Tijdelijke subsidieregeling ondersteuning capaciteitsuitbreiding kinderopvang

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 25 april 2008, nr. WJZ/2008/447 (3817), houdende regels in het kader van de ondersteuning bij het realiseren van meer capaciteit in de kinderopvang (Tijdelijke subsidieregeling ondersteuning capaciteitsuitbreiding kinderopvang)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2, 4, 5 en 7 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. subsidieaanvrager: rechtspersoon, bedoeld in artikel 2, die op grond van deze regeling subsidie aanvraagt;

c. subsidieontvanger: rechtspersoon die op grond van deze regeling subsidie ontvangt.

Artikel 2

Doelomschrijving

De Minister kan op aanvraag projectsubsidie verlenen aan een rechtspersoon als bijdrage in de kosten om:

a. op praktische en oplossingsgerichte wijze kinderopvangorganisaties, scholen en gemeenten waar mogelijk te ondersteunen bij het realiseren van meer capaciteit in de kinderopvang, en

b. de facilitaire ondersteuning te organiseren van de activiteiten, bedoeld in onderdeel a, waarbij het in elk geval gaat om de volgende taken:

1°. het contracteren van drie adviseurs met aantoonbare ervaring en in het bezit van een groot netwerk in respectievelijk de kinderopvangsector, de gemeentelijke sector en de onderwijssector, ten behoeve van de uitvoering van de doelstelling, bedoeld in onderdeel a,

2°. het uitvoeren van betalingen,

3°. het realiseren en verzorgen van de huisvesting,

4°. het verzorgen van werkplekken,

5°. de secretariële ondersteuning,

6°. het voeren van een financiële administratie, en

7°. het uitvoeren van de verantwoording, bedoeld in artikel 16.

Artikel 3

Subsidieaanvraag

1. De subsidieaanvrager dient vóór 31 mei 2008 een aanvraag in bij de Minister. De aanvraag bevat een voorstel voor de drie adviseurs, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, onder 1, met bijbehorende curricula vitae en referenties en een begroting voor de kosten, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, voor de periode tot en met 31 december 2010. Een subsidieaanvraag door een rechtspersoon is ondertekend door het bestuur.

2. De subsidieaanvrager maakt bij de indiening van de aanvraag voor subsidie, bedoeld in het eerste lid, gebruik van het daartoe door de Minister beschikbaar gestelde aanvraagformulier, dat is ingericht overeenkomstig het model van bijlage 1, behorende bij deze regeling.

Artikel 4

Beoordeling subsidieaanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de kwaliteit en ervaring van de adviseurs, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, onder 1,

b. de mate waarin de subsidieaanvrager een onafhankelijke positie bekleedt ten opzichte van kinderopvangorganisaties, gemeenten en onderwijsorganisaties,

c. de ervaring van de subsidieaanvrager met soortgelijke projecten,

d. de verhouding tussen de kosten, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, en die in artikel 2, onderdeel b, en

e. de bereikbaarheid van de locatie.

Artikel 5

Aanvullende vereisten subsidieaanvraag

Subsidie wordt slechts verleend, indien de subsidieaanvrager:

a. aannemelijk heeft gemaakt dat zijn financiële middelen, met inbegrip van de subsidie, voldoende zijn om voorgenomen activiteiten uit te voeren;

b. een zodanige werkwijze toepast dat redelijkerwijs mag worden verwacht, dat de met de subsidie beoogde doeleinden zullen worden bereikt;

c. aannemelijk heeft gemaakt de subsidiabele activiteiten voldoende te kunnen beïnvloeden in kwalitatieve en kwantitatieve zin.

Artikel 6

Subsidieverlening

De Minister beslist uiterlijk 16 juni 2008 op de aanvragen. Subsidie kan slechts worden verleend aan één rechtspersoon.

Artikel 7

Projectplan capaciteitsuitbreiding kinderopvang

1. Na het verlenen van de subsidie aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 2, wordt door de adviseurs, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, onder 1, vóór 1 augustus 2008 een projectplan en bijbehorende begroting opgesteld voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, voor de periode tot en met 31 december 2010. Het projectplan wordt door de subsidieontvanger ingediend bij de Minister. De Minister beslist vóór 1 september 2008 over het projectplan en de bijbehorende begroting.

2. In het projectplan, bedoeld in het eerste lid, wordt het volgende beschreven:

a. de aard, de omvang en de wijze van uitvoering van de activiteiten voor de looptijd van het project, waarbij wordt aangegeven welke doelstelling, resultaten en producten worden nagestreefd en op welke wijze deze worden uitgevoerd, en

b. de aard, de omvang en de wijze van uitvoering van de voorgenomen activiteiten voor het kalenderjaar 2008.

