Convenant Arnhemse kinderen doen mee!

Partijen,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer A. Aboutaleb, handelend als bestuursorgaan, hierna te noemen: ‘de Staatssecretaris’,

Het College van burgemeester en Wethouders van de gemeente Arnhem, handelend als bestuursorgaan van de gemeente Arnhem, te dezen vertegenwoordigd door mevrouw H.J. Weeda, wethouder Economische zaken, Sociale zaken, Cultuur, Sport, Recreatie, Toerisme, Evenementen en Externe betrekkingen, hierna te noemen: ‘de gemeente Arnhem’,

overwegende dat:

• in Nederland 381.000 kinderen opgroeien in een gezin met een laag inkomen1 ;

• een laag inkomen van de ouders kan leiden tot sociale uitsluiting van het kind;

• kinderen in arme gezinnen niet dezelfde kansen hebben als kinderen uit rijke gezinnen;

komen het volgende overeen:

Artikel 1. Doelstelling

De gemeente Arnhem en de Staatssecretaris hebben de gezamenlijke ambitie om het aantal kinderen dat om financiële redenen niet maatschappelijk participeert, met de helft terug te brengen. Om die ambitie te realiseren maken zij een aantal afspraken.

Artikel 2. Inzet van de gemeente Arnhem

1. De gemeente Arnhem kent al jaren een actief beleid op het terrein van armoedebestrijding en het tegengaan van de tweedeling in de stad. De gemeente stelt alles in het werk om armoede onder gezinnen met kinderen te voorkomen dan wel te bestrijden. Teveel kinderen lopen, vaak door een combinatie van verschillende problemen, al vroeg een achterstand op. De inzet van de gemeente Arnhem is erop gericht te voorkomen dat deze kinderen los komen te staan van de samenleving en terechtkomen in een kansloze onderklasse. Door vroegtijdige interventie in gezinnen die een specifiek risico lopen en door het treffen van maatregelen in en rond het onderwijs wordt hierop stevig ingezet.

2. De gemeente Arnhem vindt dat financiële redenen geen belemmering voor kinderen mogen zijn om volwaardig mee te kunnen doen in de Arnhemse samenleving. Hierop wordt actief hierop ingezet door het bevorderen van het lidmaatschap van een sportclub of de muziekschool, het deelnemen aan culturele, educatieve en recreatieve activiteiten, ook op wijkniveau. Door de inzet van verschillende instrumenten en regelingen, onder andere via de Arnhem Card worden drempels op dit terrein weggenomen.

Artikel 3. Inzet van de Staatssecretaris

1. De Staatssecretaris vindt dat alle kinderen dezelfde kansen en mogelijkheden moeten krijgen om hun talenten te ontwikkelen, bijvoorbeeld bij een sportvereniging of op de muziekschool. Ook kinderen in arme gezinnen moeten maatschappelijk kunnen participeren.

2. Eerder zijn in het Deelakkoord participatie met de VNG bestuurlijke afspraken gemaakt om armoede en schulden te bestrijden (zie bijlage). In het verlengde van deze bestuurlijke afspraken wil de Staatssecretaris de maatschappelijke participatie van kinderen in arme gezinnen een extra impuls geven door financiële drempels voor deze kinderen te verminderen of weg te halen.

3. De Staatssecretaris heeft de ambitie om het aantal kinderen dat om financiële redenen niet participeert met de helft terug te brengen en stelt in 2008 € 40 miljoen en in 2009 € 40 miljoen extra beschikbaar aan gemeenten via de algemene uitkering van het Gemeentefonds om deze ambitie te realiseren.

Artikel 4. Nadere afspraken

1. De gemeente Arnhem zet zich in om het aantal kinderen in arme gezinnen dat niet maatschappelijk participeert met de helft terug te brengen. Deze ambitie heeft betrekking op kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar in gezinnen met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum. Daarnaast vindt de gemeente Arnhem het van belang dat er ook extra aandacht is voor gezinnen met kinderen van 0 tot 4 jaar. De afgesproken inzet van de gemeente Arnhem in het kader van dit convenant is een onderdeel van haar bredere armoedebeleid (zie bijlagen 2 Sociaal programma van de gemeente Arnhem en 3 Overzicht van bestaand beleid en te ontwikkelen beleid).

