Regeling certificering scheepsbeveiligingsfunctionarissen

28 maart 2008

Nr. HDJZ/SCH/2008-373

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationale Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144) en artikel 21 van de Zeevaartbemanningswet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

scheepsbeveiligingsfunctionaris: een zich aan boord bevindende, aan de kapitein verantwoordelijke persoon, dan wel de kapitein zelf, die door de scheepsbeheerder is aangesteld als verantwoordelijke voor de beveiliging van het schip, waaronder begrepen de uitvoering en het onderhoud van het scheepsbeveiligingsplan, en voor het contact met de beveiligingsfunctionaris van de zeescheepvaartonderneming en de beveiligingsfunctionarissen van de havenfaciliteiten;

STCW-Verdrag: het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationale Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen;

STCW-Code: de Code inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van zeevarenden, behorend bij het STCW-Verdrag (Trb. 1996, 249).

Artikel 2

1. Voor de afgifte van het certificaat scheepsbeveiligingsfunctionaris:

a. voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/5, paragraaf 1.1, van de bijlage bij het STCW-Verdrag, en

b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze minister erkende opleiding en training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/5, paragrafen 1 tot en met 4, van de STCW-Code.

2. In afwijking van het eerste lid kan de inspecteur-generaal tot 1 juli 2009 het certificaat scheepsbeveiligingsfunctionaris afgeven aan de aanvrager die schriftelijk aantoont:

a. voor 1 januari 2008 een training als scheepsbeveiligingsfunctionaris te hebben afgerond, en

b. een goedgekeurde diensttijd als scheepsbeveiligingsfunctionaris te hebben opgedaan van ten minste zes maanden binnen de periode van drie jaar, voorafgaand aan de aanvraag, of

c. beveiligingstaken te hebben uitgevoerd die kunnen worden aangemerkt als zijnde gelijkwaardig aan de diensttijd bedoeld in onderdeel b.

Artikel 3

1. Bemanningsleden die als scheepsbeveiligingsfunctionaris zijn aangesteld, zijn in het bezit van het certificaat scheepsbeveiligingsfunctionaris, bedoeld in artikel 2.

2. In afwijking van het eerste lid kunnen tot 1 juli 2009 bemanningsleden als scheepsbeveiligingsfunctionaris zijn aangesteld die voor 1 januari 2008 een training als scheepsbeveiligingsfunctionaris hebben afgerond.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling certificering scheepsbeveiligingsfunctionarissen.

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J.C. Huizinga-Heringa.

Toelichting

Algemeen

§ 1. Inleiding

Deze regeling strekt tot uitvoering van wijzigingen van het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationale Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144) (hierna: STCW-Verdrag) en de Code inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van zeevarenden, behorende bij het STCW-Verdrag (Trb. 1996, 249) (hierna: STCW-Code) betreffende de afgifte van certificaten voor scheepsbeveiligingsfunctionarissen. De wijzigingen zijn vastgesteld bij resoluties MSC.203(81) en MSC.209(81) van de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO).

In verband met de internationale terroristische dreigingen na de aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2002 heeft de IMO op 12 december 2002 de International Ship and Port Facility Security Code (ISPS-Code) aanvaard, die zowel voorschriften voor de beveiliging van zeeschepen als voor de beveiliging van zeehavens bevat. Vanaf 1 juli 2004 dienen internationaal varende passagiersschepen en internationaal varende vrachtschepen van 500 GT of meer te voldoen aan de in hoofdstuk XI-2 van het SOLAS-verdrag opgenomen maatregelen ter beveiliging van schepen (‘Special measures to enhance maritime security’), waarvan de ISPS-Code het zwaartepunt vormt.

Voor schepen onder Koninkrijksvlag zijn deze maatregelen geïmplementeerd in het Schepenbesluit 2004 (zie onder andere de artikelen 9, 50 en 63 van het besluit).

De Europese Unie heeft de verplichting tot naleving van hoofdstuk XI-2 van het SOLAS-verdrag overgenomen in een verordening over de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten.1 Op grond van die verordening gelden de beveiligingsmaatregelen uit hoofdstuk XI-2 van het SOLAS-verdrag vanaf 1 juli 2005 ook voor bepaalde passagiersschepen waarmee nationale reizen van of naar een haven in de Europese Unie worden ondernomen. Het betreft passagiersschepen van klasse A als bedoeld in richtlijn nr. 98/18/EG.2 Voor Nederlandse schepen zijn deze maatregelen geïmplementeerd in de Regeling veiligheid zeeschepen (artikel 8).

Daarnaast zijn met de bovengenoemde IMO-resoluties ook in het STCW-Verdrag en de STCW-Code voorschriften op het gebied van beveiliging geintroduceerd. Deze voorschriften vormen een uitbreiding en een verdieping ten opzichte van de reeds in de in de ISPS-Code opgenomen eisen aan de scheepsbeveiligingsfunctionaris. Zo moet een scheepsbeveiligingsfunctionaris in principe ten minste 12 maanden zeedienst kunnen aantonen en de competenties opgenomen in sectie A-VI/5, paragrafen 1 tot en met 4, bezitten. Ook is bepaald dat er een door de nationale autoriteiten goedgekeurde opleiding en training moet zijn gevolgd of examen zijn afgelegd. Tevens wordt voorzien in de afgifte van een certificaat van bekwaamheid als scheepsbeveiligingsfunctionaris. Met de opgenomen eisen wordt gewaarborgd dat er mondiaal sprake is van dezelfde competenties en ervaring van scheepsbeveiligingsfunctionarissen.

