Regeling aanvullende bijdrage primaire opleidingen groen onderwijs

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 31 maart 2008, nr. TRCJZ/2008/870, houdende bepalingen ten aanzien van de aanvullende bijdrage ter versterking van primaire opleidingen in de land- en tuinbouw (Regeling aanvullende bijdrage primaire opleidingen groen onderwijs)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 2.2.3, derde lid en 2.5.3, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

Paragraaf 1

Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. instelling: agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor wat betreft het daarin verzorgde beroepsonderwijs;

c. diploma: diploma als bedoeld in artikel 7.4.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

d. bevoegd gezag: bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1.1.1., onderdeel w, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Artikel 2

Een instelling ontvangt voor de periode van 1 augustus 2008 tot en met 31 december 2008 een aanvullende bijdrage ter dekking van de uitgaven ten behoeve voorzieningen of activiteiten voor het versterken van opleidingen die leiden tot een diploma, genoemd in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 3

Voor het verlenen van een aanvullende bijdrage in het kader van deze regeling is, in de periode, bedoeld in artikel 2, € 2.604.167,– beschikbaar.

Paragraaf 2

Aanvullende bijdrage voor agrarische opleidingscentra

Artikel 4

1. De bijdrage, bedoeld in artikel 2, wordt berekend volgens de formule:

stcrt-2008-64-p12-SC85169-1.gif

In deze formule wordt verstaan onder:

DI.1: het aantal diploma’s, genoemd in de bijlage bij deze regeling, dat door die instelling is uitgereikt in het kalenderjaar 2006 bij opleidingen als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder a, van de wet;

DI.2: het aantal diploma’s, genoemd in de bijlage bij deze regeling, dat door die instelling is uitgereikt in het kalenderjaar 2006 bij opleidingen als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b, van de wet;

DI.3: het aantal diploma’s, genoemd in de bijlage bij deze regeling, dat door die instelling is uitgereikt in het kalenderjaar 2006 bij opleidingen als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder c tot en met f, van de wet;

LD.1: het aantal diploma’s, genoemd in de bijlage bij deze regeling, dat landelijk is uitgereikt in het kalenderjaar 2006 bij opleidingen als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder a, van de wet;

LD.2: het aantal diploma’s, genoemd in de bijlage bij deze regeling, dat landelijk is uitgereikt in het kalenderjaar 2006 bij opleidingen als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b, van de wet;

LD.3: het aantal diploma’s, genoemd in de bijlage bij deze regeling, dat landelijk is uitgereikt in het kalenderjaar 2006 bij opleidingen als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder c tot en met f, van de wet, en

LB-MBO: het budget, bedoeld in artikel 3.

2. Voor de berekening van het aantal diploma’s, bedoeld in het eerste lid, wordt per deelnemer in enig jaar slechts één diploma meegeteld.

Paragraaf 3

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 5

De instelling die de bijdrage, bedoeld in artikel 2, ontvangt, besteedt die bijdrage ten behoeve van het doel, bedoeld in dat artikel.

Artikel 6

1. De ontvanger van de aanvullende bijdrage, bedoeld in artikel 2, brengt uiterlijk op 1 juni 2009 een rapportage uit omtrent besteding van de bijdrage, bedoeld in artikel 2.

2. De rapportage, bedoeld in het eerste lid, bevat een beschrijving van:

a. de activiteiten of voorzieningen die de ontvanger door middel van het bedrag heeft bekostigd;

b. de samenwerking hierbij met andere scholen en de sector;

c. de mate waarin die activiteiten of voorzieningen hebben bijgedragen aan het versterken van opleidingen leidend tot een diploma, genoemd in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 7

De Regeling bekostiging praktijkleren AOC1 wordt ingetrokken.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2008.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvullende bijdrage primaire opleidingen groen onderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 31 maart 2008.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.

