Vaststelling Subsidieprogramma Tankstations Alternatieve Brandstoffen

Besluit houdende vaststelling van het Subsidieprogramma Tankstations Alternatieve Brandstoffen, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer

8 mei 2008

Nr. CEND/HDJZ-2008/477

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 8, eerste lid en 20, van de Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer;

Besluit:

Artikel 1

Als CO2-programma als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer wordt vastgesteld het Subsidieprogramma Tankstations Alternatieve Brandstoffen, dat is opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit.

Artikel 2

Als aanvraagformulier als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer wordt vastgesteld het aanvraagformulier voor investeringsprojecten gericht op aardgasvulpunten of gericht op ethanolvulpunten, opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van bijlage 2, die ter inzage wordt gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Hoofddirectie Juridische Zaken, Koningskade 4, te Den Haag.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, C.M.P.S. Eurlings.

Bijlage 1 als bedoeld in artikel 1

Subsidieprogramma Tankstations Alternatieve Brandstoffen

§ 1. Inleiding en doel programma

Het Subsidieprogramma Tankstations Alternatieve Brandstoffen, hierna genoemd het programma, is een CO2-reductieprogramma als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer. Het programma heeft een looptijd tot 1 september 2010.

§ 2. Definities

In dit programma wordt verstaan onder:

a. subsidieregeling: Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer;

b. investeringsproject: het aanschaffen of voortbrengen, installeren en in gebruik nemen van één of meer aardgasvulpunten of ethanolvulpunten bij tankstations in Nederland, ten behoeve van het verkeer over de weg;

c. aardgasvulpunt: installatie bestaande uit een compressorinstallatie, een voorraadbuffertank, waarin aardgas onder een druk van minimaal 200 bar is opgeslagen en een aflevertoestel op een tankstation waarmee aardgas wordt afgeleverd in de brandstoftanks van motorvoertuigen die aardgas als motorbrandstof gebruiken;

d. ethanolvulpunt: installatie op een tankstation waarmee E85-motorbrandstof wordt afgeleverd in de brandstoftanks van motorvoertuigen die ethanol als motorbrandstof gebruiken;

e. ombouw naar een ethanolvulpunt: de ombouw van een bestaand benzine- of dieselvulpunt naar een ethanolvulpunt;

f. tankstation: voor alle bestuurders van motorvoertuigen toegankelijke, op een goed bereikbare locatie gelegen inrichting voor het verkrijgen van motorbrandstof, waar kan worden betaald met in Nederland geaccepteerde wettige betaalmiddelen;

g. exploitant: natuurlijke of rechtspersoon, de vennootschap onder firma of de commanditaire vennootschap voor wiens rekening en risico een of meer tankstations worden gedreven;

h. samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee natuurlijke of rechtspersonen, waarvan de deelnemers een investeringsproject uitvoeren;

i. bevoegd gezag: het bestuursorgaan dat bevoegd is of zou zijn een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer voor betrokken inrichting te verlenen.

§ 3. Subsidiabele activiteiten

1. Subsidie kan op grond van de subsidieregeling en dit programma worden verleend per vulpunt opgenomen in een investeringsproject.

2. Een investeringsproject kan slechts:

a. gericht zijn op de realisatie van één of meer aardgasvulpunten, of

b. gericht zijn op de realisatie van, of ombouw, naar één of meer vulpunten voor ethanol.

3. Een vulpunt komt voor subsidie in aanmerking indien:

a. het investeringsproject gericht is op CO2-reductie, waarbij de CO2-reductie voor een aardgasvulpunt jaarlijks op circa 190 ton en voor een ethanolvulpunt op circa 140 ton wordt vastgesteld;

b. het vulpunt voldoet aan alle in dit programma ten aanzien van vulpunten gestelde eisen om voor rangschikking in aanmerking te komen.

§ 4. Weigeringsgronden

Een vulpunt komt niet voor subsidie in aanmerking indien:

a. voor de investering in het vulpunt reeds van rijkswege, door een ander bestuursorgaan of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt;

b. de beoogde realisatiedatum van het vulpunt is gelegen na 1 september 2010;

c. voor het vulpunt reeds voorafgaand aan de indiening van de aanvraag verplichtingen zijn aangegaan of kosten zijn gemaakt;

d. het investeringsproject waarin het vulpunt is opgenomen reeds ziet op de realisatie van een ander vulpunt op dezelfde locatie;

e. door subsidiëring van het vulpunt het totale subsidiebedrag van de aanvraag van het investeringsproject hoger wordt dan het in paragraaf 5, vierde lid, genoemde maximum per investeringsproject;

f. het vulpunt wordt gerealiseerd in een provincie waar op grond van dezelfde subsidieaanvraag reeds vijf vulpunten worden gerealiseerd;

g. door subsidiëring van vulpunten uit hoger gerangschikte aanvragen, in de betreffende provincie reeds voor vijf vulpunten subsidie is verstrekt uit hoofde van het onderhavige programma.

