Tijdelijke subsidieregeling voor veilige publieke taak

Regeling ter stimulering van de veiligheid van werknemers bij de uitoefening van de publieke taak (Tijdelijke subsidie regeling voor veilige publieke taak)

13 mei 2008

Nr. 2008-0000208180

DGBK/AOS Programma Veilige Publieke Taak

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 14 en 15 van de Wet overige BZK-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

1. De Minister kan op aanvraag een subsidie verstrekken voor activiteiten die agressie en geweld tegen werknemers, bij de uitoefening van hun publieke taak, voorkomen of tegengaan.

2. De subsidie wordt niet verstrekt aan provincies en gemeenten.

3. Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

Artikel 2

1. De subsidie wordt in de jaren 2008 tot en met 2010 verstrekt. Deze periode is verdeeld in de volgende drie tijdvakken met het daarbij behorende subsidieplafond:

a. 1 september 2008 tot 1 september 2009, € 500.000;

b. 1 september 2009 tot 1 september 2010, € 500.000;

c. 1 september 2010 tot 1 september 2011, € 250.000.

2. Het subsidieplafond kan tussentijds worden verhoogd. Hiervan wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

3. Indien de verhoging plaatsvindt na de indieningsdatum van dat subsidietijdvak, is er geen gelegenheid nieuwe aanvragen in te dienen.

Artikel 3

1. Voorafgaand aan de beschikking tot subsidievaststelling wordt geen beschikking tot subsidieverlening gegeven.

2. Een aanvraag voor subsidie wordt uiterlijk 1 juli voorafgaand aan het betreffende tijdvak ingediend.

3. De aanvraag bevat ten minste een beschrijving van:

a. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

b. de wijze waarop de beoogde effecten van de activiteiten bijdragen aan de doelstelling van deze regeling;

c. de aard en omvang van de veiligheidsproblematiek ter vermindering waarvan de activiteiten zijn bedoeld;

d. de duur van de activiteiten;

e. de wijze van evaluatie, en

f. de geraamde uitgaven voor de activiteiten gedurende het subsidietijdvak.

Artikel 4

De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de begrote kosten van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

Artikel 5

1. Een subsidie kan geweigerd worden als:

a. de aard en de omvang van de veiligheidsproblematiek onbekend of gering is;

b. de activiteit niet geïntegreerd kan worden in het veiligheidsbeleid van de organisatie;

c. de activiteit onvoldoende innovatief is.

2. De subsidie wordt geweigerd als de activiteit de financiering van bewakingspersoneel of het plaatsen van camera’s beoogt.

3. In een tijdvak komt maximaal één aanvraag per subsidie-ontvanger voor subsidieverstrekking in aanmerking.

Artikel 6

1. Na het verstrijken van de indieningsdatum worden de aanvragen in rangorde geplaatst. Daarbij worden de aanvragen beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de aard en de omvang van de veiligheidsproblematiek waar de activiteit op is gericht;

b. de mogelijkheid van integratie in de organisatie;

c. het innovatieve karakter van de activiteit;

d. de mogelijkheid dat andere organisaties de activiteit kunnen toepassen;

e. de verhouding tussen de kosten en de beoogde resultaten;

f. de integrale aanpak in de eigen organisatie en in samenwerking met andere organisaties.

2. De subsidie wordt verstrekt aan de hand van de volgorde van rangorde totdat het subsidieplafond is bereikt.

3. De Minister wijst de overige aanvragen af.

Artikel 7

1. De Minister neemt voor 1 september van het betreffende tijdvak een beslissing aangaande de aanvraag tot subsidievaststelling.

2. De Minister betaalt de subsidie binnen 4 weken na de beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 8

1. De subsidie wordt verstrekt onder de verplichting dat:

a. de activiteit wordt uitgevoerd zoals in de beschikking tot subsidievaststelling is omschreven;

b. het activiteitenverslag, en indien mogelijk de resultaten van de gesubsidieerde activiteiten, openbaar worden gemaakt.

2. De Minister kan in de beschikking tot subsidievaststelling de verplichting opleggen dat de subsidie-ontvanger de verklaring Aanpak van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak, ondertekent.

Artikel 9

Binnen 3 maanden na afloop van het tijdvak waarover subsidie is verstrekt, zendt de subsidie-ontvanger een activiteitenverslag, overeenkomstig artikel 4:80 van de Algemene wet bestuursrecht, aan de Minister.

Artikel 10

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

2. Deze regeling vervalt op 1 januari 2012.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling veilige publieke taak.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, G. ter Horst.