2. De gemeente Arnhem verstrekt waar mogelijk voorzieningen in natura aan kinderen in arme gezinnen.

3. De gemeente Arnhem werkt samen met de sportverenigingen en instellingen voor cultuur en educatie, scholen, centra voor jeugd en gezin, opdat de activiteiten elkaar versterken en er zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de lokale bestaande voorzieningen, waardoor de (vrije) keuzemogelijkheid voor kinderen via kortingsregelingen zo groot mogelijk wordt gelaten. Waar voorzieningen ontbreken, spant de gemeente zich in om samen met het middenveld een passend aanbod te ontwikkelen. Hiervoor worden bestaande subsidieregelingen en uitkeringen vanuit sport- en cultuur- en educatiebeleid, onderwijsvoorrangsbeleid etc. benut. In de bijlage 2 is het sociaal programma van de gemeente Arnhem opgenomen, waarin deze ambities zijn verwerkt.

4. De gemeente Arnhem streeft naar activiteiten die een duurzame impact hebben. De effecten van het beleid worden met de Staatssecretaris gezamenlijk periodiek geëvalueerd en zo nodig worden de afspraken aangepast.

5. In dit convenant wordt in bijlage 4 aangegeven welke instrumenten de gemeente Arnhem in haar armoedebeleid op het terrein van kinderen heeft en welke extra inzet zij in verband met de extra rijksmiddelen overweegt. In het vierde kwartaal van 2008 wordt de Staatssecretaris geïnformeerd over de nadere uitwerking van de voorstellen.

Artikel 5. Meten van effecten

1. De Staatssecretaris wil inzicht in het aantal kinderen dat gebruik maakt van participatiebevorderende maatregelen op gemeentelijk niveau. Hierbij gaat het vooral om deelname aan sport en cultuur.

2. De gemeente Arnhem zal een beeld geven van het aantal kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar uit arme gezinnen dat per 31 december 2007 gebruikmaakt van de activiteiten op het terrein van sport, educatie, recreatie en cultuur die o.a. vanuit de Arnhem Card (kindpas voor kinderen met ouders met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum) worden gefaciliteerd en de daarmee gemoeide financiële inzet in 2007.

3. Vervolgens maakt de gemeente Arnhem voor de jaren 2008, 2009 en 2010 vóór 1 maart van respectievelijk 2009, 2010 en 2011 de financiële inzet en het aantal bereikte kinderen inzichtelijk, met als peildatum respectievelijk 31 december 2008, 2009 en 2010.

4. De gegevens van de gemeente Arnhem zullen worden afgezet tegen het aantal kinderen in arme gezinnen in de gemeente Arnhem zodat het effect van de extra middelen gemeten kan worden. Deze gegevens (gezinnen met kinderen tot aan 120% van het sociaal minimum) krijgt de gemeente aangeleverd van de Staatssecretaris via het CBS.

5. De gemeente Arnhem verschaft genoemde gegevens in lid 2 vóór 1 november 2008 aan de Staatssecretaris. De gemeente Arnhem en de Staatssecretaris maken nadere afspraken over welke informatie de gemeente hiervoor gaat leveren. Hierbij wordt aangesloten bij de beleidsinformatie die het college van B&W zelf nodig heeft voor beleidsmonitoring en -evaluatie en verantwoording in het kader van dit convenant aan de gemeenteraad, zodat er geen sprake zal zijn van een extra administratieve belasting van de gemeente.

