Regeling voor het aanvragen van een startsubsidie of een veldinitiatief Passend onderwijs 2008–2009

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 april 2008, nr. PO/ZO/08/8544, houdende regels voor het aanvragen van een startsubsidie of een veldinitiatief Passend onderwijs voor het schooljaar 2008–2009 (Regeling voor het aanvragen van een startsubsidie of een veldinitiatief Passend onderwijs 2008–2009)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4, eerste lid, van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

Hoofdstuk 1

Algemeen

Artikel 1

Begripsbepaling

In de regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. rec: Regionaal expertisecentrum als bedoeld in artikel 28b van de Wet op de expertisecentra;

c. cluster 3: onderwijs aan langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap, lichamelijk gehandicapte kinderen en zeer moeilijk lerende kinderen dan wel meervoudig gehandicapte kinderen met een lichamelijke handicap;

d. cluster 4: onderwijs aan langdurig zieke kinderen anders dan met een lichamelijke handicap, zeer moeilijk opvoedbare kinderen en kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten;

e. (v)so: (voortgezet) speciaal onderwijs;

f. vo: voortgezet onderwijs, als bedoeld in artikel 2, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

g. swv po: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18 van de Wet op het primair onderwijs;

h. swv vo: samenwerkingsverband voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 10h van de Wet op het voortgezet onderwijs;

i. Passend onderwijs: het systeem waarbinnen alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod geboden krijgen;

j. regionaal netwerk: basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs die samenwerken in een swv po, scholen voor voortgezet onderwijs die samenwerken in een swv vo en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs die per cluster samenwerken in een rec cluster 3 en 4, die gezamenlijk Passend onderwijs vorm geven;

k. onderwijscontinuüm: flexibel onderwijsaanbod waarbinnen voor alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod kan worden geboden;

l. integraal indiceren: afgestemd indicatietraject voor onderwijs en (jeugd)zorg voor leerlingen die naast extra onderwijsondersteuning ook (jeugd)zorg nodig hebben.

Hoofdstuk 2

Subsidieplafond

Artikel 2

Vaststelling subsidieplafond en criteria verdeling bij subsidieverlening

1. Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is een bedrag van € 7 miljoen beschikbaar.

2. De Minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag en het tijdstip waarop de aanvraag is aangevuld, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst geldt.

Hoofdstuk 3

Startsubsidie

Artikel 3

Doel en omvang startsubsidie

1. De Minister kan voor het schooljaar 2008–2009 een subsidie verstrekken ten behoeve van scholen die willen gaan samenwerken in een regionaal netwerk.

2. Doel van de subsidie is het vormgeven van Passend onderwijs binnen de regio. Concreet betekent dit dat afspraken worden gemaakt over de inrichting van één loket voor zorgtoewijzing (inclusief afstemming met (jeugd)zorg), het realiseren van een onderwijscontinuüm en over de wijze waarop de ouderbetrokkenheid wordt vormgegeven.

3. De omvang van de subsidie bedraagt € 50.000, per swv vo dat deelneemt binnen het regionale netwerk en wordt op aanvraag verleend. Per swv vo kan in de periode 2008/2010 éénmaal een startsubsidie worden toegekend.

Artikel 3a

Aanvraag startsubsidie

1. De aanvraag dient vergezeld te gaan van een intentieverklaring van de partijen die voornemens zijn gezamenlijk Passend onderwijs vorm te geven in de regio. In de intentieverklaring of in de subsidieaanvraag dient in ieder geval te worden opgenomen:

a. de na(a)m(en) en de brinnummers van het (de) swv po en de daarin deelnemende scholen voor (speciaal) basisonderwijs die participeren in het netwerk,

b. de na(a)m(en) en de brinnummers van de swv vo en de daarin deelnemende scholen die participeren in het netwerk,

c. de namen en de brinnummers van de (v)so scholen en de rec’s cluster 3 en 4 die participeren in het netwerk.

De intentieverklaring dient ondertekend te zijn door alle bevoegde gezagsorganen die participeren in het netwerk.

2. Indien er een scho(o)l(en) is/ zijn binnen de regio die (vooralsnog) niet participe(e)r(en)t in het netwerk dient dit in de aanvraag vermeld te worden omkleed met redenen. Van de scho(o)l(en) dient een verklaring van geen bezwaar bij de aanvraag te worden gevoegd.