Toelichting

A. Algemeen

Mensen die hun publieke taak verrichten op straat, achter de balie of in de bus, werken voor ons allemaal. Dat doen ze met respect en dat respect mogen ze ook terug verwachten. Toch krijgen hulpverleners, handhavers, toezichthouders en dienstverleners dagelijks te maken met agressie en geweld bij de uitoefening van hun publieke taken. Twee van de drie werknemers wordt jaarlijks geconfronteerd met vormen van ongewenst gedrag, waarvan een kwart zelfs met fysiek geweld. Het kabinet vindt dit onacceptabel en wil dat werknemers hun publieke taken veilig en respectvol kunnen uitvoeren. Hiervoor is op het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het programma Veilige Publieke Taak ontwikkeld. Deze subsidieregeling is een onderdeel van dit programma. Organisaties met een publieke taak kunnen hiermee gericht investeren in de totstandkoming, invoering en borging van veiligheidsbeleid op het gebied van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak.

Organisaties met een publieke taak kunnen deze subsidie krijgen. Hierbij wordt gedacht aan de gezondheidszorg, het onderwijs, de politie etc. Provincies en gemeenten komen niet in aanmerking voor deze subsidie omdat zij hiervoor geld kunnen krijgen via een integratie-uitkering uit het provincie- of gemeentefonds. De aanvraag moet een beschrijving bevatten voor welke activiteiten de subsidie wordt aangevraagd. Daarin moet tevens worden aangegeven hoe deze activiteiten de agressie en geweld tegen werknemers vermindert en de veilige respectvolle uitvoering van de publieke taak bevordert. Het moet gaan om initiatieven ter voorkoming, beperking en afhandeling van voorvallen van agressie en geweld, gericht op zowel werknemers als de werkomgeving. Hierbij valt te denken aan:

– initiatieven die de aangiftebereidheid stimuleren;

– ontwikkeling van strategieën of trainingen die de respectvolle omgang bevorderen;

– voorlichtingsmateriaal dat de grenzen aangeeft en

– maatregelen die het door agressie of geweld verkregen voordeel terughalen.

De aanvraag wordt onder andere beoordeeld op originaliteit, duurzaamheid en de bruikbaarheid voor andere organisaties. Vooral het vernieuwende karakter van het initiatief geeft een pre bij de beoordeling. Voor een nauwkeurige beschrijving van de voorwaarden bij de beoordeling van de aanvragen verwijs ik naar de toelichting bij artikel 5 en 6 bij deze regeling.

B. Artikelsgewijs

Artikel 1

Het derde lid. Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is niet van toepassing op deze regeling. Die afdeling geeft een nauwkeurige regeling over de aanvraag, voor verlening en de aanvraag voor vaststelling van de subsidie, inclusief de financiële verantwoording. Deze bepalingen zijn voor deze subsidie niet bruikbaar. In deze subsidieregeling de subsidievaststelling niet voorafgegaan door een subsidieverlening. Bij toepassing van afdeling 4.2.8 van de Awb is het niet mogelijk om de subsidieverlening achterwege te laten. Artikel 7 van de Wet overige BZK-subsidies verklaart afdeling 4.2.8 Awb van toepassing, maar geeft ook de mogelijkheid bij wettelijk voorschrift hiervan af te wijken. Dat wordt in deze bepaling gedaan.

Artikel 2

In totaal is er € 1,25 miljoen beschikbaar voor deze stimuleringsregeling. Dit bedrag is verdeeld over drie tijdvakken. Bij een verhoging van het subsidieplafond wordt hiervan mededeling gedaan in de Staatscourant. Er wordt dan geen nieuwe aanvraagronde gehouden. Het geld zal overeenkomstig artikel 6 van deze regeling worden verdeeld onder de aanvragen die op de ranglijst stonden maar zijn afgewezen.

Artikel 3

Eerste lid. Voorafgaand aan de subsidievaststelling zal er geen beschikking tot subsidieverlening zijn. Artikel 4:29 Awb biedt deze mogelijkheid. Deze keuze wordt gemaakt om onnodige administratieve lasten te voorkomen. Een afzonderlijke aanvraag tot subsidievaststelling, financiële verantwoording en de beschikking tot vaststelling brengt veel werk. Dit is niet nodig omdat het gaat om relatief kleine bedragen en er voldoende vertrouwen is dat de organisaties de activiteit zullen uitvoeren. Voor de werkgever die de subsidie ontvangt is de veiligheid van werknemers bij de uitoefening van hun publieke taak eveneens van groot belang.