§ 5. Subsidieplafond en subsidiemaxima

1. Het subsidieplafond bedraagt:

a. voor investeringsprojecten gericht op de realisatie van aardgasvulpunten € 1.200.000,–;

b. voor investeringsprojecten gericht op de realisatie van of ombouw naar ethanolvulpunten € 600.000,–.

2. Indien blijkt dat het subsidieplafond voor investeringsprojecten gericht op de realisatie van aardgasvulpunten of ethanolvulpunten na subsidiëring van maximaal vijf vulpunten per brandstofsoort per provincie niet is bereikt, wordt het bedrag tot aan het subsidieplafond besteed aan subsidiëring van extra vulpunten per provincie.

3. Indien na toepassing van het tweede lid blijkt dat één van in het eerste lid genoemde subsidieplafonds nog niet is bereikt, zal het resterende bedrag worden toegevoegd aan het andere budget.

4. Onverminderd het maximum subsidiepercentage, genoemd in artikel 4, eerste lid, onder a, van de subsidieregeling, bedraagt de maximaal te verlenen subsidie per investeringsproject:

– voor investeringsprojecten gericht op de realisatie van aardgasvulpunten: € 250.000,–;

– voor investeringsprojecten gericht op de realisatie van, of ombouw naar, ethanolvulpunten: € 70.000,–.

5. Het maximum subsidiebedrag per vulpunt binnen een investeringsproject bedraagt, onverminderd het maximum subsidiepercentage, genoemd in artikel 4, eerste lid, onder a, van de subsidieregeling:

– voor aardgasvulpunten € 60.000,–;

– voor nieuwe ethanolvulpunten € 20.000,–;

c. voor ombouw-ethanolvulpunten € 7.500,–.

§ 6. Verdeling van de gelden

1. De verdeling van de beschikbare gelden geschiedt op basis van rangschikking van de subsidieaanvragen. De rangschikking wordt bepaald op basis van de in paragraaf 7 genoemde criteria.

2. Aanvragen voor aardgasvulpunten en aanvragen voor ethanolvulpunten worden afzonderlijk gerangschikt.

3. Indien door subsidiëring van alle subsidiabele vulpunten uit een gerangschikte aanvraag het subsidieplafond, genoemd in paragraaf 5 zou worden overschreden, wordt de subsidie verleend op basis van de volgorde waarin de vulpunten in de betreffende aanvraag zijn opgenomen, totdat het subsidieplafond is bereikt.

§ 7. Rangschikking van subsidieaanvragen

1. De rangschikking van de aanvragen voor vulpunten die voor subsidie in aanmerking komen geschiedt op basis van:

a. aantal vulpunten per investeringsproject waarbij geldt dat elk vulpunt een score oplevert van één punt, R1;

b. het gevraagde subsidiebedrag per vulpunt, R2, waarbij de score als volgt wordt bepaald:

stcrt-2008-95-p21-SC85678-1.gif

2. Bij de berekening van R2, wordt voor de bepaling van het gevraagde subsidiebedrag per vulpunt de totale gevraagde subsidie voor het investeringsproject gedeeld door het aantal vulpunten waarop het investeringsproject betrekking heeft.

3. Het criterium, genoemd in het eerste lid, onderdeel a (R1), telt bij de puntentoekenning tweemaal zo zwaar als het criterium genoemd in het eerste lid onderdeel b (R2). De totaalscore, weergegeven in twee decimalen, voor een aanvraag bedraagt: 2 × R1 + R2.

4. De volgorde waarin de te realiseren vulpunten in het aanvraagformulier worden vermeld, is tevens de volgorde die wordt gevolgd bij de verdeling van de gelden en waarin wordt getoetst of de vulpunten vallen binnen de in dit programma gestelde maxima ten aanzien van het subsidieplafond, de subsidiabele bedragen en het aantal vulpunten per provincie.

5. Indien twee of meer aanvragen na de weging op dezelfde plaats terecht komen wordt ingeval deze plaats in de rangschikking samenvalt met het bereiken van het subsidieplafond, door middel van loting de definitieve plaats in de rangschikking bepaald.