3. De begroting geeft inzicht in de baten en lasten van het project. In de begroting zijn zowel de kosten voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, als de kosten voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, opgenomen. De begroting is voorzien van een postgewijze toelichting.

4. De subsidieontvanger dient uiterlijk 1 oktober 2008 en uiterlijk 1 oktober 2009 bij de Minister een uitgewerkt projectplan en bijbehorende begroting in voor het komende kalenderjaar. Het projectplan betreft zowel de uitvoering van de doelstelling, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, als de uitvoering van de facilitaire ondersteuning, bedoeld in artikel 2, onderdeel b.

5. De Minister deelt vóór 15 november 2008 en vóór 15 november 2009 de subsidieontvanger mede of hij het ingediende projectplan en bijbehorende begroting goedkeurt.

Artikel 8

Uitvoering van de doelstelling uitbreiding capaciteit kinderopvang

Ter uitvoering van de doelstelling, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, draagt de subsidieontvanger zorg voor de uitvoering van de volgende taken:

a. het initiëren, faciliteren en stimuleren van kennis- en informatie-uitwisseling tussen betrokken partijen;

b. het signaleren en inventariseren van knelpunten en actief en oplossingsgericht reageren richting betrokken partijen;

c. het wederzijdse vertrouwen tussen scholen, kinderopvangorganisaties en gemeenten vergroten om zodoende de uitbreiding van capaciteit in de kinderopvang te stimuleren;

d. het spelen van een bemiddelende rol om zodoende knelpunten aan te pakken;

e. het uitdragen van goede voorbeelden van uitbreiding en samenwerking;

f. het organiseren van (regionale) conferenties met als doel te komen tot concrete afspraken over de voortgang en de uitbreiding van de capaciteit in de kinderopvang;

g. het geven van voorlichting aan betrokken partijen;

h. het opzetten van een (digitale) helpdesk voor betrokken partijen;

i. het ontwikkelen van een adequaat communicatieplan over de activiteiten ten behoeve van de uitbreidingsoperatie;

j. het opzetten en onderhouden van een website waarop actuele informatie is te vinden;

k. het zodanig verwerken van relevante informatie, dat deze, ook na het vervallen van deze regeling, toegankelijk blijft voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

l. het organiseren van een afsluitende landelijke conferentie eind 2010.

Artikel 9

Omvang subsidie

1. De subsidie voor de kosten, bedoeld in artikel 2, onderdelen a en b, bedraagt voor de kalenderjaren 2008, 2009 en 2010 in totaal ten hoogste vijf miljoen euro.

2. Een deel van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, is bedoeld voor de kosten, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, en wordt verleend op grond van het voorstel en bijbehorende begroting, bedoeld in artikel 3, eerste lid. Het resterende bedrag, bedoeld voor de kosten in artikel 2, onderdeel a, wordt verleend op grond van de projectplannen en de bijbehorende begrotingen, bedoeld in artikel 7, eerste, vierde en vijfde lid.

3. Indien de bedragen die in de kalenderjaren 2008 en 2009 voor subsidie als bedoeld in het eerste lid beschikbaar worden gesteld, niet worden besteed in het desbetreffende kalenderjaar, wordt het resterende deel van het voor dat jaar beschikbare bedrag toegevoegd aan het bedrag dat in het daaropvolgende kalenderjaar aan de hand van het projectplan en bijbehorende begroting, bedoeld in artikel 7, vierde lid, voor subsidieverstrekking beschikbaar is.

Artikel 10

Verhoging subsidie

1. De verleende subsidiebedragen zijn gebaseerd op het voorstel en bijbehorende begroting, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en de projectplannen, en bijbehorende begrotingen, bedoeld in artikel 7, eerste en vierde lid, zoals die door de Minister zijn goedgekeurd.

2. Het in de beschikking tot subsidievaststelling vast te stellen subsidiebedrag is niet hoger dan de in het eerste lid bedoelde bedragen, tenzij de Minister toestemming heeft gegeven met betrekking tot een verhoging van de kosten of wijzigingen in het voorstel of projectplan als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 11

Voorschot

1. Gedurende de looptijd van de activiteiten kan tot 100% van de verleende subsidie voor het desbetreffende kalenderjaar worden bevoorschot. Indien de verlening van voorschotten niet wordt geregeld in de beschikking tot subsidieverlening, kan de subsidieaanvrager voorschotten aanvragen, waarbij de behoefte aan het voorschot wordt gespecificeerd.

2. Indien voor de subsidievaststelling een verzoek tot faillietverklaring van de subsidieontvanger is ingediend of verlening van surséance van betaling aan de subsidieontvanger is verleend, vindt geen uitbetaling van voorschotten meer plaats.

