Vaststelling selectielijst neerslag handelingen Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds beleidsterrein Media, Letteren en Bibliotheken vanaf 1945

26 januari 2007

nr. C/S&A/07/305

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 25 mei 2006 nr. arc-2006.03029/4);

Besluit:

Artikel 1

De bij dit besluit gevoegde ‘selectielijst voor de neerslag van de handelingen van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds op het beleidsterrein Media, Letteren en Bibliotheken over de periode vanaf 1945’ en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Een belanghebbende kan tegen dit besluit beroep instellen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan hij zijn woonplaats heeft.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 26 januari 2007
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de Algemene Rijksarchivaris, M.W. van Boven.

BASISSELECTIEDOCUMENT van het handelen van de rijksoverheid en andere actoren op het beleidsterrein Media, letteren en bibliotheken, 1945–

Samensteller: Huib Sauter

Ministerie van OCW

Versie: Vastgesteld

1. Lijst van gebruikte afkortingen

Amvb: Algemene maatregel van bestuur

AVRO: Algemeene Vereeniging Radio Omroep

BNN: Bart News Network

CRM: (Ministerie van) Cultuur Recreatie en Maatschappelijk Werk

EDUCOM: Educatieve omroepinstelling

EG: Europese Gemeenschap

EO: Evangelische Omroep

EZ: (Ministerie van) Economische Zaken

Fin.: (Ministerie van) Financiën

HMG: Holland Media Groep

ICT: Informatie- en Communicatietechnologie

IKOR: Interkerkelijk Overleg in Radioaangelegenheden

IPO: Interprovinciaal Overleg

HCB: Handboek Cultuurbeleid

KB (kb): Koninklijk Besluit

KB: Koninklijke Bibliotheek

KPN: Koninklijke PTT Nederland N.V.

KRO: Katholieke Radio Omroep

MLB: (directie) Media Letteren en Bibliotheken

NBD: Stichting Nederlandse Bibliotheekdienst

NBLC: Nederlands Bibliotheek- en Lectuur Centrum

NCRV: Nederlandse Christelijke Radiovereniging

NDP: Nederlandse Dagbladpers

NICAM: Nederlands Instituut voor Classificatie van Audiovisuele Media

NLPV: Stichting Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds

Nma: Nederlandse Mededingingsautoriteit

NOB: Nederlands Omroepproductie Bedrijf

NOS: (1967–1987 en 1994–): Nederlandse Omroep Stichting

NOS: (1987–1994): Nederlandse Omroepprogramma Stichting

NOZEMA: Nederlandse Omroep Zender Maatschappij

NPS: Nederlandse Programma Stichting

NRU: Stichting Nederlandse Radio Unie

NTS: Nederlandse Televisie Stichting

NUV: Nederlands Uitgevers Verbond

NVJ: Nederlandse Vereniging van Journalisten

OCenW: (Ministerie van) Onderwijs Cultuur en Wetenschappen

OKW: (Ministerie van) Onderwijs Kunsten en Wetenschappen

OPTA: Onafhankelijke Post- en Communicatieautoriteit

O&W: (Ministerie van) Onderwijs en Wetenschappen

PCB: Provinciale Bibliotheek Centrale

PIVOT: Project invoering verkorting overbrengingstermijn

PTT: Post Telegraaf en Telefoon

RABIN: Raad van Advies voor het bibliotheekwezen en de informatieverzorging

REM: Reclame Expliotatie Maatschappij

RIO: Rapport Institutioneel Onderzoek

RTL: Radio Televisie Luxemburg

RVU: Radio Volksuniversiteit

SBS6: SBS Broadcasting

Stb.: Staatsblad

Stcrt.: Staatscourant

STER: Stichting Ether Reclame

TK: Tweede Kamerstukken

VARA: Vereniging van Arbeiders Radio-amateurs

VOO: Veronica Omroep Organisatie

VPRO: Vrijzinnig Protestantse Radio Omroep

VenW: (Ministerie van) Verkeer en Waterstaat

WEM: Wet Economische Mededinging

Wereldomroep: Stichting Radio Nederland Wereldomroep

WVC: (Ministerie van) Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur

2. Inleiding

Het institutioneel onderzoek op het beleidsterrein media, letteren en bibliotheken, uitgevoerd binnen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, in overeenstemming met de afspraken die bij convenant van 9 februari 1995 tussen de Loco Secretaris-Generaal van het Ministerie van OCenW en de Algemene Rijksarchivaris zijn gemaakt, heeft geleid tot het rapport Vrijheid van meningsuiting, gereguleerd gegarandeerd, een institutioneel onderzoek naar het handelen van overheidsorganen op het beleidsterrein Media, letteren en bibliotheken, 1945–1999. Het is opgesteld volgens de methode die is ontwikkeld door de Rijksarchiefdienst in het kader van het Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn (PIVOT) en beschrijft de taken en handelingen van alle actoren op het beleidsterrein media, letteren en bibliotheken.

Dit rapport vormt de basis voor het hier voorliggende concept basisselectiedocument (BSD). In dit BSD wordt de neerslag van de handelingen gewaardeerd, op basis waarvan de daadwerkelijke selectie van archiefbescheiden, zoals bedoeld in de Archiefwet 1995, uitgevoerd kan worden. Onder archiefbescheiden worden zowel de papieren bescheiden als gedigitaliseerde bescheiden verstaan; deze gedigitaliseerde bestanden vallen namelijk ook onder de Archiefwet 1995.

Tevens kan dit BSD dienen als leidraad bij de inrichting of herinrichting van de documentaire informatievoorziening.

Het BSD is als volgt samengesteld:

– een beschrijving van het beleidsterrein

– een beschrijving van de actoren

– een verantwoording van de doelstelling van de selectie en de gehanteerde criteria

– de lijst van gewaardeerde handelingen

De vaststelling van het BSD geschiedt volgens de voorschriften van het Archiefbesluit.

Na verkregen instemming van alle actoren zal het ontwerp BSD met de voorgestelde waarderingen van de handelingen (bewaren of vernietigen en de vernietigingstermijnen) voor advies worden ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Elk hoofdstuk wordt beschouwd als een afzonderlijke selectielijst van de desbetreffende actor. Een verslag van dit schriftelijke instemmingsoverleg wordt met het ontwerp-BSD aan de RvC meegezonden.

Aan het overleg zal op verzoek ook een deskundige van de Archiefcommissie van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap deelnemen.

Voordat het ontwerp-BSD bij de RvS ingediend wordt, zal het eerst voor een periode van acht weken ter publieke inzage worden gelegd bij de registratiebalie van het Nationaal Archief en in de bibliotheken van het Ministerie van OCW en de rijksarchieven in de provincie, zoals zal worden aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.

Na de ingewonnen adviezen zal het BSD door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden vastgesteld.

3. Verantwoording van het onderzoek

3.1 MLB

Het institutioneel onderzoek voor de beleidsterreinen media, letteren en bibliotheken, dat aan dit BSD ten grondslag ligt, beperkt zich in het overheidshandelen tot de wetgeving en het beleid uit de periode 1945–1999. Vanaf 1988 zijn deze beleidsterreinen aan één – gelijknamige – directie toevertrouwd. Vóór die tijd nam organisatorisch gezien niet alleen het mediabeleid een aparte plaats in ten opzichte van het letteren- en bibliotheekbeleid, maar hadden deze laatste twee beleidsterreinen zelf ook geheel gescheiden invalshoeken, namelijk de culturele aan de ene kant en de sociaal-culturele, vanuit het vormings- en ontwikkelingswerk, aan de andere.

Deze gescheiden ontwikkeling is vanuit wet- en regelgevingsoptiek natuurlijk niet van de ene op de andere dag, in 1988, teniet gedaan. De Mediawet en de Welzijnswet die de grondslag vormden voor het openbare bibliotheekwerk waren net, in 1987, in werking getreden en de steunverlening aan de letteren ging op de oude voet verder. Maar waar het letteren- en bibliotheekbeleid steeds meer raakvlakken gingen vertonen, afgezien van misschien al een zekere natuurlijke verwantschap, bleven de media toch een geheel eigen plaats innemen.

De Mediawet is met de daaruit voortvloeiende besluiten een allesomvattend stuk wetgeving die het gehele mediaveld bestrijkt. Dit zijn de persmedia (kranten, nieuwsbladen en tijdschriften) en de omroepmedia (radio en televisie). Hieronder worden tevens verstaan: nieuwe technieken voor de productie en distributie van – vooral elektronische – informatie.

In art. 1b van de Mediawet wordt dit kort en goed omschreven als: ‘alle gedrukte en elektronische vormen van massacommunicatie’.

In de Mediawet is vroegere regelgeving op deelterreinen is samengebracht.

Letteren en bibliotheken ontmoeten elkaar vooral op het stuk van de leenvergoeding die voor het eerst in de Welzijnswet van 1987 wordt geregeld. Via de Tijdelijke wet leenvergoeding komt deze regeling in 1995 in de Auteurswet 1912.

Overigens blijft de ondersteuning van de letteren als één van de scheppende kunsten geregeld in de Fondsenwet scheppende kunsten en vervolgens in de Wet specifiek cultuurbeleid.

Alles bijeengenomen was in het institioneel onderzoek niet te ontkomen aan een aparte behandeling van de media enerzijds en letteren en bibliotheken anderzijds.

De ontwikkelingen op het gebied van de media gaan sneller en zijn complexer dan die bij de andere deelbeleidsterreinen. Dit heeft ook gevolgen voor het tempo van de aanpassingen die nodig zijn op de beleidsterreinen media enerzijds en letteren en bibliotheken anderzijds vanaf 2000.

De instituties op het terrein van de media, letteren en bibliotheken die onderwerp van onderzoek zijn geweest, zijn beperkt tot overheidsinstellingen en de instellingen of personen aan wie een overheidstaak is toebedeeld. Dit zijn bijvoorbeeld door de overheid ingestelde rechtspersonen met een privaatrechtelijke rechtsvorm (bv. een stichting) alsmede de personen die namens deze optreden.

Buiten beschouwing blijven, ten aanzien van de media, de omroepverenigingen en -stichtingen gezien het overwegend privaatrechtelijk karakter ervan, gelet op de wijze van ontstaan en de taak die hen is toebedeeld.

3.2 Andere beleidsterreinen

Kunsten

Bij de afbakening van MLB met andere beleidsterreinen valt, althans wat letteren betreft, de begrenzing dan wel het raakvlak met het beleidsterrein Kunsten het meest in het oog. Als scheppende kunst staat letteren immers op één lijn met de andere scheppende kunsten als beeldende kunsten, de toonkunst, architectuur enz. De in verschillende opzichten parallel lopende beleidsuitgangspunten van letteren en bibliotheken én het sterk ‘mediale’ karakter van de uitoefening van deze discipline zijn overwegingen geweest om het deelbeleidsterrein letteren bij Media en Bibliotheken te trekken. Dat laat echter onverlet dat veel wet- en regelgeving die op de kunsten en de kunstbeoefening in het algemeen betrekking hebben onverkort ook van toepassing zijn op letteren. Dit geldt de Fondsenwet scheppende kunsten (Stb. 1981, 355), de Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993, 193) en het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994, 473). Deze wetten worden in extenso behandeld in het Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO) betreffende het beleidsterrein Kunsten: ‘Volgens de regelen der kunst’. Een institutioneel onderzoek naar het handelen van overheidsorganen op het beleidsterrein kunsten, 1965–1999 (PIVOT-rapport 71).

De adviesraden die zich bezighouden met het terrein van de letteren zijn de Raad voor de Kunst en zijn opvolger de Raad voor Cultuur. Voor de behandeling hiervan wordt verwezen naar het hiervoorgenoemde RIO Kunsten respectievelijk het RIO betreffende het beleidsterrein Cultuurbeheer: ‘Cultuurbeheer’. Een institutioneel onderzoek naar het cultuurbeheer van de rijksoverheid in de periode 1945–2000 (PIVOT-rapport 125).

Alleen voor zover hierin regelingen voorkomen die specifiek betrekking hebben op letteren worden deze hier behandeld. Dit is bijvoorbeeld het geval met de op grond van de Fondsenwet ingestelde letteren-, productie- en vertalingenfondsen.

– Telecommunicatie

Het mediabeleid, te beginnen met telefonie en telegrafie en later ook radio, was allereerst in handen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het waren immers ook transportmiddelen, ditmaal voor berichtenverkeer en als zodanig onderwerp van beleid en regelgeving van dit Ministerie. Het hielp de technische randvoorwaarden te verwezenlijken die nodig waren om dit verkeer, in het algemeen belang, mogelijk te maken, bereidde maatregelen voor en voerde ze uit om de diverse belangen op elkaar af te stemmen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat was verantwoordelijk voor de eerste mediawet, de Telegraaf- en telefoonwet van 11-1-1904 (Stb. 7) en het Tijdelijk Telegraaf-, telefoon- en Radiobesluit van 1944 (Stb. E188). 1n 1948 ging zijn verantwoordelijkheid voor wat betreft de voorbereiding, samenstelling en uitvoering van voor het publiek bestemde radio- en televisieprogramma’s over op de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.

Het beleidsterrein van de Minister van Verkeer en Waterstaat voor wat zijn aandeel in de telecommunicatie betreft wordt beschreven in het RIO ‘Telecommunicatie en post in Nederland’, 1945–1990. Een institutioneel onderzoek op het beleidsterrein telecommunicatie en post, 1945–1990 (PIVOT-publicatie nr. 4).

– Rijksbegroting

In dit BSD worden begrotingsaangelegenheden beschreven, voor zover het specifiek op het letterenbeleid en de uitvoering ervan betrekking heeft (subsidiëring, uitkeringen, prijzengelden). Voor de procedure van het vaststellen van de rijksbegroting voor het kunstenbeleid in het algemeen wordt verwezen naar het RIO ‘Per slot van rijksrekening’. Een institutioneel onderzoek naar het beleidsterrein beheer van de rijksbegroting, 1940–1993 (PIVOT-publicatie nr. 15).

– Auteursrecht

Het Ministerie van Justitie is verantwoordelijk voor de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten. Met deze wetgeving wordt beoogd de creatieve prestaties op het gebied van letterkunde, wetenschap of kunst te beschermen door een vergoeding te geven aan de maker ervan voor de uitlening, duplicering en verhuur van hun werk. Dit is beschreven in het RIO ‘Ere wie ere toekomt’. Een institutioneel onderzoek naar het handelen van de overheid op het beleidsterrein auteursrecht, (1912) 1945–2000 (PIVOT-publicatie nr. 118).

– Wetenschapsbeleid

– Wetenschappelijk onderwijs

Het bibliotheekbeleid valt uiteen in enerzijds de zorg voor het openbare bibliotheekwerk, gericht op en bestemd voor de algemene gebruiker en anderzijds het wetenschappelijke bibliotheekwerk, dat wordt uitgeoefend binnen wetenschappelijke instituten of verbonden is aan instellingen voor wetenschappelijk onderwijs en HBO. Als zodanig fungeren de bibliotheek van de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen (KNAW), de Koninklijke Bibliotheek (KB) en de Universiteits- en HBO-bibliotheken. De eerste twee bibliotheekinstellingen vallen onder de verantwoordelijkheid van de Minister voor Wetenschapsbeleid, voor de laatstgenoemde bibliotheken is de Minister van Onderwijs en Wetenschappen verantwoordelijk. Dit blijft onveranderd na de departementale herindeling in 1994; het beleidsterrein openbare bibliotheek, dat met ‘Cultuur’ naar Onderwijs en Wetenschappen was overgegaan, bleef onder Cultuur vallen.

