Beleidsregel Uurloonschatting 2008

12 augustus 2008

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet WIA, 18 van de WAO, 2 van de WAZ en 2 van de Wajong en het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten;

Besluit:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. aan de schatting ten grondslag gelegde arbeid:

arbeid als bedoeld in artikel 9 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.

b. maatgevende arbeid:

arbeid verricht door de gelijksoortige gezonde persoon als bedoeld in de artikelen 4 en 5 juncto artikel 1 WIA, artikel 18 WAO, artikel 2 WAZ en artikel 2 Wajong.

c. mediane uurloon:

uurloon als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten

d. SBC code:

een Standaard Beroepenclassificatie, waarin soortgelijke functies worden gekoppeld.

Artikel 2. Berekening resterende verdiencapaciteit

  • 1. Is de urenomvang van de aan de schatting ten grondslag gelegde arbeid kleiner dan de urenomvang van de maatgevende arbeid, dan wordt het mediane uurloon vermenigvuldigd met een factor a/b. Hierbij is a gelijk aan de urenomvang van de aan de schatting ten grondslag gelegde arbeid en is b gelijk aan de urenomvang van de maatgevende arbeid.

  • 2. Bij de toepassing van het eerste lid wordt de urenomvang van de aan de schatting ten grondslag gelegde arbeid als volgt vastgesteld:

    • a. De urenomvang wordt per SBC-code gesteld op de grootste urenomvang van de binnen de SBC-code geselecteerde functies.

    • b. Vervolgens wordt van de drie bij de schatting gehanteerde SBC-codes de kleinste urenomvang aangehouden.

  • 3. Is betrokkene op medische gronden minder dan het aantal uren van de maatgevende arbeid belastbaar, dan wordt het eerste lid pas toegepast nadat het mediane uurloon overeenkomstig artikel 6 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten is gemaximeerd op het maatmaninkomen per uur.

Artikel 3. Feitelijk verrichte arbeid

Wordt bij het bepalen van hetgeen nog kan worden verdiend uitgegaan van feitelijk verrichte arbeid met een urenomvang kleiner dan de urenomvang van de maatgevende arbeid, dan wordt het uurloon van de feitelijk verrichte arbeid vermenigvuldigd met een factor a/b, waarbij a gelijk is aan de urenomvang van de feitelijk verrichte arbeid en b is gelijk aan de urenomvang van de maatgevende arbeid.

Artikel 4. Toepassingsbereik

Dit Besluit is niet van toepassing op personen die voor of op 1 juli 1959 geboren zijn en voor wie het recht op uitkering voor 1 oktober 2004 is ingegaan en niet op personen op wie het tot 1 januari 1987 of het tot 1 augustus 1993 geldende arbeidsongeschiktheidscriterium van toepassing is.

Artikel 5. Intrekking besluit

Het Besluit beleidsregels uurloonschatting 2004 wordt ingetrokken.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 2 maart 2007.

Artikel 7. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregel uurloonschatting 2008.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 12 augustus 2008

Voorzitter Raad van Bestuur UWV,

J.M. Linthorst.

TOELICHTING

Algemeen

De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld door vergelijking van het inkomen dat betrokkene zou hebben verdiend als hij niet arbeidsongeschikt was geworden (maatmaninkomen) met het inkomen hij na het intreden van de arbeidsongeschiktheid nog kan verdienen (resterende verdiencapaciteit). Sinds de wijziging van het Schattingsbesluit in 31 december 1997 worden hierbij uurlonen gehanteerd. In het Besluit uurloonschatting 1999 is neergelegd op welke wijze rekening wordt gehouden met de urenomvang van de arbeid die door de gelijksoortige gezonde persoon wordt verricht (maatgevende arbeid).

Bij de herziening van het Schattingsbesluit in 2004, is ook het Besluit uurloonschatting aangepast: dit is het Besluit beleidsregels uurloonschatting 2004. Het Besluit uurloonschatting 1999 blijft van toepassing op een beperkte kring rechthebbenden (zie toelichting bij artikel 4, toepassingsbereik).

