Subsidieregeling Sirius Programma

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 13 maart 2008, nr. HO/BS/2008/2196, houdende regels voor het verstrekken van subsidie voor projecten in het kader van het programma Rendement en Excellentie (Subsidieregeling Sirius programma)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 4, van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

1

Inleidende bepalingen

Artikel 1

Doelomschrijving

1. De Minister kan een subsidie verstrekken aan bekostigde universiteiten en hogescholen voor projecten in verband met het bevorderen van excellentie in de bachelorfase van het hoger onderwijs.

2. De subsidie wordt verleend voor projecten, waarmee wordt beoogd inzicht te verkrijgen in de wijze waarop excellentie in het hoger onderwijs gerealiseerd kan worden en in de belemmeringen die daarvoor in de huidige situatie zijn.

Artikel 2

Subsidieontvanger

Subsidie wordt verleend aan een bekostigde instelling voor hoger onderwijs, opgenomen in de onderdelen a tot en met h van de bijlage behorende bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Artikel 3

Vaststelling subsidieplafond

1. Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is een bedrag van ten hoogste € 40 miljoen beschikbaar.

2. Van het in het eerste lid genoemde bedrag wordt een bedrag van maximaal € 1,6 miljoen ter beschikking gesteld voor de werkzaamheden van de Stichting Platform Bèta en Techniek, bedoeld in artikel 9.

3. Indien het bedrag van de verleende subsidies lager is dan het na toepassing van het eerste en tweede lid beschikbare bedrag, wordt de instellingen wier aanvraag wordt aangemerkt als veelbelovend, zoals bedoeld in artikel 9, vierde lid, de gelegenheid geboden deze in aangepaste vorm voor een latere datum in te dienen.

Artikel 4

Subsidiebedrag per subsidieontvanger

1. De subsidie bedraagt maximaal 50% van de kosten van het project.

2. Voor het overige deel dient cofinanciering plaats te vinden, dan wel financiering uit eigen middelen.

2

Subsidieaanvraag

Artikel 5

Subsidieaanvraag

1. De subsidie wordt op aanvraag verleend.

2. De subsidieaanvraag wordt ingediend bij de Stichting Platform Bèta en Techniek, bedoeld in artikel 9.

3. Per subsidieontvanger kan slechts een subsidieaanvraag ingediend worden.

Artikel 6

Vereisten

De subsidieaanvraag omvat:

a. een ambitiebeschrijving, die de ambities van de subsidieontvanger in het kader van het Sirius programma omvat;

b. een activiteitenplan, dat de hoofdlijnen van de activiteiten en van de daarmee beoogde resultaten omvat;

c. een raming, die inzicht biedt in de inkomsten en uitgaven die de subsidieontvanger in verband met de te subsidiëren activiteiten voorziet in de jaren waarop de raming betrekking heeft;

d. een document, dat inzicht biedt in de wijze waarop de cofinanciering zal plaatsvinden, de daarbij betrokken partijen en een garantie van de betrokken partijen.

Artikel 7

Termijn indiening

1. De subsidieaanvraag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt ingediend voor 15 mei 2008.

2. De subsidieaanvraag, bedoeld in artikel 3, derde lid, wordt ingediend voor 15 mei 2009.

3

Subsidieverlening

Artikel 8

Criteria verdeling bij subsidieverlening

De Minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op subsidieaanvragen met betrekking tot projecten op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidie, zoals door de Stichting Platform Bèta en Techniek vastgelegd in de vorm van een ranking.

Artikel 9

Advies voorafgaand aan subsidieverlening en begeleiding

1. De Stichting Platform Bèta en Techniek adviseert de Minister over de ingediende subsidieaanvragen en begeleidt de projecten, waaraan de Minister subsidie heeft verleend.

2. De Stichting Platform Bèta en Techniek baseert zich bij haar advisering op de volgende criteria:

a. de ambitie voor de verhoging van excellentie die de subsidieaanvrager kenbaar maakt, blijkend uit:

1°. de robuustheid van het project;

2°. de prestaties;

b. de haalbaarheid;

c. de integrale aanpak;

d. de vraaggerichtheid;

e. de verantwoording;

f. de leerfunctie.

3. De criteria genoemd in het tweede lid, worden door de Stichting Platform Bèta en Techniek nader uitgewerkt in een beoordelingskader, dat als bijlage bij deze regeling wordt gevoegd.