3. Bij faillissement wordt de Minister beschouwd als eerste begunstigde.

Artikel 12

Uitvoering gesubsidieerde activiteiten

1. De gesubsidieerde activiteiten worden conform het goedgekeurde voorstel, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en de goedgekeurde projectplannen, bedoeld in artikel 7, eerste en vierde lid, uitgevoerd.

2. De subsidieontvanger zorgt ervoor, dat de subsidie op doelmatige wijze wordt gebruikt voor de doeleinden waarvoor ze wordt verstrekt en dat – naast de uit deze regeling voortvloeiende verplichtingen – alle overige verplichtingen die aan de subsidieverstrekking zijn verbonden worden nageleefd.

3. Bij de subsidieverlening kunnen nadere verplichtingen worden opgelegd, die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 13

Mededeling omstandigheden

1. De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk onder overlegging van relevante stukken schriftelijk mededeling aan de Minister van omstandigheden, die van invloed kunnen zijn op de beslissing omtrent de hoogte van de subsidie.

2. De subsidieontvanger brengt de Minister onmiddellijk op de hoogte indien surséance van betaling wordt aangevraagd of in geval van dreiging of aangifte van faillissement.

Artikel 14

Verzekering risico’s

De subsidieontvanger verzekert zich tegen alle risico’s, waaruit zodanige onkosten of schadeclaims kunnen voortkomen dat de verdere uitvoering van de activiteiten wordt verhinderd of dat subsidiegelden kunnen toevloeien naar gelaedeerde derden.

Artikel 15

Administratie

1. De subsidieontvanger is verplicht een administratie te voeren die voldoet aan de volgende eisen:

a. de inrichting van de administratie sluit aan bij het goedgekeurde voorstel en bijbehorende begroting, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en de goedgekeurde projectplannen en bijbehorende begrotingen, bedoeld in artikel 7, eerste en vierde lid; zij bevat informatie die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de subsidiabele activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking;

b. de administratie is zodanig ingericht dat de juistheid en volledigheid van de financiële gegevens er op eenvoudige wijze uit kunnen worden opgemaakt. Dit houdt in:

1°. dat alle ontvangsten en uitgaven onmiddellijk in de administratie worden vastgelegd met onderliggende stukken; van ontvangsten en uitgaven zonder bewijsstukken wordt een afzonderlijke administratie ingericht;

2°. dat bewijsstukken aanwezig zijn ten name van de gesubsidieerde waaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt.

2. De administratie en de daarbij behorende bewijsstukken worden gedurende ten minste zeven jaar bewaard.

Artikel 16

Voortgangsrapportages

1. Door de subsidieontvanger wordt over de kalenderjaren 2008 en 2009 binnen dertien weken na afloop van het betreffende kalenderjaar waarover subsidie is verleend een voortgangsrapportage met betrekking tot het voorstel, bedoeld in de artikel 3, eerste lid, en de projectplannen, bedoeld in artikel 7, eerste lid en vierde lid, ter verantwoording van de bestede kosten, bij de Minister ingediend. Bij deze voortgangsrapportages wordt een financiële verantwoording ingediend.

2. De voortgangsrapportages, bedoeld in het eerste lid, sluiten aan bij het door de Minister goedgekeurde voorstel, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en de goedgekeurde projectplannen, bedoeld in artikel 7, eerste en vierde lid. Belangrijke verschillen worden toegelicht.

3. De rapportages en financiële verantwoordingen over de besteding van de subsidie sluiten aan bij de ingediende begrotingen. Belangrijke verschillen tussen de voortgangsrapportages en de begroting worden toegelicht.

4. De subsidieontvanger geeft aan de Auditdienst van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op verzoek inzage in de in artikel 15 bedoelde administratie en verstrekt alle inlichtingen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om een juist inzicht te krijgen in de uitvoering van de projectplannen en de besteding van de subsidie.

Artikel 17

Eindrapportage en subsidievaststelling

De subsidieontvanger dient uiterlijk 1 april 2011 een verzoek tot subsidievaststelling in. De aanvraag omvat in elk geval een eindrapportage inzake de gesubsidieerde activiteiten en een financiële verantwoording. De eindrapportage geeft een duidelijk inzicht in de aard, de duur, de omvang van de gesubsidieerde activiteiten en de effecten daarvan in de praktijk. In het verslag worden de verrichte activiteiten vergeleken met de in het voorstel en de projectplannen voorgenomen activiteiten.

Artikel 18

Evaluatie

Na het verzenden van de eindrapportage, bedoeld in artikel 17, geeft de subsidieontvanger een externe partij opdracht tot het doen van een evaluatie. De kosten hiervan zijn opgenomen in de financiële verantwoording, bedoeld in artikel 17. De externe partij zendt de Minister vóór 31 december 2011 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

Artikel 19

Financiële verantwoording

1. De financiële verantwoording, bedoeld in de artikelen 16 en 17, geeft duidelijk de baten en lasten weer welke op de gesubsidieerde activiteiten betrekking hebben en geeft inzicht in de financiële positie van de subsidieontvanger.