3. In de aanvraag worden de naam van de school of Centrale dienst als bedoeld in artikel 132, eerste lid, van de WPO en het betreffende brinnummer waar de subsidie aan kan worden overgemaakt, opgegeven.

4. De aanvraag wordt ingediend bij CFI, Postbus 606, 2700 ML in Zoetermeer.

5. Voor betaling in 2008 dient de aanvraag uiterlijk op 15 oktober 2008 door CFI te zijn ontvangen te zijn ontvangen.

Artikel 4

Verlening en vaststelling startsubsidie

1. De startsubsidie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt in één betaaltermijn beschikbaar gesteld.

2. Binnen drie maanden na het beëindigen van de activiteiten, doch uiterlijk 1 november 2009, dient een verslag van de activiteiten door CFI te zijn ontvangen, Postbus 606, 2700 ML in Zoetermeer, onder vermelding van ‘Passend onderwijs’.

3. Het verslag van activiteiten bevat een overzicht van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten.

4. De financiële verantwoording wordt meegenomen in de jaarrekening van de rechtspersoon die de subsidie heeft ontvangen.

Hoofdstuk 4

Veldinitiatief

Artikel 5

Doel en omvang subsidie veldinitiatief

1. De Minister kan voor het schooljaar 2008–2009, of een deel van het schooljaar een subsidie verstrekken ten behoeve van regionale netwerken in oprichting die een startsubsidie hebben ontvangen en die de ambities van Passend onderwijs binnen de huidige wet- en regelgeving willen gaan vormgeven en daartoe een aanvraag hebben ingediend voor een ‘veldinitiatief’ met bijbehorende subsidie.

2. Doel van de subsidie is Passend onderwijs vorm te geven binnen de huidige wettelijke kaders.

3. De omvang van de subsidie bedraagt € 15 per ingeschreven leerling in de basisscholen die participeren in het regionale netwerk met een opslag van 2% en per leerling ingeschreven in de scholen voor voortgezet onderwijs die participeren in het regionale netwerk, op de teldatum 1 oktober 2007. Mutaties in het leerlingenaantal na de subsidietoekenning hebben, behoudens bij hoge uitzondering, geen effect op de hoogte van de subsidie.

Artikel 5a

Aanvraag subsidie veldinitiatief

1. Om in aanmerking te komen voor een subsidie veldinitiatief dient een aanvraag te worden ingediend vergezeld van een plan waarin wordt aangegeven:

a. welke partijen deelnemen in het regionale netwerk (zie artikel 3a, eerste lid), inclusief de scholen voor vwo en havo,

b. de partners buiten het onderwijs, zoals (jeugd)zorg, provincie(s) en gemeente(n) die participeren in het netwerk,

c. de wijze waarop personeel betrokken is bij de organisatie van het regionale netwerk en de inrichting van het onderwijs (op bestuurs- en bovenbestuurlijk niveau),

d. de wijze waarop ouders als collectief zijn betrokken bij de organisatie en inrichting van het onderwijs. En de wijze waarop wordt voorzien in (onafhankelijke) ondersteuning van individuele ouders (op bestuurs- en bovenbestuurlijk niveau),

e. de wijze waarop de indicatieprocedures aaneengeschakeld zijn waardoor één loket voor de indicatiestelling ontstaat en de afspraken die zijn gemaakt over de voorbereiding van de indicatiestelling,

f. de wijze waarop uitwerking wordt gegeven aan integraal indiceren met de (jeugd)zorg,

g. de wijze waarop wordt gegarandeerd dat voor alle leerlingen binnen het netwerk een passend onderwijszorgaanbod wordt geboden,

h. een registratiesystematiek waarmee alle leerlingen in de regio in beeld zijn,

i. een beschrijving van het onderwijscontinuüm dat een gevarieerd aanbod biedt binnen de huidige wettelijke kaders,

j. de wijze waarop het regionale netwerk zorgt voor versterking van de kwaliteit van het bestaande onderwijsaanbod, waaronder de wijze waarop wordt gewerkt aan het vergroten van de handelingsbekwaamheid van leraren in het reguliere onderwijs,

k. voor alle zorgleerlingen wordt een ontwikkelings- en uitstroomperspectief vastgesteld,

l. de inzet van (subsidie) middelen.