Artikel 6. Kennis(delen)

1. Een landelijk beeld van het aantal kinderen dat om financiële redenen niet maatschappelijk participeert, ontbreekt op dit moment. De Staatssecretaris laat daarom een landelijke nulmeting uitvoeren om te komen tot een goed beeld van het aantal kinderen dat (peildatum 31 december 2007) om financiële redenen niet participeert; deze meting zal in 2011 herhaald worden (peildatum 31 december 2010). De landelijke nulmeting zal zo veel mogelijk aansluiten bij de definities en resultaten van gemeenten.

2. De Staatssecretaris heeft behoefte aan een meer diepgaande analyse van wat sociale uitsluiting en armoede voor kinderen betekent. Samen met de Minister voor Jeugd en Gezin zal de Staatssecretaris een onderzoek laten uitvoeren naar de factoren die aan armoede en sociale uitsluiting ten grondslag liggen omdat op dit moment geen volledig en actueel beeld van de omvang en achtergronden van armoede en sociale uitsluiting bij kinderen bekend is. Hierbij is het ook van belang om de langere termijngevolgen van armoede bij kinderen te onderzoeken.

3. De Staatssecretaris zal de mogelijkheden die er zijn voor gemeenten om de ambitie te realiseren verkennen en breed bekend maken onder gemeenten. In ieder geval zal de Staatssecretaris hiertoe het gesprek aangaan met (koepel)organisaties uit de sport, cultuur en onderwijssector (waaronder NOC*NSF, de Cultuurformatie, de Kunstconnectie, de Kunstfactor, het Jeugdsportfonds en de stichting Leergeld).

Artikel 7. Inwerkingtreding en looptijd

Dit convenant treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening door beide partijen en vervalt per 1 januari 2011. Na 1 januari 2011 blijven de bepalingen van dit convenant van kracht voor zover dit voor de afwikkeling van het convenant noodzakelijk is.

Artikel 8. Wijziging

1. Elke partij kan de andere partijen schriftelijk verzoeken het convenant te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van beide partijen.

2. Partijen treden in overleg binnen twee weken nadat een partij de wens daartoe aan de andere partij schriftelijk heeft medegedeeld.

3. De wijziging en de verklaringen tot instemming worden in afschrift als bijlage aan het convenant gehecht.

Artikel 9. Openbaarheid

Binnen vier weken na ondertekening van het convenant wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend,

Arnhem, 19 april 2008.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,A. Aboutaleb.
De gemeente Arnhem,
namens deze,
H.J. Weeda,
wethouder Economische zaken, Sociale zaken, Cultuur, Sport, Recreatie, Toerisme, Evenementen en Externe betrekkingen.

1 Aantal kinderen < 15 jaar dat in 2005 in een huishouden leefde met een inkomen onder de lage inkomensgrens (SCP/CBS Armoedemonitor 2007).

Bijlage 1: Deelakkoord participatie SZW-VNG

In het kader van het Deelakkoord participatie SZW-VNG dat onderdeel uitmaakt van het Bestuursakkoord met gemeenten zijn afspraken gemaakt om armoede en schulden te bestrijden. De afspraken houden in dat:

• Aangestuurd wordt op gerichte bijstand in natura voor gezinnen met kinderen, waarbij het beleid gericht dient te zijn op de kosten voor schoolgaande kinderen, voor zover niet voorzien in een voorliggende voorziening (te denken valt hierbij aan computers, vervoer, sport en cultuur).

• De langdurigheidstoeslag wordt gedereguleerd. Gemeenten leggen in een verordening vast onder welke voorwaarden burgers recht op een langdurigheidstoeslag hebben.

• Gemeenten het armoedebeleid zoveel als mogelijk invullen in de vorm van materiële voorzieningen gericht op participatie.

• Het streven is niet-gebruik voor alle gemeentelijke regelingen tegen te gaan. Daarnaast wordt onderzocht hoe het niet-gebruik via bestandskoppelingen teruggebracht kan worden.