2. De financiële verantwoording sluit, indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, aan bij de door de Minister goedgekeurde begroting. Belangrijke verschillen tussen de financiële verantwoording en de goedgekeurde begroting worden toegelicht.

3. De baten en lasten die door middel van interne doorberekeningen zijn toegerekend, dienen te zijn bepaald op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Voorzover hierin de lasten zijn begrepen van materiele vaste activa, worden deze lasten op basis van aanschaffingsprijzen van die activa berekend.

Artikel 20

Accountantsverklaring

1. De financiële verantwoording is voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, ingericht overeenkomstig het model van bijlage 2 behorende bij deze regeling.

2. De controle en rapportage van de accountant worden ingericht volgens een door de Minister vast te stellen en naar de subsidieontvanger te zenden controleprotocol.

3. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan door of namens de Minister in te stellen onderzoeken. De daaraan verbonden kosten worden geacht te zijn begrepen in de subsidie.

Artikel 21

Vermogensvorming

1. Voorzover het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming blijkt dat uit de financiële verantwoording en is daarvoor overeenkomstig artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht een vergoeding verschuldigd.

2. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de marktwaarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande, dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding wordt ontvangen.

Artikel 22

Teveel ontvangen voorschot

1. Na de subsidievaststelling is de subsidieontvanger verplicht een teveel ontvangen voorschot onverwijld terug te betalen, tenzij de Minister tot verrekening op andere wijze heeft besloten.

2. Bij terugvordering van onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten wordt de subsidieontvanger aansprakelijk gesteld voor de met de terugvordering verband houdende kosten. Tevens wordt in dat geval overgegaan tot het berekenen van de wettelijke rente.

Artikel 23

Inwerkingtreding

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2012.

3. In afwijking van het tweede lid blijft deze regeling, zoals deze luidt op 31 december 2011, van toepassing op de financiële afwikkeling van de subsidie en eventuele bezwaar- en beroepsprocedures.

Artikel 24

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling ondersteuning capaciteitsuitbreiding kinderopvang.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S.A.M. Dijksma.

Bijlage 1. Behorende bij artikel 3, tweede lid

stcrt-2008-92-p17-SC85633-1.gifstcrt-2008-92-p17-SC85633-2.gifstcrt-2008-92-p17-SC85633-3.gif

Bijlage 2. Behorende bij artikel 20, eerste lid

Aan: het bestuur van (opdrachtgever/rechtspersoon)

Accountantsverklaring

Wij hebben de financiële verantwoording over (jaar) van (opdrachtgever/rechtspersoon) te (plaats) bestaande uit de balans per 31 december (jaar) en de staat van baten en lasten over (jaar) met de toelichting gecontroleerd.

Voor de gesubsidieerde activiteiten heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met de beschikking gedateerd (datum) met kenmerk (nummer) een subsidie verleend voor het jaar (jaartal).

Verantwoordelijkheid van het bestuur

Het bestuur van (opdrachtgever/rechtspersoon) is verantwoordelijk voor het opmaken van de financiële verantwoording die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven. Tevens is het bestuur van (opdrachtgever/rechtspersoon) verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de financiële verantwoording verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Deze verantwoordelijkheden omvatten onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de financiële verantwoording van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de financiële verantwoording op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het controleprotocol, behorende bij de Tijdelijke subsidieregeling ondersteuning capaciteitsuitbreiding kinderopvang. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de financiële verantwoording geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de financiële verantwoording. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de financiële verantwoording van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van (opdrachtgever/rechtspersoon). Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van (opdrachtgever/rechtspersoon) heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de financiële verantwoording.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de financiële verantwoording een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van (opdrachtgever/rechtspersoon) en van het resultaat over (jaar) en voldoet aan de bepalingen van de Tijdelijke subsidieregeling ondersteuning capaciteitsuitbreiding kinderopvang en de nadere aanwijzingen van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zoals vastgelegd in de subsidiebeschikking van (datum).