2. Het veldinitiatief dient uiterlijk drie maanden na toekenning operationeel te zijn.

3. In de aanvraag worden de naam van de school/Centrale dienst, het rekeningnummer en de plaats waar de subsidie naartoe kan worden overgemaakt opgegeven.

4. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld met een advies van de regiegroep Passend onderwijs. Om in aanmerking te komen voor een veldinitiatief per 1 augustus 2008 dient het regionale netwerk dat uiterlijk op 1 juni 2008 kenbaar te maken aan de regiegroep (Informatiepunt Passend onderwijs, Postbus 2511, 3500 GM Utrecht). Regio’s die per 1 januari 2009 veldinitiatief willen worden, melden dit uiterlijk 1 oktober 2008 aan de regiegroep.

5. De aanvraag wordt ingediend bij CFI, Postbus 606, 2700 ML in Zoetermeer.

6. Om in aanmerking te komen voor een veldinitiatief per 1 augustus 2008, dient de aanvraag uiterlijk op 15 juni 2008 door CFI te zijn ontvangen. Om in aanmerking te komen voor een veldinitiatief per 1 januari 2009, dient de aanvraag uiterlijk op 15 oktober 2008 door CFI ontvangen te zijn.

Artikel 6

Verlening en vaststelling subsidie veldinitiatief

1. De beslissing over de aanvraag, bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt binnen 8 weken na ontvangst door CFI genomen.

2. De subsidie van een veldinitiatief, bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt in één betaaltermijn beschikbaar gesteld voor het hele schooljaar 2008–2009.

3. Binnen drie maanden na het beëindigen van de activiteiten, doch uiterlijk 1 november 2009, wordt een verslag van de activiteiten ingediend bij CFI t.a.v. CFI, onder vermelding van ‘Passend onderwijs’. Postbus 606, 2700 ML in Zoetermeer.

4. Het verslag van activiteiten bevat een overzicht van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten.

5. Het verslag bevat, voor zover van toepassing, een analyse van de verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten, vermeld in het activiteitenplan en de feitelijke realisatie.

6. De financiële verantwoording wordt meegenomen in de jaarrekening van de rechtspersoon die de subsidie heeft ontvangen.

7. Indien de activiteit niet is gestart, aanzienlijk wordt vertraagd of voortijdig wordt beëindigd, informeert u de Minister direct hierover.

8. Indien aan één van de voorwaarden in de regeling niet wordt voldaan, kan het bedrag geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

9. Indien het veldinitiatief niet drie maanden na toekenning van de subsidie operationeel is, kan het bedrag geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

Artikel 7

Informatieplicht

De scholen die als regionaal netwerk de subsidie hebben aangevraagd, werken mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoekingen die gericht zijn op het verschaffen van nadere inlichtingen aan de Minister ten behoeve van de ontwikkeling van beleid.

Artikel 8

Egalisatiereserve

De subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht. De reserve bedraagt ten hoogste 50% van de verleende subsidie. Per toekenningjaar wordt ten hoogste 50% van de verleende subsidie aan de reserve toegevoegd.

Slotbepalingen

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 augustus 2009.

Artikel 10

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling voor het aanvragen van een startsubsidie of een veldinitiatief Passend onderwijs 2008–2009.

Deze regeling zal met een toelichting in de Staatscourant worden geplaatst

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S.A.M. Dijksma.

Toelichting

Algemeen

In voorliggende regeling worden de aanvraagprocedure en de voorwaarden voor de toekenning van een startsubsidie en een veldinitiatief Passend onderwijs beschreven. Ook wordt voorlichting gegeven over het aanvragen van een experiment Passend onderwijs. Omdat de juridische basis voor een experiment de Experimentenwet onderwijs is, wordt de aanvraag van een experiment niet meegenomen in voorliggende regeling.

Aanleiding

Binnen het funderend onderwijs bestaan er verschillende voorzieningen voor leerlingen die extra zorg en aandacht nodig hebben vanwege leer- of ontwikkelingsproblemen, een handicap, stoornis of een ziekte. In het primair onderwijs zijn er samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School, waarin basisscholen met een speciale school voor basisonderwijs samenwerken. In het voortgezet onderwijs werken vmbo-scholen ook samen in samenwerkingsverbanden. Extra zorg wordt geboden via het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en in het praktijkonderwijs (pro). Voor leerlingen met specifieke handicaps en stoornissen is er de mogelijkheid om onderwijs te volgen in scholen voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, dan wel om met een leerlinggebonden financiering onderwijs te volgen in reguliere scholen.