De voornoemde beleidsterreinen Wetenschapsbeleid en Wetenschappelijk onderwijs worden in twee afzonderlijke Rapporten Onderzoek behandeld:

1. het RIO ‘Wetenschapsbeleid’ 1945–1999 (PIVOT-publicatie nr. 96) en

2. het RIO ‘Een academische zaak’ deel II, 1960–1997 (PIVOT-publicatie nr. 55).

3.3 Bronnen

Als bronnen voor dit onderzoek zijn in de eerste plaats de wet- en regelgeving gebruikt op het gebied van de media vanaf de eerste op dit gebied fungerende wet van 1904, voor zover nog van kracht na 1945 tot de laatste wijzigingswet van de Mediawet uit 1999. Voor de bibliotheken gold tot 1975 nog de rijkssubsidieregeling 1921 (zoals gewijzigd in 1961). De eerste structurele (kader)wetgeving op het gebied van de letteren dateert pas van 1981.

Op Europees niveau zijn in dit BSD alleen Europese Richtlijnen bron voor het onderzoek. MLB-regelgeving die rechtstreekse werking heeft in de lidstaten van de Europese Unie zoals de Europese verordeningen van de Europese Commissie, is er (nog) niet.

Een volledig overzicht van de gebruikte wet- en regelgeving is in het laatste hoofdstuk opgenomen.

Deze gegevens werden aangevuld met informatie uit beleidsdocumenten en literatuur en informatie van personen die op dit beleidsterrein actief zijn (geweest). Deze informatie is verkregen uit interviews met en commentaren op het concept RIO van

– drs. F. van der Roer, voormalig hoofd van de sector Media van de directie Media (MLB/M);

– drs. A.D. Reijnders, beleidsmedewerker van MLB/M;

– drs. Th.A.P. Bijvoet,

– dr. P.P.N.A. Knuijt en

– drs. M.A.M. Eijffinger, beleidsmedewerkers van de sector Letteren en Bibliotheken (MLB/LB);

– mr. L.G.. Lammertse, beleidsmedewerkervan de sector Juridische Zaken (MLB/JZ).

Van de kant van het Nationaal Archief zijn commentaren ontvangen en verwerkt van

– drs. J.H. de Vries, medewerker Relaties & Beheer / Onderzoek, Selectie en Advies;

– mevr. drs. P. Schrauwen, coördinator PIVOT-projecten; later: senior medewerker Informatie bemiddeling bij het Ministerie van OCW (FacB/ID). In de laatste functie droeg zij door haar textuele en ‘interpunctuele’ opmerkingen tevens in belangrijke mate bij aan het persklaar maken van het concept.

Voorts zijn opmerkingen ontvangen en verwerkt van:

– drs. W. Kamerman, procesmanager bij het Procesbureau Bibliotheekvernieuwing te Den Haag (oud-medewerker bij de dir. MLB);

– prof. dr. J.J. van Cuilenburg, voorzitter van de Raad voor de Media en

– A. Piersman en

– R. Wetting van DisConsult Projecten BV.

3.4 Structuur van het onderzoek

Het institutioneel onderzoek volgde de richtlijn die voor onderzoeksrapporten in het kader van PIVOT is uitgezet. In hoofdstuk 4 volgt een overzicht van de ambtelijke organisatie waarbinnen de afdelingen fungeerden. Het vijfde hoofdstuk geeft een beschrijving van de belangrijkste organen en actoren die op de beleidsterreinen MLB in de periode vanaf 1945 een rol hebben gespeeld.

Na hoofdstuk 6 waarin een uiteenzetting wordt gegeven over selectie en selectielijsten volgt de Selectielijst met de handelingen op de beleidsterreinen Media en Letteren en Bibliotheken. Deze handelingen geven het geheel van taken en taakgebieden weer van de onderscheiden actoren. Bij het institutioneel onderzoek is van de systematiek van de Mediawet is gebruik gemaakt om alle vanaf 1945 voorkomende handelingen in een logisch verband samen te brengen. Alleen de handelingen die voortvloeien uit de wetgeving betreffende het perswezen van 1946–1987 vielen buiten deze systematiek. Vlak na de oorlog moest de zuivering van het perswezen worden geregeld en tot 1987, het jaar van de invoering van de Mediawet, droeg de perswetgeving daarvan de sporen. Pas in de Mediawet is de perswetgeving tot maatschappelijk proporties teruggebracht zodat een integraal media-wetgevingssysteem kon ontstaan waarin ook het perswezen een plaats kreeg.

Bij het samenstellen van het BSD is de systematiek vervangen door een hoofdstuksgewijze indeling van het BSD in selectielijsten per actor. De oorspronkelijke volgnummers van de handelingen zijn in het BSD overgenomen.

De bijlagen bevatten ten slotte het overzicht van de geraadpleegde wet- en regelgeving en van de geraadpleegde literatuur.

Tot slot een korte beschouwing omtrent handelingen betreffende het voorbereiden van amvb’s.

Bij deze handelingen gaat het om delegatie van diverse regelgeving door een bepaalde wet aan de Kroon, die zijn neerslag krijgt in één amvb.

Voorbeelden zijn de Archiefwet waarin alle delegatie van regelgeving is samengebracht in het Archiefbesluit en voor wat betreft de Mediawet is dat het Mediabesluit.

Zoals gebruikelijk worden alle handelingen die in de wet voorkomen m.b.t. het voorbereiden van amvb’s door de Minister afzonderlijk beschreven. In de handelingenlijst komen dus nog tal van deelbeleidsterreintjes en in mindere mate uitvoeringstaken voor, waarvan de regeling bij amvb aan de Minister is opgedragen.

Het amvb zelf zal dus in feite de handelingen bevatten ten aanzien waarvan de wet aan de Minister heeft opgedragen een regeling te treffen.

Hij kan die handelingen zelf verrichten, maar ook anderen of andere instanties kunnen als actor optreden.

Amvb’s kunnen echter ook alleen regelingen, aanwijzingen e.d. bevatten die niet terug te voeren zijn op een actor. Ten slotte kan het voorkomen dat een delegatie van regelgeving niet heeft geleid tot een regeling terzake.

Wat heeft dit voor effect op de samenstelling van de handelingenlijst?

Het feit dat één algemene maatregel van bestuur is samengesteld, betekent dat daaraan één handeling is vooraf gegaan, namelijk het voorbereiden van een amvb betreffende de uitvoering van het mediabeleid. Alle afzonderlijke handelingen betreffende het voorbereiden van de in de wet vermelde amvb’s kunnen hiermee vervallen. Verdere neerslag vloeit niet voort uit de handelingen van de afzonderlijk in de wet vermelde amvb’s maar uit de diverse bepalingen van het ene Mediabesluit.

3.5 Elementen van de handeling

Hieronder wordt een korte uiteenzetting gegeven van de onderdelen waaruit de ‘handeling’ in ruime zin bestaat.

xx

Dit is het volgnummer van de handeling. Elke handeling heeft een uniek nummer.

Actor

Hier staat het orgaan dat formeel verantwoordelijk is voor de uitvoering van de handeling. Wanneer meerdere organen dezelfde handeling verrichten, worden deze actoren onder elkaar gezet. De vermelde jaartallen geven de periode aan waarin de actor verantwoordelijk was/is voor het verrichten van de handeling.

Handeling

Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.

Periode

Hier staat het tijdvak vermeld tot welk jaar (vanaf 1945) de wettelijke grondslag van de handeling van kracht is. Wanneer geen eindjaar wordt vermeld is de wettelijke grondslag op het afsluitjaar van het BSD (1999, dus niet: tot heden) nog steeds van kracht.

Het kan voorkomen dat de op basis van wet- en regelgeving geformuleerde handelingen (nog) niet worden uitgevoerd. Ter complementering van de context worden ook deze handelingen opgenomen.

Grondslag

Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht.

Vermeld worden:

– de naam (citeertitel) van de wet, de algemene maatregel van bestuur, het koninklijk besluit of de Ministeriële regeling;

– het betreffende artikel en lid daarvan;

– de vindplaats, dat wil zeggen. de vermelding van staatsblad of staatscourant

– wijzigingen in de grondslag en het vervallen hiervan.

Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bronworden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.

Product

Hier achter staat het product vermeld waarin de handeling resulteert of zou moeten resulteren.

De gegeven opsommingen van producten is niet altijd uitputtend. Vaak wordt volstaan met een algemeen omschreven eindproduct.

In de uiteindelijke selectielijst worden de producten niet vermeld.

Opmerking

Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer de strekking van de handeling toelichting behoeft.

4. De ambtelijke organisatie vanaf 1945

4.1 Algemeen

Na de oorlog werden de door de bezetter ingestelde departementen van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming en van Volksvoorlichting en Kunsten weer teruggebracht tot het ene Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van voor de oorlog. Met de reorganisatie die daarmee gepaard ging werden moderne media als radio en film bij het departement gevoegd.

Hierna volgt vanaf 1945 een afdelingsgewijze overzicht van de departementale organisatie van het mediabeleid.1

(1918) 1945–1965 – Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen

1965–1982 – Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk

1982–1994 – Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur

1994 tot 2000 – Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

4.2 Pers

1945–1949

In 1945 valt de afd. Pers rechtstreeks onder de SG zoals Kabinet, afd. Personeelszaken e.a.

Taak: Organisatie van en controle op het perswezen.

1946 uitgebreid met het beleid inzake de perszuivering.

1947 taakomschrijving: uitvoering van de wet noodvoorziening perswezen (Stb. 1947, H211) en de distributie van papier t.b.v. de pers.

De afdeling bestaat uit het bureau perszuivering en het bureau papierverdeling pers.

In 1948 wordt het bureau perszuivering weer opgeheven. Er is dan weer een ongedeelde afdeling met de twee taken wetsuitvoering en papierdistributie.

In 1950 gaat de afdeling Pers samen met het bureau Radio.

4.3 Radio

1945–1949

1945 ressorteert een afdeling Radio onder het directoraat-generaal van Kunsten en Wetenschappen met als taak het onderhouden van het contact tussen de regering en de omroepinstanties en het behartigen van de niet-technische zijde van de omroep.

In 1948 komt zij als bureau Radio onder de afdeling Kabinet en Algemene Zaken, totdat dit in 1950 samengevoegd wordt met de Afdeling Pers.

4.4 Pers en radio

1950–1951

De afdeling Pers en Radio, onderverdeeld in bureaus met de al genoemde taken, wordt het jaar daarop al uitgebreid met Televisie.

De afdeling ressorteert dan, zoals alle afdelingen in de ‘platte’ organisatie die het Ministerie vanaf 1947 is, rechtstreeks onder de secretaris-generaal.

4.5 Radio, televisie en pers

1951–1965

De afdeling Radio, Televisie en Pers (RTP) bestaat uit:

1. het bureau Radio en Televisie, met als taak het voorbereiden en uitvoeren van wettelijke regelingen op het gebied van de radio-omroep en de televisie – met uitzondering van de zendertechniek –, het behartigen van de belangen ervan en het onderhouden van het contact met de radio-omroep- en televisie-instanties;

2. het bureau Pers, dat als taak heeft het onderhouden van het contact tussen de regering en de Persraad (later ook met andere instellingen op het terrein van de pers) benevens de voorbereiding en uitvoering van wettelijke regelingen op het gebied van het Perswezen.

In 1954 lijkt de verdeling in bureaus weer te zijn opgeheven, om in 1957 weer terug te keren in gelijknamige onderafdelingen. De taak van de eerste onderafdeling wordt uitgebreid met het algemeen en het financieel toezicht op de televisie.

Vanaf 1955 wordt de platte organisatie weer verlaten en komt de afdeling RTP te vallen onder het Directoraat-generaal voor de Kunsten en de buitenlandse culturele betrekkingen en vanaf 1960 onder het DG voor de Volksontwikkeling, overigens zonder taakwijzigingen.

Naast de al bestaande Radioraad en de Persraad komt ook de Dienst van de Regeringscommissaris voor het Radiowezen binnen het werkveld van de afdeling te liggen.

1965–1988

In 1965 gaat de afdeling ongewijzigd over naar het nieuwe Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.

Daar maakt zij deel uit van het Directoraat-generaal voor de Volksontwikkeling en (Openlucht)recreatie.

Het belang en de omvang van het werkterrein nemen zienderogen toe en na een korte overstap in 1966 als hoofdafdeling krijgt zij in 1969 de ‘status’ van directie.

De directie RTP bestaat dan uit de hoofdafdeling Omroepzaken met de afdelingen juridische omroepzaken, financiële en technische omroepzaken en zendtijd en algemene omroepzaken en de afdeling Perszaken. Eerstgenoemde hoofdafdeling wordt in 1974 de afdeling Algemene Beleidsontwikkeling. Taken zijn het behandelen van vraagstukken en het voorbereiden en uitvoeren van regelingen op het gebied van de omroep (met uitzondering van de zendertechniek) alsmede het algemene en financiële toezicht op radio en televisie. In 1974 wordt de taak ruimer geformuleerd en heeft de afdeling tot taak het algemene beleid op het gebied van de massamedia te ontwikkelen, voorts het behandelen van algemene vraagstukken, het bevorderen en begeleiden van wetenschappelijk onderzoek en het deelnemen aan internationaal overleg.

De afdeling juridische omroepzaken heeft naast de nationale regelingen op het gebied van de massamedia, bemoeienis met aangelegenheden die verband houden met internationale verdragen. Voorts behandelt zij beroeps- en bezwaarschriften.

Het takenpakket van de afdeling financiële en technische (omroep)zaken omvat het financiële beleid inzake de massamedia, behandeling van zaken op het gebied van zender- en studio-opbouw, kleurentelevisie, satelliettelevisie en draadomroep.

De afdeling zendtijd en algemene (omroep)zaken houdt zich bezig met het beleid inzake de verdeling en het gebruik van de zendtijd en van de draadomroep, educatieve en regionale omroep, het (repressieve) toezicht op de inhoud van de uitzendingen en de behandeling van klachten en verzoeken om inlichtingen.

De afdeling perszaken ten slotte behandelt vraagstukken en bereidt regelingen voor op het gebied van het perswezen.

Diverse adviesraden, overlegorganen en omroeporganisaties bestaan op dat moment of zijn inmiddels ontstaan:

de Regeringscommissaris voor de omroep, de Omroepraad, de Nederlandse Omroepstichting, de Programmaraad voor de radio en de programmaraad voor de televisie, de programmacoördinatiecommissies voor de radio en voor de televisie, de Stichting Radio Nederland Wereldomroep, de Reclameraad, de Stichting Etherreclame (STER), de Persraad en het Bedrijfsfonds voor de Pers.

Terwijl het bovenliggende directoraat-generaal enige malen van naam verandert (1976: Natuurbehoud, recreatie en media; 1981: Recreatie en media; 1984: Culturele Zaken) blijft de directie RTP van naam en interne organisatie ongewijzigd tot 1988.

Het DGCZ ging in 1984 bij een departementale herindeling op in het Ministerie van WVC. WVC ontstond door een samenvoeging van het Ministerie van CRM met het DG Volksgezondheid en Milieuhygiëne. Op 1 januari 1985 werd formeel de directie RTP aan het DGCZ toegevoegd. Van dat DGCZ maakten de sectoren Kunsten, MMA en IB al eerder deel uit. Als reden voor het onderbrengen van de directie RTP bij het DGCZ in 1985 werd genoemd de vergroting van de samenhang tussen mediabeleid en cultuurbeleid.2

In 1988 gaat de afdeling op in de nieuwe afdeling Media, Letteren en Bibliotheken, zoals zij tot op de dag van vandaag, zij het vanaf 1994 als onderdeel van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, nog bestaat.

4.6 Letteren

Na een korte tijd, van 1945–1947, deel uitgemaakt te hebben de afdeling muziek, toneel en letteren (rechtstreeks onder de SG staande), heeft het beleidsterrein Letteren tot en met 1982 steeds met Toneel één organisatieeenheid gevormd.

Tot 1967 ressorteerde deze, eerst als bureau, later als (onder-) afdeling onder de (hoofd-)afdeling Kunsten, daarna, tot 1971 onder de directie Oudheidkunde en Natuurbescherming (OKN). Inmiddels was in 1965 het nieuwe Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk ingesteld en een jaar later het, nog steeds bestaande, directoraat-generaal voor culturele zaken (DGCZ). In 1971 werd blijkbaar ingezien dat OKN geen logisch onderkomen vormde en kwam de afdeling weer te vallen onder de nieuwe directie Kunsten.

Deze situatie bleef ongewijzigd na de oprichting van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur in 1982, alleen werd ‘Letteren’ in 1983 afgesplitst van ‘Toneel’ (dat onderdeel werd van de afdeling Podiumkunsten). Tot 1988, toen de afdeling werd ondergebracht in de nieuwe directie Media, Letteren en Bibliotheken, legde de afdeling zich in grote lijnen toe op het subsidiëren van instellingen en manifestaties op het gebied van de letterkunde, het instellen van prijzen, verlenen van opdrachten, subsidiëren van reizen, het verstrekken van persoonlijke toelagen, steun voor publicaties en tijschriften en steun voor verbreiding van de Nederlandse letteren in het buitenland.

4.7 Bibliotheken

Het onderdeel Bibliotheken van de huidige sector Letteren en Bibliotheken kent een geheel andere voorgeschiedenis.

Als aanvulling van het particulier initiatief, onder andere door morele en financiële steun aan instellingen op het gebied van leeszalen en volksbibliotheken3 , maakte dit beleids-terrein in 1945 deel uit van de afdeling Volksopvoeding. Een jaar later werd deze naam gewijzigd in Volksontwikkeling die de organisatie-eenheid, door diverse reorganisaties heen, tot 1964 zou behouden. Lange tijd ressorteerde het onder het directoraat-generaal voor Vorming buiten schoolverband (VBS) en daarna, van 1960 tot 1976, onder het DG voor Volksontwikkeling (DGV). (Met de instelling van het nieuwe Ministerie van CRM is daar ‘Recreatie’ bij gekomen (DGVR).

In 1964 kreeg de afdeling de benaming Vorming voor Volwassenen, maar voordien al, in 1960, heeft het beleidsterrein zich in die zin gestructureerd dat een nieuwe onderafdeling Lectuurvoorziening hiervoor wordt ingesteld.

In 1976 wordt de term lectuurvoorziening vervangen door bibliotheekwerk. De afdeling is dan onderdeel van de directie Sociaal Cultureel Werk van het DG voor Maatschappelijke Ontwikkeling.

De doelstelling is: het bepalen van het rijksoverheidsbeleid ten aanzien van het bibliotheekwerk en het bieden van mogelijkheden aan het (openbare) bibliotheekwerk zijn doelstelling in overeenstemming met het overheidsbeleid te realiseren.4

Als taken worden genoemd: het ontwikkelen van het beleid ten aanzien van het bibliotheekwerk, het inpassen van dat beleid in het directie-, departements- en regeringsbeleid, het beoordelen van het beleidsmatig en bedrijfsorganisatorisch functioneren van het bibliotheekwerk en de bibliotheken, het ontwerpen van uitvoeringsbepalingen bij de Wet op het openbare bibliotheekwerk en het toepassen van de bepalingen van de wet en de uitvoeringsbepalingen.

Tot de instelling in 1988 van de directie Media, Letteren en Bibliotheken vinden er enige organisatorische veranderingen plaats van meer of minder ondergeschikte aard: in 1984 krijgt het bibliotheekwerk een plaats binnen het gehele informatie-voorzieningsbeleid. De dan ontstane afdeling Bibliotheekwerk en Informatie-verzorging (als onderdeel van de directie Maatschappelijke Ontwikkeling) heeft tot taak het bevorderen van de toegankelijkheid van informatiemateriaal inclusief de mogelijkheid kennis te nemen van gepubliceerde cultuuruitingen, en het ontwikkelen van een informatieverzorgingsbeleid.

Voorts bepaalt de afdeling het beleid ten aanzien van het bibliotheekwerk ten behoeve van blinden en slechtzienden. Nadat de leenvergoedingsregeling in de Welzijnswet van 1987 zijn wettelijke grondslag had gekregen, zou in het jaar daarop de afzonderlijke taakeenheid Uitvoering Leenvergoeding van de nieuwe directie Media, Letteren en Bibliotheken hiermee worden belast.

4.8 Media, Letteren en Bibliotheken

1988–2000

De directie Media, letteren en bibliotheken (MLB), onderdeel van het Directoraat-gene-raal Culturele Zaken (DGCZ), bestaat voor wat de media betreft uit de afdeling, later sector Media en verder de afdelingen Letteren Bibliotheken, die later tot één sector L en B worden gevormd. Zij worden ondersteund door de afdelingen/sectoren juridische zaken en financiële en technische zaken.

De taak van de laatste sectoren behelzen het ontwikkelen van een samenhangend beleid op de terreinen van omroep, pers, nieuwe media, letteren en bibliotheken, met bijzondere aandacht voor de pluriformiteit en toegankelijkheid van informatie, de bevordering en instandhouding van de productie, distributie van cultuuruitingen en participatie aan de cultuur.

De taak van de sector Media omvat verder het ontwikkelen van beleid op het gebied van de massamedia.

Het beleidsonderdeel Letteren van de sector L en B verlegt het accent naar een kwalitatief bepaald letterenbeleid, gericht op het tot stand doen komen, vernieuwen, behouden, ontsluiten van en participeren in de Nederlandse en Friese literatuur.

Doel en taken van het beleidsonderdeel Bibliotheken van de sector L en B blijven ongewijzigd.

Wanneer in 1994 de Cultuurpoot weer terugkeert naar het dan gevormde Ministerie van OCenW wordt de directie MLB ongewijzigd en als blijvend onderdeel van het DGCZ overgenomen.

5 De actoren

5.1 De actoren op het beleidsterrein van de media

5.1.1 Minister van Cultuur:

Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (1918) 1945–1965),

Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (1965–1982),

Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (1982–1994),

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

belast met de zorg voor de media (1994–2000)

Na de tweedeling gedurende de oorlog van het Ministerie in het departement van Opvoeding Wetenschap en Kultuurbescherming en van Volksvoorlichting en Kunsten viel vanaf 1945 het onderwijs-, kunst- en cultuurbeleid weer onder verantwoordelijkheid van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Het beleidsterrein media, dat in het begin, zoals hiervóór al vermeld, alleen nog maar ‘radio’ omvatte en onder de afdeling Volksvoorlichting viel, werd toen overgenomen door het Directoraat-generaal Kunsten en Wetenschappen en later, vanaf 1950, uitgebreid met achtereenvolgens de beleidsterreinen Pers en Televisie. Als afdeling Radio, Televisie en Pers (RTP) bleef dit, vanaf 1960 onder het Directoraat-generaal voor de Volksontwikkeling, bestaan tot de reorganisatie in 1965.

In 1965 vond een ingrijpende departementale herindeling plaats, waarbij de beleidsterreinen kunsten, oudheidkunde, natuurbescherming en volksontwikkeling als 'buitenschoolse cultuurzorg’ werden losgemaakt van onderwijs en wetenschappen. Onder de noemer Cultuur werden zij ondergebracht in het nieuwe Ministerie Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM). In 1982 werd CRM en een deel van het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid samengevoegd tot het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC).

In 1994 keerde cultuur weer terug naar het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Hier behoort het tot de portefeuille van de staatssecretaris van Cultuur. De media ressorteren dan onder het Directoraat-generaal Culturele Zaken, samen met Lettteren en Bibliotheken.

Voor de media kan dan ook voor de gehele periode vanaf 1945 de Minister van Cultuur als actor worden ‘opgevoerd’.

5.1.2 Minister van Perszaken (1946–1951)

Na de beëindiging van de oorlog genoot de pers bijzondere bescherming in verband met het herstel van de persvrijheid. Hiertoe werd de Wet Noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) tot stand gebracht die bepalingen bevatte over de Persraad, Commissie voor de Perszuivering en van de Raad van Beroep voor de Perszuivering.

In deze wet wordt als verantwoordelijk Minister de Minister van Perszaken genoemd. Hiermee wordt bedoeld de Minister van OK&W, als uitvoerder van deze wet speciaal belast met perszaken. Het Ministerie was per slot van rekening ook uitgebreid met een nieuw bureau Perzuivering. De Minister bereidde KB’s en AMVB’s voor inzake benoemingen en voorschriften voor de hierbovengenoemde persinstellingen. Ook moest hij waken voor de voortgang van de perszuivering. Verder had hij diverse bevoegdheden ten aanzien van het verkrijgen van bezittingen van als gevolg van de perszuivering geliquideerde uitgeverijen.

De Persraad kon hij opdracht geven een onderzoek in te stellen.

Aan de opvolger van de wet, de Wet voorziening perswezen (25-4-1951, Stb. 130), is de speciale bestemming met betrekking tot het herstel van de persvrijheid onttrokken, en keert de ‘Minister van Perszaken’ niet meer terug.

5.1.3 Minister van Verkeer en Waterstaat

De Minister van Verkeer en Waterstaat was verantwoordelijk voor de eerste mediawet, de Telegraaf- en telefoonwet (11-1-1904, Stb. 7). Onder zijn verantwoordelijkheid kwam nog het Tijdelijk telegraaf-, telefoon- en radiobesluit (17-9-1944, Stb. E188) tot stand, maar bij wijziging van de Telegraaf- en telefoonwet 1948 (I490) ging de verantwoor-delijkheid, voor zover het de bepalingen betrof inzake de voorbereiding, samenstelling en uitvoering van voor het publiek bestemde radio- en televisieprogramma’s (art. 3 ter en quater) over op de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Aldus komen in 1955 en 1965 het Televisiebesluit resp. het Radiobesluit tot stand. In 1967 worden de omroepregelingen geheel in de nieuwe Omroepwet (Stb. 176, 1967) en de wet op de Omroepbijdragen (1968, Stb. 687) opgenomen waardoor de desbetreffende bepalingen in de Telegraaf- en telefoonwet werden geschrapt. De opvolgers van deze wet, de wet op de Telecommunicatievoorzieningen (1989) en de Telecommunicatiewet (1998), bevatten voor het beleidsterrein omroep en media dan ook geen handelingen meer (Zie ook 3.2 – Telecommunicatie, en 7.5)

De Omroepwet vereist bij tal van handelingen van de Minister van Cultuur de medewerking van de Minister van Verkeer en Waterstaat, ‘belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT’. Voorbeelden hiervan zijn de medewerking bij uitvoering van bepalingen betreffende doorgifte van programma’s en de overbrenging van uitzendingen door middel van een of meer draadomroeprichtingen. Ook worden samen met de Minister, belast met het Staatsbedrijf der PTT, de kosten vastgesteld die aan de inning van het kijkgeld zijn verbonden. Hieraan ligt ten grondslag dat in de wet (de Wet op het Kijkgeld) een bevoegdheid voor het Staatsbedrijf van de PTT is geregeld.

Na vervanging van de Telegraaf-en Telefoonwet in 1989 komt de Minister van Verkeer en Waterstaat in dit BSD alleen nog als actor voor,voor zover hij handelingen verricht op grond van de Mediawet. Hij heeft overigens na 1948, evenals de hierna volgende actoren, geen bemoeienis met de Media als drager van cultuurgoed en evenmin de zorg voor de instandhouding daarvan. De hier bedoelde actoren hebben een taak, voor zover die althans in de mediawetgeving is vastgelegd, ten aanzien van de realisering van de arbeidsrechtelijke en technische randvoorwaarden. In de meeste gevallen vloeit die taak voort uit de medewerkingseis. In brede zin zijn hun taken beschreven in de RIO’s en BSD’s die hun eigen beleidsterreinen betreffen.

In de Omroepwet wordt de Minister van VenW, voor zover hij met de bovengenoemde aangelegenheden was belast, aangeduid met ‘Onze Minister belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT’. Dit hangt nauw samen met het feit dat het Staatsbedrijf der PTT altijd onder de Minister van Verkeer en Waterstaat heeft geressorteerd, tot de verzelfstandiging ervan in 1989. Daarna is uitsluitend sprake van de Minister van VenW, maar het gaat hierbij om een en dezelfde actor.

Hetzelfde is het geval met de Minister van Cultuur in de Omroepwet. Hierin wordt hij artikel 2 lid 1a (Algemene bepalingen) ‘Onze Minister, belast met de zaken van de omroep’genoemd met het oog op zijn specifieke taken en bevoegdheden op grond van de Omroepwet.

5.1.4 Minister van Binnenlandse Zaken

Van 1945 tot 1964 bepaalde de Minister van Binnenlandse Zaken nog het vergoedings--bedrag voor het hebben van een radiotoestel op grond van het Tijdelijk Telegraaf, Telefoon- en Radiobesluit (Stb. 1944, E188). Onder dit besluit was hiervoor aanvankelijk de medewerking van de Minister van Verkeer en Waterstaat vereist, maar een jaar later, na de wijziging van de Telegraaf- en Telefoonwet, kwam hiervoor de Minister van Cultuur in de plaats.

De omroepdistributie en het scheppen van voorwaarden voor de realisering daarvan lag op grond van de Telegraaf- en Telefoonwet, d.w.z. tot en met 1948, in handen van de Minister van Binnenlandse Zaken. Hiertoe werden onder zijn verantwoordelijkheid amvb’s of kb’s uitgevaardigd en verleende hij machtigingen voor het gebruik van inrichtingen.

5.1.5 Minister van Economische Zaken

De Minister van Economische Zaken is bevoegd waarnemers aan te wijzen bij het bestuur van de Reclamestichting / Stichting Etherreclame

5.1.6 Minister van Algemene Zaken; Minister-president

In bijzondere omstandigheden zoals oorlogstoestand of nationale rampen kan in het hele land de zgn. burgerlijke uitzonderingstoestand worden ingesteld. Door de wet zijn in dergelijke omstandigheden aan de Minister van Algemene Zaken cq. de Minister-president in wiens handen de coördinatie van het regeringsbeleid ligt, uitgebreide bevoegdheden toegekend. De Omroepwet belast hem, zij het in overleg met de Minister van Cultuur en van de PTT, met het toezicht op de uitzendingen van de omroepen. Overigens komt dit in de Mediawet niet meer terug.

In laatstgenoemde wet ligt zijn (coördinerende) taak ten aanzien van de omroep voornamelijk op het gebied van de overheidsvoorlichting. Hij geeft regels (via een amvb) voor het Commissariaat voor de Media inzake de toewijzing van zendtijd voor landelijke omroep t.b.v. overheidsvoorlichting (en eventueel een teletekstprogramma).

5.1.7 Minister van Financiën

Na de afschaffing van de omroepbijdragen kwam in 1999 de financiering uit belastingheffing hiervoor in de plaats. Het omroepbijdragenbeleid ging derhalve over naar de Minister van Financiën.

Samen met de Dienst Omroepbijdragen was de Minister van Financiën op grond van een wijziging van de Mediawet belast met het vaststellen van de ermogensbestanddelen die van de Dienst Omroepbijdragen over zouden gaan op de Staat.

5.1.8 Adviescolleges algemeen

De Radioraad ( incl. Televisieraad), Omroepraad, Mediaraad, de Reclameraad, Persraad, Bibliotheekraad e.a.is een vast colleges van advies in zaken van wetgeving en bestuur’ in de zin van art. 79 van de Grondwet en ingesteld bij wet. Zij dient de regering of de afzonderlijke Minister(s) desgevraagd of uit eigen beweging van advies.

5.1.9 Radioraad (1945 (1928) –1969, incl. Televisieraad (1953–1954)

Ingesteld bij de Telegraaf- en Telefoonwet 1904 (Stb. 7) resp. krachtens de wet van 12-5-1928, Stb. 169, opgeheven bij de inwerkingtreding van de Omroepwet.

In het Televisiebesluit 1956 lag al besloten dat de Radioraad het aangewezen adviescollege was ook voor televisieaangelegenheden met uitzondering van in dat besluit genoemde zaken. Met het vervallen van die uitzonderingen ontviel ook het bestaansrecht van een apart adviesorgaan voor de televisie (en bleef voor het gemak ‘Radioraad’ maar bestaan).

De Radioraad was het eerste media-adviescollege in Nederland.

5.1.10 Omroepraad (1969–1988)

Ingesteld bij wet van 1-3-1967, Stb. 176 (Omroepwet), opgeheven bij de inwerkingtreding van de Mediawet in 1988.

5.1.11 Mediaraad (1988–1995)

Ingesteld bij wet van 21 april 1987, Stb. 249 (Mediawet), opgeheven bij de inwerkingtreding van de instellingswet Raad voor Cultuur 22-11-1995. De wet van 1987 voorziet in een logische opvolging van de Omroepraad, met inbegrip van de Persraad en de Reclameraad. De wens naar een samenhangend mediabeleid kwam hierin duidelijk tot uitdrukking.

De Mediawet stelt de raad uitdrukkelijk in de mogelijkheid commissies in te stellen ten

behoeve van zijn werkzaamheden.

5.1.12 Reclameraad (1965–1988)

Ingesteld bij besluit van 11-11-1965, Stb. 486 (krachtens de Telegraaf- en Telefoonwet 1904, Stb. 7), opgeheven bij de inwerkingtreding van de Mediawet in 1988.

De taken van de Reclameraad zijn:

– het goedkeuren van de tarieven voor het uitzenden van reclame in radio en televisie;

– het geven van voorschriften omtrent de inhoud van reclame-uitzendingen;

– het beslissen in geschillen inzake reclame-uitzendingen tussen instellingen die zendtijd hebben verkregen;

– het houden van toezicht op de uitvoering van de voorschriften die op de reclame-uitzendingen betrekking hebben.

De Minister wijst organisaties aan die hem een aanbeveling moeten doen van personen die door hem als lid van de Reclameraad zullen worden benoemd.

5.1.13 Persraad (1945–1988)

Ingesteld bij het Tijdelijk Persbesluit (Stb. 1945, F144) en opgeheven bij de inwerkingtreding van de Mediawet in 1988.

Naast zijn adviserende taak had de raad vlak na de oorlog specifieke taken en bevoegdheden in het kader van het overheidsbeleid inzake de zuivering en ordening van de pers, in samenwerking met de Commissie voor de Perszuivering die eveneens bij het Tijdelijk Persbesluit was ingesteld. De meest actieve betrokkenheid van de Persraad bij de zuivering blijkt wel uit zijn bevoegdheden om getuigen op te roepen en te horen en om in te grijpen in het bestuur van een persuitgeverij of persvoorlichting ter verzekering van de zuivering van het Nederlandse perswezen. Zelf benoemde functionarissen van het bestuur van een persuitgeverij of persvoorlichting kon hij ontslaan.

Ook na de zuiveringsperiode bleef de Persraad regelende bevoegdheden en beschikkingsbevoegdheden behouden die vooral van controlerende aard waren of die de naleving van verplichtingen van dagbladondernemingen moesten waarborgen.

Met de invoering van de Mediawet nam de nieuwe Mediaraad uiteraard de adviestaak over, maar werden de overige taken, voor zover ze althans nog van toepassing waren en niet vervielen, elders in de wet geregeld.

5.1.14 Regeringscommissaris voor het radiowezen (vanaf 1967: voor de omroep) (1947–1988)

Bij Ministeriële beschikking van 1947 werd de instructie voor de Regeringscommissaris voor het radiowezen vastgesteld. Aan hem was het toezicht opgedragen op de besteding van de gelden door de omroepen middels het vaststellen van de begrotingen van de (aspirant)omroeporganisaties en de NRU.

Om zijn toezichthoudende taak naar behoren te kunnen uitoefenen was hem een aantal bevoegdheden van regelgevende en besluitvormende aard toegekend als het geven van bindende aanwijzingen aan omroepinstellingen en de Wereldomroep en het verplichten van de omroepen en de NRU om hem of door hem aan te wijzen personen toegang te verschaffen tot gebouwen en documenten.

Verder benoemde hij het personeel van zijn dienst en beheerde hij de op de algemene reserverekening geboekte gelden.

In de Omroepwet van 1967 kreeg zijn toezichthoudende taak ten opzichte van de omroepen een meer algemeen karakter. De instructie gaf hem daartoe de geëigende bevoegdheden in de vorm van voorschriften en bindende aanwijzingen bij overtreding waarvan de Minister middels toepassing van art. 61 Omroepwet sancties kon opleggen in de vorm van berisping, opschorting van vergoedingen of uitsluiting van het doen van uitzendingen.

Ook kon hij besluiten van het bestuur van de NOS en de Wereldomroep ter schorsing aan de Minister voordragen.

Van beslissingen van de Regeringscommissaris stond beroep open bij de Minister.

In de lijn van de ontwikkelingen naar een nieuwe Mediawet en de veranderde inzichten met betrekking tot de rol van de overheid van ‘betutteling’ naar ‘overheid op afstand’ veranderde langzamerhand ook het karakter van de taken en bevoegdheden van de Regeringscommissaris. Het controle-element verdween meer en meer naar de achtergrond, de inhoud van de uitzendingen was niet meer het onderwerp van toezicht maar de naleving van de wet en zijn aanwijzingen hadden dientengevolge niet meer rechtstreeks betrekking op de inhoud maar veeleer op de vorm.

Met de inwerkingtreding van de Mediawet komt het Commissariaat voor de Media voor hem in de plaats.

5.1.15 Commissariaat voor de Media (1988–)

Ingesteld bij wet van 21 april 1987, Stb. 249 (Mediawet).

Het Commissariaat voor de Media is in zijn hoedanigheid van zelfstandig bestuursorgaan geen adviescollege in de zin van art. 79 van de Grondwet maar een administratief orgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het had namelijk bij uitstek een bestuurstaak, met tal van taken en bevoegdheden die hem bij of krachtens de wet waren toebedeeld, welke tevoren aan de Minister toekwamen.

Dit had te maken met de uitgangspunten van het nieuwe mediabeleid die waren geformuleerd in de aanloopfase naar de nieuwe Mediawet. ‘Overheid op afstand’ heette het in de Medianota van 1983, waarmee werd beoogd de relaties van het omroepveld met de regulerende en toezichthoudende overheid te depolitiseren en om de omroepen in het maatschappelijke krachtenveld beter tot hun recht te laten komen.

In plaats van zich rechtstreeks en gedetailleerd met regelgeving jegens de omroepen bezig te houden, bepaalt de Minister in de nieuwe mediawetgeving vooral de kaders waarbinnen het Commissariaat voor de media opereert en beslissingen neemt.

Taken en bevoegdheden

De taken en bevoegdheden van het Commissariaat kunnen, overeenkomstig de drie afdelingen van het ambtelijk apparaat, grofweg in drie groepen worden onderscheiden:

1. het verlenen en controleren van vergunningen en zendmachtigingen, kabelzaken en programmaraden (de afdeling Zendtijd- en Kabelzaken);

2. het toezicht op de naleving van de programmavoorschriften en de reclameregels (de afdeling Programmatoezicht);

3. het toezicht op de financiën en de financiële afspraken van de publieke omroep en de nevenactiviteiten (afdeling Financieel toezicht). Met elk van deze drie portefeuilles is een commissaris belast.

Het uitoefenen van toezicht op de naleving van de wet houdt niet alleen in de breedte maar ook in de diepte een breed scala van taken en bevoegdheden in. Zij kunnen het karakter hebben van regelgeving, het geven van richtlijnen voorschriften, aan het begin van een traject tot en met het toepassen van sancties aan het einde. Daartussenin neemt het Commissariaat tal van toestemmings- of goedkeuringsbesluiten (dan wel besluiten tot het weigeren ervan), besluiten tot het verlenen van vergunningen of ontheffingen en vaststellingsbesluiten, uiteraard alles binnen de kaders die de wet stelt. En bij de uitoefening van deze taken en bevoegdheden verschijnt het in de wet op nagenoeg elke plaats ten tonele.

Als voorbeelden van deze taken en bevoegdheden kunnen genoemd worden:

Toewijzen van zendtijd aan de landelijke, regionale en lokale omroepen, de NOS en de STER, het stellen van regels en het geven van richtlijnen inzake de uitvoering van taken van omroepinstellingen, zoals verslaglegging, uitzenden van toetsbeelden, de jaarlijkse verantwoording, reservefondsen. Verder met betrekking tot zaken die verband houden met concessieverleningen en het vaststellen van ledenaantallen in verband met de A- B- en C-status. De vaststelling van de status zelf geschiedt trouwens door het Commissariaat. Het Commissariaat kan ook bindende aanwijzingen geven in een uitspraak in geschillen tussen een draadomroepinstelling en een omroepinstelling.

Regelingen en besluiten van omroepinstellingen zijn, natuurlijk voor zover en in de gevallen dat de wet of algemene maatregel van bestuur dit uitdrukkelijk bepaalt, vaak onderworpen aan de toestemming of goedkeuring van het Commissariaat. Dit geldt in het bijzonder de begroting en jaarrekening van de landelijke omroepinstellingen, de provincie, de Wereldomroep en de NOS, voor zover zij aanspraak konden maken op een kostenvergoeding (de provincie i.v.m. het verlenen van een kostendekkende vergoeding ten behoeve van het functioneren en de infrastructuur van één regionale radio-omroepinstelling).

Het afdwingen van de naleving van voorschriften kan het Commissariaat door middel van het opleggen van administratieve boetes of het in mindering brengen van kostenvergoedingen met het bedrag van de boete.

Wanneer de NOS een besluit neemt in strijd met het recht of het algemeen belang kan het Commissariaat dit besluit, op verzoek van een belanghebbende omroepinstelling, onverbindend verklaren.

Belangrijke financiële taken die de wet aan het Commissariaat opdraagt zijn het beschikbaar stellen van gelden, het vaststellen van bedragen per uur zendtijd, het bepalen van de hoogte van voorschotten op de kostenvergoedingen en het wijzigen of intrekken ervan al naar gelang de wet dit voorschrijft.

Om zijn taak als toezichthouder te kunnen uitvoeren heeft het Commissariaat de bevoegdheid omroepinstellingen te verplichten inlichtingen te verschaffen en opnamen van de uitgezonden programma’s ter beschikking te stellen.

5.1.16 Stichting Radio Nederland Wereldomroep (1947–)

Ingesteld bij Ministeriële beschikking van 14 april 1947.

De hoofdtaken zijn:

– het verzorgen van Nederlandstalige radio-uitzendingen via de korte golf voor luisteraars in Europa en de rest van de wereld;

– het sluiten van CAO’s en het in samenwerking met de NOS vaststellen van normen voor de honorering van losse medewerkers en voor de betalingen van goederen en diensten;

– het vormen van reservefondsen;

– het opstellen van een meerjarenplan, bestemd voor de Minister en het Commissariaat voor de Media.

Voorts kan zij een commissie van overleg instellen ter behartiging van aangelegenheden van gemeenschappelijk belang.

5.1.17 De Nederlandse Omroep Stichting (NOS) (1967–1987)

De handelingen van de Publieke Omroep in het bsd te vervallen.

Ingesteld bij wet van 1 maart 1967, Stb. 176; opgeheven bij de inwerkingtreding van de Mediawet.

De voorlopers van de NOS waren de Stichting ‘Nederlandse Radio Unie’ (NRU) (1965–1967 ) en de Nederlandse Televisie Stichting (NTS) (1955–1967 ). Beide waren opgericht bij notariële akte en hun taken waren geregeld in het Televisiebesluit van 1956 en het Radiobesluit van 1965. Opgeheven bij de inwerkingtreding van de Omroepwet.Van deze voorlopers zijn geen handelingen opgenomen

De Nederlandse Omroepprogramma Stichting (NOS) (1987–1994)

Bij wet van 21-4-1987 (Mediawet) genoemde opvolger van de Nederlandse Omroep Stichting, opgegaan in De Nederlandse Omroep Stichting (NOS) (1994– ) bij de gewijzigde Mediawet van 28-4-1994.

De primaire functie van de radio-, tv- en omroepstichtingen was en is het coördineren en regelen van alle omroepzaken die de aangesloten omroeporganisaties gemeen hebben en het namens de aangesloten omroeporganisaties optreden naar buiten.

Hierdoor kreeg de NRU/NTS/NOS een gemeenschappelijk, een nationaal karakter, waardoor deze zich bij uitstek leende voor bepaalde soorten programma’s die niet of minder pasten bij de verzuilde, sterk autonome afzonderlijke omroepen en daarop aanvullend waren. Bij de toewijzing van zendtijd werd hiermee ook rekening gehouden.

Was het aanvankelijk een samenwerkingsverband op vrijwillige basis op privaatrechtelijke grondslag, in de Omroepwet krijgt het samenwerkingsverband publiekrechtelijke trekken doordat het taken en bevoegdheden verwerft die een organisatie alleen door de wet kan verwerven.

In het Radio- en Televisiebesluit was daar al een begin mee gemaakt, zo konden de NTS en de NRU overeenkomsten sluiten over het uitzenden van programma’s en onkostenvergoedingen vaststellen voor zendtijdbezittende instellingen.

Aan de NOS worden door de Minister benoemingsbevoegdheden gedelegeerd en krijgt het taken en bevoegdheden die te onderscheiden zijn in het waken over het gemeenschappelijk belang van de omroepinstellingen en het vaststellen van algemene uitgangspunten, besluitvorming ten aanzien van coördinatie tussen de netten, zendtijdindeling, vaststellen van meerjarenplannen en het sluiten van overeenkomsten. De NOS bepaalt verder de tarieven voor het uitzenden van reclame in radio en televisie en draagt bij in de kosten van de door de Minister van OCenW betaalde vergoedingen aan diverse instellingen en activiteiten.

Ten slotte houdt de NOS toezicht op het interne beleid en de naleving van NOS-besluiten.

5.1.18 Stichting Etherreclame (STER) (1967–)

Ingesteld bij wet van 1-3-1967, Stb. 176 (Omroepwet).

Hoofdtaak is het uitzenden van reclameboodschappen van derden. De wet kent deze bevoegdheid toe aan de STER met uitsluiting van andere omroepinstellingen.

De STER stelt verder de tarieven vast voor het uitzenden van reclame in radio en televisie.

De (netto-)inkomsten worden ter beschikking gesteld van de Minister van OCenW ter bestrijding van de kosten verbonden aan vergoedingen aan de in de wet genoemde instellingen en activiteiten.

5.1.19 Dienst omroepbijdragen (1996–1999)

Als zelfstandig bestuursorgaan ingesteld bij wet van 19 december 1996, Stb. 648, tot wijziging van bepalingen van de Mediawet, art. 122, belast met het innen van de omroepbijdragen. Bij deze wijziging nam de Dienst omroepbijdragen de taak over van de met de inning belaste dienst van het Staatsbedrijf der PTT / Koninklijke PTT Nederland (KPN).

Aan de Dienst zijn bevoegdheden toegekend die het mogelijk maken zijn functie in grote mate van zelfstandigheid te vervullen (registratie van houders, aanmaning wanbetalers). Daarnaast heeft hij de (beschikkings)bevoegdheid om naar gelang de omstandigheden (door de wet aangegeven) al dan niet tot inning over te gaan of termijnbetaling toe te staan.

Ten slotte heeft hij de mogelijkheid om dwangmiddelen en sancties toe te passen tegen wanbetalers zoals het opleggen van boeten en het invorderen van apparatuur.

De Dienst omroepbijdragen is eind 1999 opgeheven. Sinds 2000 wordt geen kijk- en luistergeld meer betaald, maar komt de Rijksomroepbijdrage uit de algemene middelen (via de belastingen geïnd).

De zorg voor de archieven van de Dienst Omroepbijdragen is na de opheffing overgegaan naar de Minister van Financiën. Hetzelfde geldt t.a.v. de betrokkenheid bij de vaststelling van de handelingen van de Dienst Omroepbijdragen

5.1.20 Commissie voor de Perszuivering (1945–1951)

Ingesteld bij het Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. F177). Bij de Wet noodvoorziening perswezen (Stb. 1947, H211) werden zijn taken wettelijk geregeld en werd tegen uitspraken van de Commissie beroep opengesteld bij de Raad van Beroep voor de Perszuivering.

Uitspraken waartegen beroep mogelijk was hadden betrekking op het verbod gedurende ten minste 3 jaar een persorgaan uit te geven onder een tijdens de bezetting gebruikte naam en waarvan personen zijn ontzet van het recht tot functieuitoefening, het ontzetten van in de oorlog ‘foute’ redacteuren of verslaggevers van het recht om in een journalistieke functie werkzaam te zijn en de weigering een (voorlopig) certificaat van geen bezwaar aan redacteuren of verslaggevers te verlenen voor een verschijningsvergunning van hun dag- of nieuwsblad of om een journalistieke of leidinggevende functie uit te oefenen.

De Commissie bepaalde de manier waarop de uitspraken openbaargemaakt werden. Ten slotte kon zij de Minister van Perszaken eigener beweging adviseren om over te gaan tot vordering van een ‘foute’ persuitgeverij of bedrijfsonderdelen ervan.

Bij de inwerkingtreding van de Wet voorziening perswezen in 1951, die het einde van de perszuivering inluidde, werd de Commissie opgeheven.

De Raad van Beroep voor de Perszuivering is in dit BSD niet opgenomen omdat het archief van deze raad, dat na de opheffing ervan in 1951 immers een afgesloten archief is, reeds in 1970 is geïnventariseerd en overgebracht.5

5.2 De actoren op het beleidsterrein van letteren en bibliotheken

5.2.1 Minister van Cultuur

Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (1918)1945–1965),

Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (1965–1982),

Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (1982–1994),

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, belast met de zorg voor letteren en bibliotheken (1994–2000)

Onder Minister van Cultuur wordt derhalve verstaan: de Minister waaronder cultuur ressorteert.

Bibliotheken en letteren gingen in 1945, na de tweedeling van het departement in de oorlog, over van de afdelingen ‘Kultuurbescherming’ respectievelijk ‘Kunsten’ naar het DG Vorming Buiten Schoolverband, in 1960 het DG voor de Volksontwikkeling, en het DG voor Kunsten en Wetenschappen.

Bij de departementale herindeling van 1965 kwamen door de overgang van Volksontwikkeling en Kunsten naar het nieuwe departement van CRM ook de beleidsterreinen bibliotheek en letteren onder verantwoordelijkheid van de nieuwe Minister.

Alleen voor de wetenschappelijke bibliotheken aan de instellingen voor wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs, de bibliotheek van de KNAvW en de Koninklijke Bibliotheek bleef, zoals reeds aangestipt, de Minister van Onderwijs en Wetenschappen (met inbegrip van Wetenschapsbeleid) verantwoordelijk.

Deze deelbeleidsterreinen gingen, ondanks de scheidingsperikelen waarmee het ontstaan van het nieuwe Ministerie van Cultuur Recreatie en Maatschappelijk Werk in 1965 gepaard ging, naar het nieuwe Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.

De departementale herindeling van 1994 bracht met de terugkomst van cultuur (inmiddels uitgebreid met onder andere musea en archieven), de verantwoordelijkheid over het bibliotheekbeleid in zijn geheel weer terug bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dan wel de staatssecretaris van Cultuur. Voor het letterenbeleid is gedurende de gehele periode vanaf 1945 de Minister van Cultuur actor; voor bibliotheken is dat tot 1965 de Minister van Onderwijs, zij het dat de wetenschappelijke bibliotheken en de Koninklijke Bibliotheek onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen bleven vallen.

5.2.2 Minister van Justitie

Tot de competentie van de Minister van Justitie behoort de uitvoering van de Auteurswet en de daaruit voortvloeiende amvb College van Toezicht voor het leenrecht. Voor de totstandkoming van diverse besluiten van de Minister van Justitie, met name de aanwijzing van de Stichting Leenrecht die belast is met het innen en verdelen van de leenvergoedingsbedragen en benoemingen van het College van Toezicht is overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen nodig.

5.2.3 Minister van Binnenlandse Zaken

De Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de coördinatie van het rijksbeleid dat de gemeenten of provincies raakt (Provincie- en Gemeentewet). Volgens de Bibliotheekwet is dan ook overeenstemming met de Minister van BiZa nodig (en moet de Minister daartoe een besluit nemen) wanneer de Minister van Cultuur besluit gemeenten of de provincies ontheffing te verlenen van de verplichting tot het instandhouden van openbare bibliotheken, filialen, afzonderlijke jeugdafdelingen en speciale afdelingen (‘objecten van openbare bibliotheek-voorziening’ ex art. 1 lid 1g Bibliotheekwet) door een privaatrechtelijke instelling te bevorderen.

5.2.4 Adviesorganen (zie 8.1.10: algemeen):

Rijkscommissie van advies inzake het bibliotheekwezen (1922–1975)

Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken (1961–1974)

Bibliotheekraad (1975–1987)

Raad van advies voor het bibliotheekwezen en de informatieverzorging RABIN (1987–1995)

Nadat in 1960 de volksbibliotheken waren omgezet in openbare bibliotheken werd in 1961 de advisering uitgebreid bij beschikking van de staatssecretaris waarbij de Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken werd ingesteld. Deze trad hiermee op naast de vanaf 1922 reeds bestaande Rijkscommissie van advies inzake het bibliotheekwezen. Beide werden in 1974 resp. 1975 opgeheven, waarvoor de Bibliotheekraad in de plaats kwam met de inwerkingtreding van de Wet op het openbare bibliotheekwerk (Bibliotheekwet) in 1975.

In de afdelingen van deze raad voor het openbaar bibliotheekwerk en de wetenschappelijke en speciale bibliotheken werden de beleidsterreinen van de vorige adviecommissies weerspiegeld.

Na de inwerkingtreding van de Welzijnswet in 1987, waarbij de Bibliotheekwet werd ingetrokken, werd in hetzelfde jaar de Raad van advies voor het bibliotheekwezen en de informatieverzorging (RABIN) ingesteld. Bij de gelijknamige wet werd de Bibliotheekraad opgeheven.

5.2.5 Inspectie:

Commissie van toezicht van de Centrale Vereniging voor openbare Leeszalen en Bibliotheken (C.V.) ((1921)1945–1959)

(het toezicht werd ook uitgeoefend door het dagelijks bestuur van de CV)

Rijkscommissie van toezicht op de openbare bibliotheken (1959–1961)

Rijksinspectie der openbare bibliotheken (1961–1975)

Rijksinspectie van het openbare bibliotheekwerk (1975–)

Het toezicht op de objecten van openbare bibliotheekvoorziening die vergoeding van kosten (subsidie) genieten werd tot 1959 uitgeoefend door de Commissie van toezicht van de Centrale Vereniging voor openbare Leeszalen en Bibliotheken (C.V.), opgevolgd door de Rijkscommissie van toezicht op de openbare bibliotheken (1959–1961), de Rijksinspectie der openbare bibliotheken (1961–1975) en vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe Bibliotheekwet door de Rijksinspectie voor het Bibliotheekwerk (RIOB).

De inspectie ziet toe dat de bepalingen van de wet op het openbare bibliotheekwerk en van haar uitvoeringsvoorschriften worden nageleefd en heeft mede tot taak de ontwikkeling van het openbare bibliotheekwerk te bevorderen. Verder doet zij de Minister voorstellen welke zij in het belang van het openbare bibliotheekwerk nodig acht en geeft zij adviezen aan openbare bibliotheken, gemeenten en provincies en aan andere organisaties die bemoeienis hebben met het openbare bibliotheekwerk.

5.2.6 Stichting Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (1991)

Opgericht: 09/12/1991

Doelstelling:

– Vaststellen en uitvoering geven aan regelingen voor Nederlandse en Friese literaire boekuitgaven, tijdschriften en geïllustreerde kinder- en jeugdboeken;

– vaststellen en uitvoeren van vertaalbeleid;

– verstrekken van financiële uitkeringen om deze doelen na te streven.

5.2.7 College van Toezicht voor het leenrecht (1997)

Bij algemene maatregel van bestuur van 11 september 1997 (Stbl. 1997, 104) door de Minister van Justitie opgericht tot het uitoefenen van toezicht op de Stichting Leenrecht die belast is met het innen en verdelen van de leenvergoedingsbedragen (artikel 15f, tweede lid, van de Auteurswet 1912 en artikel 15a, tweede lid, van de Wet op de naburige rechten).

De Stichting Leenrecht is ingesteld in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. De overeenstemming is tevens vereist bij benoemingsbesluiten van de Minister van Justitie. Het College van Toezicht is een zelfstandig bestuursorgaan.

Het College is in 2003 opgeheven en opgegaan in het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten. Laatstgenoemd college heeft advies uitgebracht over de handelingen van het College van Toezicht voor het Leenrecht.

6. Selectie

6.1 Doelstelling van de selectie

De selectie richt zich op de (administratieve) neerslag van het handelen door overheids-organen, die vallen onder de werking van Archiefwet 19956 . De selectielijst is tot stand gekomen op grond van een wettelijk voorgeschreven procedure. Deze procedure, welke zijn grondslag heeft in art. 5 van de Archiefwet 1995, is neergelegd in de artikelen 2 tot en met 5 van het Archiefbesluit 1995, Stb. 671.

De hoofddoelstelling van de selectie is een onderscheid te maken tussen te bewaren ( dat wil zeggen naar de Rijksarchiefdienst over te brengen) en de (op termijn) te vernietigen gegevens van de bedoelde organen.

De te bewaren gegevens moeten een reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen ten opzichte van haar omgeving mogelijk maken.

In dit BSD worden de handelingen van de verschillende organen geselecteerd op hun bijdrage aan de realisering van de selectiedoelstelling. Bij de selectie gaat het er om welke gegevensbestanden, behorend bij welke handeling, en berustend bij welke actor, bewaard moeten blijven met als doel het handelen van de rijks overheid met betrekking tot het beleidsterrein wetenschappelijk onderwijs op hoofdlijnen te kunnen reconstrueren.

Het handelen van overheidsorganen bestaat uit verschillende fasen in het beleidsproces. Deze fasen zijn o.a. agendavorming, beleidsvoorbereiding, beleidsbepaling, beleidsvaststelling, beleidsuitvoering en beleidsevaluatie. Om de reconstructie van het handelen op hoofdlijnen mogelijk te maken, dient dus vooral de neerslag van de eerste vier en de laatste fase bewaard te blijven.

De gegevensbestanden kunnen zowel uit papieren- als uit digitale documenten bestaan.

Indien de neerslag in aanmerking komt voor vernietiging dan vermeld het BSD een V met een termijn. De termijn gaat in nadat het administratieve belang van de neerslag verlopen is.

6.2 Selectiecriteria

Teneinde de selectiedoelstelling te operationaliseren zijn de in het rapport institutioneel onderzoek geformuleerde handelingen gewogen aan de hand van de door PIVOT opgestelde selectiecriteria.

Uitgaande van de selectiedoelstelling heeft PIVOT in 1993 een lijst van algemene selectiecriteria geformuleerd. Bij de vaststelling van deze selectiecriteria is bepaald dat de bruikbaarheid van de criteria binnen afzienbare tijd zou worden geëvalueerd. In pril 1996 werd met dat doel een werkgroep samengesteld. Bij de samenstelling van de werkgroep is gezorgd voor inbreng vanuit zowel de Rijksarchiefdienst/PIVOT als vanuit de zorgdragers. Op 26 november 1996 werden de resultaten tijdens een PIVOT-themabijeenkomst gepresenteerd, waarna als gevolg van discussie nog enige aanpassingen volgden. Op 29 april 1997 werden de herziene selectiecriteria door het afdelingswerkoverleg vastgesteld, waarop zij werden aangeboden aan het Convent vanrijksarchivarissen en voor advies voorgelegd aan de Raad voor Cultuur en de Permanente Commissie Documentaire Informatievoorziening Rijksoverheid (PC Din). Na verwerking van de adviezen zijn de herziene selectiecriteria vastgesteld door het Convent van Rijksarchivarissen. De nieuwe selectiecriteria onderscheiden zich van de oude criteria door een streven naar een duidelijker en eenduidige redactie van de formulering van de nieuwe criteria, teneinde de werkbaarheid te vergroten.

De algemene selectiecriteria zijn positief geformuleerd, het zijn bewaarcriteria.

De criteria geven de handelingen aan die met een B gewaardeerd worden, en waarvan de neerslag dus overgebracht dient te worden.

De neerslag van de handelingen die met een V gewaardeerd worden, wordt niet overgebracht en kan op termijn vernietigd worden.

Selectiecriteria

Handelingen die gewaardeerd worden met B(ewaren)

Algemene seleciecriteria

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren

Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrument om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandig-heden en incidenten

Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de Ministeriele verantwoordleijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

Naast de algemene criteria kunnen er ten aanzien van bepaalde handelingen, eveneens binnen het kader van de selectiedoelstellingen, in een BSD beleidsterrein-specifieke criteria worden geformuleerd, die met behulp van de algemene criteria niet kunnen worden gewaardeerd. Binnen het beleidsterrein wetenschappelijk onderwijs is de noodzaak hiertoe niet aanwezig geacht.

