicht van de aan de activiteiten gerelateerde doelstellingen, streefwaarden en prestatie-indicatoren;

  • b. een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten.

Artikel 7. Meerjarenraming

De meerjarenraming biedt inzicht in de inkomsten en uitgaven die de aanvrager in verband met de te subsidiëren activiteiten voorziet in de jaren waarop de raming betrekking heeft.

Artikel 8. indiening subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag wordt ingediend voor 1 oktober 2009.

  • 2. De subsidieaanvraag wordt gezonden naar:

    Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

    t.a.v. de directie Internationaal Beleid

    IPC 2300

    Postbus 16375

    2500 BJ Den Haag

Artikel 9. Subsidieverlening

  • 1. Subsidie wordt slechts aan één aanvrager verleend.

  • 2. De Minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op de tijdig ingediende aanvragen op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de bevordering in brede zin van de internationale oriëntatie bij onderwijsinstellingen

  • 3. Bij zijn beslissing, bedoeld in het tweede lid houdt de Minister rekening met:

    • a. de mate waarin de aanvrager in staat moet worden geacht alle activiteiten, bedoeld onder a tot en met j, uit te voeren;

    • b. de mate waarin de aanvrager in staat moet worden geacht de activiteiten, bedoeld onder a tot en met j, in samenhang uit te voeren;

  • 4. Subsidie wordt verleend voor 4 jaar.

Artikel 10. Begrotingsvoorwaarde

In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt het verleende subsidiebedrag verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat.

Artikel 11. Verantwoording

  • 1. De subsidieontvanger stuurt jaarlijks voor 1 juni een jaarverslag aan de Minister. Het jaarverslag bevat een overzicht van de activiteiten die in het voorgaande jaar zijn uitgevoerd.

  • 2. Het jaarverslag wordt vergezeld van een jaarrekening waarmee inzicht wordt gegeven in de wijze waarop de subsidie is besteed.

  • 3. De jaarrekening wordt voorzien van een accountantsverklaring waaruit de rechtmatige besteding van de subsidiemiddelen blijkt en is voldaan aan van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

Artikel 12. Overleg

  • 1. De subsidieontvanger voert ten minste twee keer per jaar overleg met de Minister, waarin in ieder geval de stand van zaken van de uitvoering van de activiteiten en de uitputting van de subsidie aan de orde komen.

  • 2. Onverminderd het eerste lid voert de subsidieontvanger periodiek technisch overleg met de directie Internationaal Beleid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de uitvoering van het activiteitenplan.

Artikel 13. Informatieplicht

  • 1. De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn de Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het door of namens de Minister te voeren beleid.

  • 2. De subsidieontvanger geeft aan door of namens de Minister aangewezen ambtenaren op verzoek inzage in de in artikel 17 van de Wet overige OCW-subsidies bedoelde administratie en verstrekt alle inlichtingen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om een juist inzicht te verkrijgen in de besteding van de subsidie.

  • 3. De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de Minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

Artikel 14. Egalisatiereserve

  • 1. De subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. De reserve bedraagt ten hoogste 10% van de verleende subsidie.

Artikel 15. Diensten voor en door derden

  • 1. Voor de beschikbaarstelling van goederen aan derden of het verrichten van diensten voor derden, niet zijnde onderwijsinstellingen brengt de subsidieontvanger een vergoeding in rekening die tenminste kostendekkend is.

  • 2. Indien de subsidieontvanger in het kader van de subsidieverstrekking diensten of werkzaamheden door derden wil laten uitvoeren, neemt hij daarbij de Europese aanbestedingsregelgeving in acht.

Artikel 16. Intellectueel eigendom

De subsidieontvanger werkt mee aan het tot stand komen van een overeenkomst indien dit naar het oordeel van de Minister noodzakelijk is om te komen tot het kosteloos overdragen aan de Minister van rechten met betrekking tot het intellectuele eigendom die rusten op de voortbrengselen van de in het kader van de subsidieverstrekking uit te voeren activiteiten.