• De samenwerking tussen partners op lokaal en regionaal niveau bevorderd wordt en goede praktijkvoorbeelden actief onder de gemeenten verspreid worden. Zo zal de samenwerking tussen gemeenten en lokale voedselbanken verbeterd worden met het doel bezoekers van voedselbanken gebruik te laten maken van gemeentelijke voorzieningen.

• Gemeenten grote terughoudendheid betrachten bij het verlenen van leenbijstand. Gemeenten worden hierbij gestimuleerd op inventieve wijze om te gaan met de mogelijkheid om de verplichting tot betaling van deze schuld kwijt te schelden, gekoppeld aan de inspanning van de cliënt op het terrein van re-integratie.

Bijlage 2: Sociaal programma van de gemeente Arnhem

Een groot deel van de ambities die het college in Arnhem heeft geformuleerd in het sociaal programma zijn erop gericht het aantal kinderen dat (om financiële redenen) niet kan meedoen met de helft terug te brengen. Hierbij wordt verwezen naar bijlage 4, waarin het bestaande beleid in een overzicht is aangegeven.

Naast haar ambitie om kinderen te laten participeren, voert Arnhem al jaren een actief beleid op het terrein van de armoedebestrijding vanuit diverse beleidsvelden. Het gaat hierbij niet alleen om de voorzieningen in de inkomenssfeer, maar ook om voorzieningen op het terrein van sport, cultuur, educatie, onderwijs en wijkgericht werken, die een belangrijk aandeel leveren om de ‘tweedeling in de stad’ tegen te gaan. Ook spelen de betrokkenheid en de (vrijwillige) inzet van vele burgers, professionele, hulpverlenende en charitatieve instellingen een belangrijke rol bij de armoedebestrijding.

Arnhem kent veel mensen die te maken hebben met een laag inkomen en met armoedeproblematiek. Arnhem heeft 142.577 inwoners en 72.786 huishoudens, waarvan 12.700 huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum (cijfers Benchmark armoedebestrijding: peildatum 2006/2007).

Arnhem kent dan ook vijf ontwikkelwijken (de vier ‘krachtwijken’: Malburgen, Klarendal, Het Broek en Presikhaaf alsmede de wijk Geitenkamp).

Belangrijke gemeentelijke instrumenten in het huidige armoedebeleid in de inkomenssfeer zijn:

• aanvullende inkomensvoorzieningen vanuit de Wet werk en bijstand: (langdurigheidstoeslag en bijzondere bijstand in zijn vele vormen via de Arnhem Card);

• schulddienstverlening;

• kwijtschelding van lokale heffingen;

• de Arnhem Card als toegangspas tot minimavoorzieningen en als kortingspas voor sportieve, recreatieve en culturele en educatieve voorzieningen.

Arnhem hanteert in beginsel een inkomensgrens voor de instrumenten van het armoedebeleid, nl. 120% van het sociaal minimum. Een hogere inkomensgrens wordt gehanteerd bij chronisch zieken en gehandicapten en burgers in een schulddienstverleningstraject. De toegang tot minimavoorzieningen is gekoppeld aan de Arnhem Card, een soort ‘klantenpas’ voor de sociale minima. Het bereik van de Arnhem Card is groot. Het aantal gebruikers van de Arnhem Card op de peildatum 1 januari 2008 is als volgt.

Bereik Arnhem Card

(peildatum 1-1-2008)

• 19.883 Arnhem Card-houders, waarvan:

‐ 15.282 Arnhem Card-houders met een volwassenpas vanaf 18 jaar;

‐ 4.601 kinderen van 4 tot 18 jaar met een kindpas van de Arnhem Card.

• in totaal 12.655 ‘huishoudens’:

‐ waarvan 5.769 Wwb-huishoudens;

‐ waarvan 6.886 huishoudens met andere inkomstenbron.

Armoede is vaak complex van aard en kent vele gezichten. Het heeft te maken met samenhangende terreinen zoals inkomen, maatschappelijke participatie, zelfredzaamheid, opleidingsniveau, gezondheid en woon- en leefomgeving. Dit laat zien dat het armoedevraagstuk niet op zichzelf staat en vraagt om een integrale aanpak en een beoordeling in samenhang met de betrokken beleidsterreinen.