6. In de gemaakte rangschikking van de aanvragen komen per provincie de eerste vijf vulpunten voor een subsidie in aanmerking.

§ 8. Verdeling indien subsidieplafond nog niet is bereikt

1. Indien na verdeling van de subsidiegelden op basis van paragraaf 7 blijkt dat het subsidieplafond nog niet is bereikt, wordt het restbudget op basis van de rangschikking verdeeld onder de vulpunten die op basis van paragraaf 4, onderdeel f en g, niet voor subsidie in aanmerking komen. Op volgorde van de rangschikking komt steeds één extra vulpunt per provincie voor subsidie in aanmerking.

2. Indien na verdeling van de subsidiegelden op basis van het eerste lid, het subsidieplafond nog niet is bereikt, wordt het restbudget op basis van de rangschikking verdeeld, waarbij geldt dat op volgorde van deze rangschikking steeds één extra vulpunt per provincie voor een subsidie in aanmerking kan komen.

3. De werkwijze, genoemd in het tweede lid, wordt herhaald tot het subsidieplafond is bereikt.

§ 9. Aanvraag

1. Per type investeringsproject kunnen aanvragen worden ingediend door natuurlijke en rechtspersonen en samenwerkingsverbanden, die in Nederland vulpunten voor aardgas of vulpunten voor ethanol realiseren.

2. Indien een subsidieaanvraag wordt ingediend door een ander dan de exploitant van het tankstation waar een vulpunt wordt gerealiseerd, wordt bij de aanvraag een verklaring van geen bezwaar van die exploitant overgelegd.

§ 10. Indiening

1. Subsidieaanvragen worden uiterlijk op 27 juni 2008 om 12.00 uur bij SenterNovem te Zwolle ingediend.

2. Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij SenterNovem Zwolle door middel van een daar te verkrijgen aanvraagformulier.

Het postadres is:

SenterNovem Zwolle/ CO2-reductie verkeer en vervoer

Postbus 10073

8000 GB Zwolle

Het bezoekadres is:

SenterNovem Zwolle/ CO2-reductie verkeer en vervoer

Dokter van Deenweg 108

8025 BK Zwolle

Telefoon: (038) 455 34 01

Fax: (038) 454 02 25

E-mail: CO2@senternovem.nl

Website: http://www.senternovem.nl/CO2-personenvervoer

§ 11. Voorschotten

In aanvulling op artikel 19 van de subsidieregeling, geldt ten aanzien van voorschotten het volgende:

a. er worden uitsluitend voorschotten verleend voor een in een investeringsproject opgenomen vulpunt dat is gerealiseerd en in gebruik genomen;

b. een voorschot wordt berekend naar rato van de daadwerkelijk gemaakte en betaalde subsidiabele projectkosten voor het in bedrijf genomen vulpunt;

c. het voorschotbedrag is maximaal 80 procent van de verleende subsidie voor de gerealiseerde en in gebruik genomen vulpunten.

§ 12. Vaststelling

1. De vaststelling van de subsidie geschiedt op basis van de daadwerkelijk gemaakte en betaalde subsidiabele projectkosten. Bij de vaststelling van de subsidie wordt uitgegaan van de gerealiseerde en in gebruik genomen vulpunten.

2. Indien bij de vaststelling blijkt dat één of meer gerealiseerde vulpunten niet voor subsidie in aanmerking hadden moeten komen, blijven deze vulpunten bij de vaststelling buiten beschouwing.

§ 13. Verplichtingen subsidieontvanger

1. De subsidieontvanger is verplicht om een onder dit programma gesubsidieerd ethanolvulpunt of aardgasvulpunt ten minste drie jaar, gerekend vanaf de datum van ingebruikname van het vulpunt, te gebruiken voor de levering van ethanol respectievelijk aardgas.

2. De subsidieontvanger is verplicht om uiterlijk bij het verzoek om vaststelling van de subsidie een verklaring te overleggen van het bevoegd gezag, inhoudende dat de vulpuntinstallatie mag worden gebruikt voor de levering van transportbrandstoffen.

3. De subsidieontvanger zal gedurende een periode van ten hoogste drie jaar, ingaand na de subsidievaststelling als bedoeld in artikel 18 van de subsidieregeling, op verzoek van de Minister informatie verstrekken met betrekking tot de verkochte hoeveelheden aardgas of ethanol.