Bijlage, behorende bij artikel 2 en 4

Diploma voor de opleiding

Crebo

Omschrijving

Niveau

10578

KF bd land- en tuinbouw

4

10609

KF Veehouderij en handel

4

10610

GB veehouderij en management

4

10611

KF veehouderij en management

4

10615

ZB melkveehouderij

3

10620

KF plantenteelt en handel

4

10621

GB plantenteelt en management

4

10622

KF plantenteelt en management

4

10626

ZB boomteelt

3

10627

ZB bollenteelt

3

10630

ZB potplantenteelt

3

10631

ZB bloementeelt

3

10722

Medewerker gemechaniseerd loonbedrijf

2

11016

Vakbekwaam medewerker plantenteelt

3

11017

Vakbekwaam medewerker BD bedrijf

3

11018

Vakbekwaam medewerker gemechaniseerd loonwerk

3

11022

Vakbekwaam medewerker veehouderij

3

11026

Bedrijfsleider/manager plantenteelt

4

11027

Bedrijfsleider/manager BD bedrijf

4

11028

Bedrijfsleider/manager gemechaniseerd loonwerk

4

11031

Bedrijfsleider/manager veehouderij

4

11040

Assistent medewerker plantenteelt

1

11044

Medewerker plantenteelt

2

11046

Medewerker gemechaniseerd loonwerk

2

11048

Medewerker veehouderij

2

11059

Expert vruchtbaarheid en voortplanting

4

11066

Medewerker BD bedrijf

2

11068

Bedrijfsleider/manager BD bedrijf

4

11070

Vakbekwaam medewerker BD bedrijf

3

12001

Assistent medewerker voedsel en groen (plantenteelt)

1

70000

Medewerker gemechaniseerd loonbedrijf 2

2

70001

Medewerker gemechaniseerd loonbedrijf 3

3

70008

Medewerker open teelt

3

70009

Medewerker bedekte teelt

3

70014

Assistent bedrijfsleider plantenteelt-bedrijf

4

70015

Dierenhouder

4

97024

Assistent medewerker voedsel en leefomgeving (Plantenteelt)

1

97031

Middenkaderfunctionaris plant (Bedrijfsleider biologisch-dynamisch bedrijf)

4

97032

Middenkaderfunctionaris plant (Bedrijfsleider gemechaniseerd loonbedrijf)

4

97033

Middenkaderfunctionaris plant (Bedrijfsleider bedekte teelt)

4

97034

Middenkaderfunctionaris plant (Bedrijfsleider open teelt)

4

97051

Dierenhouder (Graasdieren)

4

97052

Dierenhouder (Hokdieren)

4

97054

Dierenhouder (Melkveehouder)

4

97073

Gespecialiseerd dierverzoger (Rundveepedicure)

3

97100

Vakfunctionaris bedekte teelt 2 (Medewerker bedekte teelt)

2

97110

Vakfunctionaris bedekte teelt 3 (Vakbekwaam medewerker bedekte teelt)

3

97120

Vakfunctionaris BD bedrijf 2 (Medewerker BD bedrijf)

2

97130

Vakfunctionaris BD bedrijf 3 (Vakbekwaam medewerker BD bedrijf)

3

97140

Vakfunctionaris natuur en techniek 2 (Medewerker gemechaniseerd loonbedrijf)

2

97150

Vakfunctionaris natuur en techniek 3 (Vakbekwaam medewerker gemechaniseerd loonbedrijf)

3

97190

Vakfunctionaris open teelt 2 (Medewerker open teelt)

2

97200

Vakfunctionaris open teelt 3 (Vakbekwaam medewerker open teelt)

3

97270

Vakfunctionaris zorg en leefomgeving (Werkbegeleider agrarisch zorgbedrijf)

4

97361

Dierverzorger 3 (Graasdieren)

3

97362

Dierverzorger 3 (Hokdieren)

3

97363

Dierverzorger 3 (Melkvee)

3

97474

Assistent medewerker voedsel en leefomgeving (Plantenteelt)

1

97570

Rundveepedicure

3

97551

Vakfunctionaris zorg en leefomgeving 3 (Werkbegeleider zorgbedrijf dierenhouderij)

3

97552

Vakfunctionaris zorg en leefomgeving 3 (Werkbegeleider zorgbedrijf plantenteelt)

3

97561

Vakfunctionaris zorg en leefomgeving 4 (Ondernemer zorgbedrijf dierenhouderij)

4

97562

Vakfunctionaris zorg en leefomgeving 4 (Ondernemer zorgbedrijf plantenteelt)

4

Toelichting

Algemeen

De wettelijke status van de Innovatie en Praktijkcentra (IPC’s) en de bekostigingsrelatie van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (de Minister) met die IPC’s is per 1 augustus 2007 beëindigd. Als gevolg hiervan worden door de IPC’s niet langer praktijkleeractiviteiten en -faciliteiten geboden aan instellingen waar agrarisch onderwijs wordt verzorgd. De inzet van de middelen voor bekostiging van het praktijkleren is, vanwege de nieuw ontstane situatie, opnieuw overwogen. Van oudsher lag het zwaartepunt van de bekostigde activiteiten in het praktijkleren bij het onderwijs gericht op de primaire sector. Deze regeling vormt het kader voor de inzet van een deel van die middelen, ter ondersteuning van opleidingen in de land- en tuinbouw die zich richten op de primaire productie. Bij de inwerkingtreding van deze subsidieregeling komt de bestaande regeling, de Regeling bekostiging praktijkleren AOC, te vervallen.