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze financiële verantwoording verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over (jaar) voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals die in de subsidiebeschikking en het controleprotocol Tijdelijke subsidieregeling ondersteuning capaciteitsuitbreiding kinderopvang, zijn vermeld.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

Toelichting

Algemeen

Op 18 september 2007 heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Sharon Dijksma, een Plan van aanpak Wachtlijsten buitenschoolse opvang naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2006/07, 31 070, nr. 147). Hierin wordt gereageerd op de voorstellen van de Taskforce Bestrijden wachtlijsten buitenschoolse opvang onder leiding van Bruins. Een van de maatregelen die in de brief is aangekondigd om de wachtlijsten aan te pakken, is de oprichting van een expertisecentrum. Bij eerdere uitbreidingsoperaties in de kinderopvang zijn goede ervaringen opgedaan met een tijdelijke organisatie die praktische ondersteuning biedt bij het uitbreiden van de capaciteit in de kinderopvang (Netwerkbureau Uitbreiding 2000–2004). Met onderhavige subsidieregeling wordt gedacht aan het opzetten van een soortgelijke structuur, teneinde op praktische en oplossingsgerichte wijze kinderopvangorganisaties, scholen en gemeenten waar mogelijk te ondersteunen bij het realiseren van meer capaciteit in de kinderopvang. Tevens dient door het project de snelheid in het uitbreidingsproces gehouden te worden.

De subsidieontvanger regelt de facilitaire ondersteuning en draagt zorg voor de randvoorwaarden waarbinnen de drie aan te stellen adviseurs, onder meer de volgende taken uitvoeren:

– Het initiëren, faciliteren en stimuleren van kennis- en informatie-uitwisseling tussen betrokken partijen.

– Het signaleren en inventariseren van knelpunten en actief en oplossingsgericht adviseren richting de betrokken partijen.

– Scholen en kinderopvangorganisaties, resp. kinderopvangorganisaties en gemeenten beter bekend maken met elkaar, omdat een goede samenwerking de uitbreiding van capaciteit ten goede zal komen.

– Waar nodig een bemiddelende rol spelen om knelpunten aan te pakken.

– Het uitdragen van goede voorbeelden van uitbreiding en samenwerking.

– Het organiseren van regionale conferenties. Doel hierbij is om tot concrete afspraken te komen over de voortgang van de uitbreiding.

– Het geven van voorlichting aan betrokken partijen.

– Het opzetten van een (digitale) helpdesk voor betrokken partijen.

– Het ontwikkelen van een adequaat communicatieplan over de uitbreidingsoperatie.

– Het opzetten en onderhouden van een website waarop actuele informatie is te vinden.

De Tijdelijke subsidieregeling ondersteuning capaciteitsuitbreiding kinderopvang is gebaseerd op de Wet overige OCW-subsidies.

Administratieve lasten

De administratieve lasten van deze regeling voor de het bedrijfsleven zijn beperkt en liggen in de orde van grootte van € 1000,– á € 1500,– Om die reden behoefde deze regeling volgens ACTAL niet te worden voorgelegd aan ACTAL.’

Artikelsgewijs

Artikel 2. Doelomschrijving

De Minister verleent op aanvraag projectsubsidie aan één rechtspersoon als bijdrage in de kosten om kinderopvangorganisaties, gemeenten en scholen te ondersteunen bij het realiseren van meer capaciteit in de kinderopvang. De rechtspersoon die de subsidie van de Minister ontvangt, is er verantwoordelijk voor dat het project in het kader van de uitbreiding van de capaciteit in de kinderopvang wordt opgezet en uitgevoerd. Het gaat hierbij vooral om de uitvoering van de taken genoemd in artikel 8, onderdelen a tot en met l. Deze taken worden uitgevoerd door drie ervaren adviseurs in het kader van de doelstelling, bedoeld in artikel 2, namelijk het realiseren van meer capaciteit in de kinderopvang. Deze adviseurs hebben een groot netwerk in respectievelijk de kinderopvangsector, de gemeentelijke sector en de onderwijssector. Aangezien de mate van het succes van de uitvoering van het project grotendeels wordt bepaald door de specifieke expertise van de adviseurs, is het de bedoeling dat betreffende adviseurs zich voor de gehele looptijd aan het project committeren. Ten behoeve van het opzetten en uitvoeren van het project uitbreiding capaciteit kinderopvang is het noodzakelijk de facilitaire ondersteuning goed te regelen. Een deel van de toegekende subsidiebedragen, genoemd in artikel 9, eerste lid, dient hiervoor te worden ingezet. Het gaat bij de facilitaire ondersteuning vooral om de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2, onderdeel b.

Artikel 3. Subsidieaanvraag

Subsidieverstrekking vindt plaats op aanvraag. De subsidieaanvrager dient vóór 31 mei 2008 een aanvraag in bij de Minister. Bij de aanvraag moet inzicht worden geboden in de aard, de omvang en de wijze van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en in de doelstelling, resultaten en de producten die de aanvrager ermee nastreeft. Dit wordt aangegeven in een voorstel en daarbij behorende begroting. De daarbij behorende begroting moet inzicht geven in de baten en lasten, die gemoeid zijn met de activiteiten. Het gaat hier om een begroting van de kosten voor de facilitaire ondersteuning, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, voor de periode tot en met 31 december 2010. Het voorstel en de begroting vormen de basis voor de subsidieverlening en de subsidievaststelling. In het voorstel wordt tevens een voordracht gedaan voor de drie adviseurs, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, onder 1, met bijbehorende curricula vitae en referenties. De drie adviseurs dienen later, vóór 1 augustus 2008, een apart projectplan in met hun voorstellen voor de ondersteuning van kinderopvangorganisaties, scholen en gemeenten bij het realiseren van meer capaciteit in de kinderopvang.