In 2004 werd in het Schattingsbesluit de maatgevende arbeid gemaximeerd op 38 uur. In 2007 heeft de Centrale Raad van Beroep deze maximering in strijd met de wet geacht. Het Schattingsbesluit is daarop najaar 2007 aangepast. In die wijziging van het Schattingsbesluit is ook een versoepeling ingevoerd voor personen die al voor 1 juli 2004 recht op uitkering hadden en voor 1 juli 1959 geboren zijn. Onderhavig besluit is bedoeld om de uurloonschatting in overeenstemming te brengen met deze gewijzigde bepalingen van het Schattingsbesluit.

Artikelsgewijs

Artikel 2, algemeen

Het Schattingsbesluit schrijft voor dat tenminste drie functies met elk tenminste drie arbeidsplaatsen worden geselecteerd om de restverdiencapaciteit te kunnen vaststellen. In de uitvoering worden daarvoor zogenaamde SBC codes gebruikt. In een SBC code zijn gelijksoortige functies samengevoegd.

In het Schattingsbesluit (artikel 10) wordt het uurloon dat nog met arbeid kan worden verdiend, vastgesteld op het middelste loon van de drie geselecteerde functies/SBC codes. In het geval de urenomvang van de geselecteerde arbeid kleiner is dan die van de maatgevende arbeid, wordt het mediane uurloon met toepassing van een reductiefactor verlaagd. In het eerste lid van artikel 2 is aangegeven hoe deze reductiefactor wordt vastgesteld.

Het kan voorkomen dat de urenomvang van de binnen eenzelfde SBC code vallende functies of de urenomvang van de drie geselecteerde SBC codes niet gelijk is. In het tweede lid van artikel 2 is geregeld op welke wijze de urenomvang van de geselecteerde functies dan wordt vastgesteld.

Omdat er twee bepalingen zijn die kunnen worden toegepast als iemand voor minder uren belastbaar is dan het aantal maatmanuren (in het Schattingsbesluit is geregeld dat het geduide uurloon niet meer bedraagt dan het uurloon van de maatman; in het onderhavige besluit is bepaald dat een reductiefactor wordt toegepast), is in het vierde lid van artikel 2 expliciet aangegeven dat, waar dit aan de orde mocht zijn, eerst het uurloon wordt gemaximeerd op het maatmanloon en pas daarna de reductiefactor wordt toegepast.

Artikel 3

Wordt de mate van arbeidsongeschiktheid bepaald aan de hand van feitelijk verrichte arbeid, dan wordt eveneens een reductiefactor toegepast als de omvang van deze arbeid kleiner is dan die van de maatgevende arbeid. De hierbij te hanteren methode is vergelijkbaar met de methode die volgens het bepaalde in artikel 3 wordt gehanteerd bij een schatting aan de hand van geselecteerde, niet feitelijk uitgeoefende, functies.

Artikel 4

Met dit artikel is beoogd aan te geven dat in de gevallen waarin wél een uurloonvergelijking aan de orde is, maar een Schattingsbesluit moet worden toegepast zoals dat voor 1 oktober 2004 gold, dan ook het Besluit uurloonschatting 1999 van toepassing blijft.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Het is direct gerelateerd is aan het Schattingbesluit zoals dat met ingang van 29 augustus 2007 is gewijzigd. Omdat het Schattingsbesluit terugwerkt tot 2 maart 2007, werkt ook dit Besluit terug tot 2 maart 2007. De uitvoering van de uurloonschatting is wel direct aangepast op 2 maart 2007 (de dag waarop de Centrale Raad van Beroep de betreffende bepalingen onverbindend verklaarde). Met dit Besluit wordt deze praktijk geformaliseerd.

Voorzitter Raad van Bestuur UWV,

J.M. Linthorst.

Naar boven