Uit de evaluatie van de verschillende structuren is naar voren gekomen dat de verschillende voorzieningen afzonderlijk een aantal positieve resultaten heeft bereikt. De organisatie van de verschillende zorgstructuren binnen het onderwijs is echter heel complex en kent ook een aantal knelpunten: kinderen die thuis zitten of op wachtlijsten staan, veel bureaucratie rond indicatiestelling, onvoldoende aansluiting en samenwerking tussen de deelsystemen, onvoldoende afstemming en samenwerking met (jeugd)zorg, etc. Naar aanleiding hiervan is gediscussieerd over een herziening van de zorgstructuren. Dit heeft geleid tot het concept Passend onderwijs. In de brieven aan de Tweede Kamer van 25 juni 2007 en 5 december 2007 heeft het kabinet een uitwerking van dit concept gegeven. Centraal in deze uitwerking staan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en de vorming van regionale netwerken om tot een betere organisatie van onderwijs en zorg te komen. In december 2007 heeft staatssecretaris Dijksma met de Tweede Kamer gesproken over het invoeringsplan Passend onderwijs. In dit overleg heeft de Kamer ingestemd met de stimulering van de vorming van regionale netwerken en de uitwerking van Passend onderwijs via startsubsidies, veldinitiatieven en experimenten.

Vorming van Regionale netwerken

Schoolbesturen krijgen de verantwoordelijkheid om voor alle leerlingen die worden aangemeld of staan ingeschreven bij één van hun scholen, een passend onderwijszorgaanbod te formuleren. Om dat te realiseren gaan scholen samenwerken in regionale netwerken. Concreet betekent dit dat schoolbesturen net als nu samenwerken in regionale verbanden. Bedoeling is niet een volledig nieuwe structuur te ontwikkelen, maar om te ‘verbinden’. Bestaande samenwerkingsverbanden vormen een functioneel netwerk zodat voor alle leerlingen in de regio een passend onderwijszorgaanbod kan worden ontwikkelen. De samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs (weer samen naar schoolverbanden met de scholen voor speciaal basisonderwijs) en in het voortgezet onderwijs maken onderling en met de (v)so scholen en rec’s cluster 3 en 4 afspraken over de inrichting van één loket voor zorgtoewijzing en over het onderwijscontinuüm waarbinnen voor alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod kan worden geboden. De individuele schoolbesturen blijven, ook wanneer een netwerk is gevormd verantwoordelijk voor het toelatingsbeleid en het onderwijs op de scholen. Met de instellingen en scholen cluster 1 (voor leerlingen met visuele handicaps) en cluster 2 (voor leerlingen met auditieve en communicatieve handicaps) wordt nog overleg gevoerd over de wijze waarop de expertise van die clusters binnen de regionale netwerken kan worden ingezet. Het regionale netwerk maakt afspraken met de instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs (mbo) om een goede overgang van het v(s)o naar het mbo te realiseren.

Startsubsidie

Om de vorming en inrichting van een netwerk te stimuleren kan, op basis van voorliggende regeling een startsubsidie aangevraagd worden. Deze startsubsidie wordt toegekend aan een ‘regionaal netwerk in oprichting’. Dit betekent dat (de besturen van) de scholen die een samenwerkingsverband po/ vo vormen en de (v)so scholen cluster 3 en 4 die samenwerken in een rec een intentieverklaring hebben getekend om tot de vorming van een netwerk te komen. De deelname van scholen voor havo/vwo binnen het samenwerkingsverband vo is voor de aanvraag van de startsubsidie nog niet verplicht. De omvang van de startsubsidie bedraagt € 50.000. Elk regionaal netwerk kan éénmaal in de periode tussen 2008 en 2010 een startsubsidie verkrijgen. Regio’s die vooruitlopend op voorliggende regeling al een startsubsidie hebben ontvangen, kunnen op basis van deze regeling niet opnieuw een startsubsidie aanvragen.

