Wijziging Regeling GLB-inkomenssteun 2006 en van de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 11 april 2008, nr. TRCJZ/2008/606, houdende wijziging van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 en van de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op:

– Verordening (EG) Nr. 146/2008 van de Raad van 14 februari 2008 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en van Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 46);

– Verordening (EG) Nr. 1550/2007 van de Commissie van 20 december 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 796/2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PbEU L 337);

Gelet op de artikelen 15, 19 en 23 van de Landbouwwet;

Besluit:

Artikel I

De Regeling GLB-inkomenssteun 20061 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1. ’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. De Minister beslist op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, onder 2, uiterlijk op 30 juni van het jaar volgend op het jaar van indiening van de aanvraag.

B

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt onderdeel b vervangen door:

b. deze subsidiabele hectaren tot hun beschikking hebben op 15 mei van enig jaar,.

2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het tweede en het derde lid, komt het tweede lid te vervallen.

C

Artikel 38a komt te luiden:

Artikel 38a

1. De referentieopbrengst voor tarwe, niet bestemd voor menselijke of dierlijke voeding, bedraagt voor 2008 voor kleigronden die als zodanig zijn aangeduid op de kaarten die zijn opgenomen als bijlage I bij het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet 8.800 kilogram per hectare en voor overig Nederland 6.330 kilogram per hectare.

2. De referentiehoeveelheid voor koolzaad, niet bestemd voor menselijke of dierlijke voeding, bedraagt voor 2008 2.630 kilogram per hectare.

3. De referentiehoeveelheid voor maïs, niet bestemd voor menselijke of dierlijke voeding, bedraagt voor 2008 12,9 ton droge stof per hectare.

D

In artikel 39, derde lid, wordt ‘€ 241,50’ vervangen door: € 120,75.

E

Na artikel 43 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 43a

Het bepaalde in artikel 38a is van overeenkomstige toepassing.

F

In artikel 55, zesde lid, wordt ‘31 mei’ vervangen door: 15 juni.

G

In artikel 61, vierde lid, wordt de zinsnede ‘wordt afgezien van terugvordering’ vervangen door: wordt afgezien van inning.

H

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 13 wordt ‘Artikel 31, eerste en derde lid’ vervangen door: Artikel 31, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje, en derde lid.

2. Onderdeel 18 komt te luiden:

18. Artikel 2 van de Kaderwet diervoeders in samenhang met artikel 15, 17, eerste lid, 18 en 20 van verordening (EG) nr. 178/2002, artikel 4, derde lid, van de Kaderwet diervoeders.

3. In onderdeel 20 wordt na ‘Artikel 2, tiende lid,’ ingevoegd: Warenwetbesluit bereiding en behandeling van levensmiddelen.

Artikel II

De Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB2 worden als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6, onderdeel c, wordt de zinsnede ‘die tot een verhoging of een verlaging van het in het tweede lid vastgestelde kortingspercentage moet leiden’ vervangen door: die tot een verhoging of een verlaging van het in onderdeel b vastgestelde kortingspercentage moet leiden.

B

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien er sprake is van herhaalde niet-nalevingen als bedoeld in artikel 41 van verordening 796/2004, geldt dat het kortingspercentage voor de herhaalde niet-naleving als volgt wordt berekend:

a. Voor de eerste herhaalde niet-naleving: beoordeeld wordt of het initiële kortingspercentage als bedoeld in artikel 6, onderdeel a, voor de herhaalde niet-naleving verhoogd of verlaagd moet worden, al naar gelang de situatie ten opzichte van de vorige niet-naleving verbeterd of verslechterd is. De uitkomst van die beoordeling wordt vermenigvuldigd met de factor drie.

b. Voor de tweede en verdere herhaalde niet-nalevingen: het percentage dat is opgelegd voor de voorgaande herhaling wordt vermenigvuldigd met de factor drie.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

4. In het geval dat een herhaalde niet-naleving wordt geconstateerd samen met een andere niet-naleving of een andere herhaalde niet-naleving worden de daaruit voortvloeiende kortingspercentages bij elkaar opgeteld. Onverminderd het bepaalde in de derde alinea, is de maximale korting op alle vastgestelde niet-nalevingen niet hoger dan 15% van het totale bedrag aan de toe te kennen steun, tenzij sprake is van opzettelijke niet-naleving.

C

In artikel 12 a wordt ‘De artikelen 6 en 7, vierde lid’ vervangen door: De artikelen 6 en artikel 7, eerste en vijfde lid.