4. De Stichting Platform Bèta en Techniek verdeelt de beoordeelde subsidieaanvragen onder in de categorieën zeer veelbelovend, veelbelovend of onvoldoende, zoals omschreven in het beoordelingskader.

5. De Stichting Platform Bèta en Techniek organiseert na 2 jaar een midtermreview van alle projecten, gericht op een beoordeling van de vraag of de voorgenomen prestaties realiseerbaar zijn.

6. Voor de te verrichten werkzaamheden dient de Stichting Platform Bèta en Techniek jaarlijks een begroting in bij de Minister.

Artikel 10

Besluitvorming door Minister

1. De Minister neemt een beslissing over de subsidieverlening op basis van het advies van de Stichting Platform Bèta en Techniek.

2. De Minister beschikt uiterlijk op 31 oktober 2008 op de aanvragen, bedoeld in artikel 7, eerste lid.

3. De Minister beschikt uiterlijk op 31 juli 2009 op de aanvragen, bedoeld in artikel 7, tweede lid.

4. Indien de Minister niet tijdig een beslissing neemt, deelt hij de aanvrager mee binnen welk termijn de beslissing wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 11

Tijdvak subsidieverlening

Subsidie wordt verleend voor 4 jaar.

4

Verplichting subsidieontvanger

Artikel 12

Informatieplicht

De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoekingen die erop gericht zijn de Minister inlichtingen te verschaffen.

Artikel 13

Verslag van activiteiten in verband met monitoring en auditing

De subsidieontvanger levert jaarlijks de benodigde gegevens aan voor de monitoring en auditing door de Stichting Platform Bèta en Techniek.

Artikel 14

Financiële verslaglegging

1. De subsidieontvanger verantwoordt jaarlijks de ontvangen bedragen in de tabel Financiële Specificatie Rijkssubsidies (FSR) bij het jaarverslag.

2. De verslaglegging wordt ingediend bij de Minister.

5

Subsidievaststelling

Artikel 15

Subsidievaststelling

1. De subsidieontvanger dient het verzoek om subsidievaststelling voor een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, voor 1 juli 2013 in bij de Minister.

2. De subsidieontvanger dient het verzoek om subsidievaststelling voor een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede lid, voor 1 juli 2014 in bij de Minister.

3. De Minister beslist binnen dertien weken na ontvangst van het verzoek tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 16

Verslag van activiteiten in verband met subsidievaststelling

1. Het verslag van activiteiten bevat een overzicht van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten.

2. De inrichting van het verslag komt overeen met de inrichting van het activiteitenplan.

3. Het verslag bevat, voor zover van toepassing, een analyse van verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten, vermeld in het activiteitenplan, en de feitelijke realisatie.

6

Betaling en terugvordering

Artikel 17

Voorschotten

De Minister verleent de subsidieontvangers jaarlijks een voorschot van maximaal 50% van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 18

Terugvordering

1. De subsidieontvanger is verplicht onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en teveel door hem ontvangen voorschotten direct terug te betalen, tenzij de Minister heeft aangegeven dat verrekening plaatsvindt.

2. Bij terugvordering van door de Minister onverschuldigd betaalde subsidiebedragen of teveel door de subsidieontvanger ontvangen voorschotten kunnen de met de terugvordering verband houdende kosten bij de begunstigde in rekening worden gebracht. Tevens kan worden overgegaan tot het in rekening brengen van de wettelijke rente.

Artikel 19

Sancties

1. Indien de Minister van oordeel is dat een subsidieontvanger niet meer voldoet aan een of meerdere voorwaarden in deze subsidieregeling, dan wel een onevenredig deel van de voorgenomen prestaties niet meer realiseerbaar is, treedt hij in overleg met de subsidieontvanger.

2. Na het overleg, bedoeld in het eerste lid, kan de Minister nadere voorwaarden verbinden aan de voortzetting van een subsidie dan wel deze verlagen of geheel beëindigen.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 21

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling Sirius Programma.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlage die ter inzage wordt gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en wordt bekendgemaakt op www.cfi.nl, de internetsite van CFI, agentschap van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en www.siriusprogramma.nl van de Stichting Platform Bèta en Techniek.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H.A. Plasterk.