Het bestrijden van armoede impliceert ook het beantwoorden van de vraag hoe de diverse beleidsterreinen het armoedebeleid nog meer kunnen ondersteunen of versterken. Het gaat bij het armoedevraagstuk niet alleen om de oplossingen vanuit de overheid (rijk en gemeente) of de ondersteuning vanuit de professionele, hulpverlenende en charitatieve instellingen. Het gaat vooral óók over de inzet vanuit de Arnhemse samenleving zelf en hoe vanuit het perspectief van de Arnhemse burgers naar het armoedevraagstuk wordt gekeken.

In 2008 wil de gemeente het Arnhemse armoedebeleid in toekomstig perspectief via een interactief proces gestalte geven. Dit vanuit het besef dat er in de basis heel veel goede voorzieningen zijn, maar dat voor een stap vooruit het nodig is om de aandacht te verleggen naar:

Vraaggericht in plaats van aanbodgericht

het vanuit het perspectief van de klant kijken in plaats van een meer aanbodgerichte benadering. Wat heeft de klant nodig om een stap verder te komen? Daarbij het niet alleen zoeken in inkomensondersteunende maatregelen, maar juist ook in het wegnemen van drempels voor het meedoen aan en meetellen in de samenleving;

De samenwerking in de keten

de samenwerking tussen de verschillende partners versterken vanuit de vraag: hoe je elkaars dienstverlening / hulp aan burgers kunt versterken/ondersteunen of wie voert in het belang van de klant de regie over de ketendienstverlening.

Deze heroriëntatie wil de gemeente interactief uitvoeren; dit vanuit het motto ‘Arnhem omarmt’.

Er wordt samengewerkt met de diverse klantgroepen die te maken hebben met armoedeproblematiek en hun belangenorganisaties evenals met de professionele, hulpverlenende en charitatieve instellingen (met vele vrijwilligers) die zich inzetten voor armoedebestrijding. De input vanuit dit interactieve proces is nodig voor het opstellen van de Armoede Agenda 2008-2011.

De voorgestelde verdiepingsslag op armoedebestrijding is tevens gewenst gelet op de landelijke afspraken vanuit het Onderhandelaarsakkoord SZW-VNG participatie en de ruimere financiële rijksmiddelen voor armoedebestrijding vanaf 2007. Ook staat in het Coalitieakkoord gemeente Arnhem 2006-2010 een aantal wensen op het terrein van armoedebestrijding benoemd die nog nadere uitwerking vragen.

De op te stellen Armoede Agenda zal actie- en resultaatgericht van aard zijn en een integraal karakter krijgen. Vanzelfsprekend gebeurt dit vanuit een bepaalde visie. De input vanuit het interactieve proces kan leiden tot een aanvulling op of wijziging van de bestaande beleidskaders.

In bijlage 3 wordt een inventarisatie gegeven van de bestedingsdoelen en mogelijke denkrichtingen armoedebestrijding voor 2008 die in het kader van het bestaande armoedebeleid en de extra rijksmiddelen in gang kunnen worden gezet.

De uitwerking hiervan is medio 2008 gepland, waarbij de input vanuit de interactieve armoedebatten in de stad meegenomen worden. De verdere uitwerking vanaf 2009 is afhankelijk van de totstandkoming van de Armoede Agenda 2008-2011.

In bijlage 4 is een overzicht toegevoegd welke concrete activiteiten en instrumenten Arnhem al hanteert bij de armoedebestrijding bij kinderen en welke concrete voorstellen in ontwikkeling zijn. Hierbij gaat het niet alleen om de voorzieningen gericht op het verbeteren van de inkomenspositie van ouders, maar ook om de andere voorzieningen vanuit diverse andere gemeentelijke beleidsterreinen die gericht zijn om de ‘tweedeling in de stad’ tegen te gaan. Het gaat dan om de inzet op het terrein van sport, cultuur, educatie, onderwijs en wijkgericht werken. Hierbij wordt verwezen naar:

Kadernota Brede School.

