Wijziging van de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001

7 juli 2009

Nr. DB 2009-373M

Directoraat-Generaal voor fiscale zaken Directie directe belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken en na overleg met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op de artikelen 3.42, tweede, vijfde en zevende lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001;

Besluit:

ARTIKEL I

De bijlage behorende bij de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt na onderdeel E een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • F. Investeringen ten behoeve van energiebesparing in bestaande woningen die bestemd zijn voor andere dan kortstondige verhuur (hierna: ‘bestaande huurwoningen’)

    Energieprestatieverbetering van bestaande woningen voor het verbeteren van de energieprestatie, bestaande uit een pakket van energie-investeringen, zoals vastgelegd in ISSO 82.2 (Energieprestatie Advies Woningen, maatwerkadvies).

    De energieprestatie van de woning moet door het pakket van energie-investeringen:

    • a. voldoen aan minimaal label B, waarbij de energie-index maximaal 1,30 bedraagt, of

    • b. met minimaal twee labelstappen verbeteren.

    Voor investeringen die deel uitmaken van het pakket van energie-investeringen die ook zijn omschreven onder A.1.2.I., A.1.2.J., A.2.1.B., A.2.1.C. zijn de technische eisen die aan deze bedrijfsmiddelen worden gesteld eveneens van toepassing. Als in het pakket van energie-investeringen een warmtepomp is opgenomen dan geldt:

    • een elektrisch aangedreven warmtepomp met voor water/water systemen een COP ≥ 3,8 bij een conditie van W10/W45 bepaald conform NEN-EN 14511 en, voor het geval de warmtepomp ook een bijdrage levert aan de verwarming van tapwater, ten behoeve van de verwarming van tapwater een COP ≥ 2,4. De warmtepomp is bestemd als hoofd- of basisverwarming van een woning en niet primair gericht op actieve koeling of verwarming van tapwater;

    • een elektrisch aangedreven warmtepomp met voor brine/water systemen een COP ≥ 3,0 bij een conditie van B0/W45 bepaald conform NEN-EN 14511 en, voor het geval de warmtepomp ook een bijdrage levert aan de verwarming van tapwater, ten behoeve van de verwarming van tapwater een COP ≥ 2,4. De warmtepomp is bestemd als hoofd- of basisverwarming van een woning en niet primair gericht op actieve koeling of verwarming van tapwater;

    • een gasgedreven warmtepomp met een minimum thermisch vermogen van 25 kWth, en een PER ≥ 1,4 ten behoeve van ruimteverwarming, bepaald conform NEN-EN 12309, bij de testcondities die overeenkomen met het systeemontwerp en die warmte onttrekt aan (buiten)lucht, bodem, grondwater of oppervlaktewater. De warmtepomp is bestemd als hoofd- of basisverwarming van een woning en niet primair gericht op actieve koeling of verwarming van tapwater;

    • een elektrisch aangedreven lucht/water warmtepomp met een COP ≥ 3,6 bepaald conform NEN-EN 14511, bij de testconditie A7/W35 voor warmtepompen op buitenlucht of A20/W45 voor warmtepompen op ventilatielucht. De warmtepomp dient als hoofd- of basisverwarming van een woning en mag niet primair gericht zijn op actieve koeling of verwarming van tapwater.

    Het investeringsbedrag dat voor energie-investeringsaftrek in aanmerking komt bedraagt maximaal EUR 15.000 per woning.

B

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

Voor investeringen onder A.5 Energieprestatieverbetering van bestaande bedrijfsgebouwen en F. Investeringen ten behoeve van energiebesparing in bestaande huurwoningen geldt dat op het moment van melden alle noodzakelijke investeringsverplichtingen, waarmee wordt voldaan aan de gestelde eisen genoemd onder A.5 en F, moeten zijn aangegaan.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën,

J.C. de Jager.

TOELICHTING

Algemeen

Op 10 december 2008 is de jaarlijkse wijziging van de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 (Staatscourant 2008 Nr. 249) gepubliceerd. Met de onderhavige wijziging wordt de bij die regeling behorende bijlage tussentijds gewijzigd.

De ontwerpregeling is op 6 juli 2009 onder notificatienummer 2009/0359/NL voorgelegd aan de Europese Commissie ingevolge de Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende de informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nl. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217).

Aanpassing aangewezen investeringen

Investeringen in bestaande huurwoningen bestemd voor andere dan kortstondige verhuur, die leiden tot een significante verbetering van de energieprestatie van de woningen, komen met ingang van 1 juni 2009 in aanmerking voor de energie-investeringsaftrek. Het betreft een tijdelijke stimuleringsmaatregel, die vervalt per 1 december 2010. De regeling wordt gefinancierd uit het incidentele budget ‘Energie: energiebesparing woningen’ van EUR 130 miljoen in 2009 en 147,5 miljoen in 2010 als onderdeel van het pakket aan maatregelen genoemd in het aanvullend beleidsakkoord bij ‘Samen werken, samen leven’.

Een investering in een pakket van energiebesparende maatregelen voor het verbeteren van de energieprestatie van bestaande huurwoningen, kan tot een maximaal investeringsbedrag van EUR 15.000 per woning in aanmerking komen voor energie-investeringsaftrek. Voorwaarde is dat op het moment van melden van de energie-investeringen, moet zijn geïnvesteerd in alle noodzakelijke maatregelen uit het maatwerkadvies die voor het bereiken van de minimaal vereiste energieprestatieverbetering noodzakelijk zijn. De meldingstermijn van drie maanden blijft van kracht. Hierdoor moeten alle noodzakelijke investeringen of voortbrengingskosten in het pakket binnen de meldingstermijn zijn aangegaan. Voor een aantal andere specifieke in bijlage I genoemde bedrijfsmiddelen gelden technische eisen. Deze technische eisen zijn ook van toepassing indien deze maatregelen deel uit maken van het pakket. Verder is er een afstemming met de technische eisen van maatregelen, die genoemd worden binnen het subsidieprogramma Duurzame warmte voor bestaande woningen.

De Staatssecretaris van Financiën,

J.C. de Jager.

Naar boven