Toelichting

Algemeen

Universiteiten en hogescholen richten zich op verbetering van de kwaliteit en het rendement van het hoger onderwijs. Meer differentiatie in het onderwijs is daarvoor belangrijk. Daar hoort ook onderwijs bij dat het beste uit de beste studenten haalt en excellente studenten tot een voor hen hoogst mogelijk niveau brengt (hierna te noemen excellentie). Onderzoek van het Centraal Planbureau (Excellence for Productivity, 2007) laat zien dat Nederland, in vergelijking met andere landen, minder goed scoort op het hoogste vaardigheidsniveau. Het is niet duidelijk welke belemmeringen er zijn bij het realiseren van meer excellentie. Het kabinet heeft daarom uit de middelen van het Fonds Economische Structuurversterking (Fes) voor 2008, 2009, 2010 en 2011 een budget van totaal € 50 miljoen beschikbaar gesteld om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop excellentie en rendement in het hoger onderwijs gerealiseerd kunnen worden en welke belemmeringen daarvoor in de huidige situatie zijn. Instellingen kunnen hierdoor experimenteren met een bij hen passende aanpak.

Deze regeling heeft betrekking op € 40 miljoen uit de Fesmiddelen en is bedoeld voor de bachelorfase van het hoger onderwijs. Voor de overige € 10 miljoen, en eventueel resterende middelen uit deze regeling gericht op de bachelorfase, wordt naar verwachting in 2009 een volgende ronde experimenten gestart, die gericht is op excellentie in de masterfase. Die ronde is evenwel afhankelijk van de totstandkoming van de benodigde wettelijke mogelijkheden voor experimenten met selectie aan de poort en collegegeldverhoging. Voor de masterfase zal, indien de wettelijke mogelijkheden daartoe aanwezig zijn, een nieuwe regeling worden opgesteld. Deze regeling is erop gericht inzicht te verkrijgen in de wijze waarop excellentie in het hoger onderwijs gerealiseerd kunnen worden en welke belemmeringen daarvoor in de huidige situatie zijn. Excellentie heeft in deze context betrekking op het streven de beste studenten tot een voor hen hoogst mogelijk niveau te brengen.

Het uitgangspunt van het programma excellentie is dat de te behalen prestaties centraal staan in de beoordeling van de aanvragen en van de voortgang van de projecten. Hogescholen en universiteiten geven zelf vorm aan excellentie. Zij kunnen dit doen binnen de huidige wettelijk kaders in de vorm van bijvoorbeeld decentrale selectie, aanvullende eisen of het aanstellen van excellente docenten. Ook kunnen zij bij hun subsidieaanvragen al rekening houden met een toekomstige verruiming van de mogelijkheden voor selectie van studenten en collegegelddifferentiatie vanaf 2009–2010. In de strategische agenda voor het hoger onderwijs-, onderzoek- en wetenschapsbeleid (Het Hoogste Goed, november 2007) heeft het kabinet aangegeven – in het verlengde van de experimenten ‘Ruim baan voor talent’ te denken aan verder experimenteren met selectie en collegegelddifferentiatie. Ook in de beleidsreactie van het kabinet op het rapport ‘Wegen voor Talent’ van de Commissie ‘Ruim baan voor talent ’ wordt daaraan aandacht besteed.

Een instelling kan er dus voor kiezen bij haar subsidieaanvraag geheel of gedeeltelijk vooruit te lopen op wetgeving, die selectie van studenten of collegegelddifferentiatie mogelijk maakt. De Stichting Bèta en Techniek zal een dergelijke subsidieaanvraag bij haar advisering betrekken. Ook de Minister kan een positief besluit nemen over een dergelijke subsidieaanvraag. Het deel van de subsidieaanvraag dat betrekking heeft op selectie of collegegelddifferentiatie zal evenwel pas feitelijk gehonoreerd worden als de wettelijke basis voor selectie van studenten en/of collegegelddifferentiatie er daadwerkelijk komt. De verwachting is dat die basis er met ingang van het studiejaar 2009–2010 zal zijn.

Vanaf het begin van de voorbereiding van het subsidiëringtraject in het kader van de Fesmiddelen, is gezocht naar een organisatie die de Minister snel, deskundig en adequaat kan adviseren over de aanvragen. Daarnaast werd van belang geacht dat die organisatie ook zorg kan dragen voor begeleiding van de instellingen nadat zij eenmaal subsidie hebben ontvangen. Deze werkwijze sluit goed aan bij de werkwijze van de Stichting Platform Bèta en Techniek. Deze stichting is al meerdere jaren actief in het hoger onderwijs en heeft zo een ruime ervaring opgebouwd met projecten van verschillende aard en omvang en heeft op die manier expertise opgebouwd. Daarom zal de Stichting Platform Bèta en Techniek voor het programma excellentie als een ‘buitenboordmotor’ functioneren door:

– het kritisch volgen van de voortgang van de uitvoering van het excellentieprogramma binnen de instellingen, alsmede instellingen stimuleren om van zichzelf en van elkaar te leren. Dit gebeurt met behulp van monitoring en auditing;

– het vormen van netwerken waarbinnen het opbouwen, uitwisselen en verspreiden van kennis en expertise op het gebied van excellentie centraal staan;

– het vervaardigen van een jaarlijkse rapportage – met als input de auditrapporten van de onafhankelijke experts – over de voortgang van het programma als geheel en de afzonderlijke instellingen.

