Beschikking BankGiro Loterij 2008

Beschikking van de Minister van Justitie van 4 april 2008, nr. 5539317/08/DSP, houdende verlening van een vergunning tot het organiseren van een BankGiro Loterij

De Minister van Justitie,

Overwegende dat de geldigheidsduur van de beschikking BankGiro Loterij op 30 april 2008 verstrijkt;

Overwegende dat BankGiro Loterij N.V., gevestigd te Amsterdam, bij brief van 9 augustus 2007 heeft verzocht haar opnieuw vergunning te verlenen voor het organiseren van de BankGiro Loterij;

Gelet op de artikelen 3, 5 en 34 van de Wet op de kansspelen, en de artikelen 2 en 5 van het Kansspelenbesluit;

Gezien het advies van het College van toezicht op de kansspelen van 27 september 2007, nr. C.821/07;

Besluit:

Artikel I

Een beschikking af te geven die komt luiden als volgt:

Artikel 1

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op de kansspelen;

b. het besluit: het Kansspelenbesluit;

c. de Minister: de Minister van Justitie;

d. de vennootschap: BankGiro Loterij N.V., gevestigd te Amsterdam;

e. de holding: Holding Nationale Goede Doelen Loterijen N.V., gevestigd te Amsterdam;

f. de stichting aandelen: de Stichting Aandelen Nationale Goede Doelen Loterijen, gevestigd te Amsterdam;

g. BankGiro Loterij: een kansspel als bedoeld in artikel 1, onder a, van de wet, waarbij het nummer van een bankrekening, onderscheidenlijk een girorekening, deel uitmaakt van het lotnummer waarmee de deelnemers meedingen naar prijzen die door loting of trekking worden verkregen;

h. toegevoegd spel: een kansspel als bedoeld in artikel 1, onder a, van de wet, waaraan de deelnemers aan de BankGiro Loterij kunnen deelnemen door middel van door de vennootschap om niet verstrekte deelnemingsbewijzen;

i. het college: het College van toezicht op de kansspelen als bedoeld in artikel 33 van de wet.

Artikel 2

1. Aan de vennootschap wordt voor de duur van vijf jaren, te rekenen vanaf 1 mei 2008 tot en met 30 april 2013, vergunning verleend tot het organiseren van de BankGiro Loterij en het toegevoegde spel.

2. De vergunning wordt verleend onder de voorwaarde dat en is slechts geldig indien de holding enig aandeelhouder van de vennootschap is en de stichting aandelen op haar beurt enig aandeelhouder van de holding is, en onder gehoudenheid van de stichting aandelen respectievelijk de holding in te staan voor de nakoming van alle verplichtingen van de vennootschap onder de vergunning.

3. Aan de in het eerste lid bedoelde vergunning worden de in artikel 3 tot en met artikel 17 vervatte voorschriften verbonden, die zonodig kunnen worden gewijzigd en aangevuld.

Artikel 3

1. De BankGiro Loterij en het toegevoegd spel worden georganiseerd met inachtneming van de statuten en reglementen van de vennootschap.

2. De statuten en reglementen van de vennootschap, alsmede wijziging daarvan, behoeven de voorafgaande goedkeuring van de Minister, gehoord het college.

3. De reglementen behelzen in ieder geval bepalingen inzake de deelnamevoorwaarden, de prijzenschema’s, de prijsbepaling en de verdeling van de opbrengst van de krachtens deze vergunning georganiseerde kansspelen.

Artikel 4

1. De vennootschap zorgt voor een doelmatige administratie, organisatie en uitvoering van de krachtens deze vergunning georganiseerde kansspelen.

2. De vennootschap neemt de nodige maatregelen met het oog op de naleving van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en de op grond daarvan opgestelde reglementen door de organisatie en personen die op enigerlei wijze bij de administratie, organisatie en uitvoering van de BankGiro Loterij en het toegevoegde spel zijn betrokken.

Artikel 5

1. In alle aankondigingen en voor openbaarmaking of verspreiding bestemde stukken dient te worden vermeld dat voor de BankGiro Loterij en het toegevoegde spel vergunning is verleend door de Minister, onder aanhaling van datum en kenmerk van deze beschikking.