De wijzigingen van het STCW-Verdrag en de STCW-Code zijn met ingang van 1 januari 2008 in werking getreden. Voor bestaande scheepsbeveiligingsfunctionarissen is voorzien in een overgangsregeling, waarop in de toelichting op de artikelen 2 en 3 wordt ingegaan.

§ 2. Lasten voor bedrijfsleven

De administratieve lasten die voor het Nederlandse bedrijfsleven (reders en opleidingsinstituten) uit de onderhavige regeling voortvloeien zijn te onderscheiden in de (eenmalige) kosten verbonden aan de aanvraag en verkrijging van het certificaat scheepsbeveiligingsfunctionaris op grond van de overgangsregeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, en de kosten verbonden aan de erkenning van de opleiding en training. De kosten verbonden aan het volgen van de erkende opleiding en het ter afsluiting daarvan verkrijgen van het certificaat, worden niet gerekend tot de administratieve lasten maar tot de inhoudelijke nalevingskosten en worden derhalve niet in deze berekening opgenomen.

De administratieve lasten met betrekking tot de overgangsregeling bedragen € 125.000,–. Dit bedrag is opgebouwd uit € 25.000,– interne kosten (de tijd benodigd voor het gereedmaken en indienen van de aanvraag van het certificaat: 0,25 uur maal € 50,– uurtarief, maal 2000 aantal zeevarenden dat in aanmerking komt voor het certificaat) en een deel externe kosten (de kosten van verkrijging van het certificaat: 2000 maal € 50,–). De administratieve lasten met betrekking tot de erkenning van de opleidingen bedragen € 2.000,– tot € 4.000,– (aanvraag erkenning van opleiding door 2 tot 4 opleidingsinstituten maal € 1.000,–).

De totale administratieve lasten van de regeling bedragen derhalve € 127.000,– tot € 129.000,–. Een beperking van deze administratieve lasten is niet mogelijk gezien de internationale herkomst van de gestelde regels. Het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) heeft besloten het besluit niet te selecteren voor een toets op de gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Het certificaat scheepsbeveiligingsfunctionaris wordt afgegeven door opleidingsinstituten die een opleiding scheepsbeveiligingsfunctionaris verzorgen, die de door de Minister van Verkeer en Waterstaat is erkend. Momenteel zijn twee opleidingen terzake door de Minister van Verkeer en Waterstaat erkend. Verwacht wordt dat nog twee instituten een aanvraag tot erkenning zullen indienen. In sectie A-VI/5, paragrafen 5 en 6, van de STCW-Code is een overgangsregeling opgenomen voor reeds op 1 januari 2008 bestaande scheepsbeveiligingsfunctionarissen die kunnen aantonen daartoe gekwalificeerd te zijn. Om in aanmerking te komen voor het certificaat scheepsbeveiligingsfunctionaris moeten zij schriftelijk aantonen vóór 1 januari 2008 een training terzake te hebben gevolgd en als scheepsbeveiligingsfunctionaris te hebben gefunctioneerd gedurende een goedgekeurde diensttijd van tenminste 6 maanden in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag. Het uitvoeren van beveiligingstaken die kunnen worden aangemerkt als gelijkwaardig aan de bedoelde diensttijd kan daarvoor in de plaats komen. Deze overgangsregeling is opgenomen in het tweede lid. Op grond van het Schepenbesluit 2004 en de ISPS-Code bestaat reeds vanaf 1 juli 2004 de verplichting een training te hebben gevolgd om als scheepsbeveiligingsfunctionaris te kunnen worden aangewezen. Degenen die deze cursus hebben gevolgd kunnen dit over het algemeen aantonen door middel van een certificaat of kunnen een verklaring overleggen dat de cursus ‘in-company’ is gevolgd. Als schriftelijke bewijsstukken van de diensttijd kunnen dienen een verklaring van een of meer kapiteins of reders omtrent de vereiste diensttijd als scheepsbeveiligingsfunctionaris of een of meer aantekeningen in het monsterboekje van de aanvrager terzake. De vereiste diensttijd van 6 maanden behoeft niet te zijn behaald voor 1 januari 2008, maar kan ook na die datum, doch voor 1 juli 2009 zijn of worden behaald. Als beveiligingstaken die als gelijkwaardig aan de vereiste diensttijd kunnen worden beschouwd, kan men denken aan werkzaamheden van de beveiligingsfunctionaris van de rederij (de zogenaamde Company security officer) en beveiligingstaken van walpersoneel zoals de passagierscontrole op luchthavens en bij cruiseterminals.

Voorschrift VI/5, paragraaf 4, van de bijlage bij het STCW-Verdrag, geeft echter de mogelijkheid tot 1 juli 2009 personen als scheepsbeveiligingsfunctionaris te laten fungeren die daartoe voor 1 januari 2008 een training hebben afgerond. Deze mogelijkheid is opgenomen in het tweede lid. Personen die op grond hiervan zijn aangewezen als scheepsbeveiligingsfunctionaris, moeten een certificaat of een ander schriftelijk bewijsstuk van de gevolgde training kunnen overleggen. Met ingang van 1 juli 2009 zal het nog uitsluitend zijn toegestaan om de functie van scheepsbeveiligingsfunctionaris uit te oefenen indien men in het bezit is van het in artikel 2 van deze regeling bedoelde certificaat.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa

Naar boven