Veldinitiatief

Binnen het huidige wettelijke kader kan door samenwerking al een aantal ambities van Passend onderwijs worden gerealiseerd. Zo kan één loket worden ingericht en kunnen sluitende afspraken ervoor zorgen dat voor alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod wordt ontwikkeld. Partijen die een startsubsidie hebben gekregen en met die middelen de regionale samenwerking hebben uitgewerkt kunnen als veldinitiatief in aanmerking komen voor aanvullende subsidiering als tegemoetkoming in de kosten van de extra werkzaamheden. De omvang van de subsidie bedraagt jaarlijks € 15 per leerling. Om in aanmerking te komen voor een veldinitiatief dienen ook de scholen voor havo/vwo deel uit te maken van het regionale netwerk.

Experimenten

De Experimentenwet onderwijs biedt de mogelijkheid om onderwijs te geven in afwijking van de bestaande wet en regelgeving. Regionale netwerken die verder willen gaan met de ontwikkeling van een passend onderwijszorgaanbod voor alle leerlingen en daarbij willen afwijken van de huidige wettelijke bepalingen kunnen een beroep doen op deze wet. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan onderwijs dat de bestaande indeling van clusters en onderwijssoorten binnen het (v)so doorbreekt, eventueel in combinatie met reguliere leerlingen. Onderwijskundige vernieuwingen staan voorop in een experiment. Daarnaast kunnen binnen een experiment ook specifieke afspraken gemaakt worden over een andere wijze van indicatiestelling en financiering van het speciale onderwijsaanbod. Regionale netwerken die binnen een experiment uitwerking gaan geven aan passend onderwijs krijgen daarvoor jaarlijks subsidie van € 20 per leerling.

De basis voor het aanvragen van een experiment vormt de Experimentenwet onderwijs. In het experimenteerplan voor een experiment Passend onderwijs wordt omschreven wat de doelen en de achtergronden van het experiment zijn en van welke wettelijke voorschriften men binnen het experiment wil afwijken. Het experimenteerplan kan worden ingediend bij staatssecretaris Dijksma die vervolgens beslist over de toekenning van een experiment. Voorwaarde voor toekenning van een experiment is, naast de criteria die gelden voor een veldinitiatief (zie artikel 3, vierde lid) of sprake is van een onderwijskundige vernieuwing. Een experiment wordt aangegaan voor de periode van vijf jaar, met de mogelijkheid van verlenging. De inzet is dat het experiment na vijf jaar wordt ingepast binnen wetgeving Passend onderwijs. Regionale netwerken die een experiment Passend onderwijs inrichten, kunnen geen aanvraag indienen voor een veldinitiatief.

Toelichting per artikel

Artikel 1

Passend onderwijs bekent dat voor alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod wordt ontwikkeld. Hiertoe krijgen de bevoegde gezagsorganen van scholen een resultaatsverplichting om voor alle zorgleerlingen die worden aangemeld of staan ingeschreven een passend onderwijszorgaanbod te bieden. Om dit te realiseren worden regionale netwerken ingericht, wordt per regio één loket voor de indicatiestelling ingericht en wordt een flexibel onderwijscontinuüm gerealiseerd.

Onder een onderwijscontinuüm wordt een flexibel onderwijsaanbod verstaan waarbinnen voor alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod kan worden geboden. Het continuüm loopt van plaatsing in het regulier onderwijs tot plaatsing in het (voortgezet) speciaal onderwijs en kent verschillende vormen van extra ondersteuning voor leerlingen die dat nodig hebben. Voorbeelden hiervan zijn:

– Zorg begint bij extra ondersteuning in de klas op de reguliere school.

– Speciale klassen in reguliere scholen. Dit kunnen bijvoorbeeld zgn. ‘auti-klassen’ zijn, specifiek gericht op leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum, maar ook klassen waar leerlingen met verschillende handicaps die (een deel van) het onderwijs in het regulier onderwijs volgen.

– Voorzieningen als Rebound, ‘Op de rails’ en Herstart voor leerlingen die uit dreigen te vallen.

– Symbiosevormen voor leerlingen in het (v)so. Deze leerlingen zijn ingeschreven in het (v)so maar volgen bijvoorbeeld praktijkvakken in het regulier onderwijs.