2. Op alle in het eerste lid vermelde aankondigingen en stukken dient voorts, voor zover praktisch mogelijk, duidelijk te worden vermeld:

a. de naam van de vennootschap en het adres waar inlichtingen omtrent de BankGiro Loterij en het toegevoegde spel verkrijgbaar zijn;

b. de bestemming van de afdracht overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, eerste lid;

c. het bedrag van de inleg;

d. de wijze waarop aan de BankGiro Loterij en het toegevoegde spel kan worden deelgenomen;

e. de plaats en het tijdstip van de trekkingen.

3. De vennootschap draagt er zorg voor dat aan wervings- en reclameactiviteiten op zorgvuldige en evenwichtige wijze vorm wordt gegeven, waarbij in het bijzonder wordt gewaakt voor het aanzetten tot onmatige deelneming aan de door de vennootschap georganiseerde kansspelen.

4. De vennootschap neemt bij haar wervings- en reclameactiviteiten de haar door de Minister gegeven aanwijzigingen, gehoord het college, in acht.

Artikel 6

Eventuele provisie aan verkopers van deelnemingsbewijzen dient te worden beperkt tot ten hoogste 10% van de nominale waarde van de door hun bemiddeling geplaatste deelnemingsbewijzen.

Artikel 7

1. De vennootschap organiseert ten hoogste 13 maal per jaar de BankGiro Loterij.

2. De inleg voor deelneming aan de BankGiro Loterij bedraagt ten hoogste € 22,69.

3. De vennootschap organiseert ten hoogste een maal per week het toegevoegde spel. Elk toegevoegd spel bestaat uit één trekking.

Artikel 8

1. De prijsbepaling en de vaststelling van de winnaars van de krachtens deze vergunning georganiseerde kansspelen geschiedt in het openbaar, onder toezicht en verantwoordelijkheid van een notaris, die het verloop van de prijsbepaling en de vaststelling van de winnaars telkens bij proces-verbaal constateert.

2. De prijsbepaling en de vaststelling van de winnaars geschiedt op een door een notaris in een trekkingsprocedure vastgelegde wijze, welke deel uitmaakt van de reglementen van de vennootschap.

Artikel 9

Onverminderd de voorschriften bij en krachtens de Wet op de kansspelbelasting, dienen na elke prijsbepaling de prijzen onverkort zo spoedig mogelijk aan de winnaars te worden uitgekeerd. Indien dit niet mogelijk is, dienen de prijzen overeenkomstig artikel 38 van de wet gedurende één jaar na de prijsbepaling te hunner beschikking te worden gehouden.

Artikel 10

1. De mechanische, elektrische en elektronische processen die gebezigd worden bij de deelneming, prijsbepaling en vaststelling van de winnaars van de krachtens deze vergunning georganiseerde kansspelen, zijn onderworpen aan een voorafgaande goedkeuring en periodieke controle door één of meer door de Minister aangewezen onafhankelijke deskundigen of keuringsinstellingen.

2. Van de bevindingen van de in het eerste lid bedoelde onafhankelijke deskundigen en keuringsinstellingen wordt uiterlijk binnen drie maanden na afloop van een kalenderjaar verslag gedaan aan de Minister en het college.

Artikel 11

1. Gerekend over een kalenderjaar bedraagt de afdracht ten minste 50% van de nominale waarde van de verkochte deelnemingsbewijzen.

2. Als noodzakelijke kosten van de vennootschap worden uitsluitend aangemerkt die kosten die rechtstreeks verband houden met het organiseren van de kansspelen krachtens deze vergunning en die gerekend kunnen worden tot de normale bedrijfskosten.

3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, kan ten behoeve van de continuïteit van de exploitatie een reservering worden gevormd. De omvang van deze reservering mag aan het einde van een kalenderjaar, ongeacht de periode waarin deze is opgebouwd, ten hoogste 2,5% bedragen van de nominale waarde van de in dat kalenderjaar verkochte deelnemingsbewijzen. De Minister kan in bijzondere gevallen de omvang van de reservering op een hoger bedrag bepalen.

Artikel 12

1. De afdracht wordt aangewend ter verwezenlijking van doeleinden van algemeen belang, gelegen op het terrein van de cultuur en het natuurbehoud, en het maatschappelijk welzijn.