Wel moet de subsidie-ontvanger na vaststelling van de subsidie zijn verplichtingen nakomen. Hij is gehouden de activiteiten uit te voeren zoals in de beschikking tot subsidievaststelling is opgenomen. Eveneens moet hij een evaluatieverslag indienen conform artikel 8 van deze regeling. Artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c, van de Awb maakt duidelijk dat de beschikking voor subsidievaststelling kan worden ingetrokken of gewijzigd als blijkt dat de subsidieontvanger niet aan de verplichtingen heeft voldaan.

Derde lid. In dit artikellid is een aantal voorwaarden opgenomen waaraan de subsidie-aanvraag moet voldoen. Deze verschillende voorwaarden zijn nodig om de aanvragen adequaat te kunnen beoordelen. Als, na een verzoek tot aanvulling, de aanvraag nog steeds niet volledig is, kan de consequentie zijn dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen.

Onderdeel f: Ten aanzien van de geraamde kosten kunnen alle kosten (waaronder beheerskosten) die aan de activiteit verbonden zijn worden meegenomen in de subsidie-aanvraag.

Artikel 4

Eerste lid. Dit lid regelt het vereiste van co-financiering. In beginsel moet de aanvragende organisatie ervoor zorgen dat zij ten minste 50% van de projectkosten op een andere wijze dan niet deze subsidie financiert.

Artikel 5

Eerste lid. In bepaalde gevallen kan de subsidie worden geweigerd. De basisvoorwaarde voor de toekenning van de subsidie is dat de activiteit bijdraagt aan het doel van deze subsidieregeling, zoals genoemd in artikel 1. Daarna volgt de toets van de genoemde criteria:

Onderdeel a. Onder de aard en omvang van de veiligheidsproblematiek wordt verstaan de mate waarin de werknemer daadwerkelijk gevaar loopt tijdens zijn werk. Een enkel incident of dreiging is daarom niet meteen een reden om deze subsidie te verstrekken. Er moet een reëel veiligheidsprobleem zijn. Daarnaast moet de aanvrager aantonen dat hij zicht heeft op de omvang van de veiligheidsproblematiek.

Onderdeel b. De voorwaarde dat een plan geïntegreerd kan worden in de organisatie is belangrijk om het lange termijneffect van deze stimuleringsregeling te waarborgen. Een eenmalige training van medewerkers zal bijvoorbeeld niet voor subsidie in aanmerking komen omdat deze niet geïntegreerd wordt in de organisatie. Het ontwikkelen van een training en daarmee pilots draaien komt wel voor een subsidie in aanmerking. Ook moet de activiteit passen in het algemene veiligheidsbeleid van de organisatie. Een enkele activiteit zonder dat daaraan een structureel beleid ten grondslag ligt komt niet voor subsidie in aanmerking. Het ontwikkelen van een veiligheidsbeleid en de daaruit voortvloeiende activiteiten kan wel voor subsidie in aanmerking komen, aangezien dit meewerkt aan een structureel beleid.

Onderdeel c. Een subsidie kan tevens geweigerd worden als de activiteit onvoldoende innovatief karakter heeft.

Tweede lid. Het aanstellen van bewakingspersoneel of het ophangen van camera’s wordt niet gesubsidieerd. Feitelijk is dit onderdeel een uitwerking van het eerste lid, onderdeel c. Deze oplossingen zijn bij voorbaat onvoldoende innovatief.

Artikel 6

Nadat is bepaald of de activiteit voor subsidie in aanmerking komt wordt het totaal beschikbare bedrag over de aanvragen verdeeld. Als het totaalbedrag van de aanvragen groter is dan het subsidieplafond wordt de zogenoemde tenderprocedure gebruikt. Dit houdt in dat de aanvragen in een rangorde worden geplaatst. De rangorde wordt bepaald op basis van de kwalitatieve criteria. De aanvragen die het hoogst in rangorde staan, en binnen het subsidieplafond vallen, zullen een subsidie ontvangen. Deze procedure heeft als voordeel dat binnen de kaders van het subsidieplafond de beste activiteiten geselecteerd kunnen worden. De verdeling wordt gemaakt nadat is bepaald of een activiteit voor subsidie in aanmerking komt, en voor welk bedrag op grond van artikel 1 en 5 van deze regeling. Overschrijding van het subsidieplafond is een verplichte weigeringsgrond op grond van artikel 4:25, tweede lid van de Awb. Dit brengt met zich mee dat in het geval de aangevraagde subsidie groter is dan het resterende bedrag tot het subsidieplafond, alleen het deel tot aan het subsidieplafond wordt uitgekeerd. Als de aanvrager dan besluit dat het project niet uitgevoerd kan worden vanwege een gebrek aan financiële middelen zal dit worden verstrekt aan de volgende aanvrager in de rangorde.

