Ontheffing verbod VFR-vluchten

Ontheffing VFR-vlucht in klasse A en VFR-vluchten beneden minimum VFR-vlieghoogte boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen

22 april 2008

Nr. IVW TBE 44.1.b - 2007 - 155 - Aviodrome Luchtfotografie

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie;

Gezien het verzoek om ontheffing dd. 09 april 2008, ontvangen op 11 april 2008 van Aviodrome Luchtfotografie;

Overwegende dat de vereiste maatschappelijke relevantie blijkt uit, onder andere, de opdrachten van overheden en bedrijven, voor het uitvoeren van karteringsvluchten. Het doel hiervan is om ontwikkelingen op de grond te monitoren, zoals woonwagencentra en het monitoren van projectontwikkeling, bijvoorbeeld vorderingen in de bouw. Ook zullen er luchtfoto’s gemaakt worden, het fotoarchief is van een grote cultuurhistorische waarde;

Gelet op artikel 44, vijfde lid, alsmede artikel 45, vijfde lid, van het Luchtverkeersreglement;

Besluit:

Artikel 1

Dit besluit is van toepassing op het vliegtuig van het type Cessna C172, met registratie PH-OTK, in gebruik bij Aviodrome Luchtfotografie, waarmee de VFR-vlucht wordt uitgevoerd ten behoeve van karteringsvluchten, in opdracht van diverse overheden en bedrijven.

Artikel 2

Aan de gezagvoerder van het in artikel 1 genoemde vliegtuig wordt van 1 mei 2008 tot en met 30 april 2009, ontheffing verleend van het verbod tot het uitvoeren van VFR-vluchten in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse A, genoemd in artikel 44, eerste lid, onder b, van het Luchtverkeersreglement, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

a. de gezagvoerder is in het bezit van een geldig CPL of ATPL;

b. de vluchten worden uitgevoerd als een gecontroleerde VFR-vlucht;

c. de gezagvoerder is te allen tijde in staat de vlucht onder instrumentvliegvoorschriften voort te zetten;

d. de vluchten worden slechts uitgevoerd, indien het vliegzicht minimaal 5 km bedraagt, dan wel 8 km boven FL 100, en indien vrij van wolken wordt gevlogen;

e. het luchtvaartuig is gecertificeerd en uitgerust voor vluchten onder instrumentvliegvoorschriften, waaronder een werkende SSR-transponder Mode S of Mode A en C;

f. ten minste 5 werkdagen van tevoren worden de vluchtgegevens, de te vliegen route en andere relevante informatie aangeleverd bij de operationele helpdesk;

Artikel 3

Aan de gezagvoerder van het in artikel 1 genoemde vliegtuig wordt van 1 mei 2008 tot en met 30 april 2009 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 45, eerste lid, onder a, van het Luchtverkeersreglement, om VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte, boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, gedurende de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 60, onder a, bedoelde luchtvaartgids, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

a. de gezagvoerder is in het bezit van een geldig CPL of ATPL;

b. de minimum toegestane vlieghoogte boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, bedraagt 500 ft doch ten minste 100 ft boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 600 m van het luchtvaartuig;

c. de vliegroute, vlieghoogte en vliegsnelheid worden zodanig gekozen dat:

1. overlast aan derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

2. vee niet wordt verstoord;

3. ingeval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

4. met inachtneming van artikel 19 van de Regeling Luchtverkeersdienstverlening de volgende adviessnelheden in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse G in acht worden genomen:

Vliegzicht (m) Adviessnelheid (kts)

800 - 1500 < 50

1500 - 2000 < 100

2000 - 5000 < 120

d. de gezagvoerder stelt zich van tevoren op de hoogte m.b.t. plaatsen die geschikt zijn voor het uitvoeren van een noodlanding;

e. te allen tijde wordt de vlucht zo uitgevoerd met een zodanige combinatie van hoogte en snelheid dat de vlieger in staat is om, in geval van een motorstoring, de bebouwing te verlaten;

f. er wordt niet bij voortduring laaggevlogen, doch slechts gedurende de periode dat dit voor het daadwerkelijk maken van filmopnamen noodzakelijk is en slechts op het traject zoals dat van tevoren aan de Luchtvaartpolitie is doorgegeven;

g. vóór de aanvang van de vlucht wordt ingelicht:

de meldkamer van het Korps Landelijke Politiediensten Afdeling Luchtvaartpolitie

en worden de volgende gegevens verstrekt:

- naam gezagvoerder(s), registratie en model/type vliegtuig;

- route en periode van de voorgenomen vlucht;

h. vóór aanvang van de vlucht wordt gecoördineerd met de operationele helpdesk aan de voorwaarden door hen gesteld wordt strikt de hand gehouden;

i. voor het maken van de opnamen dient de cameraman in het bezit te zijn van een op zijn/haar naam gestelde luchtopnamevergunning, verkregen bij het Ministerie van Defensie;

j. voorafgaand aan de vlucht is er op initiatief van de aanvrager/opdrachtgever in de plaatselijke media aandacht besteed aan de uit te voeren vlucht.