Artikel 17. Aanvraag tot vaststelling

Voor 1 juni 2014 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in. De aanvraag gaat vergezeld van een eindverslag.

Artikel 18. Eindverslag

  • 1. Het eindverslag bevat een overzicht van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten.

  • 2. De inrichting van het verslag komt overeen met de inrichting van het activiteitenplan.

  • 3. Het verslag bevat, voor zover van toepassing, een analyse van verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten, vermeld in het activiteitenplan, en de feitelijke realisatie.

Artikel 19. Andere verplichting van de subsidie-ontvanger

De te subsidiëren activiteiten worden in afstemming met het EU-programma Lifelong Learning Programme uitgevoerd.

Artikel 20. Subsidievaststelling

  • 1. De subsidie wordt vastgesteld binnen 8 weken na ontvangst van de gegevens, bedoeld in artikel 17.

  • 2. Niet bestede subsidiemiddelen worden na afloop van de subsidieperiode teruggevorderd.

Artikel 21. Voorschotten

De subsidie wordt aan de subsidieontvanger jaarlijks in 4 voorschotten van gelijke grootte beschikbaar gesteld, tenzij de subsidieontvanger een onderbouwde afwijkende liquiditeitsbehoefte bij de subsidieaanvraag aanlevert.

Artikel 22. Evaluatie regeling

Deze regeling wordt na 4 jaar geëvalueerd.

Artikel 23. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 24. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Bevordering Internationalisering PO/VO.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

R.H.A. Plasterk.

TOELICHTING

Algemeen

Er is een groeiend besef dat Nederlandse kinderen beter voorbereid moeten worden op de steeds internationaler wordende arbeidsmarkt en samenleving van morgen. Het Nederlandse bedrijfsleven in Nederland en in het buitenland heeft een continue behoefte aan gekwalificeerde en ook internationaal georiënteerde arbeidskrachten op alle functieniveaus. Uit onderzoek van MKB Nederland blijkt het m.n. te gaan om kennis van vreemde taal en cultuur en omgangsvormen. Volgens de Onderwijsraad is het vanuit sociaal-cultureel en economisch oogpunt belangrijk dat het onderwijs mee internationaliseert.

Het hoger onderwijs is al in sterkere mate geïnternationaliseerd en het BVE veld is met een inhaalslag bezig. In het primair en voortgezet onderwijs is internationalisering veelal nog niet geïntegreerd. Het gaat er allereerst om dat leerlingen een open en positieve houding hebben t.o.v. de wereld om zich heen. Verder gaat het om kennis en vaardigheden om zich optimaal te kunnen ontwikkelen in het vervolgonderwijs en als Europees (en wereld-) burger.

De regeling heeft als doel het bevorderen van internationalisering in het curriculum van onderwijsinstellingen, het bevorderen van internationale samenwerking tussen onderwijsinstellingen, het stimuleren van uitwisseling van leerlingen en docenten en het bevorderen van onderwijs in vreemde talen.

Administratieve lasten

OCW heeft de administratieve lasten berekend op ruim 9.000 euro voor bedrijven. Het voorstel is niet voorgelegd aan Actal omdat dit bedrag geringer is dan 10.000 euro.

Artikelgewijs

Artikel 2 Te subsidiëren activiteiten

Deze subsidieregeling strekt er toe internationalisering bij onderwijsinstellingen te stimuleren. Hiertoe is een aantal activiteiten globaal gedefinieerd. Onderdeel van deze activiteiten kan zijn het stimuleren van internationale uitwisseling van scholieren en docenten. Een specifiek onderdeel van de internationalisering in het curriculum is vreemde taalonderwijs (vto). Vreemde taalonderwijs is ook mogelijk in intensieve vormen als vroeg vreemde taalonderwijs (vvto) en tweetalig onderwijs (tto).

Omdat een van de activiteiten het ontwikkelen van expertise is en deze expertise noodzakelijk is om onderwijsinstellingen op een goede manier te kunnen ondersteunen, wordt gevraagd de activiteiten zoveel mogelijk in samenhang uit te voeren. Eén uitvoerder voor deze activiteiten ligt hierbij voor de hand. De activiteiten moeten niet alleen in onderlinge samenhang uitgevoerd worden, maar ook in samenhang met het EU-mobiliteitsprogramma Lifelong Learning en andere (mogelijke) internationale activiteiten.