In het eerste lid staat een aantal criteria op basis waarvan de selectie voor de tender zal plaatsvinden. Deze zullen in hun onderlinge samenhang worden bekeken. Daarom hoeven de activiteiten niet aan alle criteria te voldoen om in aanmerking te komen voor de subsidie. Deze criteria vormen een gezamenlijk een afwegingskader.

Eerste lid, onderdelen a tot en met c. Deze onderdelen komen overeen met de criteria genoemd in artikel 5, eerste lid, onderdelen a tot en met c. Zie hiervoor de toelichting bij dat artikel. Daarnaast zijn er nog enkele andere criteria. Dit zijn geen voorwaarden om de subsidie (deels) te weigeren, maar wel voorwaarden om de plannen met elkaar te vergelijken.

Onderdeel d. De mogelijkheid van toepassing van de activiteit voor andere organisaties wordt eveneens meegewogen zodat de activiteit een bredere uitwerking kan krijgen dan alleen de organisatie die de subsidie aanvraagt. Als de problematiek en oplossing specifiek voor één aanvrager is, wordt de aanvraag lager gewaardeerd.

Onderdeel e. Bij concurrerende aanvragen is het belangrijk na te gaan welke activiteit op grond van de verhouding tussen kosten en het beoogde resultaat het meest effectief en efficiënt is.

Onderdeel f. Het is denkbaar dat organisaties samenwerken met andere organisaties om in die samenwerking de veiligheid te vergroten. Een dergelijke integrale aanpak van de activiteiten die de veiligheid bevorderen heeft de voorkeur boven een individuele aanpak van één organisatie.

Artikel 7

De beschikking tot subsidievaststelling wordt binnen twee maanden na de uiterste indieningsdatum genomen. De feitelijke betaling volgt uiterlijk 4 weken daarna.

Artikel 8

In het eerste lid worden twee bijzondere verplichtingen genoemd waaronder de subsidie wordt verstrekt.

Onderdeel a. De subsidie-ontvanger moet de activiteit uitvoeren waarvoor hij subsidie heeft aangevraagd.

Onderdeel b. De activiteitenverslagen en eventuele producten moeten openbaar zijn. Die documenten zullen in de Landelijke kennisbank veilige publieke taak worden gepubliceerd. Zo kunnen derden dit raadplegen, waardoor eerder opgedane ervaring en kennis wordt gedeeld. Zo wordt de veiligheid van de publieke taak breder gestimuleerd dan alleen de organisatie die subsidie ontvangt.

Het tweede lid regelt dat in de beschikking tot subsidievaststelling de verplichting kan worden opgenomen dat de subsidie-ontvanger de verklaring Aanpak van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak moet ondertekenen. De verklaring verwoordt kernachtig waar het in deze problematiek om gaat. Het is tevens een gezamenlijk uitgangspunt bij de versterking van de veiligheid bij de uitoefening van de publieke taak. Dit is door diverse partijen en koepelorganisaties ondertekend. Een organisatie wordt alleen verplicht dit convenant te ondertekenen als zij of haar koepelorganisatie dit nog niet heeft gedaan.

Artikel 9

De subsidieontvanger moet binnen drie maanden na afloop van het subsidietijdvak een activiteitenverslag indienen. Hoewel er voor deze subsidie geen financiële verantwoordingsinformatie wordt gevraagd, is het wel wenselijk dat de uitgevoerde activiteiten worden geëvalueerd. Hierdoor wordt het mogelijk de opgedane kennis en ervaring met andere organisaties te delen. In deze bepaling wordt verwezen naar de vereisten van het activiteitenverslag zoals die zijn genoemd in artikel 4:80 van de Algemene wet bestuursrecht. In dat artikel wordt onder andere voorgeschreven dat het verslag een vergelijking bevat tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen. Dit verplicht de subsidie-ontvanger de uitgevoerde activiteiten te evalueren.

Artikel 10, tweede lid

Deze regeling vervalt op 1 januari 2012, omdat dan alle verplichtingen voor de subsidieontvangers zijn geëindigd.

C. Informatie

Voor vragen over deze regeling kunt u terecht bij het secretariaat van het Programmabureau Veilige Publieke Taak, tel: 070-4266496. Of per e-mail: jola.vollebregt@minbzk.nl

Aanvragen voor de subsidie kunnen worden ingediend bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ter attentie van Sjaak Krombeen, Programma Veilige Publieke Taak, Postbus 20011, 2500 EA te Den Haag.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven