Bekendmaking aan de Rijnscheepvaart nr. 1/2008

20 maart 2008

Nr. HDJZ/SCH/2008-316

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 1.22, derde lid, van het Rijnvaartpolitiereglement 1995, artikel 1.06 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 en op de op 6 december 2007 door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart aangenomen resoluties (protocollen 2007-II-18, 2007-II-19, 2007-II-20, 2007-II-24, 2007-II-25, 2007-II-27 en 2007-II-28);

Maakt bekend:

Artikel I

De volgende voorschriften van tijdelijke aard van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 worden verlengd en gelden van 1 april 2008 tot en met 31 maart 2011:

a. Artikel 1.07, tweede lid - Eisen met betrekking tot de belading, het uitzicht en het ten hoogste toegelaten aantal passagiers (aangenomen met Besluit 2004-II-16);

b. Artikel 9.10 - Optische tekens en vaarregels voor multifunctionele schepen van het Franse en Duitse leger (aangenomen met Besluit 2004-II-17).

Artikel II

De volgende artikelen van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 worden als volgt voor de periode van 1 april 2008 tot en met 31 maart 2011 tijdelijk gewijzigd waarbij de bestaande voorschriften van tijdelijke aard ten aanzien van deze bepalingen per 1 april 2008 vervallen:

1. In artikel 1.01, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel ab door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

ac. Inland AIS-apparaat: een apparaat dat op een schip is ingebouwd en dat in de zin van de standaard “Volgen en opsporen van schepen in de binnenvaart” (Besluit 2006-I-21) wordt gebruikt.

2. Artikel 1.10 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel x komt te luiden:

x. de overeenkomstig artikel 8a.02, derde lid, van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn vereiste kopieën van het certificaat van typegoedkeuring en van het proces-verbaal van de motorkenmerken van iedere motor,

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel x door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

y. de verklaring voor de volgens artikel 10.02, tweede lid, onderdeel a, van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn voorgeschreven stalen trossen.

z. de verklaring betreffende de inbouw en het functioneren van het Inland AIS-apparaat.

3. In artikel 6.28, negende lid, wordt aan de bestaande tekst toegevoegd:

Deze bepaling is niet van toepassing op drogeladingschepen ingevolge het ADNR die uitsluitend vervoersmiddelen en -materialen volgens ADNR nr. 7.1.1.18 vervoeren (b.v. containers, grote verpakkingen) en die tekens volgens artikel 3.14, tweede lid, voeren. Deze kunnen gelijktijdig, of met drogeladingschepen die uitsluitend vervoersmiddelen en -materialen volgens ADNR nr. 7.1.1.18 vervoeren en die tekens volgens artikel 3.14, eerste lid, voeren, of met de in artikel 3.14, zevende lid, genoemde schepen worden geschut. Tussen boeg en hek van de gelijktijdig geschutte schepen moet een afstand van ten minste 10 m in acht worden genomen.

4. Artikel 14.02, vierde lid, eerste volzin, komt te luiden: Schepen, die verplicht zijn de tekens bedoeld in artikel 3.14, tweede of derde lid, te voeren, mogen slechts ligplaats nemen met toestemming van de Zwitserse Rijnhavens.

5. In de artikelen 1.02, eerste lid, 1.09, vijfde lid, 1.10, eerste lid, onder b en onder h en 6.32, eerste lid, wordt “Reglement Rijnpatenten” telkens vervangen door: “Patentreglement Rijn”.

6. In de artikelen 1.10, eerste lid, onder h, 4.06, eerste lid, onder b, en 6.32, eerste lid, wordt “Reglement radarpatenten” telkens vervangen door: “Patentreglement Rijn”.

7. Artikel 12.01 komt te luiden:

1. De schipper van een schip als bedoeld in het ADNR, van een tankschip, van een schip dat meer dan 20 containers vervoert, van een schip met een lengte van meer dan 110 m, van een samenstel, van een hotelschip, van een zeeschip of van een bijzonder transport als bedoeld in artikel 1.21 moet zich, alvorens de in het vijfde lid bedoelde riviergedeelten binnen te varen, melden op het aangegeven marifoonkanaal met opgave van de volgende gegevens:

a. soort schip;

b. naam van het schip;

c. positie, vaarrichting;

d. Uniek Europees scheepsidentificatienummer of officieel scheepsnummer, IMO-nummer voor zeeschepen

e. laadvermogen;

f. lengte en breedte van het schip;

g. soort, lengte en breedte van het samenstel;

h. diepgang, indien de bevoegde autoriteit hierom vraagt;

i. route;

j. haven waar is geladen;

k. haven waar wordt gelost;

l. bij gevaarlijke stoffen overeenkomstig het ADNR:

1° de VN-nummers of de stofnummers;

2° de officiële benaming voor het vervoer, voor zover van toepassing aangevuld met de technische omschrijving;

3° de klasse, de classificeringscode en eventueel de verpakkingsgroep;

4° de totale hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen, waarop deze gegevens betrekking hebben;

bij andere stoffen:

de soort lading (naam en hoeveelheid van stoffen);

m. 0, 1, 2, 3 blauwe lichten/kegels;

n. aantal personen aan boord;

o. aantal containers aan boord;

2. De in het eerste lid bedoelde gegevens, met uitzondering van die genoemd onder c en h, mogen ook vanaf een andere plaats of door een andere persoon tijdig schriftelijk, telefonisch, of via elektronische weg aan de bevoegde autoriteit worden medegedeeld. In ieder geval moet de schipper het tijdstip van in- en uitvaren met zijn schip of samenstel van het meldplichtig riviergedeelte melden.

3. In de volgende gevallen moet de in het eerste lid bedoelde melding, met uitzondering van de onder c, f, g, h, i en n bedoelde gegevens, via elektronische weg worden overgedragen, overeenkomstig de Standaard voor het elektronisch melden van schepen in de binnenvaart, editie 1.2:

a. schepen en samenstellen met meer dan 20 containers aan boord,

b. schepen en samenstellen met containers waarop het ADNR van toepassing is, onafhankelijk van het aantal containers.

4. Indien het schip zijn reis in een der in het zesde lid genoemde riviergedeelten gedurende meer dan twee uren onderbreekt, moet de schipper het begin en het einde van deze onderbreking melden.

5. Indien de in het eerste lid bedoelde gegevens tijdens het bevaren van het meldplichtige riviergedeelte worden gewijzigd, moet dit aan de bevoegde autoriteit onmiddellijk worden medegedeeld.

6. Op de riviergedeelten:

a) Bazel (Mittlere Rheinbrücke, km 166,64) tot Lauterbourg (km 352,00),

b) Lauterbourg (km 352,00) tot Gorinchem (km 952,50),

c) Pannerden (km 876,50) tot Krimpen aan de Lek (km 989,20),

die worden aangeduid door het teken B.11 met het onderbord “Meldplicht”, geldt de in het eerste lid bedoelde meldplicht onder de volgende voorwaarden:

1° Op het gedeelte bedoeld onder a behoeven zich slechts samenstellen als bedoeld in het ADNR te melden,

2° Op het gedeelte bedoeld onder b moeten behalve samenstellen als bedoeld in het ADNR slechts samenstellen met een lengte van meer dan 140 m en een breedte van meer dan 15 m en op het gedeelte bedoeld onder c slechts samenstellen met een lengte van meer dan 110 m of een breedte van meer dan 12 m worden gemeld,

3° Op de gedeelten bedoeld onder b en c moeten de gegevens genoemd in het eerste lid, onder a, b en d, eveneens worden verstrekt bij het passeren van de overige verkeersposten, districtscentrales en sluizen, evenals aan de met het teken B.11 aangeduide meldpunten.

7. De bevoegde autoriteit kan

a) voor bunkerschepen een andere meldplicht vaststellen,

b) voor schepen voor dagtochten een meldplicht vaststellen en wat deze inhoudt.

8. De titel van hoofdstuk 4 komt te luiden:

HOOFDSTUK 4

GELUIDSSEINEN VAN DE SCHEPEN; MARIFONIE; NAVIGATIEAPPARATUUR

9. De titel van deel III komt te luiden:

III. Navigatieapparatuur

10. Na artikel 4.06 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.07 Inland AIS-apparatuur

1. Een schip, met uitzondering van een zeeschip, mag slechts gebruik maken van AIS indien het is uitgerust met een Inland AIS-apparaat dat goed functioneert en dat van een type is dat voor de Rijn is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van één van de Oeverstaten of van België.

Een klein schip moet bovendien zijn uitgerust met een marifooninstallatie voor het schip-schip verkeer, die goed functioneert.

2. Een schip mag slechts AIS gebruiken indien de parameters die in het AIS-apparaat zijn ingevoerd op ieder moment met de werkelijke parameters van het schip overeenkomen.

Artikel III

De volgende artikelen van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 worden als volgt voor de periode van 1 april 2008 tot en met 31 maart 2011 tijdelijk gewijzigd waarbij de bestaande voorschriften van tijdelijke aard ten aanzien van deze bepalingen vervallen per 1 april 2008:

1. Artikel 1.01 wordt als volgt gewijzigd:

a. De titel na onderdeel 88 komt te luiden:

Navigatieapparatuur

b. na onderdeel 88 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

88a. “Inland AIS-apparaat” een apparaat dat op een schip is ingebouwd en dat in de zin van de standaard “Volgen en opsporen van schepen in de binnenvaart” (Besluit 2006-I-21) wordt gebruikt,

2. Artikel 7.06 wordt als volgt gewijzigd:

a. De titel van artikel 7.06 komt te luiden:

Artikel 7.06 Navigatieapparatuur

b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De Inland AIS-apparatuur moet van een type zijn dat voor de Rijn is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van één van de Oeverstaten of van België op grond van de teststandaard (Besluit 2007-I-15).

Aan de in bijlage N, deel I, vermelde voorschriften omtrent de inbouw en de controle van het functioneren van Inland AIS-apparatuur moet worden voldaan.

De teststandaard en de lijsten van de overeenkomstig Bijlage N of op grond van als gelijkwaardig erkende typegoedkeuringen toegelaten AIS-apparatuur worden door de Centrale Commissie gepubliceerd.

4. Artikel 14.13 komt te luiden:

Vóór de ingebruikneming van een vloeibaargasinstallatie, na iedere verandering of reparatie en bij iedere vernieuwing van de in artikel 14.15 bedoelde aantekening moet de gehele installatie worden gekeurd door een deskundige die als zodanig door de Commissie van Deskundigen is erkend. Deze deskundige moet bij de keuring nagaan of de installatie in overeenstemming is met dit hoofdstuk. Bij passagiersschepen moet hij bovendien vaststellen of een geldige verklaring over de conformiteit van de inbouw van de in artikel 15.15, negende lid, bedoelde alarminstallatie, of over de controle van die installatie, aanwezig is. Hij moet aan de Commissie van Deskundigen een verslag van de keuring uitbrengen.

5. Artikel 24.02, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. De vermelding bij artikel 7.06, derde lid, komt te luiden:

7.06, lid 3 Inland AIS-apparatuur De IMO Class A Transponders die

aantoonbaar vóór 1.4.2008 waren

ingebouwd, zijn tot en met

31.12.2011 toegestaan.

b. De vermelding bij artikel 15.01, tweede lid, komt te luiden:

art. 15.01, lid Verbod van oliekachels N.V.O., uiterlijk bij verlenging van

2, onder c met verdampingsbranders het certificaat van onderzoek

als bedoeld in art.13.04 na 1.1.2007

art.15.01, lid Verbod van verwarmingen N.V.O., uiterlijk bij de eerste verlenging

2, onder d met vaste brandstoffen van het certificaat van onderzoek na

bedoeld in art. 13.072, 1.1.2010

Het voorschrift geldt niet voor

vaartuigen met voortstuwingsinstallaties

die werken met vaste brandstoffen

(stoommachines)

art. 15.01, lid Verbod van vloeibaargas- N.V.O., uiterlijk bij de eerste verlenging

2, onder e installaties bedoeld in van het certificaat van onderzoek na

hoofdstuk 14 1.1.2045

De overgangsbepaling geldt

uitsluitend indien alarminstallaties

overeenkomstig art. 15.15,

negende lid, aanwezig zijn.

6. Artikel 24.06, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. De vermelding bij hoofdstuk 7 komt te luiden:

HOOFDSTUK 7

7.04, lid 3 Signalering Voorzover geen éénmans- 1.4.2007

stuurstelling voor het varen

op radar aanwezig is: N.V.O.,

uiterlijk bij verlenging van

het certificaat van onderzoek

na 1.1.2010

7.04, lid 9, Bediening door middel N.V.O., uiterlijk bij verlenging 1.4.2007

derde volzin van een hefboom van het certificaat van onderzoek

na 1.1.2010

7.04, lid 9, Ontoelaatbaarheid van N.V.O., uiterlijk bij verlenging 1.4.2007

vierde volzin het aangeven van de van het certificaat van onderzoek

stuwrichting 1.1.2010

7.06, lid 3 Inland AIS-apparatuur De IMO Class A Transponders 1.4.2008

die aantoonbaar vóór 1.4.2008

waren ingebouwd, zijn tot en

met 31.12.2011 toegestaan.

b. De vermelding bij artikel 15.01, tweede lid, komt te luiden:

art. 15.01 Verbod van oliekachels met N.V.O., uiterlijk bij verlenging 1.1.2006

lid 2, verdampingsbranders als van het certificaat van

onder c bedoeld in art.13.04 onderzoek

art.15.01, Verbod van verwarmingen N.V.O., uiterlijk bij verlenging 1.1.2006

lid 2, met vaste brandstoffen van het certificaat van

onder c bedoeld in art. 13.07 onderzoek na 1.1.2010

art. 15.01 Verbod van vloeibaar- N.V.O., uiterlijk bij de eerste 1.1.2006

lid 2, gasinstallaties bedoeld verlenging van het certificaat

onder e in hoofdstuk 14 van onderzoek na 1.1.2045

De overgangsbepaling geldt

uitsluitend indien alarm-

installaties overeenkomstig

art. 15.15, negende lid,

aanwezig zijn.

7. In de artikelen 2.01, tweede lid, onder c, 19.03, onder a, 20.02, tweede lid, tweede alinea, 21.03, onder a, 23.01, eerste lid, derde alinea, 23.02, tweede lid, onder 2.5, onder c, onder 2.6, onder d, tweede en zevende lid, 23.03, eerste lid, onder a en b, tweede lid, 23.04, tweede lid, laatste alinea, vierde lid, vijfde lid, onder a, 23.10, eerste lid, voetnoot 2 van de tabel, 23.11, eerste lid, voetnoot 2 van de tabel, bijlage G, tweede lid, tweede alinea, bijlage K, titel, bijlage F, bladzijde 7, titel en eerste alinea, bladzijde 62, onder A, eerste alinea, wordt de zinsnede “Reglement Rijnpatenten” telkens vervangen door: Patentreglement Rijn.

Artikel IV

De volgende artikelen van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 worden als volgt voor de periode van 1 april 2008 tot en met 30 september 2010 tijdelijk gewijzigd waarbij de bestaande voorschriften van tijdelijke aard ten aanzien van deze bepalingen vervallen per 1 april 2008:

1. Artikel 8.05, zevende lid, komt te luiden:

7. De uitgaande leidingen voor vloeibare brandstoffen moeten onmiddellijk bij de tanks zijn voorzien van een snelsluitklep, die van het dek af kan worden bediend, ook wanneer de betrokken ruimten zijn gesloten.

Wanneer de bedieningsinrichting door de wijze van opstelling aan het gezicht is onttrokken, hoeft de bedekking of de afscherming niet afsluitbaar te zijn.

De bedieningsinrichting moet met een rode kleur zijn gemarkeerd. Wanneer de inrichting door de wijze van opstelling aan het gezicht is onttrokken moet de bedekking of afscherming zijn voorzien van een teken “snelsluitklep van de tank” met een lengte van de zijde van ten minste 10 cm, overeenkomstig schets 9 van bijlage I.

De eerste zin geldt niet voor brandstoftanks die rechtstreeks aan de motor zijn aangebouwd.

2. In de tabel bij artikel 24.02, tweede lid, komt de vermelding bij artikel 8.05, lid 7, eerste zin, te luiden:

Artikel en lid INHOUD TERMIJN EN VOORWAARDEN

8.05, lid 7, Bediening vanaf het dek van N.V.O., uiterlijk bij verlenging

eerste zin snelsluitkleppen van de tank, van het certificaat van

ook wanneer de betrokken onderzoek na 1.1.2015

ruimten gesloten zijn

3. De tabel bij artikel 24.06, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. De vermelding bij artikel 8.05, zevende lid, eerste zin, wordt als volgt ingevoegd:

8.05, lid 7, Bediening vanaf het dek van N.V.O., uiterlijk bij verlenging 1.10.2007

eerste zin snelsluitkleppen van de tank, van het certificaat van

ook wanneer de betrokken onderzoek na 1.1.2015

ruimten gesloten zijn

b. De vermelding bij artikel 8.05, negende lid, eerste zin, komt te luiden:

8.05, lid 9, Peilinrichtingen moeten N.V.O., uiterlijk bij verlenging 1.4.1999

eerste zin afleesbaar zijn tot aan van het certificaat van

de hoogste vulstand onderzoek na 1.1.2010

4. In de bijlage I wordt schets 9 als volgt ingevoegd:

stcrt-2008-61-p56-SC85164-1.gif

5. Artikel 22a.05 komt te luiden:

Artikel 22a.05 Aanvullende vereisten

1. Vaartuigen met een lengte L van meer dan 110 m moeten:

a. beschikken over een meerschroefsaandrijving met ten minste twee van elkaar onafhankelijke aandrijfmotoren met eenzelfde vermogen en een vanuit het stuurhuis bedienbare boegschroefinstallatie die ook werkt indien het vaartuig niet geladen is, of beschikken over een enkelschroefsaandrijving en een vanuit het stuurhuis bedienbare boegschroefinstallatie. De boegschroefinstallatie moet voorzien zijn van een eigen energieverzorging, ook werken indien het vaartuig niet geladen is en bij uitval van de hoofdaandrijving het voortbewegen op eigen kracht mogelijk maken;

b. beschikken over een radarinstallatie met bochtaanwijzer als bedoeld in artikel 7.06, eerste lid;

c. beschikken over een vast ingebouwde lensinrichting als bedoeld in artikel 8.08;

d. voldoen aan de eisen van artikel 23.09, eerste lid, onderdeel 1.

2. Vaartuigen, met uitzondering van passagiersschepen, met een lengte L van meer dan 110 m, die bovenstrooms van Mannheim willen varen, moeten bovendien:

a. in geval van averij in het middelste derde deel van het waartuig kunnen worden gedeeld, zonder dat de inzet van zwaar bergingsmaterieel noodzakelijk is. De gedeelde stukken van het vaartuig moeten na het delen kunnen blijven drijven;

b. een document van een erkend classificatiebureau overleggen, waarmee het drijfvermogen, de trimsituatie en de stabiliteit van de gedeelde stukken van het schip worden aangetoond; hieruit dient tevens te blijken vanaf welke beladingstoestand het drijfvermogen van de beide delen niet meer gewaarborgd is. Het document moet aan boord aanwezig zijn;

c. als dubbelwandig schip volgens het Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn (ADNR) zijn gebouwd. Motorschepen moeten aan de nummers 9.10.91 tot en met 9.10.95 en tankschepen aan de nummers 9.3.2.11.7 en 9.3.2.13 tot en met 9.3.2.15 van deel 9 van het ADNR voldoen;

d. beschikken over een meerschroefsaandrijving overeenkomstig het eerste lid, onder a, eerste alinea;

e. een notitie in het certificaat van onderzoek onder punt 52 hebben, dat zij voldoen aan de bijzondere eisen overeenkomstig de onderdelen a tot en met d.

3. Passagiersschepen met een lengte L van meer dan 110 m, die bovenstrooms van Mannheim willen varen, moeten, behoudens het eerste lid:

a. onder toezicht van een erkend classificatiebureau voor de hoogste klasse daarvan zijn gebouwd of omgebouwd. Dit moet worden bevestigd door een document van het classificatiebureau. De lopende klasse is niet vereist;

b. een dubbele bodem met een hoogte van ten minste 600 mm hebben, en een schotindeling hebben die garandeert dat het schip bij vollopen van twee willekeurige, naast elkaar gelegen waterdichte compartimenten niet inzinkt tot onder de indompelingsgrenslijn en er een resterende veiligheidsafstand van 100 mm blijft bestaan, of

een dubbele bodem met een hoogte van ten minste 600 mm hebben, en een dubbele romp met een afstand tussen de buitenwand van het schip en het langsschot van ten minste 800 mm hebben;

c. beschikken over een meerschroefsaandrijving met ten minste twee van elkaar onafhankelijke aandrijfmotoren met eenzelfde vermogen en een vanuit het stuurhuis bedienbare boegschroefinstallatie die zowel in de lengte- als dwarsrichting werkt;

d. de hekankers van uit het stuurhuis direct kunnen presenteren.

e. een notitie in het certificaat van onderzoek onder punt 52 hebben, dat zij voldoen aan de bijzondere eisen overeenkomstig de onderdelen a tot en met d.

6. Artikel 10.01 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het elfde lid komt te luiden:

11. De minimumbreeksterkte R van een ankerketting wordt met behulp van de volgende formules berekend:

a. bij ankers met een massa tot en met 500 kg: R = 0,35 . P’ [kN] ;

b. bij ankers met een massa van meer dan 500 t/m 2000 kg:

stcrt-2008-61-p56-SC85164-2.gif

c. bij ankers met een massa van meer dan 2000 kg: R = 0,25 . P’ [kN].

In deze formule betekent:

P’: de overeenkomstig het eerste tot en met het vierde lid en het zesde lid bepaalde theoretische massa van het betreffende anker.

De breeksterkte van de ankerkettingen wordt bepaald aan de hand van de daarvoor in één der Oeverstaten of België geldende normen.

b. Het twaalfde lid komt te luiden:

12. Indien zwaardere ankers worden gekozen dan in het eerste tot en met het zesde lid beschreven, wordt de minimum breeksterkte van de ankerketting bepaald aan de hand van de gegeven grotere massa.

Indien dergelijke zwaardere ankers en de bijbehorende sterkere ankerkettingen aan boord zijn, moeten desondanks in het certificaat van onderzoek de massa’s en de minimum breeksterkte worden ingevuld die zijn voorgeschreven op grond van het eerste tot en met zesde lid en het elfde lid.

7. Bijlage B, onderdeel 35-36 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel 35 komt te luiden:

35. Lensinrichting

Aantal lenspompen ....., waarvan gemotoriseerd ......

Minimumdebiet eerste lenspomp ........ l/min

tweede lenspomp ........ l/min

b. Onderdeel 36 komt te luiden:

36. Aantal en plaats van afsluiters als bedoeld in art. 8.08, tiende en elfde lid.

8. Na bijlage K wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

M

Zonder inhoud

9. Na bijlage M wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

N.

Deel I. Vereisten voor Inland AIS-apparatuur en voorschriften omtrent de inbouw en de controle van het functioneren van Inland AIS-apparatuur aan boord.

A. Vereisten voor Inland AIS-apparatuur

De AIS-apparatuur moet voldoen aan de in deel II van deze bijlage vermelde vereisten van de teststandaard. De conformiteit wordt aangetoond met een typegoedkeuringsonderzoek van een bevoegde autoriteit.

B. Controle van de inbouw en van het functioneren van Inland AIS-apparatuur aan boord

Bij de inbouw van Inland AIS-apparatuur aan boord moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

1. De inbouw van Inland AIS-apparatuur mag slechts worden uitgevoerd door een deskundig bedrijf dat door de bevoegde autoriteit is erkend.

2. Het Inland AIS-apparaat moet in het stuurhuis of op een andere goed toegankelijke plaats zijn geïnstalleerd.

3. Het moet zichtbaar zijn of het apparaat in bedrijf is. Het apparaat moet permanent door elektrische energie worden gevoed door middel van een stroomkring die tegen uitvallen beschermd is en voorzien van een eigen beveiliging, en het moet rechtstreeks aan de stroombron zijn aangesloten.

4. De antennen van de Inland AIS apparatuur moeten zo zijn geïnstalleerd en aan de apparatuur zijn aangesloten dat deze onder alle normale bedrijfsomstandigheden veilig functioneren. Een ander apparaat mag slechts worden aangesloten indien de interfaces van beide apparaten compatibel zijn.

5. Vóór de eerste inbedrijfstelling na de inbouw, bij vernieuwing of verlenging van het certificaat van onderzoek (met uitzondering van artikel 2.09, tweede lid, van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn), alsmede na elke verbouwing van het schip die de operationele toestand van deze installaties zou kunnen beïnvloeden, moet door de bevoegde autoriteit of door een erkend bedrijf een controle op de inbouw en het functioneren worden uitgevoerd.

6. Het gespecialiseerde bedrijf dat de inbouw en de goede werking van de installatie heeft gecontroleerd, geeft over de bijzondere kenmerken en de juiste functionering van het Inland AIS-apparaat, een verklaring overeenkomstig bijlage N, deel II af.

7. De verklaring moet blijvend aan boord worden bewaard.

8. Een gebruiksaanwijzing om aan boord te worden bewaard moet zijn afgegeven. Dit moet in de verklaring met betrekking tot de installatie worden aangetekend.

C. Informatie van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart

De Rijnoeverstaten en België brengen onverwijld de volgende gegevens in kennis van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart:

a. iedere benoeming van een bevoegde autoriteit,

b. elke afgifte of intrekking van een typegoedkeuring voor Inland AIS-apparatuur,

c. iedere erkenning van een bedrijf dat zich in de inbouw van Inland AIS-apparatuur heeft gespecialiseerd, of iedere intrekking van een dergelijke erkenning.

Deel II Model

Verklaring over de inbouw en het functioneren van Inland AIS-apparatuur

Soort/naam v.h. schip; .........

Uniek Europees scheepsidentificatienummer of officieel scheepsnummer; .........

Eigenaar van het schip

Naam: .........

Adres .........

Tel. ............

Inland AIS-apparaat

Type Fabrikant Goedkeuringsnummer Serienummer

Hiermee wordt veklaard dat het Inland AIS-apparaat van dit schip aan de voorschriften van de bijlage M, Deel I, van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn - Voorwaarden voor Inland AIS-apparatuur en voorschriften omtrent de inbouw en de controle van het functioneren van Inland AIS-apparatuur - voldoet en dat een gebruiksaanwijzing om aan boord te worden bewaard is afgegeven.

Erkend deskundig bedrijf

Naam: .........

Adres .........

Tel. ............

Stempel Plaats ......... Datum .........

Handtekening:

Bevoegde autoriteit voor de erkenning van het gespecialiseerde bedrijf

Naam: .........

Adres .........

Tel. ............

DEEL III Model

1. Lijst van de het volgens het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn voor het toelaten van Inland AIS-apparatuur bevoegde autoriteiten

Land Naam Adres Telefoon E-mail

België

Duitsland

Frankrijk

Nederland

Zwitserland

Is geen autoriteit vermeld, dan betekent dat de betrokken staat geen bevoegde autoriteit heeft benoemd.

2. Lijst van de volgens het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn toegelaten Inland AIS-apparatuur

Volgnr Type Fabrikant Houder van de Datum van Bevoegde Goedkeurings-

typegoed- de goed- autoriteit nummer

keuring keuring

3. Lijst van de volgens het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn op grond van gelijkwaardige typegoedkeuringen toegelaten Inland AIS-apparatuur

Volgnr Type Fabrikant Houder van de Datum van Bevoegde Goedkeurings-

typegoed- de goed- autoriteit nummer

keuring keuring

4. Lijst van de volgens het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn voor de inbouw of het vervangen van Inland AIS-apparatuur erkende bedrijven

België

Volgnr Naam Adres Telefoon E-mail

Is geen bedrijf vermeld, dan betekent dat geen enkel bedrijf in dat land werd erkend.

Duitsland

Volgnr Naam Adres Telefoon E-mail

Is geen bedrijf vermeld, dan betekent dat geen enkel bedrijf in dat land werd erkend.

Frankrijk

Volgnr Naam Adres Telefoon E-mail

Is geen bedrijf vermeld, dan betekent dat geen enkel bedrijf in dat land werd erkend.

Nederland

Volgnr Naam Adres Telefoon E-mail

Is geen bedrijf vermeld, dan betekent dat geen enkel bedrijf in dat land werd erkend.

Zwitserland

Volgnr Naam Adres Telefoon E-mail

Is geen bedrijf vermeld, dan betekent dat geen enkel bedrijf in dat land werd erkend.

Artikel V

Deze bekendmaking wordt aangehaald als:

Bekendmaking aan de Rijnscheepvaart nr. 1/2008

Deze bekendmaking zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,J.C. Huizinga-Heringa.

Toelichting

Door middel van de onderhavige bekendmaking worden de navolgende tijdelijke wijzigingen van het Rijnvaartpolitiereglement (RPR) en het Reglement onderzoek schepen op de Rijn (ROSR) met verschillende einddata bekendgemaakt. Doordat de standaard “volgen en opsporen van schepen in de binnenvaart” door de CCR is aangenomen (zie protocol 2003-I-23) moeten de reglementen worden aangepast om het gebruik van de apparatuur mogelijk te maken. In het RPR wordt het nautische gebruik geregeld en in het ROSR wordt de techniek geregeld.

Artikelsgewijs

Artikel I

De termijn voor deze tijdelijke voorschriften loopt op 1 april 2008 af en omdat het onderzoek naar het uitzicht en het overleg daarover met onder meer het bedrijfsleven nog niet is afgerond wordt de geldigheidsduur van deze tijdelijke voorschriften verlengd.

Artikel II

De documenten die in onderdeel 2 aan artikel 1.10 worden toegevoegd, zijn al in andere reglementen voorgeschreven. Door ze toe te voegen aan dit artikel kunnen de handhavers van het RPR ook inzage vragen.

De onderdelen 3, 4 en 5 hebben betrekking op de invoering van Inland AIS apparatuur. Samen met de radar vormt de Inland AIS apparatuur een nieuw onderdeel van navigatie apparatuur. In het nieuwe artikel 4.07 is vastgelegd dat als een schip is uitgerust met Inland AIS apparatuur, deze apparatuur goed functioneert en moet zijn goedgekeurd. Voor zeeschepen geldt deze eis niet omdat deze al moet zijn voorzien van een maritieme AIS, die eveneens volgens de IMO standaard moet zijn goedgekeurd. Inland AIS en de maritieme AIS zijn met elkaar in overeenstemming. Voor een klein schip dat met een Inland AIS apparaat is uitgerust is de verplichting opgenomen dat dit schip tevens moet zijn uitgerust met een marifoon. Voor andere schepen geldt reeds een marifoonverplichting.