6.3 De selectielijst

De selectielijst is geordend per actor, te beginnen bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, hierna aangeduid als de Minister van Onderwijs, die de voornaamste actor op het beleidsterrein wetenschappelijk onderwijs is.

De handelingen van deze lijst zijn doorlopend genummerd. Aangegeven worden:

RIO-nr: dit is het nummer van de handeling dat correspondeert met de nummering in het Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO) van het beleidsterrein MLB;

Handeling complex van activiteiten dat verricht wordt door één of meer actoren en dat veelal een product naar de omgeving oplevert;

Periode de jaren waarin de handeling wordt verricht;

Grondslag de (wettelijke) basis van de handeling;

Product de weergave van het juridisch-bestuurlijk niveai van het eindproduct van de handeling;

Waardering hier wordt aangegeven of de neerslag van een handeling bewaard moet worden (B) of op termijn vernietigd kan worden (V).

Bij de handelingen die met een B gewaardeerd zijn wordt het selectiecriterium vermeld dat tot dat voorstel geleid heeft. De te bewaren neerslag dient na afloop van de overbrengingstermijn overgebracht te worden naar de Rijksarchiefdienst in goede, geordende en toegankelijke staat.

Bij de handelingen die met een V gewaardeerd worden, wordt zo mogelijk de termijn aangegeven, waarna de vernietiging kan plaatsvinden. De vernietigingstermijnen zijn ingevuld op grond van informatie uit bestaande vernietigingslijsten en gesprekken met vertegenwoordigers van het juridische en administratieve belang bij de verschillende zorgdragers.

6.4 Verslag vaststelllingsprocedure

In de periode 2004–2006 is het ontwerp-BSD door de Minister van Algemene Zaken, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Buitenlandse Zaken, van Economische Zaken, van Financiën, van Justitie, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van Verkeer en Waterstaat, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en door het College van Toezicht Auteursrecht, Commissariaat voor de Media, Radio Nederland Wereldomroep, Stichting Etherreclame, het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds aan de staatssecretaris van OCW aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 1 juni 2006 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheken van de zorgdragers, het Ministerie van OC&W en de rijksarchieven in de provincie / regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.

Op 26 juli 2006 bracht de RvC advies uit (arc-2006.03029/4), hetwelk aanleiding heeft gegeven tot de volgende wijzigingen in de ontwerp-selectielijst:

De handelingen van de Raad voor Cultuur worden niet vastgesteld.

Daarop werd het BSD op 26 januari 2007 door de Algemene Rijksarchivaris, namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, en de zorgdragers vastgesteld [C/S&A/07/293-305].

SELECTIELIJST

1. MINISTER VAN CULTUUR

1.1 Algemene handelingen inzake MLB

1

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen en evalueren van het beleid inzake media, letteren en bibliotheken (MLB)

Periode: 1945–

Product:

Waardering: B 1,2 B 1,2

2

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: Het instellen, instrueren en opheffen van commissies en werkgroepen ter voorbereiding van het beleid inzake MLB

Periode: 1945–

Bron: Begrotingen

Waardering: B 1,2 B 4

3

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: Het benoemen en ontslaan van leden van commissies en werkgroepen ter voorbereiding van het beleid inzake MLB

Periode: 1945–

Bron: Begrotingen

Waardering: B 1,2

V 75 jaar na geboortedatum

4

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: Het voorbereiden van interdepartementaal overleg ten aanzien van MLB en het opstellen van verslagen van de geleverde inbreng

Periode: 1945–

Opmerking: Het betreft hier materie waarvoor een andere Minister primair verantwoordelijk is. Het product, en daarmee de handeling, kan van invloed zijn op de voorbereiding en bepaling van het eigen beleid en de beleidsuitvoering.

Waardering: B 1,2 B 1,5

5

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen inzake het MLB-beleidsterrein

Periode: 1945–

Waardering: B 1,2 B 3

6

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen inzake het MLB-beleid en het anderszins informeren van leden van of commissies uit het parlement

Periode: 1945–

Waardering: B 1,2 B 3

7

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: Het informeren van de Nationale Ombudsman en parlementaire onderzoekscommissies naar aanleiding van klachten over de gevolgen of de uitvoering van het beleid inzake MLB

Periode: 1945–

N.B.: –Zie ook Pivot-rapport Behoorlijk behandeld over de Nationale Ombudsman.

– Parlementair onderzoek gebeurt meestal door de Commissies voor de Verzoekschriften.

Waardering: B 1,2 B 3

8

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: Het beslissen op beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen inzake MLB en het voeren van verweer in beroepschriftprocedures voor administratiefrechtelijke organen

Periode: 1945–

N.B.: Zie ook Pivot-rapport Drie maal ‘s Raads recht over de Raad van State.

Waardering: B 1,2 B5

9

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen inzake het MLB-beleid

Periode: 1945–

Waardering: B 1,2 V 5

10

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van het MLB-beleid

Periode: 1945–

Waardering: B 1,2 V 5 na vervallen

B5 eindproduct

11

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: Het voorbereiden van intern onderzoek en het vaststellen van onderzoeksrapporten inzake MLB

Periode: 1945–

Opmerking: De handeling betreft ook wetenschappelijk onderzoek.

Waardering: B 1,2 B 1,2

12

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: Het voorbereiden en begeleiden van extern onderzoek inzake MLB

Periode: 1945–

Opmerking: De handeling betreft ook wetenschappelijk onderzoek.

Waardering: B 1,2 V 10

13

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: Het verstrekken van opdrachten en het vaststellen van eindrapportages van extern onderzoek inzake MLB

Periode: 1945–

Opmerking: De handeling betreft ook wetenschappelijk onderzoek.

Waardering: B 1,2 B 5

14

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: Het verstrekken van subsidies aan personen, bedrijven en instellingen die actief zijn op het gebied van MLB

Periode: 1945–

Waardering: B 1,2 V 10

Mediabeleid actor Minister van Cultuur

1.2 Wetgeving, beleid en informatieverstrekking

1.2.1 Algemene wetgeving

15

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van het Protocol betreffende het publieke omroepstelsel in de lidstaten van de Europese Unie.

Periode: 1997–

Grondslag: Verdrag van Amsterdam / EG Verdrag art. 94

Product: Protocol betreffende het publieke omroepstelsel in de lidstaten

N.B.: Dit Protocol is gehecht aan het Verdrag van Amsterdam De eigen positie van de publieke omroepen in de lidstaten wordt in dit Protocol erkend. Tevens is vastgelegd dat het Verdrag geen afbreuk doet aan de bevoegdheid van de lidstaten om te voorzien in de financiering van de publieke omroep voor de door de lidstaten vastgestelde publieke opdracht.

Waardering: B 1

16

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het waarborgen van de vrijheid van ontvangst en van de doorgifte op hun grondgebied van televisie-uitzendingen uit andere lidstaten om redenen die binnen de door de Europese richtlijn gecoördineerde gebieden vallen (vrij verkeer van televisiediensten).

Periode: 1989–

Grondslag: Europese Richtlijn art. 2 bis, Publicatieblad 1989, nr. L 298;

1997, Publicatieblad nr. L 202

Product:

Waardering: B 5

17

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van wet- en regelgeving terzake van de naleving door de televisieomroeporganisaties van de bepalingen van de Europese richtlijn en het toezicht daarop

Periode: 1989–

Grondslag: Europese Richtlijn art. 3, Publicatieblad 1989, nr. L 298;

1997, Publicatieblad nr. L 202

Product:

N.B.: Het staat de Minister vrij de televisieomroeporganisaties onder Nederlandse jurisdictie, naleving van strengere of meer gedetailleerde voorschriften te eisen op de gebieden die onder deze richtlijn vallen.

Waardering: B 1

18

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van voorstellen van wetten en algemene maatregelen van bestuur inzake de media, de wijzigingen daarop en de intrekking ervan.

Periode: 1947–

Grondslag: Grondwet (Stb. 1983, 70) art. 7 lid 2

Product: Omroepwet (1-3-1967, Stb. 176), Wet op het kijkgeld (6-10-1955, Stb. 489), Wet op de omroepbijdragen (20-12-1968, Stb. 687), Wet Voorziening Perswezen (25-4-1951, Stb. 130) Mediawet (21-4-1987,Stb. 249), Instellingswetten en -besluiten adviescolleges.

N.B.: Tot de Grondwetswijziging van 1983 regelde art. 7 (zonder onderverdeling in leden) alleen de vrijheid van drukpers.

De amvb’s zijn de besluiten van de Kroon waarbij krachtens de desbetreffende wetten sommige adviescolleges zijn ingesteld.

Waardering: B 1

19

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de uitvoering van de wet, de wijzigingen daarop en de intrekking ervan.

Periode: 1967–

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 65, Mediawet (Stb. 1987, 249)

Wet op het kijkgeld (Stb. 1955, 489)

Product: Omroepbesluit (1-4-1969, Stb. 180), Mediabesluit (19-11-1987, Stb. 573),

Kijkgeldbesluit (24-12-1955, Stb. 580)

Waardering: B 1

20

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de invoering van artikelen van de Mediawet of onderdelen daarvan en inzake regels met betrekking tot de invoering van de wet in gevallen waarin geen overgangsmaatregelen zijn getroffen.

Periode: 1987–

Grondslag: Wijzigingswet op de Mediawet (Stb. 1997, 544) art. IV; Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 160

Product: amvb van 17-12-1997, Stb. 18, houdende enkele bepalingen van overgangsrecht in verband met de invoering van de wet van 13-11-1997 (Stb. 544). Mediabesluit (Stb. 1987, 573) art. 74 t/m 77.

N.B.: Het stellen van bedoelde regels is niet langer mogelijk dan tot twee jaar na de inwerkingtreding van deze bepaling. Bij wetswijziging Stb. 1994/385 vervalt deze bepaling. Bij wijziging Stb. 1994/914 van het amvb vervallen de art. 74-77 alsmede 77b en c.

Waardering: B 1

21

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een kb inzake regeling van de gevallen waarin de wijzigingswet Stb, 1999/573 niet voorziet.

Periode: 1999–2001

Grondslag: Mediawet (Stb. 1999, 573) art. IX lid 1

Product: amvb

N.B.: De wet geeft deze mogelijkheid tot twee jaar na de inwerkingtreding ervan.

Waardering: B 1,5

22

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een kb inzake het tijdstip van inwerkingtreding van de mediawet- en regelgeving en de wijzigingen daarop.

Periode: 1978–

Grondslag: Omroepwet, Mediawet en de wijzigingswetten

Product: kb

N.B.: Het betreft de Omroepwet Stb. 1978, 665 (Wijzigingswet op de Omroepwet Stb. 1978/665, art. V) de Mediawet (Mediawet Stb.1987/249, art. 176); het Mediabesluit (Mediabesluit Stb. 1987/573, art. 81); de wijzigingswetten Stb. 1997/336, 1997/544, en 1999/573 (de resp. artt. VIII, VI en X); artikel II, onderdelen A, E, F, G en I van de wet Stb.1997/336 (Wijzigingswet op de Mediawet Stb. 1997/336, art. VIII); wet Stb. 1996, 648 (Wijzigingswet op de Mediawet Stb. 1996/648, art. XI lid 2).

Waardering: B 1,5

1.2.2 Ontwikkeling, evaluatie en verantwoording van beleid

23

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het instellen van commissies die adviseren over (aspecten van) het te voeren beleid ten aanzien van de media

Periode: 1945–

Grondslag:

Product: beschikking

Waardering: B 4

24

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden, mede vaststellen en coördineren van het beleid inzake de media

Periode: 1945–

Grondslag:

Product: nota’s

Waardering: B 1,2

25

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het instellen van commissies die adviseren over de evaluatie van het mediabeleid.

Periode: 1945–

Grondslag:

Product: beschikking

Waardering: B 4

26

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het opstellen van periodieke verslagen over de ontwikkelingen van het mediabeleid

Periode: 1945–

Grondslag:

Product: jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen

Waardering: B 3

27

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van de Kamers der Staten-Generaal inzake de media

Periode: 1945–

Grondslag:

Product: brieven, notities

Waardering: B 2,3

28

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verstrekken van informatie aan de Commissies voor de Verzoekschriften van de Staten Generaal, aan overige kamercommissies en aan de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten van burgers over het gevoerde mediabeleid

Periode: 1945–

Grondslag:

Product: brieven, notities

Waardering: B 3

29

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het beslissen op beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen inzake de media en het voeren van verweer in beroepschriftenprocedures voor de Raad van State en/of de kantonrechter

Periode: 1945–

Grondslag:

Product: beschikkingen, verweerschriften

N.B.: voor een uitgebreide verhandeling van de administratieve rechtsgang van de burger raadplege men het RIO betreffende de Raad van State7 .

Waardering: V 20

Volgens de selectielijst Rechterlijke macht worden de kerndocumenten van een rechtsgang bewaard. Het Nationaal Archief vindt dat daarmee voldoende wordt bewaard met betrekking tot de rechtsgang in het kader van het instellen van beroep. Bovendien zijn er in het deelterrein media een aantal handelingen die de beslechting van geschillen betreffen, die worden gewaardeerd met een B

1.2.3 Verstrekken van informatie

30

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen inzake de media

Periode: 1945–

Grondslag:

Product: brieven, notities

Waardering: V 5

1.3 Adviesorganen en het Commissariaat voor de Media

1.3.1 Radioraad (1928) 1945–1969, Televisieraad 1953–1954

31

Actor: Minister van Cultuur, Minister van Verkeer en Waterstaat

Handeling: het voorbereiden van een koninklijke besluit inzake benoeming en ontslag van de voorzitters, secretarissen en leden van de Radioraad

Periode: 1945–1967

Grondslag: Telegraaf- en Telefoonwet (Stb. 1904, 7) art. 3quater;

Product: kb

N.B.: Bij wijziging Telegraaf- en Telefoonwet 1948/I 490 is de verantwoordelijke Minister niet meer de Minister van Verkeer en Waterstaat maar de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen

Waardering: V 75 jaar na geboortedatum

32

Actor: Minister van Cultuur, Minister van Verkeer en Waterstaat

Handeling: het vaststellen van instructies voor de Radioraad

Periode: 1945–1967

Grondslag: Telegraaf- en Telefoonwet (Stb. 1904, 7) art. 3quater

Product: kb

N.B.: Bij wijziging Telegraaf- en Telefoonwet 1948 / I 490 is de verantwoordelijke Minister niet meer de Minister van Verkeer en Waterstaat maar de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.