Artikel 4. Beoordeling subsidieaanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt door de Minister beoordeeld. Daarbij wordt gekeken naar de volgende criteria: de kwaliteit en ervaring van de drie adviseurs die worden voorgesteld, de mate waarin de subsidieaanvrager een onafhankelijke positie bekleedt ten opzichte van kinderopvangorganisaties, gemeenten en onderwijsorganisaties, ervaring met soortgelijke projecten, de verhouding tussen de kosten begroot voor de facilitaire ondersteuning en het budget begroot voor het realiseren van meer capaciteit in de kinderopvang en de bereikbaarheid van de locatie met het openbaar vervoer. Over artikel 4, onderdeel d, kan nog het volgende worden opgemerkt. Er dient, naar het oordeel van de Minister, sprake te zijn van een acceptabele en aanvaardbare verhouding tussen de kosten die worden begroot voor een adequate facilitaire ondersteuning en de kosten die worden begroot voor activiteiten die bijdragen aan het realiseren van meer capaciteit in de kinderopvang.

Artikel 5. Aanvullende vereisten subsidieaanvraag

In artikel 5 worden de weigeringgronden voor het toekennen van de subsidie geformuleerd. De subsidie wordt slechts verleend, indien de subsidieaanvrager aannemelijk heeft gemaakt over voldoende financiële middelen, inclusief de subsidie, te beschikken om de voorgenomen activiteiten uit te voeren. De subsidieaanvrager is verplicht een zodanige werkwijze toe te passen dat redelijkerwijs mag worden verwacht dat met de subsidie de beoogde doeleinden worden bereikt. En de subsidieaanvrager heeft aannemelijk gemaakt dat de subsidiabele activiteiten voldoende kunnen worden beïnvloed in kwalitatieve en kwantitatieve zin.

Artikel 6. Subsidieverlening

De Minister beslist uiterlijk op 16 juni 2008 op de aanvraag. Subsidie kan slechts worden verleend aan één rechtspersoon. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Artikel 7. Projectplan capaciteitsuitbreiding kinderopvang

Na toekenning van de subsidie aan de subsidieontvanger, de rechtspersoon, bedoeld in artikel 2, wordt door de adviseurs vóór 1 augustus 2008 een projectplan en bijbehorende begroting bij de Minister opgesteld voor de kosten, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, voor de periode tot en met 31 december 2010. In het projectplan worden globaal de aard, de omvang en de wijze van uitvoering van de activiteiten beschreven voor de looptijd van het project en wordt meer specifiek ingegaan op de aard, de omvang en de wijze van uitvoering van de voorgenomen activiteiten voor het kalenderjaar 2008. In het projectplan voor het kalenderjaar 2008 wordt aangegeven welke doelstelling, resultaten en producten de adviseurs nastreven en op welke wijze deze zullen worden uitgevoerd. Het projectplan en de begroting worden door de subsidieontvanger ingediend bij de Minister. De begroting is zowel voor de kosten voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, als de kosten van de facilitaire ondersteuning, bedoeld in artikel 2, onderdeel b. Het gaat hierbij om de kosten die zijn gemoeid bij het realiseren van meer capaciteit in de kinderopvang. Tevens wordt in het projectplan uitgewerkt hoe de afstemming met belangenorganisaties in het veld plaats zal vinden. De projectplannen worden o.a. beoordeeld op de mate waarin de activiteiten bijdragen aan het realiseren van de doelstelling, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, en de wijze waarop activiteiten worden afgestemd met relevante en representatieve partijen in het veld. De subsidieontvanger dient uiterlijk 1 oktober 2008 en uiterlijk 1 oktober 2009 bij de Minister een uitgewerkt projectplan en bijbehorende begroting in voor het komende kalenderjaar. De projectplannen betreffen de uitvoering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 2, onderdelen a en b. De Minister deelt vóór 15 november 2008 en vóór 15 november 2009 de subsidieontvanger mede of hij het ingediende projectplan en bijbehorende begroting goedkeurt.