Ter ondersteuning van de regio’s bij het realiseren van een integrale indicatiestelling voor onderwijs en (jeugd)zorg, is het ‘kader integraal indiceren’ ontwikkeld. Dit is een instrument waarmee langs zeven thema’s kan worden gekomen tot een integrale indicatie voor onderwijs en (jeugd)zorg. Op dit moment wordt het kader landelijk geïmplementeerd. Meer informatie over het integraal indiceren en de implementatie van het kader is te vinden op de website www.integraalindiceren.info.

Artikel 2

Voor de regeling is in 2008 € 7 miljoen beschikbaar. Aanvragen worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst. Beoordeling kan alleen plaatsvinden indien de aanvraag compleet is. Dit betekent dat de datum waarop de aanvraag compleet is geldt voor de vaststelling van de volgorde van binnenkomst. In de regeling voor 2009 wordt opnieuw een subsidieplafond opgenomen.

Artikel 3

Een regionaal netwerk in oprichting kan in de periode 2008/2010 éénmaal een aanvraag voor een startsubsidie indienen. Indien binnen het regionale netwerk meerdere swv vo participeren ontvangt het netwerk per deelnemend swv vo € 50.000. Op de website van CFI kan het aanvraagformulier (CFI 58001) worden gedownload. Ook op de website www.passendonderwijs.nl vindt u een link naar het aanmeldformulier op de website van CFI. Het hele jaar door kunnen aanvragen voor startsubsidie worden ingediend. Echter, voor betaling in 2008 dient de aanvraag voor 15 oktober 2008 te worden ingediend. Bekostiging van aanvragen die na die datum worden ingediend, volgt in 2009.

Artikel 3a

In de regeling is aangegeven dat de intentieverklaring/aanvraag ondertekend dient te zijn door alle bevoegde gezagsorganen die participeren in het netwerk. In plaats daarvan kan ook een mandaatverklaring bij de aanvraag worden gevoegd waarin nadrukkelijk naar voren komt namens welke partijen de aanvraag wordt ingediend. Voor de startsubsidie is deelname van de gymnasia en scholen voor vwo en havo nog niet verplicht.

De inzet is om in 2011 de wetgeving Passend onderwijs in te voeren. Vanaf dat moment dienen alle scholen aangesloten te zijn bij een regionaal netwerk. Voorliggende regeling is bedoeld om de vorming van regionale netwerken te stimuleren. Indien er binnen de regio waar het regionale netwerk wordt ingericht een school/scholen zijn die vooralsnog niet meedoet(n), dient dat in de aanvraag te worden vermeld, met de reden daarvan. Ook dient een verklaring van de scho(o)l(en) te worden bijgevoegd waaruit naar voren komt dat de scho(o)l(en) er geen bezwaar tegen hebben dat de startsubsidie wordt aangevraagd. Hiervoor is gekozen omdat het van belang is alle scholen in de regio te betrekken bij de vorming van het netwerk.

De startsubsidie kan alleen worden overgemaakt aan een rechtspersoon. Indien het regionale netwerk een rechtspersoon heeft ingericht, dient dit gemeld te worden aan CFI. Bij de melding dient een afschrift van de notariële akte te worden gevoegd. CFI kan het netwerk vervolgens registreren. Vanaf dat moment kunnen de startsubsidie en/of middelen voor het veldinitiatief worden overgemaakt aan het rekeningnummer van het netwerk. Indien het regionale netwerk geen rechtspersoon heeft ingediend, wordt de subsidie overgemaakt aan een school/ de Centrale dienst die binnen het regionale netwerk participeert.

Artikel 4

De startsubsidie wordt betaalbaar gesteld uiterlijk in de maand volgend op de maand waarin de beschikking is afgegeven.

Een format voor het verslag van de activiteiten is te vinden op de website www.passendonderwijs.nl.