Daar behoort ook toe dat de Stichting Platform Bèta en Techniek zich zal inzetten om instellingen behulpzaam te zijn bij de verdere uitwerking van hun aanvragen. Daarbij zullen andere organisaties betrokken worden die specifieke expertise hebben opgebouwd. Zo kan bijvoorbeeld de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) betrokken worden als het gaat om de beoordeling van opleidingen en opleidingstrajecten.

Kosten projecten

Universiteiten en hogescholen (subsidieontvangers) komen in aanmerking voor een tegemoetkoming van 50% van de totale projectkosten voor te behalen prestaties op het gebied van excellentie in de bachelorfase. Zij kunnen hiertoe een aanvraag indienen bij de Stichting Platform Bèta en Techniek. Deze stichting zal een advies uitbrengen aan de Minister van OCW. De subsidieaanvragen zullen worden beoordeeld op grond van de criteria zoals beschreven in artikel 9 en gerangschikt op de mate waarin zij bijdragen aan de verwezenlijking van het doel van de regeling. De Stichting maakt daarbij een onderscheid tussen voorstellen die zeer veebelovend, veelbelovend en onvoldoende zijn. De beste aanvragen uit de eerste categorie worden gehonoreerd.

Het subsidieplafond, genoemd in artikel 3, bepaalt de omvang van de middelen. Als na honorering van de zeer veelbelovende aanvragen middelen resteren, zullen de instellingen wier aanvragen als veebelovend zijn gekwalificeerd, in de gelegenheid worden gesteld hun plannen verder uit te bouwen of te onderbouwen bijvoorbeeld voor wat betreft haalbaarheid. Om dit te doen is het niet voldoende om de aanvraag te herschrijven (‘papieren exercitie’) maar moeten ook daadwerkelijke activiteiten worden ondernomen zoals het aantrekken van topdocenten of het aangaan van samenwerkingsverbanden. De driedeling in categorieën wordt geregeld in het beoordelingskader, dat als bijlage bij deze regeling is gevoegd, verder uiteengezet.

Administratieve lasten

De met deze regeling gemoeide administratieve lasten zijn beperkt en worden geschat op minder dan € 116.000 op een subsidiebedrag van € 40 miljoen. Er dient een beknopte aanvraag te worden ingediend. De werkwijze bij de advisering van de aanvragen van de Stichting Platform Bèta en Techniek zorgen voor relatief weinig administratieve lasten. Verantwoording van bestede bedragen vindt plaats in een speciaal ontwikkeld formulier, de tabel Financiële Specificatie Rijkssubsidies (FSR).

Daarnaast levert een instelling jaarlijks een verantwoording aan over de zelf gekozen indicatoren en de overige informatie die benodigd is voor de monitoring en auditing van de Stichting Platform Bèta en Techniek. Aan het einde van een project wordt éénmaal een verslag over de werkzaamheden opgesteld.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel wordt uiteengezet waarvan de gelden, waaruit subsidie wordt verstrekt, afkomstig zijn en wat de omvang daarvan is. Doelstelling is inzicht te verkrijgen in de wijze waarop rendement en excellentie in het hoger onderwijs gerealiseerd kunnen worden en welke belemmeringen daarvoor in de huidige situatie zijn.

Artikel 2

In dit artikel wordt verwezen naar de Bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Daarin zijn alle openbare en bijzondere universiteiten en hogescholen opgenomen die een rijksbijdrage ontvangen. Alleen die instellingen kunnen een beroep doen op deze subsidieregeling.