Artikel 8. Uitvoering van de doelstelling uitbreiding capaciteit kinderopvang

De subsidieontvanger is er verantwoordelijk voor dat de taken, genoemd in artikel 8, onderdelen a tot en met l, in het kader van de doelstelling, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, namelijk uitbreiding van de capaciteit in de kinderopvang, worden uitgevoerd. De rechtspersoon, die hiervoor subsidie ontvangt van de Minister, is verantwoordelijk voor het hiertoe contracteren van drie adviseurs. Deze moeten elk afkomstig zijn uit een van de volgende sectoren: kinderopvang, gemeenten of onderwijs en beschikken over een groot netwerk. Hun ervaring en kennis van het veld wordt getoetst aan de hand van hun curricula vitae en referenties. Deze adviseurs voeren de taken, bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met l uit. De rechtspersoon is tevens verantwoordelijk voor het opzetten en onderhouden van de facilitaire ondersteuning van het project uitbreiding kinderopvang.

Artikel 9. Omvang subsidie

De subsidie voor de kosten, bedoeld in artikel 2, onderdelen a en b, bedraagt voor de kalenderjaren 2008, 2009 en 2010 in totaal ten hoogste vijf miljoen euro. Een deel van deze bedragen is bedoeld voor de kosten van de facilitaire ondersteuning. Dit deel wordt verleend aan de hand van het ingediend voorstel en bijhorende begroting, bedoeld in artikel 3, eerste lid. De resterende bedragen worden verleend op grond van de projectplannen en bijbehorende begrotingen, bedoeld in artikel 7, eerste en vierde lid. Indien de bedragen die in de kalenderjaren 2008 en 2009 jaarlijks voor subsidieverstrekking beschikbaar zijn gesteld niet worden besteed in het desbetreffende kalenderjaar, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het bedrag wat in het daaropvolgende kalenderjaar voor subsidieverstrekking beschikbaar is.

Artikel 10. Verhoging subsidie

De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend en het subsidiebedrag. Het voorstel, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en de projectplannen, bedoeld in artikel 7, eerste en vierde lid, en de bijbehorende begrotingen zijn voor het verdere subsidietraject maatgevend. Om de nodige flexibiliteit in te kunnen bouwen is in het tweede lid bepaald, dat het voornemen tot wijzigingen in het voorstel of projectplan en aanzienlijke afwijking van de begrotingen moeten worden meegedeeld aan de Minister. Daarna kan in voorkomende gevallen (indien de begrotingsoverschrijding of bijstelling van het projectplan redelijk worden bevonden en als er nog geld beschikbaar is) de beschikking tot subsidieverlening worden aangepast. Indien de beschikking niet wordt aangepast, blijven de oorspronkelijke begrotingen en voorstel en projectplannen de basis voor de uiteindelijke vaststelling.

Artikel 11. Voorschot

Gedurende de looptijd van de activiteiten kan tot 100% van de verleende subsidie worden bevoorschot. De subsidieaanvrager kan de voorschotten aanvragen, indien daarover niets is geregeld in de subsidiebeschikking. De bevoorschotting vindt niet plaats zolang de subsidieontvanger de benodigde bescheiden niet heeft ingezonden of indien de subsidieontvanger in staat van faillissement of surséance verkeert.

Artikel 12. Uitvoering gesubsidieerde activiteiten

In artikel 12 zijn enkele aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen opgenomen. De belangrijkste verplichting is dat de gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd overeenkomstig hetgeen in de subsidieverlening, op basis van het ingediende en door de Minister goedgekeurde voorstel, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en de goedgekeurde projectplannen, bedoeld in artikel 7, eerste en vierde lid, (en daarbij behorende begrotingen), is bepaald, en dat de subsidieverplichtingen worden nageleefd. De subsidie moet voorts op een doelmatige wijze worden gebruikt voor de subsidiedoeleinden.

Artikel 13. Mededeling omstandigheden

De subsidieontvanger moet alle omstandigheden, die voor de subsidieverhouding relevant kunnen zijn, mededelen.

Artikel 14. Verzekering risico’s

De subsidieontvanger moet verzekerd zijn tegen die risico’s, die kunnen leiden tot stopzetting van zijn project of tot het ‘weglekken’ van subsidiegelden.

Artikel 15. Administratie

De administratie van de subsidieontvanger moet aansluiten bij het goedgekeurde voorstel, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en de goedgekeurde projectplannen, bedoeld in artikel 7, eerste en vierde lid. De administratie betreft ook die van de drie adviseurs, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, onder 1. Tevens moet de administratie zodanig zijn ingericht dat de juistheid en volledigheid van de financiële informatie er op eenvoudige wijze uit kan worden opgemaakt. Hiertoe zijn een aantal vereisten in artikel 15 opgenomen inzake de vastlegging van stukken in de administratie en de aanwezigheid van de bewijsstukken. De administratie en bijbehorende bewijsstukken dienen ten minste gedurende zeven jaar te worden bewaard.