D

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 6.5 wordt ‘artikel 31, lid 1 en 3’ vervangen door: ‘artikel 31, lid 1, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje, en lid 3.

2. In onderdeel 9.1 wordt ‘Het is verboden een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel of biociden te gebruiken, voorhanden of in voorraad te hebben’ vervangen door: Het is verboden een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel te gebruiken, voorhanden of in voorraad te hebben.

3. In onderdeel 10.1 wordt ‘art.2 in samenhang met art. 14, 15, 17, eerste lid, 19 en 20 van Verordening (EG) 178/2002’ vervangen door: art.2 in samenhang met art. 15, 17, eerste lid, 18 en 20 van Verordening (EG) 178/2002.

4. In onderdeel 18.4 wordt ‘De verplichting te voldoen aan de minimale afmetingen van roostervloeren voor gelten na dekking en drachtige zeugen’ vervangen door: De verplichting om, ingeval betonnen roostervloeren worden gebruikt voor varkens die in groepen worden gehouden, te voldoen aan bepaalde minimale afmetingen.

5. In onderdeel 18.15 wordt ‘De verplichting dat een stal bestemd voor een zeug of een gelt zodanig in te richten dat achter de zeug of de gelt voldoende vrije ruimte beschikbaar is voor het natuurlijke of het begeleide werpen’ vervangen door: de verplichting om varkensstallen op een bepaalde manier in te richten.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Den Haag, 11 april 2008.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.

Toelichting

Algemeen

De onderhavige regeling wijzigt de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna: de Regeling) en de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB (hierna: de Beleidsregels).

Wijziging van de Regeling

De wijziging van de Regeling houdt verband met de implementatie van Verordening (EG) Nr. 146/2008 van de Raad van 14 februari 2008 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en van Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

Verordening (EG) Nr. 146/2008 regelt de afschaffing van de zogenaamde 10-maandenregel.

Op grond van deze regel moesten de subsidiabele percelen van de landbouwer in beginsel gedurende een periode van ten minste tien maanden ter beschikking van die landbouwer staan. De 10-maandenregel bemoeilijkte de werking van de grondmarkt en vormde een aanzienlijke administratieve belasting voor de landbouwers. Om deze redenen is nu bepaald dat de landbouwer op één, door de lidstaat te bepalen dag over zijn percelen beschikt.

Van de gelegenheid is voorts gebruik gemaakt om een aantal wijzigingen in de Regeling door te voeren die de uitvoering van de regeling beogen te vergemakkelijken. Ook worden enkele referentiehoeveelheden voor tarwe, koolzaad en maïs voor 2008 vastgesteld. De wijzigingen komen in de artikelsgewijze paragraaf van deze toelichting nader aan de orde.

Wijziging van de Beleidsregels

De wijziging van de Beleidsregels houdt verband met de implementatie van Verordening (EG) Nr. 1550/2007 van de Commissie van 20 december 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 796/2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers.

Verordening (EG) nr. 1550/2007 wijzigt verordening (EG) nr. 796/2004 op een aantal onderdelen. De wijziging vloeit voort uit het verslag van de Commissie van 29 maart 2007 aan de Raad over de toepassing van het stelsel van randvoorwaarden. Hierin heeft de Commissie gewezen op een aantal mogelijke verbeteringen om de regels voor de toepassing van het stelsel van randvoorwaarden doelmatiger te maken en te vereenvoudigen. Verordening (EG) nr. 1550/2007 geeft uitvoering aan een aantal voorgestelde verbeterpunten. Het merendeel van de verbeterpunten heeft betrekking op de inrichting en uitvoering van controles door de uitvoeringsdiensten en behoeft geen nadere implementatie.