Artikel 3

Het subsidieplafond voor deze regeling is € 40 miljoen. Dit geld is bestemd voor aanvragen die gericht zijn op bevordering van excellentie. Instellingen kunnen dit doen binnen het bestaande wettelijk kader, maar ook al anticiperen op wetgeving, die selectie van studenten en collegegelddifferentiatie mogelijk maakt. De Stichting Bèta en Techniek zal die laatstbedoelde subsidieaanvragen al wel meenemen in haar advisering. Als de Minister vervolgens een positieve beslissing neemt, zal het betreffende onderdeel van de aanvraag pas worden uitgevoerd als de wetswijziging ook daadwerkelijk aan het begin van het studiejaar 2009–2010 in werking treedt. Het wetsvoorstel zal in het najaar van 2008 bij de Tweede Kamer worden ingediend.

Mocht het parlement geen goedkeuring geven aan meer ruimte voor selectie en collegegeldverhoging dan kan de aanvrager het project voorlopig voortzetten zonder toepassing van selectie en/of collegegeldverhoging. De midtermreview is het moment waarop de beslissing wordt genomen of het project kan worden voortgezet dan wel dat het project bijgesteld of stopgezet moet worden omdat de instelling de voorgestelde prestaties niet zal kunnen behalen, mogelijk als gevolg van het niet kunnen toepassen van selectie en/of collegegeldverhoging.

In het tweede lid wordt geregeld dat op het bedrag van € 40 miljoen de kosten die gepaard gaan met de advisering en begeleiding door de Stichting Platform Bèta en Techniek in mindering worden gebracht. Daarvoor is standaard een bedrag van 4% van het totale bedrag beschikbaar. Hier gaat het om 4% van € 40 miljoen, zijnde € 1,6 miljoen. Er wordt vanuit gegaan dat subsidies zullen worden verstrekt voor het totaal feitelijk ter beschikking staande bedrag, zijnde € 38,4 miljoen.

In het derde lid wordt geregeld dat, indien na besluitvorming door de Minister en betaling van de vergoeding voor de werkzaamheden aan de stichting een bedrag resteert, de instellingen de gelegenheid krijgen de aanvragen die niet gehonoreerd zijn, nog een keer te laten beoordelen. Het gaat daarbij om aanvragen die door de Stichting Platform Bèta en Techniek in haar advies aan de Minister zijn ingedeeld in de categorie ‘veelbelovend’. De indeling van de adviezen in drie categorieën wordt geregeld in artikel 9, waar ook wordt verwezen naar het beoordelingskader. De beoordeling van deze aanvragen vindt plaats overeenkomstig artikel 8.

Artikel 4

De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de voor het project te maken kosten.

Een instelling kan op verschillende manieren voldoen aan de cofinancieringseis. Deze eis houdt in dat een instelling 50% van het ingediende project zelf dient te financieren. Een instelling is vrij om te kiezen hoe zij hier invulling aan wil geven. Zo kan een instelling de inzet van personeel dan wel huisvesting als co-financiering gebruiken. Ook kan een instelling besluiten om met andere partijen een samenwerking aan te gaan zodat aan de eis kan worden voldaan (publiek-private samenwerking).

Artikel 5

Instellingen moeten hun subsidieaanvragen indienen bij de Stichting Platform Bèta en Techniek. In het beoordelingskader genoemd in artikel 9, derde lid, zijn nadere bepalingen hierover opgenomen.

De subsidieaanvraag moet uiterlijk 15 mei 2008 respectievelijk 15 mei 2009 zijn ontvangen door de Stichting Platform Bèta en Techniek. Het adres is:

Stichting Platform Bèta en Techniek,

Het Sirius Programma

T.a.v. drs. M. M. Vermeulen

Postbus 556,

2501 CN Den Haag.

Tenslotte wordt in dit artikel geregeld dat per instelling slechts een subsidieaanvraag kan worden ingediend. Dit heeft te maken met het feit dat er vanuit wordt gegaan dat een instelling een voorstel maakt dat betrekking heeft op de gehele instelling.

Artikel 6

De subsidieaanvraag gaat vergezeld van:

1. een ambitiebeschrijving;

2. een activiteitenplan;

3. een raming, en;

4. een document waarin staat hoe de co-financiering zal plaatsvinden.

Ad 1. In de ambitiebeschrijving geeft de instelling aan wat de instellingsvisie op excellentie is en welke concrete c.q. meetbaar geformuleerde ambitie de instelling (extra) wil waarmaken in het kader van deze regeling en hoe zij dat wil gaan doen.

Ad 2. In het activiteitenplan worden de hoofdlijnen van de activiteiten opgenomen die de instelling tijdens de duur van het project zal ontplooien.

