Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Staatscourant 2008, 230 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Staatscourant 2008, 230 | Besluiten van algemene strekking |
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Gelet op de artikelen 6, 7 en 10 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken1;
Gelet op de artikelen 6.1, 6.4 en 6.5 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 20062;
Besluit:
Voor subsidieverlening op grond van de artikelen 6.1, 6.4 en 6.5 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 gelden voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 de als bijlagen 1, 2 en 3 bij dit besluit gevoegde beleidsregels.
Voor de in artikel 1 genoemde periode geldt een subsidieplafond van € 87.400.000 aan kasmiddelen.
Besluit van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 18 december 2007, nr. DCO/OO-337/07, tot vaststelling van een subsidieplafond en beleidsregels voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (NPT en NFP)3 wordt ingetrokken.
Dit besluit zal met de daarbij behorende bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
namens deze:
de directeur-generaal Internationale Samenwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken,
J.M.G. Brandt.
De Nederlandse regering acht het belangrijk dat er een beurzenprogramma bestaat dat mensen uit ontwikkelingslanden in staat stelt deel te nemen aan academische graadverlenende (Masters, PhD) opleidingen van een tot enkele jaren en aan diplomacursussen van maximaal 1 jaar, die geheel of gedeeltelijk door Nederlandse organisaties worden verzorgd. Dit programma voorziet hierin. Het programma komt tegemoet aan een behoefte aan bijscholing op de korte termijn, gericht op capaciteitsopbouw in een breed spectrum van overheids-, privé- en niet-gouvernementele organisaties (onderwijsinstellingen, planningsinstituten, ministeries, basisorganisaties, bedrijven etcetera). De doelgroep bestaat uit personen die reeds afgestudeerd en werkzaam zijn. Zij dienen door hun werkgever te worden voorgedragen voor deelname aan een van de opleidingen.
Het programma staat open voor 61 landen (zie de annex).
Ter vergroting van de impact van de beurzen op de beoogde capaciteitsopbouw wordt de beursverlening gekoppeld aan de institutionele ontwikkeling van organisaties in ontwikkelingslanden. Hoewel de beurzen op individuele basis zullen worden verstrekt, dient de opleidingsbehoefte van kandidaten te zijn ingebed binnen de institutionele ontwikkeling van de lokale organisaties waarvoor zij werkzaam zijn. Dat kunnen opleidingsinstituten zijn, maar ook overheidsdiensten, midden- en klein bedrijf, NGO’s, etcetera. Vraaggerichtheid staat centraal. Vooralsnog kunnen kandidaten uit alle 61 landen zich individueel aanmelden.
Om tegemoet te kunnen komen aan de vraag worden binnen dit programma beurzen verstrekt voor een, voor ontwikkelingssamenwerking, belangrijk deel van de door Nederlandse organisaties aangeboden opleidingen, zowel post-graduate Masters en PhD opleidingen als internationale cursussen waaraan geen graad is verbonden (bijvoorbeeld diplomacursussen of modules van Mastersopleidingen). Relevante cursussen dienen te voldoen aan bepaalde minimumeisen om opgenomen te worden in een voor het programma samen te stellen opleidingenlijst.
Wat betreft de selectie van beursaanvragen voor de academische graadverlenende opleidingen en de korte diplomacursussen wordt de verdeling van beurzen over de verschillende opleidingen gerelateerd aan het totaal van de gekwalificeerde aanvragen en aan de mate waarin de opleidingen een ‘studie in de regio’-component bevatten.
De administratieve en logistieke ondersteuning van de beursverlening wordt in principe door de Nederlandse instelling verleend.
De uitvoering van het programma is door de minister voor de periode 9 oktober 2008 tot en met 31 december 2009, met de mogelijkheid van verlenging met maximaal drie maal een jaar, uitbesteed aan de stichting Nuffic. De Nuffic beheert het programma. Tevens zal de Nuffic in nauwe samenwerking met de ambassades, een belangrijke rol spelen bij de bekendstelling van het aanbod, bij de vraag-aanbod koppeling en bij de externe monitoring en evaluatie. Verder zal de Nuffic namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking subsidies (in de vorm van beurzen) verlenen aan Nederlandse organisaties voor deelname van geselecteerde beursaanvragers aan de desbetreffende opleidingen.
Minimaal 50% van de programmamiddelen zal besteed worden aan bursalen afkomstig uit sub-Sahara Afrika en minimaal 50% van de beurzen zal aan vrouwen worden verleend.