Artikel 5

De regiegroep Passend onderwijs adviseert over de toekenning van aanvragen voor een veldinitiatief. Veldinitiatieven die op 1 augustus 2008 van start willen gaan dienen dit uiterlijk 1 juni kenbaar te maken bij de regiegroep Passend onderwijs Informatiepunt Passend onderwijs, Postbus 2511, 3500 GM Utrecht), zodat tijdig een advies kan worden afgegeven. Voorts geldt voor de veldinitiatieven dat deze binnen drie maanden na toekenning operationeel dienen te zijn. Voor de veldinitiatieven die starten op 1 augustus 2008 betekent dit dat deze uiterlijk op 1 november 2008 operationeel zijn. Veldinitiatieven die starten op 1 januari 2008 zijn uiterlijk op 1 april 2009 operationeel. Indien het veldinitiatief op genoemde data niet operationeel is, wordt de bekostiging voor de maanden dat het veldinitiatief tegen de voorschriften in nog niet operationeel is teruggevorderd. Dit betekent dat indien het netwerk op 1 januari 2009 in plaats van 1 november 2008 operationeel is, de bekostiging voor de maanden november en december worden teruggevorderd.

De veldinitiatieven die op 1 augustus 2008 starten ontvangen uiterlijk in september 2008 de bekostiging voor het schooljaar 2008/2009. Veldinitiatieven die starten op 1 januari 2009, ontvangen uiterlijk in februari 7/12 van de bekostiging voor het schooljaar 2008/2009.

De voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor subsidie voor een veldinitiatief zijn eerder beschreven in het Invoeringsplan Passend onderwijs. Wat betreft de samenstelling van het regionale netwerk geldt i.t.t. de startsubsidie dat ook de gymnasia en scholen voor vwo en havo deel moeten participeren in het regionale netwerk. Aangegeven wordt dat het netwerk moet beschikken over een registratiesystematiek. Dit is een concretisering van de voorwaarde dat alle leerlingen in beeld moeten zijn en er voor alle zorgleerlingen een passend onderwijszorgaanbod wordt ontwikkeld. Dit kan alleen worden gerealiseerd indien de regio een goed registratiesysteem heeft. Gedacht kan worden aan het koppelen van bestaande leerling-administratiesystemen via bijvoorbeeld het DOD (zie ook www.vdod.nl).

Bekostigingsindicator voor de subsidie vormt het aantal leerlingen. De omvang van de subsidie wordt bepaald op basis van het aantal ingeschreven leerlingen op de basisscholen die participeren in het regionale netwerk plus 2%. Hiervoor is gekozen omdat een aantal speciale scholen voor basisonderwijs in meerdere samenwerkingsverbanden po participeert. Hierdoor bestaat de kans dat leerlingen twee keer meetellen en als zodanig dubbel worden bekostigd. Ook de scholen voor (v)so kunnen in meerdere netwerken participeren. Daarom geldt ook voor de leerlingen die bij die scholen zijn ingeschreven niet meetellen voor de vaststelling van de omvang van de subsidie. Het aantal leerlingen op vo-scholen in zowel vwo/ havo/ vmbo/pro als aoc wordt meegeteld bij de vaststelling van de omvang van de subsidie van een veldinitiatief. De middelen dienen transparant en voor beschreven doelen te worden ingezet.

Op de website van CFI kan het aanvraagformulier worden gedownload (CFI-58057). Ook op de website www.passendonderwijs.nl vindt u een link naar het aanmeldformulier op de website van CFI.

Artikel 6

De subsidie wordt overgemaakt op de eerstvolgende wettelijke betaaltermijn na de datum waarop de beschikking is afgegeven.

Een format voor het verslag van de activiteiten en de bereikte resultaten is te vinden op www.passendonderwijs.nl. Hierin wordt in ieder geval ingegaan op: de inrichting van één loket, het onderwijscontinuüm, de wijze waarop de kwaliteit van het onderwijs wordt versterkt, de wijze waarop personeel en ouders zijn betrokken bij de organisatie en uitwerking van Passend onderwijs, de inzet van middelen.

De financiële verantwoording verloopt via de jaarrekening van de rechtspersoon waaraan de subsidiemiddelen zijn toegekend. Middelen die niet zijn ingezet worden in de administratie opgenomen. Er geldt een egalisatiereserve. Dit betekent dat middelen die niet worden ingezet in het schooljaar 2008/2009 in volgende jaren kunnen worden ingezet voor het realiseren van Passend onderwijs.

Artikel 8

Aangegeven wordt dat een egalisatiereserve kan worden opgebouwd. Dit betekent dat indien niet alle middelen zijn besteed, deze in een volgend jaar opnieuw kunnen worden ingezet voor de doelen beschreven in deze regeling.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma

Naar boven