Onderhavige wijziging heeft betrekking op het volgende onderdeel van Verordening (EG) nr. 1550/2007. Landbouwers die hun inkomenssteun volledig willen ontvangen moeten de randvoorwaarden, als bedoeld in bijlage III en IV van verordening 1782/2003, nakomen. Worden één of meerdere randvoorwaarden niet nageleefd, dan wordt er een korting op de inkomenssteun opgelegd. Indien een bepaalde randvoorwaarde in een periode van drie jaar vaker niet wordt nageleefd is er sprake van herhaling. In dat geval moet een hogere korting opgelegd worden. Verordening 1550/2007 wijzigt de berekening van het kortingspercentage in geval er sprake is van herhaalde niet-nalevingen. Indien een randvoorwaarde in een periode van drie jaar voor een tweede keer niet wordt nageleefd moet rekening worden gehouden met een eventuele verbetering of verslechtering van de naleving ten opzichte van de vorige niet-naleving. Concreet komt dit op het volgende neer: bij de berekening van het kortingspercentage wordt in eerste instantie bekeken wat het initiële kortingspercentage voor die niet-naleving is (de initiële kortingspercentages zijn opgenomen in de kolom ‘initiële korting’ van de bijlage bij de Beleidsregels). Vervolgens wordt beoordeeld of er ten opzichte van de vorige niet-naleving van de betreffende randvoorwaarde sprake is van een verbetering of verslechtering van de naleving. Al naar gelang de uitkomst van die beoordeling wordt het initiële kortingspercentage verhoogd, verlaagd of blijft gelijk. Het kortingspercentage dat uit die beoordeling volgt, wordt vermenigvuldigd met de factor drie (artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Beleidsregels). In geval van verdere herhalingen wordt het kortingspercentage dat bij de voorgaande herhaling is opgelegd vermenigvuldigd met de factor drie (artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de Beleidsregels).

In het geval dat een herhaalde niet-naleving wordt geconstateerd samen met een andere niet-naleving of een andere herhaalde niet-naleving worden de daaruit voortvloeiende kortingspercentages bij elkaar opgeteld. De maximale korting op alle vastgestelde niet-nalevingen is niet hoger dan 15% van het totale bedrag aan de toe te kennen steun (artikel 66, vijfde lid, van verordening 796/2004), tenzij er sprake is van een opzettelijke niet-naleving. Het kortingspercentage voor een opzettelijke niet-naleving wordt apart berekend en komt daar bovenop. Deze nieuwe berekeningssystematiek is van toepassing op uitbetalingen van steunaanvragen die betrekking hebben op het jaar 2008. Dit is opgenomen in artikel 12a van de Beleidsregels.

Naast bovengenoemde wijzigingen, is van de gelegenheid gebruik gemaakt enige technische wijzigingen door te voeren. Deze worden in de artikelsgewijze paragraaf van deze toelichting kort besproken.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Met deze wijziging wordt een beslistermijn ingevoerd met betrekking tot de aanvragen om subsidie op grond van:

a. de bedrijfstoeslagregeling,

b. de areaalbetalingen voor noten, energiegewassen en eiwithoudende gewassen en de productiesteun voor zetmeelaardappelen en zaaizaad van vezelvlas, en

c. de slachtpremieregeling.

De beslistermijn wordt vastgesteld op 30 juni van het jaar volgende op het jaar van indiening van de aanvraag om subsidie. Hiermee wordt aangesloten bij de communautaire betaaltermijn zoals neergelegd in artikel 28, tweede lid, eerste alinea, van Verordening 1782/2003. In dit artikel is de betaaltermijn voor de lidstaten vastgesteld van 1 december tot en met 30 juni. Door middel van artikel I, onderdeel A, wordt nu duidelijkheidshalve geëxpliciteerd dat de beslistermijn eveneens tot en met 30 juni van het jaar volgend op het jaar waarin de aanvraag is ingediend, doorloopt.

Artikel I, onderdeel B

In het algemene deel van deze toelichting is uiteengezet dat de 10-maandenregel bij Verordening 146/2008 is afgeschaft. In de Regeling was de 10-maandenregel uitgewerkt in artikel 20, eerste lid, onder b, en het tweede lid. Hierin was bepaald dat de 10-maandenperiode in ieder geval tussen 1 september en 30 april moest liggen waarbij de landbouwer tot 31 augustus mocht aangeven welke begindatum hij precies wenste.

Nu geldt de regel dat de landbouwer op één, door de lidstaat te bepalen dag over zijn percelen beschikt. In Artikel I, onderdeel B, wordt dat de dag waarop de landbouwer over zijn percelen moet beschikken, bepaald op 15 mei. Voor deze datum is gekozen omdat het tevens de peildatum is waarop de landbouwer op grond van de Regeling landbouwtelling en gecombineerde opgave 2008 opgave doet van zijn grondgegevens en grondgebruik.

Met het vervallen van de 10-maandenregel kan ook de bepaling in artikel 20, tweede lid, komen te vervallen die regelde dat de landbouwer voor 31 augustus opgave mocht doen van de begindatum van de 10-maandenperiode.

Artikel I, onderdelen C en E

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 153 van Verordening 1973/2004 dat bepaalt dat lidstaten volgens een passende procedure representatieve opbrengsten vaststellen die werkelijk moeten worden verkregen voor het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen. Artikel 30 van deze Verordening bepaalt dat lidstaten op dezelfde wijze representatieve opbrengsten vaststellen die moeten worden verkregen voor energiegewassen.