§ 14. Samenwerkingsverbanden

1. Indien een investeringsproject wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, dan dient een van de deelnemers in het samenwerkingsverband de aanvraag mede namens de andere deelnemers in en gaat de aanvraag vergezeld van een door alle deelnemers ondertekende overeenkomst waarin onder meer wordt bepaald welke deelnemer de subsidieaanvraag namens de deelnemers indient. Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van het model Samenwerkingsovereenkomst dat verkrijgbaar is bij SenterNovem, CO2-reductie verkeer en vervoer. In geval van gebruik van een ander model, dient daarin in elk geval het volgende te zijn geregeld:

– aanwijzing van een penvoerder voor alle formele correspondentie met betrekking tot de indiening en afhandeling van de aanvraag;

– de verplichtingen van de penvoerder met betrekking tot de administratieve verplichtingen in het kader van de aanvraag en de verlening van de subsidie, onder meer het verzorgen van eventuele voorschotaanvragen, het overleggen van rapportages en het indienen van een verzoek om vaststelling van de subsidiebijdrage;

– looptijd overeenkomst.

2. Indien de aanvragers deelnemers in een samenwerkingsverband zijn, wordt de subsidie verleend en betaald aan de deelnemer die als penvoerder van het samenwerkingsverband is opgetreden.

3. In afwijking van artikel 17, vierde lid, van de subsidieregeling, wordt in geval de subsidie wordt verleend aan een samenwerkingsverband, bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie uitsluitend een accountantsverklaring overgelegd ten aanzien van de door individuele deelnemers van het samenwerkingsverband gemaakte en betaalde kosten, wanneer het bedrag van dat deel van de subsidie voor de kosten hoger is dan € 25.000,–.

Toelichting

Algemeen

Doel van dit programma is invulling geven aan de subsidiemogelijkheden voor CO2-reductieprojecten, die voldoen aan de doelstellingen van de subsidieregeling. Het programma beperkt zich daarbij tot het ondersteunen van projecten die een substantiële bijdrage leveren aan de CO2-reductie in de vervoerssector doordat zij bijdragen aan de realisatie van een landelijk dekkend netwerk van aardgasvulpunten en ethanolvulpunten. Rijden op deze alternatieve brandstoffen is niet aantrekkelijk zolang deze brandstoffen niet of nauwelijks verkrijgbaar zijn. Anderzijds is de drempel om te investeren in de aanbodzijde hoog, omdat er weinig vraag is naar alternatieve brandstoffen. Om deze impasse te doorbreken, wordt met dit programma beoogd het aanbod van aardgas- en enthanolvulpunten voor het verkeer over de weg te vergroten. Bij de uitvoering van dit programma wordt gestreefd naar een evenwichtige geografische spreiding. Om de kans op deze evenwichtige verspreiding over Nederland te vergroten, richt het programma zich in beginsel op subsidiëring van maximaal vijf aardgasvulpunten en vijf ethanolvulpunten per provincie. Indien blijkt dat het subsidieplafond nog niet bereikt is, kunnen meer dan vijf vulpunten per provincie worden gesubsidieerd.

Naast de voorwaarden en criteria zoals neergelegd in het programma zijn de voorwaarden en criteria zoals neergelegd in de subsidieregeling onverkort van toepassing. De looptijd van het programma tot 1 september 2010 betekent dat de gesubsidieerde vulpunten gerealiseerd moeten zijn voor die tijd.

Toelichting per paragraaf

§ 3 Subsidiabele activiteiten

Dit programma gaat bij de beoordeling van subsidieaanvragen uit van een forfaitaire CO2-reductie per aardgasvulpunt en per ethanolvulpunt. De reden hiervoor is tweeledig.

Enerzijds is het voor een aanvrager uiterst moeilijk, zo niet onmogelijk, om reeds op dit moment voldoende nauwkeurig te berekenen tot welke CO2-reductie zijn toekomstig ethanol- of aardgasvulpunt op een bepaalde locatie in Nederland zal leiden. Zo zal het aantal klanten dat aardgas of ethanol tankt bij een vulpunt voor een belangrijk deel worden bepaald door het aantal automobilisten dat in de regio waar het vulpunt is gelegen, de komende jaren overstapt op aardgas of ethanol. Hoe groot dat aantal zal zijn, hangt bijvoorbeeld weer af van het lokale of regionale aanbod bij autodealers van voor deze brandstoffen geschikte auto’s. Ook de aan- of afwezigheid van gemeentelijke of andere wagenparken bestaande uit auto’s die op aardgas of ethanol rijden kan van invloed zijn op het aantal klanten per vulpunt.