Artikel 16. Voortgangsrapportages

In de kalenderjaren 2008, 2009 en 2010 wordt door de subsidieontvanger binnen dertien weken na afloop van het betreffende kalenderjaar waarover subsidie is verleend een voortgangsrapportage met betrekking tot het voorstel, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en de projectplannen, bedoeld in artikel 7, eerste en vierde lid, ter verantwoording van de bestede kosten, bij de Minister ingediend. De voortgangsrapportages sluiten aan bij het ingediende voorstel, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en de projectplannen, bedoeld in artikel 7, eerste en vierde lid. Belangrijke verschillen worden toegelicht. Bij deze voortgangsrapportages wordt een financiële verantwoording ingediend. Tevens is er in artikel 16, vierde lid, de mogelijkheid opgenomen, dat ambtenaren van de Auditdienst van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een onderzoek kunnen instellen. Om mogelijke knelpunten in het financieel beheer vroegtijdig op te kunnen heffen, kan een dergelijk onderzoek tijdens de uitvoering van de subsidiabele activiteiten nodig zijn.

Artikel 17. Eindrapportage en subsidievaststelling

De subsidieontvanger dient uiterlijk 1 april 2011 een verzoek tot subsidievaststelling in. De aanvraag omvat in elk geval een eindrapportage inzake de gesubsidieerde activiteiten en een financiële verantwoording. De eindrapportage geeft een duidelijk inzicht in de aard, de duur, de omvang van de gesubsidieerde activiteiten en de effecten daarvan in de praktijk. In het verslag worden de verrichte activiteiten vergeleken met de in het voorstel en de projectplannen voorgenomen activiteiten.

Artikel 18. Evaluatie

De subsidieontvanger geeft een externe partij opdracht tot het doen van een evaluatie na het verzenden van de eindrapportage, bedoeld in artikel 17, tweede lid. De kosten hiervan zijn opgenomen in de financiële verantwoording, bedoeld in artikel 16, eerste lid. De externe partij zendt de Minister vóór 31 december 2011 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

Artikel 19. Financiële verantwoording

De financiële verantwoording, bedoeld in de artikelen 16 en 17, geeft inzicht in de baten en lasten van de gesubsidieerde activiteiten en de financiële positie van de subsidieontvanger en sluit aan bij de door de Minister goedgekeurde begroting. Artikel 19, derde lid, bevat een maatstaf voor interne doorberekeningen, zoals die in de begroting en financiële verantwoording inzichtelijk gemaakt moeten worden.

Artikel 20. Accountantsverklaring

De financiële verantwoording is voorzien van een accountantsverklaring. Het door de Minister daarvoor vast te stellen model geeft inzicht in wat de verklaring moet inhouden en in de reikwijdte en de intensiteit van de accountantscontrole. In elk geval kan dat betreffen de getrouwheid van de financiële verantwoording en de rechtmatige besteding van subsidiegelden overeenkomstig de subsidieverlening, maar de opdracht tot onderzoek van de accountant kan tevens strekken tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen. De subsidieontvanger draagt er tevens zorg voor dat de accountant meewerkt aan door of namens de Minister in te stellen onderzoeken. De daaraan verbonden kosten worden geacht te zijn inbegrepen in de subsidie.

Artikel 21. Vermogensvorming

Artikel 21 bevat een regeling met betrekking tot de vergoeding, die de subsidieontvanger is verschuldigd voor vermogensvorming, indien hij de voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart, de bestemming ervan wijzigt, of voor verlies of beschadiging daarvan schadevergoeding ontvangt, dan wel indien de activiteiten of de subsidieverstrekking wordt beëindigd of de subsidieontvanger als rechtspersoon wordt ontbonden.

Artikel 22. Teveel ontvangen voorschot

De beschikking tot subsidievaststelling geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag. Artikel 22 bevat een tweetal bepalingen met betrekking tot terugvordering. Indien bij de subsidievaststelling blijkt dat teveel is bevoorschot, moet een onverschuldigd betaald voorschot onverwijld worden terugbetaald. Er kan worden besloten tot verrekening op andere wijze, bijvoorbeeld met andere aan de subsidieontvanger verstrekte subsidies. De subsidieontvanger wordt bij terugvordering voor de incassokosten aansprakelijk gesteld. Tevens zal de wettelijke rente in rekening worden gebracht.

Artikel 23. Inwerkingtreding

Onderhavige regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Deze regeling zal automatisch vervallen met ingang van 1 januari 2012. Verder blijft de regeling, zoals die geldt op 31 december 2011, van toepassing op de financiële afwikkeling van de subsidie verleend door de Minister aan de subsidieontvanger op grond van onderhavige regeling.

Artikel 24. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling uitbreiding capaciteit kinderopvang.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma

Naar boven