Artikel 4

Aan de gezagvoerder van het vliegtuig die de in artikel 1 genoemde vluchten uitvoert, wordt door de betrokken luchtverkeersleidingsdienst een afwijkende klaring, als bedoeld in artikel 35, tweede lid, van het Luchtverkeersreglement verstrekt. Deze klaring wordt verstrekt voor het afwijken van luchtverkeersroutes zoals bedoeld in artikel 3 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening (Stcrt. nr. 195, d.d. 15 september 1998), indien de luchtverkeerssituatie dit toelaat mits de volgende voorschriften in acht worden genomen:

a. gegevens worden minimaal 5 werkdagen van tevoren elektronisch aangeleverd bij de Operationele Helpdesk LVNL. Tevens wordt een tekening van de te vliegen tracks of het gebied in de vorm van een DXF- of DWG-bestand, opgemaakt in het RD-stelsel (rijksdriehoekstelsel), bijgevoegd. Als minder gewenst alternatief kan ook worden volstaan met de coördinaten volgens het WGS-84 stelsel. De volgende gegevens dienen te worden verstrekt:

- naam en telefoonnummer operator

- registratie/callsign aircraft

- begincoördinaten en eindcoördinaten van iedere individuele track

- magnetic track van iedere individuele track

- benodigde tijdsduur per track

- maximum turnradius

- benodigde tijdsduur voor totale project

- gewenste altitude of flightlevel (N.B. 10000ft is niet FL100 !)

- aanvullende informatie die de vluchtuitvoering kan beïnvloeden;

b. voor het invullen van deze gegevens wordt gebruik gemaakt van een speciaal sjabloon. Het sjabloon Fotoprojecten is opvraagbaar bij de Operationele Helpdesk LVNL;

c. na toezending van bovenstaande gegevens ontvangt men van de Operationele Helpdesk LVNL een projectformulier met een projectnummer. Dit projectnummer dient bij verdere coördinatie gebruikt te worden. Tijdens de vlucht dient de vlieger dit projectformulier bij zich te hebben zodat de verkeersleider en de vlieger over exact dezelfde informatie beschikken;

d. op het projectformulier zal door de OPS Helpdesk, onder de kop “Additional Information” de instantie worden vermeld met wie het desbetreffende project in de toekomst gecoördineerd dient te worden. Dit zal zijn ofwel de Operationele Helpdesk LVNL ofwel het Militaire Luchtverkeersleidingcentrum Nieuw Milligen (MilATCC). Indien in één vlucht een aantal verschillende fotoprojecten wordt uitgevoerd en niet duidelijk is met wie gecoördineerd moet worden, kunt u hierover overleggen met de OPS-Helpdesk of dit ook aangeven in het project zelf;

e. ten minste één uur voor aanvang van een vlucht, maar altijd vóór indienen van het vliegplan, is door de gezagvoerder telefonisch toestemming verkregen voor het uitvoeren van de vlucht. Daartoe neemt hij contact op met de onder “Additional Information” op het projectformulier genoemde instantie. De variabele gegevens zullen worden uitgewisseld evenals eventuele operationele instructies of bijzonderheden. Aanwijzingen van de desbetreffende medewerker Operationele Helpdesk LVNL of supervisor worden nauwlettend opgevolgd;

f. na verkregen toestemming zal door de gezagvoerder een vliegplan worden verstuurd via de daarvoor gebruikelijke kanalen. Dit gebeurt 1 uur (of 2 uur in geval van (gedeeltelijk) IFR vlucht) vóór de EOBT. Het vliegplan zal mede worden geadresseerd aan EHMCZQZX, EHAAZFZX en EHAMZXHD. Dit zijn dus extra adressen en zij dienen gebruikt te worden naast de normale adressering zoals toepasselijk voor uw vliegplan;

g. item 18 van het vliegplan moet de volgende gegevens bevatten:

- “ATTN Supervisor photoproject xxxx”, waarbij xxxx het toegekende projectnummer voorstelt;

- mobiele telefoonnummer van de gezagvoerder;

- de vermelding “coordinated with“ gevolgd door ofwel “Operationele Helpdesk” ofwel “supervisor MilATCC”;

de betrokken coördinatiepartner (Operationele Helpdesk LVNL of MilATCC) wordt telefonisch op de hoogte gehouden van vertraging, annulering of wijziging van de desbetreffende vlucht. De vluchtuitvoerder blijft zelf verantwoordelijk voor het up to date houden van het vliegplan in verband met vertraging, annulering of wijziging.

h. indien een project in de toekomst niet meer gevlogen zal worden, dient dit per e-mail te worden gemeld aan de Operationele Helpdesk LVNL;

i. indien luchtverkeerstechnische redenen daartoe noodzaken, kan de betrokken luchtverkeersleidingsdienst de vlucht doen uitstellen, dan wel annuleren;

j. de vluchtuitvoerder is, indien een vlucht tevens plaatsvindt in een ander FIR dan het Amsterdam FIR of in een deel van het Amsterdam FIR waar door een niet-Nederlandse ATC-unit luchtverkeersdienstverlening wordt geleverd, te allen tijde zelf verantwoordelijk voor het vooraf coördineren van deze vlucht met een vertegenwoordiger van deze niet-Nederlandse ATC-unit.

Artikel 5

1. De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerder bekend is met de inhoud van deze beschikking.

2. Bij het niet of niet volledig nakomen van de voorschriften en beperkingen, genoemd in de artikelen 2, 3 en 4, kan dat aanleiding zijn deze ontheffing in te trekken.

Artikel 6

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 1 mei 2008 en vervalt met ingang van 1 mei 2009, tenzij deze voortijdig wordt ingetrokken.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,namens deze,
de unitmanager Unit Kennis, Advies en Berichtgeving, Toelating/Continuering Luchtruim,
R.J. Putters.

Bezwaarmogelijkheid

Indien u het niet eens bent met deze beslissing kunt u hiertegen, op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, binnen zes weken na de datum waarop deze beslissing is verzonden schriftelijk bezwaar aantekenen.

Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

- de gronden van het bezwaar.

Het bezwaarschrift kunt u richten aan:

Inspectie Verkeer en Waterstaat

Toezicht Beheereenheid

Unit Juridische Zaken

Postbus 90653

2509 LR Den Haag

Naar boven