Anderzijds is voor een forfaitaire CO2-reductie per vulpunt gekozen omdat de verdienste van een vulpunt in een relatief autoluwe provincie in het licht van de doelstelling van dit programma niet minder is dan van een vulpunt in een provincie met grotere verkeersdrukte. Weliswaar zal na realisatie van een landelijk dekkend netwerk naar verwachting meer aardgas of ethanol worden getankt bij een vulpunt in een drukkere provincie, maar dat bij dit vulpunt wordt getankt is mede te danken aan de vulpunten op rustiger locaties, als onderdeel van het landelijke netwerk dat als geheel leidt tot een toename van het gebruik van aardgas en ethanol.

Als referentie is bij de bepaling van de forfaitaire CO2-reductie per vulpunt gekozen voor een personenauto die op benzine rijdt met een CO2-uitstoot van 194 gr/km (het gemiddelde van het huidige wagenpark). Vervolgens is de CO2-reductie berekend die optreedt wanneer een vulpunt 300 vaste klanten heeft die op aardgas rijden dan wel 100 vaste klanten die op ethanol rijden. Wanneer deze economisch rendabel geachte situatie is ontstaan zal de CO2-reductie jaarlijks circa 190 ton voor een aardgasvulpunt en circa 140 ton voor een ethanolvulpunt gaan bedragen.

§ 4 Weigeringsgronden

Indien een aanvraag één of meer vulpunten bevat die op grond van deze paragraaf niet in aanmerking komen voor subsidie worden alleen die vulpunten die wel voldoen aan de voorwaarden van deze paragraaf bij de verdere beoordeling betrokken.

Diverse overheden verstrekken subsidie voor de realisatie van vulpunten voor alternatieve brandstoffen, waar ook dit programma op is gericht. Wel kan, zoals aangegeven in paragraaf 8, indien het subsidieplafond nog niet is bereikt een eventueel restbudget worden gebruikt voor subsidiëring van extra vulpunten per provincie.

Met het stellen van een maximum van vijf vulpunten per brandstofsoort per provincie per aanvraag, wordt de kans op de door dit programma beoogde optimale spreiding van alternatieve vulpunten over Nederland vergroot. Wel kan, zoals aangegeven in paragraaf 8, indien het subsidieplafond nog niet is bereikt een eventueel restbudget worden gebruikt voor subsidiëring van extra vulpunten per provincie.

§ 7 Rangschikking subsidieaanvragen

Bij de puntentoekenning voor aanvragen, speelt het aantal in een aanvraag vermelde te realiseren vulpunten een belangrijke rol. Echter, ten behoeve van een doelmatige verdeling van de subsidiegelden speelt ook het door de aanvrager gevraagde subsidiebedrag per vulpunt een rol bij de rangschikking.

Het is mogelijk dat bij de beoordeling van een investeringsproject dat ziet op de realisatie van meerdere vulpunten, blijkt dat één of meer van de genoemde vulpunten niet voldoet aan alle in dit programma aan vulpunten gestelde eisen. Indien het investeringsproject tevens ziet op de investering in vulpunten die wél aan de gestelde eisen voldoen, komt de aanvraag voor rangschikking in aanmerking. Aanvragen voor investeringsprojecten die mede zien op de realisatie van vulpunten die op grond van paragraaf 4, onderdeel a tot en met f, niet subsidiabel zijn, worden gerangschikt op basis van de vulpunten uit het betreffende investeringsproject die wél aan de gestelde criteria voldoen. Immers een vulpunt dat ingevolge paragraaf 4, onderdeel a tot en met f, niet voor subsidie in aanmerking komt levert geen punt op.

Nadat de aanvragen op basis van de genoemde rangschikkingscriteria zijn gerangschikt komen de vulpunten voor een bijdrage in aanmerking in de volgorde waarin ze staan vermeld in de subsidieaanvraag.

Rekenvoorbeelden punten toekenning (paragraaf 7 eerste tot en met vierde lid)

Voorbeeld 1: Investeringsproject X ziet op de realisatie van 4 aardgasvulpunten, waarvoor in totaal € 160.000 subsidie wordt gevraagd. De score voor project X wordt als volgt berekend:

R1: aantal te realiseren aardgasvulpunten = 4. De score voor R1 bedraagt daarmee 4.

R2: gevraagde subsidie per aardgasvulpunt = 160.000 / 4 = € 40.000. Invulling van de formule voor de berekening van R2 leidt tot de volgende berekening:

stcrt-2008-95-p21-SC85678-2.gif

* Dit is het maximumsubsidiebedrag voor een aardgasvulpunt; zie paragraaf 4, letter d.