Ad 3. De periode waarop een te verstrekken subsidie en daarmee ook het activiteitenplan betrekking heeft, is vier jaar. De raming heeft betrekking op alle kosten die het project gedurende die periode met zich meebrengt.

Ad 4. Zoals in artikel 4 bepaald, dient 50% van de geraamde kosten voor rekening van de subsidieaanvrager of de subsidieaanvrager en een of meerdere derden te komen. Om zekerheid te verkrijgen dat de instelling de cofinanciering goed heeft geregeld, moet daarvoor een document worden opgesteld, waarin de cofinancier(s) en een garantie worden opgenomen. Die garantie houdt in dat door de andere betrokken partij of partijen wordt verklaard dat men ervoor instaat dat men het overeengekomen deel van de kosten zal betalen. Het gaat dan om een verklaring van bijvoorbeeld een college van bestuur van een andere instelling voor hoger onderwijs, een wethouder van een gemeente of de directie van een bedrijf of van een bank.

Als die garantie er niet is, ontstaat een te grote onzekerheid over de financiële haalbaarheid van een project en zal de betreffende subsidieaanvraag zonder meer worden afgewezen, ongeacht de kwaliteit ervan.

Artikel 7

Subsidieaanvragen moeten worden ingediend voor 15 mei 2008. Zo wordt de Minister de gelegenheid geboden voor 31 oktober 2008 beslissingen te kunnen nemen.

De subsidieaanvragen die kunnen worden ingediend als er middelen resteren en die voldoen aan hetgeen in het derde lid van artikel 3 is gesteld, moeten voor 15 mei 2009 worden ingediend.

Artikel 8

In dit artikel wordt vastgelegd dat besluitvorming door de Minister plaatsvindt op basis van de geschiktheid van de ingediende subsidieaanvragen, het zogenaamde tendersysteem. Subsidieaanvragen die het best voldoen aan de selectiecriteria worden gehonoreerd. Daarbij baseert de Minister zich op een door de Stichting Platform Bèta en Techniek opgestelde ranking.

Artikel 9

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld wat de taken van de Stichting Platform Bèta en Techniek zijn. Allereerst is dat het adviseren van de Minister. Daarbij is de procedure als volgt: de instellingen dienen een aanvraag in bij de Stichting. Vervolgens krijgen zij de gelegenheid om de aanvragen mondeling toe te lichten. De subsidieaanvragen worden vervolgens beoordeeld op de criteria uit het beoordelingskader. De Stichting laat zich bij deze beoordeling bijstaan door een team van onafhankelijke en gezaghebbende experts. Wie dit zijn is verder uitgewerkt in het beoordelingskader.

De NVAO zal hier in ieder geval ook deel van uitmaken en zal worden ingeschakeld voor advies wanneer bijvoorbeeld een subsidieaanvrager aangeeft een bijzonder kenmerk met betrekking tot excellentie ('bijzondere kwaliteit') in het kader van de accreditatie door de NVAO te willen verwerven.

Deze beoordeling mondt uit in een eerste ranking van de subsidieaanvragen. De projecten waar de subsidieaanvragen betrekking op hebben, worden onderverdeeld in drie categorieën:

1. zeer veelbelovend;

2. veelbelovend;

3. onvoldoende.

Dit wordt verder uiteengezet op bladzijde vier van het beoordelingskader.

Deze ranking zal uiterlijk 30 juni 2008 gereed zijn en wordt met de instellingen gecommuniceerd.

De eerste groep van zeer veebelovende projecten wordt uitgenodigd om hun plannen verder uit te werken en op basis daarvan stelt de Stichting Platform Bèta en Techniek haar definitieve advies op met een onderbouwde onderverdeling van de aanvragen in goed te keuren aanvragen (zeer veelbelovend), af te wijzen aanvragen (onvoldoende) en veelbelovende subsidieaanvragen die na verbetering (bijvoorbeeld versteviging onderbouwing/ verdere uitbouw) in aanmerking komen voor een nieuwe beoordeling. Na toetsing door enkele van de betrokken deskundigen op kwaliteit en onafhankelijkheid wordt het advies aan de Minister aangeboden.

Na besluitvorming door de Minister zal de Stichting Platform Bèta en Techniek de subsidieontvangers begeleiden bij de uitvoering van het project. De projecten die worden gekenmerkt als ‘veebelovend’ komen niet in aanmerking voor subsidie waar het gaat om de besluitvorming door de Minister in het najaar van 2008. Als er middelen resteren, komen zij daarvoor in aanmerking. In de artikelsgewijze toelichting op artikel 3 wordt dat toegelicht. Subsidieaanvragen die als onvoldoende worden bestempeld, worden afgewezen en kunnen ook later niet meer worden ingediend.