2. De afdracht komt, overeenkomstig een door de vennootschap in haar financieel reglement opgenomen verdeelsleutel, ten goede aan:

a. Stichting Prins Bernhard Cultuurfonds, gevestigd te Amsterdam;

b. Stichting Fondsenwerving Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers en Aanverwante Doeleinden (SFMO), gevestigd te Tilburg;

c. Stichting Duurzame Ontwikkeling en Natuurbescherming te Amsterdam;

d. Vier Rijksmusea;

e. Andere instellingen werkzaam op de in het eerste lid genoemde terreinen, in de vorm van structurele of incidentele uitkeringen, overeenkomstig het bepaalde in de reglementen van de vennootschap.

3. Uiterlijk binnen drie maanden na afloop van een kalenderjaar vindt – conform het bepaalde in haar financieel reglement – door de vennootschap de afdracht over dat kalenderjaar plaats. Daarvan wordt verslag gedaan in de in artikel 14, eerste lid, bedoelde jaarrekening.

Artikel 13

De vennootschap zendt binnen één maand na het einde van elk kwartaal aan de Minister en het college een verslag betreffende het financiële verloop, alsmede andere door de Minister noodzakelijk geachte gegevens, over dat kwartaal.

Artikel 14

1. De vennootschap stelt een jaarrekening en een jaarverslag op welke voldoen aan de eisen gesteld in Boek 2, Titel 9, van het Burgerlijk Wetboek. De Minister kan, gehoord het college, aanwijzingen geven omtrent de inrichting van de jaarrekening en het jaarverslag.

2. De vennootschap verleent aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek opdracht tot onderzoek van de jaarrekening. De uitslag van dit onderzoek wordt weergegeven in een verslag en een verklaring als bedoeld in onderscheidenlijk het vierde en het vijfde lid van artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het onderzoek dient mede betrekking te hebben op de naleving door de vennootschap van het bepaalde in deze beschikking.

3. De vennootschap voert een zodanig beheer dat een goedkeurende verklaring als bedoeld in het tweede lid kan worden afgegeven.

4. Binnen vier maanden na afloop van een kalenderjaar zendt de vennootschap de jaarrekening met het verslag en de verklaring, alsmede het jaarverslag aan de Minister en het college.

Artikel 15

1.

De kosten verbonden aan toezicht, goedkeuring, controle en onderzoek ingevolge de artikelen 8, eerste lid, 10, eerste lid, en 14, tweede lid, zijn voor rekening van de vennootschap.

2. De jaarlijkse vergoeding bedoeld in artikel 3a van het besluit bedraagt € 2.268,– en dient binnen vier maanden na aanvang van een kalenderjaar door de vennootschap te worden voldaan aan de Minister.

Artikel 16

1. De door de Minister aangewezen ambtenaren en andere personen zijn bevoegd inlichtingen van de vennootschap te verlangen, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren en andere personen zijn bevoegd inzage te verlangen van zakelijke gegevens en bescheiden van de vennootschap, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

3. Zij zijn bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken.

4. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, zijn zij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.

Artikel 17

Na de inwerkingtreding van deze beschikking berusten de krachtens de Beschikking BankGiro Loterij (Stcrt. 2003, 90) vastgestelde besluiten op deze beschikking.

Artikel 18

De Beschikking BankGiro Loterij (Stcrt. 2003, 90), zoals gewijzigd bij beschikkingen van 4 mei 2004, Stcrt. 2004, 92, 29 april 2004, Stcrt. 2004, 112, 17 juni 2004, Stcrt. 2004, 116, 31 augustus 2004, Stcrt. 2004, 181, 28 april 2006, Stcrt. 2006, 89, en 30 juli 2007, Stcrt. 2007, 154, wordt ingetrokken.

Artikel 19

Deze beschikking wordt aangehaald als: Beschikking BankGiro Loterij 2008.

Artikel II

Deze beschikking treedt in werking op 1 mei 2008 en wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Een ieder wiens belang rechtstreeks bij dit besluit betrokken is, kan tegen dit besluit binnen zes weken na de dag van verzending daarvan bezwaar maken bij de Minister van Justitie.

Het bezwaarschrift moet op grond van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht zijn ondertekend en bevat tenminste de naam en adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht, zo mogelijk een afschrift van dit besluit en de gronden van het bezwaar. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan: de Minister van Justitie, t.a.v. de Directie Sanctie- en Preventiebeleid, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag

Den Haag, 4 april 2008.
De Minister van Justitie,
namens deze:
de Directeur Sanctie- en Preventiebeleid, M.J.C. Groothuizen.

Naar boven