De score voor R2 bedraagt daarmee 3,33.

De totaalscore bedraagt 2 × R1 + R2 = 2 × 4 + 3,33 = 11,33.

Voorbeeld 2: Investeringsproject Y ziet op de realisatie van 3 aardgasvulpunten, waarvoor in totaal € 60.000 subsidie wordt gevraagd. De score voor project Y wordt als volgt berekend:

R1: aantal te realiseren aardgasvulpunten = 3. De score voor R1 bedraagt daarmee 3.

R2: gevraagde subsidie per aardgasvulpunt = 60.000 / 3 = € 20.000. Invulling van de formule voor de berekening van R2 leidt tot de volgende berekening:

stcrt-2008-95-p21-SC85678-3.gif

De score voor R2 bedraagt daarmee 6,67.

De totaalscore bedraagt 2 × R1 + R2 = 2 × 3 + 6,67 = 12,67.

Hoewel investeringsproject X ziet op de realisatie van een groter aantal vulpunten dan investeringsproject Y, krijgt Y toch meer punten omdat de in Y gevraagde subsidie per vulpunt beduidend lager is dan bij X. Project Y komt derhalve op de eerste plaats en project X op de tweede.

Rekenvoorbeeld voor het subsidiebedrag (paragraaf 7 eerste tot en met vijfde lid)

Project X en Y zijn op grond van de hiervoor genoemde voorbeelden 1 en 2 gerangschikt op de tweede respectievelijk de eerste plaats. Project Y ziet op de realisatie van 3 aardgasvulpunten, die alle drie zijn gelegen in de provincie Drenthe. Alle drie aardgasvulpunten komen voor subsidie in aanmerking. Het maximum subsidiebedrag voor de realisatie van dit investeringsproject voor 3 aardgasvulpunten wordt bepaald op € 60.000, per aardgasvulpunt op € 20.000.

Project X, gerangschikt op de tweede plaats, ziet op de realisatie van 4 aardgasvulpunten. 3 daarvan zijn gelegen in Drenthe, en één in Groningen. Omdat er door hoger gerangschikte aanvragen reeds 3 aardgasvulpunten in Drenthe zijn gesubsidieerd, kan gelet op het maximum aantal te subsidiëren aardgasvulpunten per provincie nog voor slechts 2 extra aardgasvulpunten in Drenthe subsidie worden verleend. In Groningen is het maximum nog niet bereikt. Dit project wordt daarom deels gesubsidieerd, te weten voor 2 vulpunten in Drenthe en voor 1 vulpunt in Groningen. Het maximum subsidiebedrag voor de realisatie van dit deel van het investeringsproject voor 3 aardgasvulpunten bedraagt 3 × € 40.000 = € 120.000, per aardgasvulpunt op € 40.000.

§ 8 Verdeling indien subsidieplafond nog niet is bereikt

De gedachte achter deze paragraaf is dat indien het subsidieplafond nog niet is bereikt het mogelijk is om op basis van de rangschikking extra vulpunten per provincie voor subsidie in aanmerking kunnen komen.

Voorbeeldrangschikking investeringsprojecten aardgasvulpunten (paragraaf 7 en 8)

Nadat alle vulpunten die op grond van paragraaf 4, onder a tot en met f, niet voor een bijdrage in aanmerking komen uit de aanvragen zijn geschrapt, en vervolgens de scores voor de aanvragen zijn bepaald, kunnen de investeringsprojecten worden gerangschikt.

Investeringsproject

Provincie

Aantal

Gevraagd subsidiebedrag per vulpunt

Score

A

Groningen

3

€ 20.000

18,6

 

Drenthe

2

  
 

Overijssel

1

  

B

Friesland

1

€ 25.000

13,8

 

Groningen

3

  

C

Zuid-Holland

5

€ 40.000

13,3

D

Noord-Holland

3

€ 25.000

11,8

E

Overijssel

1

€ 35.000

10,2

 

Zuid-Holland

1

  
 

Groningen

1

  

Na deze rangschikking wordt bepaald voor welke vulpunten subsidie wordt verleend. Op basis van bovenstaande voorbeeldrangschikking, wordt het subsidiebedrag per investeringsproject als volgt bepaald:

– Voor investeringsproject A wordt € 120.000 subsidie verstrekt voor de realisatie van 6 vulpunten: 3 in Groningen, 2 in Drenthe en 1 in Overijssel (€ 20.000 per vulpunt).