De criteria genoemd in het tweede lid, hebben betrekking op:

a. de ambitie voor de verhoging van excellentie. De subsidieontvanger legt in de subsidieaanvraag vast op welke wijze de beste studenten tot een voor hen hoogst mogelijk niveau gebracht worden. Daarbij gaat het specifiek om twee onderwerpen, te weten:

1. de robuustheid van het project. Daarmee wordt bedoeld dat het project zich dient te richten op een substantiële groep van excellente studenten;

2. de prestaties. In de subsidieaanvraag dient te worden aangegeven welke meetbare prestaties gedurende de looptijd van het project zullen worden bereikt;

b. de haalbaarheid. De wijze van de uitwerking van de subsidieaanvragen dient aan te tonen dat de beoogde prestaties gerealiseerd kunnen worden. Dat kan ook blijken uit ervaring met lopende activiteiten;

c. de integrale aanpak. Het project dient te leiden tot een instellingsbrede aanpak ter bevordering van excellentie. In het activiteitenplan worden de activiteiten beschreven die nodig zijn om excellente studenten te identificeren en hen tot een aantoonbaar hoog eindniveau te brengen, evenals de wijze waarop de behaalde prestaties aangetoond zullen worden;

d. de vraaggerichtheid. In de subsidieaanvraag wordt vastgelegd dat het project aansluit bij de behoeften van excellente studenten en/of gericht is op een vraag rond excellentie van de maatschappelijke omgeving;

e. de verantwoording. In de subsidieaanvraag geeft de instelling aan op basis van welke onafhankelijke indicatoren zij zich zal verantwoorden over het project;

f. de leerfunctie. Het project draagt bij aan het verkrijgen van inzicht in de wijze waarop de beste studenten tot een voor hen hoogst mogelijk niveau gebracht kunnen worden.

Deze criteria worden verder uitgewerkt in een beoordelingskader dat de bijlage bij deze subsidieregeling vormt. Dit kader is mede gebaseerd op de startbijeenkomsten van 21, 22, 30 en 31 januari 2008 waar deskundigen en bestuurders van de instellingen aanwezig waren.

In het vierde lid wordt bepaald dat de Stichting Bèta en Techniek na twee jaar een midtermreview organiseert. Daarmee wordt beoogd na te gaan of in de eerste twee jaar van het project de prestaties die de instelling volgens de aanvraag in die periode zou behalen, ook daadwerkelijk haalbaar zijn. Er wordt nagegaan of het project volgens plan verloopt. De resultaten van de review zullen door de Minister worden gebruikt voor een beoordeling van de gang van zaken bij die subsidieaanvragen waarvoor hij subsidie heeft verleend.

In lid 3 wordt geregeld dat de stichting elk jaar een begroting indient voor de door haar te verrichten werkzaamheden. Deze dient door de Minister te worden goedgekeurd.

Artikel 10

De Minister neemt per ingediende subsidieaanvraag een beslissing, waarbij hij zich baseert op het advies van de Stichting Platform Bèta en Techniek. Deze besluitvorming vindt plaats uiterlijk 31 oktober 2008.

Zoals in artikel 3, derde lid beschreven, wordt de subsidieontvanger wiens voorstel als veelbelovend werd gekwalificeerd maar niet gehonoreerd de gelegenheid geboden deze in aangescherpte vorm alsnog in te dienen als er na het verlenen van subsidies in het najaar van 2008 nog middelen over zijn. De daarbij te hanteren termijn wordt geregeld in het tweede lid. Besluitvorming door de Minister vindt dan plaats uiterlijk 31 juli 2009.

In het derde lid wordt geregeld dat als de Minister er niet in slaagt tijdig een beslissing te nemen, hij de subsidieontvangers daarover bericht en ook aangeeft op welke termijn hij wel een beslissing zal nemen.

Artikel 11

De subsidies worden verleend voor een periode van vier jaar, die rond het begin van het studiejaar 2008-2009 en mogelijk 2009–2010 zal aanvangen.

Artikel 12

In artikel 12 wordt de subsidieontvangers opgelegd de Minister alle door hem gevraagde inlichtingen te verschaffen. De Minister kan tevens behoefte hebben aan gegevens in verband met (beleid over) zaken die gerelateerd zijn aan rendement en excellentie.

