Instellingsbesluit Taskforce DeeltijdPlus

Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 april 2008, nr. AV/A&Z/2008/8410, tot instelling van de Taskforce DeeltijdPlus (Instellingsbesluit Taskforce DeeltijdPlus)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Ministerie: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

b. Minister: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 2

Instelling

1. Er is een Taskforce DeeltijdPlus.

2. De Taskforce DeeltijdPlus wordt ingesteld voor een periode van twee jaar, die aanvangt op 1 april 2008.

Artikel 3

Doel

De Taskforce DeeltijdPlus heeft tot doel te bevorderen dat de omvang van de arbeidsdeelname in uren van met name vrouwen wordt vergroot.

Artikel 4

Taken

1. Ter verwezenlijking van zijn doelstelling zal de Taskforce DeeltijdPlus bij individuele werkgevers, werknemers, sociale partners en de samenleving aandacht vragen voor kansen, mogelijkheden en belemmeringen voor met name vrouwen om te gaan werken dan wel meer te gaan werken.

2. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden knelpunten blijken die het gevolg zijn van maatregelen van de overheid dan wel het ontbreken van maatregelen van de overheid, kan de Taskforce DeeltijdPlus daarvoor bij de Minister aandacht vragen.

Artikel 5

Werkzaamheden

1. De Taskforce DeeltijdPlus verricht zijn taken in het bijzonder door het stimuleren van debat en van verzameling, verspreiding en uitwisseling van informatie.

2. De Taskforce DeeltijdPlus stelt voor de duur van zijn instelling zijn werkprogramma vast ter goedkeuring door de Minister. Uiterlijk 15 juni 2008 wordt het werkprogramma voor de duur van de werkzaamheden ter goedkeuring voorgelegd.

3. De Taskforce DeeltijdPlus overlegt periodiek met de Minister over de voortgang van de werkzaamheden.

4. De werkzaamheden van de Taskforce DeeltijdPlus worden afgesloten met een eindrapportage met aanbevelingen, die binnen twee maanden na afloop van de werkzaamheden van de Taskforce DeeltijdPlus aan de Minister wordt aangeboden.

Artikel 6

Samenstelling

1. De Taskforce DeeltijdPlus bestaat uit een voorzitter en vier leden.

2. De Minister benoemt en ontslaat de voorzitter en de leden van de Taskforce DeeltijdPlus.

3. In de Taskforce DeeltijdPlus hebben zitting:

a. als voorzitter: mevrouw P.A. Dijkstra;

b. als leden:

1°. mevrouw mr. D.M. van Gorp;

2°. mevrouw S. Özdemir;

3°. mevrouw J.D. Ploegman;

4°. de heer drs. M.C.J. de Wildt.

Artikel 7

Secretariaat en beheer bescheiden

1. Het secretariaat van de Taskforce DeeltijdPlus wordt gevoerd door het Ministerie.

2. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de Taskforce DeeltijdPlus geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie.

3. De bescheiden worden na afloop van de periode, bedoeld in artikel 2, tweede lid, opgenomen in het archief van het Ministerie.

Artikel 8

Reglement

De Taskforce DeeltijdPlus kan, met inachtneming van dit besluit, zijn werkwijze nader regelen.

Artikel 9

Vergoedingen

1. Aan de leden en de voorzitter van de Taskforce DeeltijdPlus wordt een vergoeding voor hun werkzaamheden toegekend volgens de regels van het Vacatiegeldenbesluit 1988.

2. Aan de leden en de voorzitter van de Taskforce DeeltijdPlus kan een vergoeding van reis- en verblijfkosten worden toegekend volgens de regels van het Reisbesluit binnenland.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 april 2008.

Artikel 11

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Taskforce DeeltijdPlus.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 april 2008.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. Aboutaleb.