De opleidingen in de land- en tuinbouw zijn kleinschalig en kapitaalsintensief. Door de afnemende leerlingaantallen dreigen scholen niet langer in staat te zijn de noodzakelijke kennis, activiteiten en voorzieningen voor deze hogere en middelbare beroepsopleidingen in stand te houden. Met name het praktijkleren, de simulatie van de praktijksituatie in een gecontroleerde leer- en oefenomgeving onder leiding van een deskundige docent, dwingt de onderwijsinstellingen tot het doen van extra investeringen. Stages zijn vanwege bedrijfsrisico’s, zoals bijvoorbeeld milieurisico’s, diergezondheidsaspecten, arbo-voorschriften, of risico’s voor de leerling, vaak niet mogelijk.

Om de continuïteit van die opleidingen te waarborgen stelt de Minister op grond van deze regeling jaarlijks extra middelen beschikbaar voor deze opleidingen. De Minister beoogt hiermee de gediplomeerde uitstroom van deze opleidingen te vergroten tegen de achtergrond van de toekomstige vraag op de arbeidsmarkt.

In het eerste jaar na inwerkingtreding van deze regeling wordt bezien of differentiatie binnen de primaire opleidingen binnen de regeling wenselijk is. Indien nodig wordt de regeling op dit punt aangepast.

De regeling geeft een agrarisch opleidingscentrum (AOC) aanspraak op aanvullende bekostiging voor de periode van 1 augustus tot en met 31 december 2008.

Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2009. Vanaf die datum worden de middelen voor het middelbaar beroepsonderwijs door middel van een nieuwe regeling beschikbaar gesteld.

Bij het samenstellen van de lijst met diploma’s in een primaire sector, die in de bijlage bij de regeling is opgenomen, is Aequor om advies gevraagd. Die lijst met diploma’s en de hoogte van het budget worden, indien wenselijk, jaarlijks aangepast. Om die wenselijkheid te beoordelen worden de volgende criteria gehanteerd:

De (prognoses voor) ontwikkelingen op de arbeidsmarkt voor de primaire sector.

De wijze waarop door de groene scholen op die ontwikkelingen wordt ingespeeld door het opleidingsaanbod en de samenwerking hierbij met andere scholen en de sector.

De kwaliteit van de opleidingen.

De wijze waarop de middelen, uitgekeerd op basis van deze regeling, zijn ingezet.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Zoals in het algemene deel van de toelichting reeds is vermeld wordt aanvullende bekostiging slechts verstrekt voor agrarische opleidingscentra (AOC’s).

Op grond van deze regeling heeft een instelling aanspraak op een bedrag in aanvulling op de rijksbijdrage. Die aanvullende bekostiging wordt berekend aan de hand van het aantal diploma’s in primaire opleidingen, dat door de instelling in 2006 is uitgereikt. Voor de berekening van de aanspraak op aanvullende bekostiging die een instelling heeft, is het aantal door die instelling uitgereikte diploma’s van belang. Met diploma’s wordt bedoeld de diploma’s voor primaire opleidingen in het middelbare beroepsonderwijs.

Artikel 4

Op grond van het eerste lid van artikel 4 wordt de aanspraak op aanvullende bekostiging voor een AOC berekend. Het bedrag waarop het AOC op grond van deze regeling aanspraak heeft wordt berekend door het aantal diploma’s voor opleidingen genoemd in de bijlage dat door de instelling is uitgereikt op te tellen. Het aantal diploma’s voor een assistentopleiding heeft een wegingsfactor één, een diploma voor een basisberoepsopleiding heeft een wegingsfactor twee en de overige diploma’s hebben een wegingsfactor vier. Het aantal diploma’s wordt vermenigvuldigd met het de bijbehorende wegingsfactor. Het getal, dat door middel van die berekening wordt verkregen, wordt gedeeld door het landelijk aantal verstrekte diploma’s, waarbij dezelfde wegingsfactoren voor assistentopleiding, basisberoepsopleiding en overige opleidingen worden gehanteerd.

Het verkregen getal wordt vermenigvuldigd met het budget dat op grond van artikel 3 door de Minister voor het middelbaar beroepsonderwijs is vastgesteld, om de aanspraak van de instelling te berekenen.

Het tweede lid bepaalt dat per deelnemer per jaar slechts één behaald diploma wordt meegeteld. Deze bepaling is in overeenstemming met de systematiek van artikel 2.2.2. van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Deze bepaling doet geen afbreuk aan hetgeen in de notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie’ van september 2003 is opgenomen over verticale stapeling van diploma’s.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

  • 1

    Stcrt. 1999, 139, laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 6 september 2007 (Stcrt. 177)

Naar boven