1. | Afghanistan | 33. | Jemen |
2. | Albanië | 34. | Jordanië |
3. | Armenië | 35. | Kaapverdië |
4. | Bangladesh | 36. | Kenia |
5. | Benin | 37. | Kosovo |
6. | Bhutan | 38. | Macedonië |
7. | Bolivia | 39. | Mali |
8. | Bosnië-Herzegowina | 40. | Moldavië |
9. | Brazilië | 41. | Mongolië |
10. | Burkina Faso | 42. | Mozambique |
11. | Burundi | 43. | Namibië |
12. | Cambodja | 44. | Nepal |
13. | China | 45. | Nicaragua |
14. | Colombia | 46. | Nigeria |
15. | Costa Rica | 47. | Oeganda |
16. | Cuba | 48. | Pakistan |
17. | Democratic Republic of Congo | 49. | Palestijnse autoriteit |
18. | Ecuador | 50. | Peru |
19. | Egypte | 51. | Rwanda |
20. | El Salvador | 52. | Senegal |
21. | Eritrea | 53. | Soedan |
22. | Ethiopië | 54. | Sri Lanka |
23. | Filippijnen | 55. | Suriname |
24. | Georgië | 56. | Tanzania |
25. | Ghana | 57. | Thailand |
26. | Guatemala | 58. | Vietnam |
27. | Guinee Bissau | 59. | Zambia |
28. | Honduras | 60. | Zimbabwe |
29. | India | 61. | Zuid-Afrika |
30. | Indonesië | ||
31. | Iran | ||
32. | Ivoorkust |
De Nederlandse regering hecht belang aan een programma voor samenwerkingsprojecten ten behoeve van de duurzame versterking van post-secundaire opleidingscapaciteit in ontwikkelingslanden. Hierdoor zullen deze landen op termijn in staat zijn zelf in de benodigde opleidingen en menskracht te voorzien.
Het programma is gericht op ontwikkeling van de postsecondaire onderwijssector voor de bilaterale samenwerkingssectoren, en voor sectordoorsnijdende dan wel -overstijgende thema’s. Daarnaast is steun aan de postsecundaire onderwijs sector in meer algemene zin mogelijk. Het programma bestaat uit verschillende modaliteiten; naast meerjarige samenwerkingsprojecten, kent het ook eenmalige tailor-made groepstrainingen en meerjarige trainingsafspraken met organisaties uit ontwikkelingslanden.
Het programma zal zich in aansluiting op het Nederlandse bilaterale beleid beperken tot de groep van partnerlanden waarmee Nederland meerjarig samenwerkt; de 14 landen waarin NICHE en de voorloper hiervan (NPT) reeds worden uitgevoerd zijn met *) gemarkeerd op de annex. De komende jaren zal dit geleidelijk aan worden uitgebreid.
Vraaggerichtheid, ownership en aansluiting bij het sectorbeleid staan centraal. De ontwikkelingslanden geven zelf aan waar hun prioritaire behoeften voor ondersteuning van post-secundair onderwijs- en trainingscapaciteit liggen. Teneinde de duurzaamheid van de interventies te waarborgen wordt een analyse gemaakt van de behoefte aan capaciteitsversterking en wordt de institutionele inbedding van de projecten beoordeeld. Zowel bij de identificatie als de uitvoering zal bovendien aandacht worden gegeven aan beroepsonderwijs en gelijke rechten en kansen voor vrouwen (gender). Tijdens de voorbereiding en uitvoering van de projecten wordt naast de Nederlandse uitvoerders, bij voorkeur ook gebruik gemaakt van geschikte lokale of regionale capaciteit. Naast instellingen voor hoger (beroeps-)onderwijs komen ook andere typen organisaties welke een essentiële rol spelen in de ontwikkeling van post-secundair onderwijs en training (ministeries, nationale commissies, NGO’s) in aanmerking.
De te ondersteunen organisaties zullen in de projecten, meerjarige trainingsprogramma’s en éénmalige tailor-made trainingen samenwerken met Nederlandse organisaties. De laatst genoemde zullen technische expertise leveren. Van het gehele in Nederland aanwezige aanbod kan gebruik gemaakt worden. Tevens dient, voorzover mogelijk, van geschikte lokale of regionale capaciteit gebruik gemaakt te worden. Teneinde op een zo transparant en objectief mogelijke wijze het meest geschikte aanbod bij de vraag te kunnen vinden, wordt voor subsidies die meer dan € 50.000 bedragen een tenderprocedure gehanteerd.
De uitvoering van het programma is door de Minister voor de periode 9 oktober 2008 tot en met 31 december 2009, met de mogelijkheid van verlenging met maximaal drie maal één jaar, uitbesteed aan de stichting Nuffic. De Nuffic beheert het programma. Tevens vervult de Nuffic, in nauwe samenwerking met de ambassades, een belangrijke faciliterende rol bij de vraagidentificatie en vraag-aanbod koppeling. Verder zal de Nuffic namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking subsidies verlenen voor de uitvoering van de projecten.