In de Brede School wordt de samenwerking tussen instellingen op het terrein van maatschappelijke participatie bevorderd;

Arnhemse nota Cultuureducatie Arnhem 2008-2012.

Vanuit het Breedtekunst Actieprogramma Cultuur in de wijken vindt actieve cultuurparticipatie en deelname aan cursussen plaats voor kinderen en jongeren van 4 t/m 18 jaar, in het bijzonder in de Arnhemse ontwikkelwijken.

Dit aanbod wordt verzorgd door het Arnhemse centrum voor de kunsten Het Domein (in samenwerking met de Stichting Beleven). Het Domein is een gemeentelijke instelling en geeft cursussen in alle kunstdisciplines op het gebied van muziek, theater, beeldend en mengvormen. Ook organiseren Domein en Beleven samen het binnenschoolse cultuurprogramma Cultuur en School, waarmee alle Arnhemse basisschoolleerlingen worden bereikt. In het kader van Verlengde Schooldag organiseren diverse culturele instellingen naschoolse activiteiten in de ontwikkelwijken;

• Werkdocument Sport over de breedte, visie op sport en bewegen in Arnhem.

Arnhem investeert in sport vanuit een brede en integrale visie, uitgaande van kwalitatief sterke sportverenigingen in een kwalitatief goede sport-infrastructuur. In principe richt de gemeente Arnhem zich bij sport op alle burgers. Aan groepen waarbij sprake is van bewegingsarmoede, worden extra inspanningen geleverd. Het gaat daarbij om ouderen, allochtonen, jongeren (specifiek 14-22 jarigen) en sociaal- en economisch zwakkeren;

Nota Integraal Jeugdbeleid 2008-2011‘Opgroeien in Arnhem, met kansen, grenzen en steun’.

Kerndoel van het jeugdbeleid is het verminderen van het aantal risico- en probleemjongeren in Arnhem. Dit wil Arnhem bereiken door:

- jeugdigen kansen te bieden om op te kunnen groeien tot mondige, zelfstandige en verantwoordelijke burgers;

- grenzen te stellen waardoor jongeren weten en ervaren waar hun gedrag de leefbaarheid van de omgeving of de veiligheid van medeburgers aantast;

- steun te bieden aan jeugdigen met problemen op fysiek, emotioneel, sociaal, cognitief en/of moreel gebied.

Speerpunten van het jeugdbeleid zijn:

- ruimte voor de jeugd (in fysieke zin én in termen van participatie, meedoen);

- goede basisvoorzieningen (denk aan onderwijs, sport, jeugdwerk, jeugdzorg etc.);

- meer preventie (voorkomen dat problemen bij jeugdigen steeds ernstiger worden en een beroep op zwaardere vormen van hulpverlening gedaan moet worden);

- versterken van de jeugdzorgketen (betere en effectiever samenwerking/afstemming, eenduidige regie);

- heldere sturing (samenhang jeugdbeleid met andere terreinen, resultaatgerichtheid, regie).

Jeugdparticipatie heeft tot doel het actief betrekken van jeugdigen bij hun eigen leefomgeving, door meedenken, meedoen en/of meebeslissen. Zowel voor jeugdigen als voor de samenleving heeft dit positieve effecten: jeugdigen krijgen een groter gevoel van eigenwaarde en zij vergroten hun maatschappelijke kansen. Voor de (Arnhemse) samenleving betekent meer jeugdparticipatie grotere sociale cohesie en meer ruimte (letterlijk en figuurlijk) voor de jeugd.

stcrt-2008-88-p33-SC85689-1.gifstcrt-2008-88-p33-SC85689-2.gifstcrt-2008-88-p33-SC85689-3.gif
Naar boven