Voor het gebruik van AIS is voorgeschreven dat de juiste parameters zijn ingevoerd, dat wil zeggen: naam, scheepsnummer, lengte en breedte van het schip etc.

In onderdeel 6 wordt de mogelijkheid opgenomen dat droge lading schepen die twee kegels/blauwe lichten voeren gelijktijdig geschut mogen worden met schepen die bepaalde containers, niet zijnde tankcontainers dan wel grote verpakkingen vervoeren en met schepen die één kegel/blauw licht voeren. Dit is een sterke vereenvoudiging die het schutten van schepen aanzienlijk kan versnellen.

Onderdeel 7

De CCR heeft in het voorjaar 2007 besloten met ingang van 1 april 2008 voor schepen die meer dan een bepaald aantal containers vervoeren, de overbrenging van de volgens het Rijnvaartpolitiereglement voorgeschreven meldingen in elektronische vorm te eisen en opdracht gegeven aan haar Comité Politiereglement, door de werkgroep Politiereglement met medewerking van het bedrijfsleven en de RIS-Werkgroep, haar uiterlijk in het najaar 2007 concrete voorstellen voor de daartoe benodigde wijzigingen van het Rijnvaartpolitiereglement en eventueel andere ondersteunende maatregelen voor te leggen. De invoering verplicht elektronisch te melden zal, rekening houdend met de aan boord van het betrokken schip en bij de verkeersposten beschikbare installaties, in verschillende fasen bindend in het reglement worden vastgelegd.

Onderdeel 8. In artikel 14.02 is de naamgeving gewijzigd. Na de fusie van Bazel Stad en Bazel Land is de naam Rheinschifffahrts direktion vervangen door Zwitserse Rheinhavens.

Ten slotte wordt in de onderdelen 9 en 10 een aantal wijzigingen opgenomen die verband houden met het nieuwe Patentreglement Rijn, waarin onder meer ter vereenvoudiging van de regelgeving het Reglement Rijnpatent 1998 en het Reglement radarpatent zijn samengevoegd. In het RPR moeten daardoor de verschillende verwijzingen worden aangepast voor zowel het Reglement Rijnpatenten als het Reglement Radarpatenten.

Artikel III

In onderdeel 1 is de verklaring van conformiteit van inbouw van een alarminstallatie voor passagiersschepen langer dan 45 m toegevoegd. De deskundige moet nagaan of die verklaring er is dit melden aan de Commissie van deskundigen.

In de onderdelen 2 en 3 worden de verwijzingen bij de overgangsbepalingen van artikel 15.01 aangepast als gevolg van wijzigingen in de betreffende artikelen.

In onderdeel 4 zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd in verband met de verwijzing naar het nieuwe Patentreglement Rijn dat op 1 april 2008 in werking treedt.

Artikel IV

Onderdeel 1 schrijft voor dat een afschermbare afsluiting niet nodig is als deze aan het oog is onttrokken. Tevens is een verwijzing opgenomen naar een teken voor een snelsluitklep. Dit teken is als nieuw teken opgenomen in de bijlage 1, schets 9.

In onderdeel 2 wordt de breeksterkte van ankers behandeld. Artikel 10.01, elfde lid, bevatte niet alleen de berekening voor ankerkettingen, maar tevens voorschriften voor de zwaardere ankerketting. Dit terwijl de overige voorschriften met betrekking tot de zwaardere ankerketting zijn opgenomen in artikel 10.01, twaalfde lid. Het ligt dan ook voor de hand logischer om alles met betrekking de zwaardere ankerketting in het twaalfde lid te behandelen.

In onderdeel 3 wordt artikel 22a.05 opnieuw vastgesteld. Dit artikel heeft een aantal wijzigingen ondergaan die al eerder middels verschillende besluiten (vijf in totaal) van kracht zijn verklaard. Teneinde te voorkomen dat deze tot misverstanden zouden kunnen leiden is besloten het artikel opnieuw vast te stellen terwijl de eerder vastgestelde einddatum ongewijzigd blijft.

Onderdelen 4 en 5 betreffen de overgangsbepalingen in verband met de aanpassing van artikel 8.05 (snelsluitklep, bediening vanaf het dek of een gesloten ruimte).

Onderdeel 6 voegt aan de bijlage 1 schets nr 9 (snelsluitklep) toe.

In onderdeel 7 zijn de wijzigingen die de nrs 35 en 36 van het Certificaat van Onderzoek hebben ondergaan opgenomen. Deze wijzigingen zijn noodzakelijk in verband met de eerdere wijziging van artikel 8.08 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa.

Naar boven