De Nuffic zal per deelnemend land een globale budgetindicatie geven. De budgetindicaties worden afhankelijk van de vraag nader ingevuld.
1. | Afghanistan | 21. | Mozambique * |
2. | Bangladesh | 22. | Nicaragua |
3. | Benin * | 23. | Pakistan |
4. | Bolivia | 24. | Palestijnse Autoriteit |
5. | Burkina Faso | 25. | Rwanda * |
6. | Burundi | 26. | Senegal |
7. | Colombia * | 27. | Soedan |
8. | Dem. Rep. Congo | 28. | Suriname |
9. | Egypte | 29. | Tanzania * |
10. | Ethiopië * | 30. | Uganda * |
11. | Georgië | 31. | Vietnam * |
12. | Ghana * | 32. | Zambia * |
13. | Guatemala * | 33. | Zuid Afrika * |
14. | Indonesië * | ||
15. | Jemen * | ||
16. | Kenya | ||
17. | Kosovo | ||
18. | Mali | ||
19. | Moldavië | ||
20. | Mongolië |
*) Landen waarin NPT c.q. NICHE reeds wordt uitgevoerd.
De Nederlandse regering acht het belangrijk dat er een programma bestaat voor samenwerkingsprojecten ten behoeve van de duurzame versterking van post-secundaire opleidingscapaciteit in ontwikkelingslanden, waardoor deze landen beter in staat zullen zijn zelf (op de wat langere termijn) in de benodigde opleidingen en menskracht te voorzien. Het NPT voorziet hierin.
Het programma is gericht op capaciteit die van belang is voor de bilaterale samenwerkingssectoren, en op sectordoorsnijdende dan wel -overstijgende terreinen. Daarnaast is steun aan de postsecundaire onderwijs sector in meer algemene zin mogelijk.
Het programma beperkt zich tot de groep van 14 geselecteerde landen vermeld in de annex.
Vraaggerichtheid en ownership staan centraal. De ontwikkelingslanden zullen zelf aangeven waar hun prioritaire behoeften voor ondersteuning van post-secundaire onderwijs- en trainingscapaciteit liggen. Lokale ‘stakeholder’ overlegstructuren zullen een cruciale rol spelen bij de vraagidentificatie en nationale prioriteitstelling. Zij zullen aangeven op welke sectoren en/of sectordoorsnijdende dan wel overstijgende terreinen het programma zich in het land zal richten. Dit wordt neergelegd in een globaal plan van aanpak voor NPT-interventies, waarin onder andere wordt aangegeven welke organisaties vanuit het programma ondersteund zullen worden. Dat hoeft niet beperkt te blijven tot opleidingsinstituten. Ook andere typen organisaties die een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van post-secundair onderwijs en training (ministeries, nationale commissies, NGO’s) komen in aanmerking.
De te ondersteunen organisaties zullen in de projecten samenwerken met Nederlandse organisaties, die de technische expertise leveren. Daartoe zal uit het gehele in Nederland aanwezige aanbod geput kunnen worden. Teneinde op een zo transparant en objectief mogelijke wijze het meest geschikte aanbod bij de vraag te kunnen vinden, wordt voor subsidies die meer dan € 50.000 bedragen een tenderprocedure gehanteerd.
Het programma wordt vanaf 2008 afgebouwd. Hierdoor zullen niet alle vermelde procedures van toepassing blijven.
De uitvoering van het programma is in 2007 door de minister voor de periode 2008–2009 (met mogelijkheid van verlenging met maximaal drie maal een jaar) uitbesteed aan de stichting Nuffic. De Nuffic zal het beheer over het programma voeren en, in nauwe samenwerking met de ambassades, een belangrijke faciliterende rol vervullen bij de vraagidentificatie en vraag-aanbod koppeling. Verder zal de Nuffic namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking subsidies verlenen voor de uitvoering van de projecten.
De Nuffic zal per deelnemend land een globale budgetindicatie geven. De budgetindicaties worden afhankelijk van de vraag nader ingevuld. Het streven is minimaal 50% van de programmamiddelen aan projecten in sub-Sahara Afrika te besteden.
1. | Benin |
2. | Colombia |
3. | Ethiopië |
4. | Ghana |
5. | Guatemala |
6. | Indonesië |
7. | Jemen |
8. | Mozambique |
9. | Rwanda |
10. | Tanzania |
11. | Oeganda |
12. | Vietnam |
13. | Zambia |
14. | Zuid Afrika |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008-949.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.