Artikel 13

De subsidieaanvragers committeren zich in hun aanvraag aan de verantwoording op basis van zelfgekozen indicatoren. In het kader van de monitoring en auditing en de eindevaluatie is het van belang dat de subsidieontvangers jaarlijks aan de Stichting Platform Bèta en Techniek rapporteren over de voortgang op deze indicatoren en eventueel andere gegevens die nodig zijn voor monitoring en auditing. De subsidieontvangers zullen hierin worden bijgestaan door een externe organisatie.

Artikel 14

Dit artikel regelt de verplichting voor de subsidieontvanger om elk jaar te rapporteren over de financiële aspecten van het project. Die verplichting vloeit voort uit de verplichting voor de Minister om elk jaar aan het Ministerie van Economische Zaken te rapporteren. De gegevens van de deelnemende instellingen fungeren daarvoor als input. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de tabel Financiële Specificatie Rijkssubsidies (FSR).

De subsidieontvanger dient aan het einde van de periode van vier jaar verslag uit te brengen van de verrichte activiteiten, gelet op de besluitvorming van de Minister over het vaststellen van de subsidie.

De subsidieontvanger dient tevens aan het einde van het project verantwoording af te leggen over de besteding van de middelen. Omdat het gaat om Fesmiddelen, waarbij tevens sprake is van verantwoording door de Minister aan het Ministerie van EZ, wordt gebruik gemaakt van een speciaal ontworpen formulier.

Artikel 15

Dit artikel regelt de subsidievaststelling door de Minister. Subsidieontvangers dienen met het oog daarop na afronding van het project, de Minister voor 1 juli 2013 respectievelijk 1 juli 2014 te verzoeken de subsidie vast te stellen.

Artikel 16

De instelling dient aan het einde van de periode van 4 jaar verslag uit te brengen van de verrichte activiteiten, gelet op de besluitvorming van de Minister over het vaststellen van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 15.

Artikel 17

Dit artikel regelt het verlenen van voorschotten door de Minister. De omvang daarvan is jaarlijks ten hoogste 50% van de verleende subsidie. Het totale bedrag van de te verlenen voorschotten kan vanzelfsprekend ten hoogste het bedrag van de verleende subsidie zijn.

Artikel 18

Als na afronding van een project blijkt dat de Minister te veel geld aan een subsidieontvanger als voorschot heeft gegeven of activiteiten niet hebben plaatsgevonden en hij een bedrag onverschuldigd als voorschot heeft gegeven, dan is de subsidieontvanger verplicht dat bedrag direct terug te betalen. Dat kan uit eigen beweging, maar ook in opdracht van de Minister. In het laatste geval kan de Minister ook de kosten die met de terugvordering gepaard gaan en de wettelijke rente, verhalen op de subsidieontvanger.

Wettelijke rente en kosten zullen in rekening worden gebracht als de subsidieontvanger in verzuim is, dat wil zeggen wanneer bij terugvordering een termijn is gesteld waarbinnen moet worden terugbetaald en de subsidieontvanger zich niet aan deze termijn heeft gehouden.

Artikel 19

In dit artikel wordt geregeld dat de Minister tijdens de subsidieperiode de verleende subsidie kan stopzetten. Die situatie doet zich voor als een instelling niet meer voldoet aan een of meerdere voorwaarden van de regeling. Het is de bedoeling dat een beslissing van de minster om daartoe over te gaan, wordt gekoppeld aan een vast moment waarop een beoordeling van de projecten zal plaatsvinden. De Stichting Platform Bèta en Techniek verricht daartoe na twee jaar een midtermreview, gericht op de realiseerbaarheid van de voorgenomen prestaties waarvoor de subsidie is verleend. Een mogelijke uitkomst van deze review is dat de Minister de subsidie verlaagt of stopzet. Voor de instelling kan dat ertoe leiden dat de verleende voorschotten geheel of gedeeltelijk terug moeten worden gegeven. De subsidieontvanger dient jaarlijks de gevraagde gegevens te verstrekken voor de monitoring en auditing door de Stichting Platform Bèta en Techniek.

Als er andere omstandigheden zijn die de Minister doen besluiten om voorafgaand aan de review de verleende subsidie te verlagen of stop te zetten, is dat mogelijk. Ook nadat de review is afgerond bestaat voor hem die mogelijkheid.

Voordat de Minister besluit de subsidie te verlagen of stop te zetten, pleegt hij overleg met de betreffende subsidieontvanger.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Naar boven