De referentieopbrengsten zijn gebaseerd op door het LEI uitgevoerde bewerkingen van opbrengstgegevens over een reeks van jaren. Behalve voor tarwe zijn nu ook referentieopbrengsten voor koolzaad en maïs vastgesteld om de kosteneffectiviteit van de uitvoering van de subsidie voor energiegewassen (Hoofdstuk 3) en de non-food non-feed regeling voor braakgelegde percelen te verbeteren.

Artikel I, onderdeel D

Uit de artikelen 83 en 84 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 blijkt dat Nederland aan noten producerende landbouwers voor maximaal 100 hectaren steun mag verlenen. Aan dit maximum is een maximaal steunbedrag van € 120,75 per hectare gekoppeld. Op grond van artikel 83, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is het toegestaan om – met inachtneming van het maximum areaal – de steun te differentiëren. Dit betekent dat voor een kleiner aantal hectaren een navenant hoger steunbedrag mag worden uitbetaald. In artikel 39, derde lid, van de Regeling is hiervan gebruik gemaakt door het steunbedrag vast te stellen op € 241,50. Gelet op de zojuist geschetste communautaire kaders mag in Nederland dus voor maximaal 50 hectaren steun mag worden verleend. Dit aantal sloot aan bij de in de sector gebleken animo voor deze steunregeling.

Inmiddels is duidelijk geworden dat dit aantal niet toereikend meer is. Om te kunnen voldoen aan de wensen uit de betrokken sector wordt in artikel I, onderdeel D, het steunbedrag weer teruggebracht op € 120,75 wat overeenkomt met een totaalareaal van 100 hectaren.

Artikel I, onderdeel F

In Artikel I, onderdeel F, wordt de uiterste datum voor het indienen van een kopie van het teeltcontract voor zetmeelaardappelen verschoven van 31 mei naar 15 juni.

Voor de indiening van dit specifieke document mag iedere lidstaat op grond van artikel 13, zevende lid, van Verordening (EG) nr. 796/2004 een uiterste datum, die niet later dan 30 juni mag zijn, vaststellen. In de praktijk is gebleken dat de datum van 31 mei een moeilijk haalbare datum is voor tijdige indiening waardoor regelmatig aanvragen worden afgewezen dan wel een korting op de steun wordt toegepast. Een verruiming van de termijn tot 15 juni biedt het Hoofdproductschap Akkerbouw de mogelijkheid te controleren of voor alle afgesloten teeltcontracten een kopie is ontvangen en telers die vergeten een kopie van het teeltcontract bij de verzamelaanvraag in te dienen, hierop te attenderen. Dit geldt met name voor die telers die aan Duitsland leveren en in Nederland het contract moeten indienen.

Artikel I, onderdeel G

Het gaat hier om een technische wijziging. Van ‘terugvordering’ kan technisch gesproken geen sprake zijn omdat geen geld wordt teruggevorderd dat al is uitgegeven. Het betreft namelijk de rente die verschuldigd is over het totale schuldbedrag. Om deze reden is het zuiverder te spreken van ‘inning’.

Artikel II, onderdeel A

In artikel 6, onderdeel c, van de Beleidsregels was abusievelijk een onjuiste verwijzing opgenomen. Dat is nu hersteld.

Artikel II, onderdeel D, punt 1 en artikel II, punt 1

Ten onrechte was artikel 31, eerste lid, onderdeel b, zevende gedachtestreepje als randvoorwaarde opgenomen. Dit voorschrift is een aanvullende nationale eis die in het kader van de inkomenssteun niet relevant is.

Artikel II, onderdeel D, punt 3 en artikel II, punten 2 en 3

In onderdeel 10.2 van de Beleidsregels en onderdeel 18 van bijlage 1 bij de Regeling stonden enkele onjuiste artikelen vermeld. Daarnaast was in onderdeel 20 van bijlage 1 bij de Regeling niet duidelijk welke regeling bedoeld werd. Dit is hersteld.

Artikel II, onderdeel D, punten 2, 4 en 5

Bij deze randvoorwaarden was het onderwerp van controle niet juist beschreven. De randvoorwaarden inzake gewasbescherming betreffen alleen gewasbeschermingsmiddelen en niet biociden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

  • 1

    Stcrt. 2005, 235; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 10 december 2007 (Stcrt. 246).

  • 2

    Stcrt. 2006, 148; laatstelijk gewijzigd bij ministeriele regeling van 19 december 2007 (Stcrt. 246).

Naar boven