Waardering: B 5

1.3.2 Omroepraad 1969–1988

35

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een koninklijke besluit inzake benoeming en ontslag van de voorzitters, secretarissen en leden van de Omroepraad

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 1, lid 5, art. 2, art. 8

Product: kb

Waardering: V 75 (jaar na geboortedatum

36

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het stellen van regels inzake de rechtspositie van de leden van adviescolleges, bezoldiging, reis- en verblijfkostenvergoedingen en vacatiegelden.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 8 lid 4 en 6, art. 9 lid 4;

Product: amvb, Ministeriële regeling

Waardering: V10

37

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het toekennen van vergoedingen, schadeloosstellingen en vacatiegelden aan leden van adviescolleges.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 8 lid 5; art. 1 lid 8

Product: beschikking

Waardering: V 10

38

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van instructies voor de Omroepraad

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176), art. 9 lid 1

Product: kb

Waardering: B 5

1.3.3 Reclameraad 1965–1988

41

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een koninklijke besluit inzake benoeming en ontslag van de voorzitter van de Reclameraad

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 49 lid 5, Besluit Instelling Reclameraad (Stb. 1965, 486)

Product: kb

Waardering: V 75 na geboortedatum

42

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bepalen van het aantal leden van de Reclameraad

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 49 lid 4 en 6

Product: beschikking

Waardering: V 5

43

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen van de leden van de Reclameraad

Periode: 1965–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 49 lid 4 en 6; Besluit Instelling Reclameraad (Stb. 1965, 486) art. 1 lid 3 en 5

Product: beschikking

N.B.: Bij wijziging Omroepwet Stb. 1978/665 geschiedt de aanbeveling voor de helft van de te benoemen leden. In art. III wordt bepaald dat binnen zes maanden na het in werking treden van de desbetreffende bepalingen van de wet de Minister de leden van de Reclameraad ontslaat en de nieuwe leden benoemt.

Waardering: V 75

44

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het aanwijzen van instellingen die een aanbeveling moeten opstellen voor de benoeming van de leden van de Reclameraad.

Periode: 1969–1987

Grondslag: Omroepbesluit (Stb. 1969, 180) art. 21 lid 1

Product: beschikking

N.B.: Bij wijziging Omroepwet Stb. 1978/665 geschiedt de aanbeveling voor de helft van de te benoemen leden. In art. III wordt bepaald dat binnen zes maanden na het in werking treden van de desbetreffende bepalingen van de wet de Minister de leden van de Reclameraad ontslaat en de nieuwe leden benoemt.

Waardering: B 4

45

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het toekennen van vergoedingen, schadeloosstellingen en vacatiegelden aan leden van de Reclameraad.

Periode: 1965–1995

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 49 lid 10; Besluit Instelling Reclameraad (Stb. 1965, 486) art. 1 lid 8

Product: beschikking

Waardering: V 10

46

Actor: Ministers van Cultuur; Minister van Economische Zaken;

Handeling: het aanwijzen van waarnemers als hun vertegenwoordigers bij de Reclameraad;

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 49 lid 8;

Product: beschikking

Waardering: V 5

47

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van een instructie voor de Reclameraad

Periode: 1967–1988

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 49 lid 3

Product: kb

Waardering: B 4

49

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van de begroting en de jaarrekening van de Reclameraad

Periode: 1967–1988

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 49 lid 11 en 12

Product: beschikking

Waardering: V 10

1.3.4 Persraad 1945–1988

53

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een koninklijke besluit inzake benoeming en ontslag van de voorzitter, secretaris en leden van de Persraad

Periode: 1947–1988

Grondslag: Wet Noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 29 lid 2, Wet Voorziening Perswezen (Stb. 1951, 130) art. 3 lid 2

Product: kb

Waardering: V 75 na geboortedatum

54

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen/aanwijzen van de secretaris van de Persraad.

Periode: 1947–1988

Grondslag: Wet Noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 29 lid 3; Wet Voorziening Perswezen (Stb. 1951, 130) art. 3 lid 3

Product: beschikking

Waardering: V 5

1.3.5 Mediaraad 1988–1995

57

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een koninklijk besluit inzake benoeming en ontslag van de voorzitter, secretaris en leden van de Mediaraad.

Periode: 1987–1995

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art.3 lid 2, art. 4 lid 2, art. 10 lid 1;

Product: kb

Waardering: V 75 na geboortedatum

58

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen/aanwijzen van het secretariaatspersoneel van de Mediaraad.

Periode: 1987–1995

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 4 lid 3;

Product: beschikking

Waardering: V 75 na geboortedatum

59

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het stellen van regels inzake de rechtspositie van de leden van adviescolleges, bezoldiging, reis- en verblijfkostenvergoedingen en vacatiegelden.

Periode: 1987–1955

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 10 lid 5

Product: amvb, Ministeriële regeling

Waardering: V10

60

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het toekennen van vergoedingen, schadeloosstellingen en vacatiegelden aan leden van adviescolleges.

Periode: 1965–1995

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 8 lid 5; Besluit Instelling Reclameraad (Stb. 1965, 486) art. 1 lid 8; Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 49 lid 10, Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 8 lid 1 en 2

Product: beschikking

Waardering: V 10

61

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van door de Mediaraad gestelde regels ten aanzien van de eigen werkwijze

Periode: 1987–1995

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 5 lid 1, art. 11 lid 3, art. 5 lid 1, art. 11 lid 3

Product: kb, beschikking

Waardering: V 10

64

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van de begroting en de jaarrekening van de Mediaraad.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 12

Product: beschikking

Waardering: V 10

66

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vergoeden van de goedgekeurde kosten van de Mediaraad

Periode: 1987–1995

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 8 lid 1, art. 12

Product: beschikking

Waardering: V 10

1.3.6 Commissariaat voor de Media 1988–

68

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een koninklijk besluit inzake benoeming en ontslag van de voorzitter en leden van het Commissariaat voor de Media.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 10 lid 1;

Product: kb

Waardering: V75

69 vervallen

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen van de directeur van het bureau van het Commissariaat voor de Media.

Periode: 1987–1990

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 157;

Product: beschikking

N.B.: Het art. bepaalt dat alleen de eerste benoeming door de Minister geschiedt. Bij de volgende wetswijziging vervalt het artikel dan ook.

Waardering: V 75

70

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van door het Commissariaat voor de Media gestelde regels ten aanzien van de eigen werkwijze

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 11 lid 3,

Product: beschikking

Waardering: V 10

73

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van de begroting en de jaarrekening van het Commissariaat voor de Media.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 12

Product: beschikking

Waardering: V 10

74

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vergoeden van de goedgekeurde kosten van het Commissariaat voor de Media

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 8 lid 1, art. 12

Product: beschikking

Waardering: V 10

1.3.6.1 Besluiten van het Commissariaat voor de Media

76

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het schorsen van besluiten van het Commissariaat voor de Media die rechtsgevolgen hebben.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 13 lid 1, 4 en 5

Product: beschikking

Waardering: B 5

77

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een kb inzake het vernietigen van besluiten van het Commissariaat voor de Media die rechtsgevolgen hebben.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 13 lid 1, 4 en 5

Product: kb

Waardering: B 5

1.4 De publieke omroep

1.4.1 Algemeen

1.4.1.1 Concessies voor landelijke omroep

Regeling, procedures

78

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het instellen van een hoorcommissie voor het adviseren omtrent concessieaanvragen en de toetsing van het daarbij behorende beleidsplan.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 34 en 36b lid 2

Product: beschikking

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1994/946 is art. 36b vervallen.

Waardering: B 4

81

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bepalen van de peildatum voor de vaststelling door het Commissariaat van het aantal leden van een omroepvereniging

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 32 lid 3

Product: beschikking

Waardering: V 10

Verlenen van (voorlopige) concessies

82

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van (voorlopige) concessies aan omroepverenigingen en aan een samenwerkingsverband van tenminste drie of twee aanvragers en de Nederlandse Programma Stichting

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 37 lid 1, art. 34a lid 1, Mediabesluit (Stb. 1994, 914) art. 1, lid 2 en 3

Product: beschikking

N.B.: Indien de samenwerking niet tot stand komt en dit de aanvrager/concessionaris naar het oordeel van de Minister geen verwijt treft, dan wordt de concessie, ingevolge art. 34a lid2 en 34b lid 2 toch voor 10 jaar i.p.v. 5 jaar verleend.

Bij wetswijziging Stb. 1994/946 zijn deze artikelen vervallen.

Waardering: B5

83

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bepalen van het televisieprogrammanet waarop de zendtijd van de (voorlopige) concessionaris en van de NPS zal worden ingedeeld en het herzien van zijn besluit tot zendtijdindeling.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 35 lid 1, art. 37c lid 3, art. 35 lid 4, jo. lid 2 en 3

Product: beschikking

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1994/946 vervalt art. 35 lid 4, jo. lid 2 en 3 (herziening zendtijdindeling)

Waardering: B5

84

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het doen van een mededeling bij de concessieverlening of de concessionaris wordt aangemerkt als een omroepvereniging A, B of C.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 35 lid 5

Product: mededeling

Waardering: V 10

86

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het afwijzen van een aanvraag voor een (voorlopige) concessie indien niet wordt of zal worden voldaan aan de wettelijke of andere vereisten.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 36 lid 1 en 2a en b, art. 36 lid 2c, art. 37d lid 1 en 2a en b, art. 37d lid 2c

Product: beschikking

N.B.: Bij niet of onvoldoende voldoen aan andere vereisten kan de Minister bij de afwijzing zijn eigen oordeel mee laten wegen (discretionaire bevoegdheid).

Waardering: B5

87

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het maken van bezwaar tegen wijzigingen van het bij de (voorlopige) concessie behorende beleidsplan van de omroep indien dit in de gewijzigde vorm reeds tot afwijzing van de concessieaanvraag geleid zou hebben.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 36a lid 3, art. 37 e lid 3

Product: nota

Waardering: B5

88

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het toetsen van het bij de tienjarige concessie behorende beleidsplan aan de eisen van een behoorlijke uitvoering gedurende de afgelopen vijf jaar.

Periode: 1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 36b lid 1

Product: beschikking

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1994/946 vervallen.

Waardering: V10

89

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het intrekken van een (voorlopige) concessie indien de concessionaris niet meer voldoet aan de wettelijke eisen voor het zijn van een omroepvereniging of indien bepaalde omstandigheden daartoe aanleiding hebben gegeven.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) 36c lid 1, art. 38 lid 1, art. 36c lid 2, art. 38 lid 2

Product: beschikking

N.B.: De genoemde omstandigheden hebben betrekking op het niet of niet naar behoren uitvoeren van het beleidsplan en ten minste tweemaal in een jaar een sanctie opgelegd hebben gekregen van het Commissariaat voor de Media ter zake van een overtreding.

Bij wetswijziging Stb. 1994/946 vervalt de eerstgenoemde omstandigheid.

Waardering: B 5

90

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bij de intrekking van een concessie herzien van zijn besluit tot zendtijdindeling op een door hem bepaald televisieprogrammanet.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 36c lid 3

Product: beschikking

Waardering: B5

1.4.1.2 Zendmachtiging en zendtijdtoewijzing

91

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van een zendmachtiging aan de omroeporganisaties en andere instellingen, en het verbinden van voorwaarden daaraan.

Periode: 1955–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 17 t/m 19, art 20 lid 2

Product: beschikking

N.B.: De omroeporganisaties zijn de AVRO, de KRO, de NCRV, de VARA en de VPRO. Met de andere instellingen worden bedoeld de NTS, kerkgenootschappen, bij wijziging Stb, 1965/485 uitgebreid met aspirant-omroeporganisaties, genootschappen op geestelijke grondslag, politieke partijen die één of meer zetels in de Tweede Kamer der Staten- Generaal hebben en instellingen die aan nader door het besluit bepaalde vereisten voldoen..

Waardering: B5

92

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het toewijzen, dan wel het intrekken van de toewijzing, van zendtijd, aan in de wet genoemde organisaties, en het verbinden van voorwaarden.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 13 tot en met 20; art. 33; art. 34,

Product: beschikking

N.B.1:Bedoelde organisaties zijn: omroeporganisaties (art. 13), aspirant-omroeporganisaties (art.14), de NOS (art. 15), kerkgenootschappen (art. 16), genootschappen op geestelijke grondslag (art. 17), politieke partijen of groeperingen (art. 18 lid 1 en 2 (lid 3, wetswijziging 1982/450), andere instellingen voor zover zij voldoen aan in de wet gestelde eisen (art. 19), de Reclamestichting (art. 20) en de regionale omroepinstellingen (art. 21, bij wetswijziging Stb. 1978/665).

N.B.2: Aspirant-omroeporganisaties (art. 14) waarvan de programma’s dermate lijken op programma’s van andere omroeporganisaties, dat het de verscheidenheid in de omroep niet vergroot, krijgen geen zendtijd toegewezen (art. 14 lid 3, bij wetswijziging Stb. 1978/665).

N.B.3: Indien intrekking van de toewijzing de organisatie er gedurende een jaar alsnog in slaagt te voldoen aan het vereiste van het minimum aantal leden (Omroepwet art. 13 lid 2, 8e), wordt de intrekkingsmaatregel niet genomen.

N.B.4: Bij de inwerkingtreding van de Mediawet in 1987 is de bevoegdheid, bij overigens gelijkluidend artikel, overgegaan naar het Commissariaat voor de Media.

Waardering: B 5

94

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van toestemming tot het dienstbaar doen zijn van uitzendingen aan reclamedoeleinden.

Periode: 1955–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 5

Product: beschikking

Waardering: B5

95

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van toestemming aan omroepinstellingen uitzendingen te verzorgen voor reclamedoeleinden.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 11

Product: beschikking

Waardering: B5

96

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het instellen van een onderzoek in de ledenadministratie van (aspirant-) omroeporganisaties naar houders van omroepkaarten dan wel het aantal leden of contribuanten.

Periode: 1969–

Grondslag: Omroepbesluit (Stb. 1969, 180) art. 7

Product: beschikking

N.B.: Art. 6 lid 2 verplicht de (aspirant-) omroeporganisaties een accountants-verklaring te overleggen betreffende het aantal leden of contibuanten.

gedogen’) een gedoogplicht.

Waardering: V5

Onderzoeksrapport: B5

97

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het nemen van een beslissing op aanvragen tot toewijzing of verruiming van zendtijd dan wel het intrekken daarvan.

Periode: 1969–

Grondslag: Omroepbesluit (Stb. 1969, 180) art. 8 lid 2; art. 10 lid 1

Product: beschikking

Waardering: V10

98

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het treffen van een afwijkende regeling inzake het van kracht worden van de toewijzing of verruiming van zendtijd of het intrekken ervan.

Periode: 1969–

Grondslag Mediabesluit (Stb. 1987, 573) art. 2 t/m 4 en 18 t/m 24

Product: beschikking

N.B.: Bij wijziging Stb. 1980/15 wordt een afwijkende regeling alleen bepaald voor zover het betreft zendtijd van politieke partijen of groeperingen.

Waardering: B 5

101

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake een percentage zendtijd per uur en een percentage van de beschikbare zendtijd voor landelijke omroep t.b.v. de Stichting Etherreclame.

Periode: 1990–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 39 lid 1; Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 39b

Product: Mediabesluit (Stb. 1991, 382) art. 6a; Mediabesluit (Stb. 1994, 914) art. 7

N.B.: Bij wetswijziging 1994/386 vervalt het percentage zendtijd per uur.

Waardering: B 5

103

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van besluiten van het Commissariaat voor de Media tot toewijzing van zendtijd boven de door de Minister vastgestelde hoeveelheid of tot afwijking ervan

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 32; Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 39i

Product: beschikking

Waardering: V10

105

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen, verdelen en toewijzen van zendtijd voor de radio- en televisie-omroep

Periode: 1967–

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 26 lid 1, 2 en 3 (bij wetswijziging Stb. 1978/665: lid 3 resp. 6 en 4); Omroepwet (Stb. 1978, 665) art. 26 lid 5; Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 31 lid 2; Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 39c lid 1 en 2

Product: beschikking

Waardering: B 5

N.B.: Wanneer dit voor de uitvoering van de bepalingen noodzakelijk is, kunnen verdeling en toewijzing van zendtijd worden herzien.