– Voor investeringsproject B wordt € 75.000 subsidie verstrekt voor de realisatie van 3 vulpunten: 1 in Friesland en 2 in Groningen (€ 25.000 per vulpunt). Weliswaar heeft dit investeringsproject betrekking op de realisatie van 3 vulpunten in Groningen, echter door subsidiëring van reeds 3 vulpunten in Groningen uit investeringsproject A, kunnen nog slechts 2 andere vulpunten in deze provincie worden gesubsidieerd. Welke twee in Groningen geplande vulpunten van investeringsproject B in aanmerking komen, hangt af van de volgorde waarin de vulpunten in het aanvraagformulier zijn gemeld. De eerste twee in het aanvraagformulier genoemde vulpunten in Groningen worden gesubsidieerd.

– Voor investeringsproject C wordt € 200.000 subsidie verstrekt voor de realisatie van 5 vulpunten in Zuid-Holland (€ 40.000 per vulpunt).

– Voor investeringsproject D wordt € 75.000 subsidie verstrekt voor de realisatie van 3 vulpunten in Noord-Holland (€ 25.000 per vulpunt).

– Voor investeringsproject E wordt € 35.000 subsidie verstrekt voor de realisatie van 1 vulpunt in Overijssel. Weliswaar heeft dit project tevens betrekking op de realisatie van 1 vulpunt in Zuid-Holland en 1 vulpunt in Groningen, echter door subsidiëring van reeds 5 vulpunten in zowel Zuid-Holland (investeringsproject C) en Groningen (investeringsproject A en B), kan voor deze vulpunten geen subsidie meer worden verstrekt.

Indien blijkt dat na subsidiëring van de vulpunten (vijf per provincie) in de gerangschikte investeringsprojecten het subsidieplafond nog niet is bereikt, kunnen gelet op paragraaf 5, tweede lid, extra vulpunten per provincie worden gesubsidieerd. Daarbij geldt op grond van paragraaf 8 dat op volgorde van de bestaande rangschikking telkens één extra vulpunt per provincie kan worden gesubsidieerd, totdat het subsidieplafond is bereikt. In bovenstaand voorbeeld zou dus eerst een zesde vulpunt in Groningen (investeringsproject B) voor subsidie in aanmerking komen. Vervolgens een zesde vulpunt in Zuid-Holland (investeringsproject E), en vervolgens een zevende vulpunt in Groningen (investeringsproject E).

§ 9 Aanvraag

Per type investeringsproject is een budget beschikbaar gesteld (zie paragraaf 5). Daarom heeft een aanvraag ofwel betrekking op de realisatie van één of meer aardgasvulpunten, ofwel op de realisatie van één of meer ethanolvulpunten. Een aanvrager die voornemens is te investeren in zowel aardgasvulpunten als ethanolvulpunten, zal derhalve per type investeringsproject een aparte aanvraag moeten indienen. Een verklaring van geen bezwaar dient er toe om ervoor te zorgen dat de realisatie van een vulpunt ondersteund wordt door de exploitant.

§ 13 Verplichtingen subsidieontvanger

Indien niet aan de verplichtingen van dit artikel wordt voldaan zal daarmee rekening worden gehouden met de vaststelling van het subsidiebedrag. Dit geldt in het bijzonder indien de verklaring niet door het bevoegd gezag wordt afgegeven. Immers dat betekent dat het desbetreffende vulstation niet in gebruik kan worden genomen. Bij de vaststelling van de subsidie zal dit vulpunt niet mee worden genomen.

§ 14 Samenwerkingsverbanden

Een belangrijk criterium bij de rangschikking van de projecten, is het aantal vulpunten dat bij uitvoering van een project wordt gerealiseerd. Kleine ondernemingen zullen vaak niet in staat zijn om grotere aantallen vulpunten te realiseren, waardoor hun projecten minder kans maken om hoog te worden gerangschikt. Daarom bestaat de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen tezamen met andere ondernemingen. Bij de beoordeling van het project dat door het samenwerkingsverband wordt ingediend, telt het totaal van de door de samenwerkende partijen te realiseren vulpunten die aan de in dit programma gestelde criteria voldoen.

Ondernemers die overwegen om in een samenwerkingsverband een aanvraag in te dienen, dienen zich ervan bewust te zijn dat de samenwerking geschiedt voor rekening en risico van de deelnemers in het samenwerkingsverband. Tevens moet een samenwerkingsverband er op bedacht zijn dat de verdeling van de beschikbare subsidiegelden na rangschikking van de aanvragen, geschiedt op basis van de volgorde waarin de vulpunten in een aanvraag zijn opgenomen. De eerste op het aanvraagformulier gemelde vulpunten maken een grotere kans om gehonoreerd te worden dan de lager vermelde vulpunten.