Toelichting

Tijdens de Participatietop van 27 juni 2007 hebben kabinet en sociale partners als gezamenlijke doelstelling afgesproken om de arbeidsparticipatie te verhogen naar 80% in 2016. Een belangrijke achtergrond hiervan vormt de vergrijzing. De kosten van sociale voorzieningen stijgen bij een ouder wordende bevolking, terwijl het aantal werkenden dat die kosten moet dragen, afneemt. Door de vergrijzing ontstaat ook krapte op de arbeidsmarkt, die door een grotere arbeidsparticipatie kan worden opgevangen. Een hogere participatie betekent daarnaast dat meer mensen kunnen meedoen in de samenleving en draagt bij aan de emancipatiedoelstelling van economische zelfstandigheid.

Op de Participatietop is afgesproken dat er voor de duur van twee jaar een Taskforce DeeltijdPlus zal worden ingesteld, om de arbeidsparticipatie in uren van met name vrouwen te stimuleren. Overweging voor deze Taskforce is dat arbeidsdeelname door vrouwen een steeds breder draagvlak heeft gekregen en dat het kabinet wil bevorderen dat deze ontwikkeling wordt gecontinueerd. Het onbenutte arbeidspotentieel van vrouwen is nog aanzienlijk. Het aandeel vrouwen met betaald werk is aanmerkelijk kleiner dan het aandeel mannen (57,5% versus 74,3%). Vrouwen in Nederland werken bovendien minder uren dan vrouwen in vrijwel alle andere Europese landen.

De Taskforce DeeltijdPlus richt zich in de eerste plaats op uitbreiding van de arbeidsparticipatie van vrouwen die in deeltijd werken (uitbreiding van kleine(re) deeltijdbanen). In het verlengde daarvan is ook de arbeidsparticipatie aan de orde van vrouwen die op zich wel willen en kunnen werken, maar dat momenteel nog niet doen. Dit zijn over het algemeen goed gekwalificeerde vrouwen, met een opleiding op middelbaar of hoger niveau. Voor beide categorieën is het belangrijk dat werk gecombineerd moet kunnen worden met de zorg voor kinderen. Ten slotte is het van belang dat (gedeeltelijke of volledige) uitval uit het arbeidsproces vanwege het niet kunnen combineren van werk en zorg, wordt voorkomen.

Er is al veel bekend over financiële overwegingen en de aanwezigheid van voorzieningen bij de keuze van vrouwen om (meer) te gaan werken. Het beleid is hier dan ook al langer op gericht geweest en komt ook in deze kabinetsperiode aan bod. Over de belemmeringen van culturele aard voor vrouwen om (meer) te gaan werken is veel minder bekend, terwijl steeds duidelijker wordt dat deze culturele normen in belangrijke mate het aantal uren dat vrouwen willen werken bepalen. Zowel mannen als vrouwen vinden in meerderheid dat kinderen het beste door de eigen ouders (en vooral de moeder) kunnen worden verzorgd. Deze culturele dimensie staat centraal in het werk van de Taskforce Deeltijdplus. De keuzevrijheid van mannen en vrouwen staat daarbij niet ter discussie.

Ook bij werkgevers is een cultuurverandering gewenst. Werkgevers hebben er belang bij dat vrouwen (meer uren) willen werken. Bijna de helft van de vrouwen geeft ook aan (meer uren) te willen werken als werkgevers bereid zijn meer rekening te houden met hun wensen op het gebied van arbeidstijden en flexibiliteit. De inrichting van het bedrijfsproces is dus een belangrijke sleutel tot vergroting van de arbeidsparticipatie van vrouwen. Bovendien kunnen ook mannen met een gezin van een dergelijke cultuurverandering profiteren voor de combinatie arbeid en zorg. Niet alle werkgevers zijn zich hiervan bewust of zien mogelijkheden tot meer flexibiliteit.

De Taskforce beoogt het onderwerp te agenderen en het geven van een aanzet tot een cultuuromslag bij individuele werknemers (vrouwen), individuele werkgevers en sociale partners en de samenleving als geheel om een (blijvende) grotere arbeidsdeelname in uren van met name vrouwen te bewerkstelligen. De Taskforce zal, als daartoe aanleiding bestaat, aanbevelingen doen aan de Staatssecretaris.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

Naar boven