De subsidie wordt niet direct aan een onderwijsinstelling verstrekt, maar aan een organisatie die zowel de onderwijsvelden primair onderwijs en voortgezet onderwijs overziet en overziet wat in het veld nodig is om de internationale oriëntatie te bevorderen. Contacten met onderwijsgerelateerde instanties kunnen zinvol zijn; het gaat erom de onderwijsinstellingen zo goed mogelijk te ondersteunen.

Artikel 4 Subsidiebedrag

Het totale subsidiebedrag is 10,0 mln. Dit is in 4 gelijke jaarlijkse tranches verdeeld. 2010 is de eerste tranche. 2013 de laatste. Het subsidiebedrag wordt indien van toepassing aangepast met de door de begrotingswetgever ter beschikking gestelde loon- en prijsbijstelling.

Artikel 5 Vereisten subsidieaanvraag

De subsidieaanvrager wordt gevraagd een meerjarenprogramma op te stellen, waaruit blijkt welke activiteiten zij uit wil voeren om internationalisering in het Nederlands onderwijs te stimuleren. Dit meerjarenprogramma beslaat een periode van 4 jaar. Aan het meerjarenprogramma wordt een meerjarenbegroting gekoppeld.

Om invulling te geven aan artikel 3, lid 2, wordt subsidieaanvragers gevraagd hun statuten op te sturen.

Artikel 9 Subsidieverlening

Wanneer meerdere aanvragers subsidie aanvragen maakt de Minister een afweging welk meerjarenplan het meeste bijdraagt aan de doelstelling, het bevorderen van internationalisering.

Subsidie wordt telkens verleend voor 4 jaar. Dit om continuïteit te houden in de noodzakelijk te ontwikkelen expertise op het gebied van internationalisering, en continuïteit te houden in het aanspreekpunt voor onderwijsinstellingen op dit gebied.

Artikel 11. Verantwoording

De subsidieontvanger stelt jaarlijks een rapportage op van de uitgevoerde activiteiten in dat jaar. De jaarrekening geeft inzicht in hoeverre het beschikbare subsidiebudget van dat jaar is uitgeput. De jaarrekening wordt voorzien van een accountantsverklaring.

Artikel 12. Overleg

In ieder geval tweemaal per jaar vindt overleg plaats tussen de Minister en de subsidieontvanger. Dit overleg kan namens de Minister door de directeur IB worden gevoerd. In het overleg kan de voortgang van de uitvoering van het meerjarenplan aan de orde komen en kunnen indien van toepassing bijstellingen van het meerjarenplan in onderlinge overeenstemming worden afgesproken. Daarnaast is er de mogelijkheid om tussentijds overleg te voeren over operationele zaken.

Artikel 14. Egalisatiereserve

Het is de subsidieontvanger toegestaan een egalisatiereserve te vormen. Hieraan is een maximum gesteld.

Artikel 16. Intellectueel eigendom

Een van de subsidie-activiteiten is het ontwikkelen van expertise. Dit artikel geeft aan dat deze expertise desgevraagd aan de Minister dient te worden overgedragen.

Artikel 17. Aanvraag tot vaststelling

Na afloop van de subsidieperiode van 4 jaar dient de subsidieontvanger een verzoek tot vaststelling van de subsidie in. Eventueel niet bestede middelen worden op dat moment terug gevorderd.

Artikel 21. Voorschotten

In principe wordt de subsidie per kwartaal als voorschot aan de subsidieontvanger betaald. Het artikel laat echter ruimte om hier van af te wijken op het moment dat de subsidieontvanger bij zijn aanvraag onderbouwd heeft aangegeven een andere liquiditeitsbehoefte te hebben. Op dat moment kan de Minister besluiten voorschotten op basis van de liquiditeitsbehoefte te betalen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

R.H.A. Plasterk.

Naar boven