Toelichting

Op basis van de Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer (hierna: de subsidieregeling) zijn de afgelopen jaren een aantal CO2-programma’s vastgesteld. Het onderhavige CO2-programma wordt eveneens op basis van deze subsidieregeling vastgesteld.

De subsidieregeling is op 7 december 2007 (Stcrt. nr. 244) gewijzigd in die zin dat de vervaldatum van 1 januari 2008 is veranderd in 1 januari 2009. Op 23 november 2007 is aan de Europese Commissie goedkeuring gevraagd om de werkingsduur van de goedgekeurde subsidieregeling met één jaar te verlengen. Op 31 maart 2008 heeft de Europese Commissie goedkeuring verleend voor deze verlenging. Dit maakt het mogelijk het onderhavige programma vast te stellen.

Omdat de subsidieregeling vervalt met ingang van 1 januari 2009 dienen de op basis van de subsidieregeling en dit subsidieprogramma te verlenen subsidies voor die datum te zijn verleend en doch nog niet te zijn vastgesteld. De subsidieregeling en derhalve ook het subsidieprogramma blijven van toepassing op de voor 1 januari 2009 verleende subsidies.

Dit programma strekt er toe om een landelijk dekkend netwerk voor aardgasvulstations en ethanolvulstations te realiseren. Door een landelijk netwerk zal het gebruik van deze brandstoffen toenemen en dat zal leiden tot een aanzienlijke reductie van de CO2-uitstoot in het verkeer.

De belangrijkste brandstoffen voor voertuigen zijn nog steeds benzine en diesel. Vanwege het toenemende belang van het milieu zijn investeringen in nieuwe methodes om voertuigen duurzaam en schoon te laten rijden gewenst. Een belangrijke stap op dit gebied is het stimuleren van het gebruik van alternatieve brandstoffen om de CO2-uitstoot in het verkeer en vervoer terug te dringen. Een breder aanbod van aardgas- en ethanolvulpunten zal het gebruik van deze brandstoffen en de inzet van voertuigen die geschikt zijn om gebruik te maken van deze brandstoffen stimuleren. Aardgas en ethanol kunnen worden getypeerd als overgangsbrandstoffen; zij maken de weg vrij naar het duurzamere biogas.

Met betrekking tot de administratieve lasten die voor de aanvrager met het aanvragen van de subsidie gepaard gaan, geldt het navolgende. In de fase voorafgaand aan de indiening van een aanvraag heeft de aanvrager te maken met het bekend raken met het onderhavige subsidieprogramma en het aanvraagformulier. Hij kan hierbij geholpen worden door de uitvoeringsinstantie (SenterNovem te Zwolle). Voor het doen van een aanvraag behoeft de aanvrager slechts het aanvraagformulier volledig in te vullen.

Vervolgens is er een beheerfase. Wanneer vulpunten zijn gerealiseerd en in gebruik genomen, kan door middel van een eenvoudig voorschotformulier een voorschot worden aangevraagd. Ten behoeve van kennisoverdracht en het waarborgen van de voortgang van de projecten wordt ook om een tussenrapportage gevraagd. Het verzoek om vaststelling van de subsidie gebeurt door middel van een vergelijkbaar formulier, en ook het eindrapportage format is een uitwerking van de tussenrapportage. Zodoende hoeft de aanvrager niet veel werk opnieuw te doen.

Op basis van het standaard kosten model is een berekening gemaakt van de administratieve lasten die voortvloeien uit de toepassing van dit programma. Uit deze berekening blijkt dat het totale percentage administratieve lasten ten opzichte van het totale subsidiebedrag jaarlijks ca. 3,5% bedraagt. Dit zal neer komen op een bedrag van ongeveer € 62.100 op de € 1.800.000. Per aanvrager zal dat ook op ongeveer 3,5% neerkomen.

Dit besluit is ter toetsing aan het adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) voorgelegd. Het College heeft besloten het besluit niet te selecteren voor een toets op de gevolgen voor administratieve lasten voor bedrijven.

Vanwege de omvang is er voor gekozen om de bijlage 2 ter inzage te leggen bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, per adres Hoofddirectie Juridische Zaken, Koningskade 4, te Den Haag. Het aanvraag formulier is tevens te vinden bij SenterNovem:

http://www.senternovem.nl/ CO2-personenvervoer.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

Naar boven