Bij de toewijzing kunnen dagen, uren en zendernetten worden aangewezen waarop door de zendtijd verkrijgende instellingen wordt uitgezonden.

106

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het geheel of gedeeltelijk overdragen aan de NOS van de taak betreffende het aanwijzen van de dagen, uren en zendernetten waarop door de zendtijd verkrijgende instellingen wordt uitgezonden en geven van richtlijnen daarbij.

Periode: 1978–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1978, 665) art. 26 lid 5

Product: mandaatbesluit

Waardering: B 5

107

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van toestemming voor het uitzenden van een programma naar méér dan een ontvanger.

Periode: 1987–1997

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 167 lid 1

Product: beschikking

Waardering: B5

108

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het regelen van de gevolgen van een incidentele zendtijdtoewijzing.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 26 lid 4

Product: Ministeriële regeling

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1978/665 vernummerd tot lid 7

Waardering: B 5

1.4.1.3 Rechten en verplichtingen van omroepinstellingen

Verstrekken van programmagegevens

116

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bepalen van de termijn waarbinnen tussen de NOS en de persorganisaties overeenstemming moet zijn bereikt inzake de verstrekking van de programmagegevens.

Periode: 1969–

Grondslag: Omroepbesluit (Stb. 1969, 180) art. 15 lid 2

Product: besluit

Waardering: V10

117

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het nemen van maatregelen indien tussen de NOS en de persorganisaties geen overeenstemming is bereikt inzake de verstrekking van de programmagegevens.

Periode: 1969–

Grondslag: Omroepbesluit (Stb. 1969, 180) art. 15 lid 2

Product: regeling

Waardering: B 5

Rechten en verplichtingen t.a.v. de programma’s

119

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van toestemming tot het uitzenden van (gedeelten van) films, geschikt voor vertoning aan personen van 14 jaar en ouder.

Periode: 1955–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 4 lid 3

Product: beschikking

Waardering: V 10

120

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake het percentage culturele, informatieve of educatieve onderdelen van het televisieprogramma van binnen een rechtspersoon samenwerkende omroepverenigingen en het percentage binnen het culturele programmaonderdeel dat tenminste besteed moet worden aan kunst.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 385) art. 51a lid 1

Product: amvb

Waardering: B 5

N.B.: De vaststelling van elk der genoemde percentages geschiedt bij afzonderlijk amvb

121

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van ontheffing van het verbod dat programma’s andere reclame-uitingen bevatten dan uitdrukkelijk bij wet toegestaan.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 52 lid 3, 76 lid 2

Product: beschikking

Waardering: B5

122

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het geheel of ten dele overdragen van de bevoegdheid ontheffing te verlenen van niet bij wet toegestane reclame-uitingen aan het Commissariaat voor de Media.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 52 lid 3, 76 lid 2

Product: beschikking 17-2-1988 (Stcrt. 49)

Waardering: B5

Toetsbeelden

125

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de gevallen dat geen toetsbeelden worden uitgezonden.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 167B lid 2

Product: amvb

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1996/219 is art. 167B vernummerd tot 167C

Waardering: V15

Overige rechten en plichten

128

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een AMvB inzake nadere eisen aan het verrichten van nevenactiviteiten door instellingen die zendtijd hebben verkregen.

Periode: 1997–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 57a lid 2 en lid 1

Product: amvb

Waardering: B 5

129

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een AMvB inzake het toestaan van nevenactiviteiten die verband houden met het uitzenden van een programma of het verrichten van andere diensten en inzake het uitwerken van de eisen hiervoor.

Periode: 1997(336)–1997(544)

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 57b lid 1

Product: amvb

N.B.: Onder andere diensten wordt verstaan het verzenden van informatie in de vorm van beeld, geluid of anderszins door slechts één of een besloten groep ontvanger(s) of aangeslotene(n).

Waardering: B 5

131

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een AMvB inzake de wijze waarop de omroepinstellingen hun programma’s aan het Nederlands Omroepproductie Bedrijf ter uitzending aaN.B.: ieden.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 63

Product: amvb

Waardering: V15

133

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bijstellen van de minimum contrubutiebedragen voor het omroepverenigingslidmaatschap aan de hand van de door het CBS vastgestelde prijsindexcijfer.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 64 lid 2

Product: beschikking

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1994, 386 wordt dit bij amvb geregeld.

De bijstelling gebeurt n.a.v. de ontwikkeling van de CBS-prijsindex voor de gezinsconsumptie en de prijsontwikkeling van het programmablad.

Bij wetswijziging Stb. 1997/544 vervalt het laatstgenoemde gegeven.

Waardering: V5

136

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van het meerjarenplan en de jaarrekening van de instellingen t.b.v. het in stand houden en exploiteren van een omroeparchief en van omroeporkesten, omroepkoren en een muziekbibliotheek.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 170a lid 3

Product: beschikking

Waardering: V10

137

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verbinden van voorschriften aan het ter beschikking stellen van een vergoeding aan omroepinstellingen voor de instandhouding van bepaalde activiteiten.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 170a lid 4

Product: beschikking

N.B.: Het betreft het omroeparchief, de omroeporkesten en –koren en de muziekbibliotheek.

Waardering: B 5

1.4.2 De publieke omroeporganisaties

1.4.2.1 De Nederlandse Televisie Stichting (NTS) (1955–1967 )

De Stichting ‘Nederlandse Radio Unie’ (NRU) (1965–1967 )

138

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van kb’s inzake benoeming, schorsing en ontslag van de voorzitters van de NTS/NRU en hun commissies

Periode: 1958–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 28 lid 2, art. 30 lid 3, art. 33 lid 2; Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 19 lid 2, art, 21 lid 3, art. 23 lid 2;

Product: kb

Waardering: V75 na geboortedatum

139

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen/aanwijzen van voorzitter en bestuursleden van de NTS en de NRU

Periode: 1955–1965

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 9, art.28 lid 2 (bij wijziging Stb. 1958/457: lid 3), art.29, art. 28 lid 5, art. 33 lid 2; Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 19 lid 5;

Product beschikking

N.B.: Voor de Programmacommissie van de NTS wijzen de omroeporganisaties elk tevens één lid aan. Bij wijziging TV-besluit Stb. 1958/457 is deze bevoegdheid bij uitsluiting aan de omroeporganisaties toegekend.

Waardering: V15

141

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van de benoeming door het NTS-bestuur van de algemene secretaris en van de vaststelling van de instructie.

Periode: 1955–1958

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 30 lid 2

Product: beschikking

Waardering: V15

142

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van het aantal leden van de NTS- en NRU -besturen

Periode: 1965–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 28 lid 1 en 3 (bij wijziging Stb. 1958/457: lid 4), art. 33 lid 2; Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 19 lid 1, art. 23 lid 2

Product: beschikking

N.B.: T.a.v. het NTS-bestuur (tv-besluit art. 28 lid 3) wordt bepaald dat de aanwijzing zelf geschiedt door de Omroeporganisaties.

Waardering: V10

143

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het regelen van de rechtspositie van voorzitter en leden van het NTS- en NRU-bestuur

Periode: 1960–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 28 lid 2; Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 19 lid 2

Product: Ministeriële regeling;

Waardering: V10

145

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van de door de NRU en de NTS vastgestelde normen voor de honorering van losse medewerkers, van de normen voor betaling van levering van diensten en andere vormen van medewerking en van de gesloten CAO’s

Periode: 1965–1967

Grondslag: Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 35;

Product beschikking

N.B.1: Van 1955 tot 1965 regelde alleen het Televisiebesluit (Stb. 1955, 579, art. 26 lid 1g) de vaststelling van arbeidsvoorwaarden en normen door de NTS in samenwerking met de NRU, later, bij wijziging van dat besluit (Stb. 1965/485) tevens in overleg met de Wereldomroep.

Waardering: V10

146

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het toekennen van een schadeloosstelling aan de leden van de NTS/NRU, de programmacoördinatiecommissie en van de programmaraad.

Periode: 1965–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 28 lid 10, 30 lid 4 en 33 lid 6; Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 19 lid 10, 21 lid 4 en 23 lid 6

Product: beschikking

Waardering: V10

147

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen, goedkeuren van (wijzigingen van) de statuten van de NTS/NRU

Periode: 1955–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 27; Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 18 lid 3;

Product: beschikking

Waardering: B4

149

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van het NTS-bestuursbesluit tot liquidatie van de NTS en het geven van een bestemming van het daaruit voortvloeiende batig saldo in het belang van de televisie

Periode: 1955–1965

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 31 lid 2

Product: beschikking

Waardering: B4

150

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het machtigen van de NTS om betrekkingen te onderhouden of overeenkomsten te sluiten met vreemde mogendheden of internationale organisaties.

Periode: 1955–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 26 lid 3

Product beschikking

Waardering: B5

153

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bepalen welke dagen als nationale feest- of herdenkingsdagen moeten worden aangemerkt i.v.m. de uitzending door de NTS / NRU van een nationaal programma.

Periode: 1955–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 34 lid 2; Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 25 lid 2

Product: beschikking

Waardering: V 10

154

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het schorsen en vernietigen van besluiten van het NTS/NRU-bestuur wegens strijd met de wet, de statuten of reglementen of het algemeen belang.

Periode: 1955–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 32 lid 1, 2 en 3; Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 39 lid 2 en 3;

Product: beschikking, kb

N.B.: Vernietiging geschiedt van 1955–1960 (TV-besluit art.32 lid 1) bij beschikking, en wel binnen dertig dagen nadat hij de notulen van de vergadering waarin het bestreden besluit werd genomen heeft ontvangen. Bij wijziging TV-besluit Stb. 1958/457 wordt de beslissing tot vernietiging genomen op voordracht door de Regeringscommissaris voor de omroep en 14 dagen na datum van vergadering.

Na 1960 is voor vernietiging van besluiten een kb nodig. Schorsing geschiedt bij beschikking, en geldt voor ten hoogste één jaar.

Waardering: B5

1.4.2.2 De Nederlandse Omroep Stichting (NOS) (1967–1987 )

De Nederlandse Omroepprogramma Stichting (NOS) (1987–1994)

De Nederlandse Omroep Stichting (NOS) (1994– )

155

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van kb’s inzake benoeming, schorsing en ontslag van de voorzitters van de NOS en hun raden en commissies

Periode: 1958–

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 41 lid 2, art. 44 lid 4, art. 45 lid 6; Mediawet Stb. 1987, 249) art. 18 lid 2, art. 20 lid 2, art. 18a lid 2;

Product: kb

Waardering: V75 na geboortedatum

156

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van regelingen betreffende de onverenigbaarheid van functies van in het bestuur, raden en commissies binnen de NOS.

Periode: 1969–1987

Grondslag: Omroepbesluit (Stb. 1969, 180) art. 18 lid 2

Product: regeling

Waardering: B5

157

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen/aanwijzen van voorzitter en bestuursleden van de NOS en de programmacommissies

Periode: 1955–1994

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 41 lid 2, art. 44 lid 4; Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 18 lid 3, art. 18a lid 3, art. 19 lid 2

Product beschikking

Waardering: V15

161

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van het aantal leden van het NOS-bestuur en de programmaraden.

Periode: 1965–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 41 lid 1, art. 44 lid 3 en 6

Product: beschikking

N.B.: T.a.v. de programmaraden van de NOS (Omroepwet art.44 lid 6) wordt bepaald dat de aanwijzing zelf geschiedt door de kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag.

Waardering: V10

162

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het aanwijzen van maatschappelijke en culturele organisaties of organisaties van etnische en culturele minderheden voor de benoeming van leden van de programmaraad van de NOS.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 20 lid 4 en 5

Product: beschikking

Waardering: B5

163

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het regelen van de rechtspositie van voorzitter en leden van het NOS-bestuur en de raden en commissies

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 41 lid 2, art. 46 lid 1; Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 23

Product: Ministeriële regeling;

N.B.: Bij wijziging Mediawet van 1994 (Stb. 385) is (NOS)bestuur vervangen door algemeen bestuur en dagelijks bestuur en bij wijziging Mediawet van 1997, Stb. 544 door Raad van Toezicht en Raad van Bestuur)

Waardering: V10

164

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken goedkeuren van de door de NOS met de Wereldomroep vastgestelde normen voor de honorering van losse medewerkers, van de normen voor betaling van levering van diensten en andere vormen van medewerking en van de gesloten CAO’s

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 39 lid 2g en 2h; art. 51 lid 2c; Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 16 lid 2h en 2i (bij wetswijziging Stb. 1994/386: 2j resp. 2k)

Product beschikking

Waardering: V10

166

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen, goedkeuren van (wijzigingen van) de statuten van de NOS

Periode: 1955–

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 40 lid 1, Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 24 lid 1

Product: beschikking

N.B.: Cf. Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 18b lid 2c geschiedt wijziging van de statuten van de NOS door de Raad van Bestuur van de NOS.

Waardering: B 4

169

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bepalen dat instellingen die televisiezendtijd moeten afstaan t.b.v. politieke partijen, geen vervangende zendtijd krijgen.

Periode: 1969–

Grondslag: Omroepbesluit (Stb. 1969, 180) art. 11 lid 2

Product: beschikking

N.B.: Het Omroepbesluit eist een uitdrukkelijk besluit, zonder welke de instellingen altijd vervangende zendtijd krijgen. De Minister stelt hiervoor het tijdstip vast.

Waardering: B 5

170

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van een machtiging aan de NOS tot vaststelling van het tijdstip waarop vervangende televisiezendtijd voor instellingen die deze hebben moeten afstaan, een aanvang neemt.

Periode: 1969–

Grondslag: Omroepbesluit (Stb. 1969, 180) art. 11 lid 2

Product: beschikking

Waardering: V10

171

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlijden voor een notaris van akte inzake een vermogensverdeling en –toewijzing t.b.v. de NOS, het Commissariaat, het NOB en de Beheerstichting, en de ontbinding van de NOS.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 142 lid 1

Product: notariële akte

Waardering: B 5

173

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voeren van overleg met de NOS inzake de vertegenwoordiging van de omroepinstellingen in internationale omroeporganisaties en de medewerking aan de oprichting van dergelijke organisaties.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 16 lid 2d

Product: notulen

Waardering: B 5

175

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van goedkeuring aan de NOS van medewerking aan een Europees televisieprogramma dat mede op het Nederlands publiek is gericht.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 16 lid 2e

Product: beschikking

Waardering: V10

176

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het aanwijzen van een dagblad- en nieuwsbladorganisatie voor de verzorging door de NOS van het teletekstprogramma voor landelijke omroep.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 17

Product: beschikking

N.B.: De beschikking had betrekking op de aanwijzing van de Stichting algemeen Nederlands Persbureau ANP

Waardering: V10

177

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het geven van bindende aanwijzingen aan de NOS indien de samenwerking met de aangewezen dagblad- en nieuwsblad-organisaties niet tot stand komt.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 17

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B 5

179

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het schorsen en vernietigen van besluiten van het NOS-bestuur wegens strijd met de wet, de statuten of reglementen of het algemeen belang.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 42 lid 3 en 4

Product: beschikking, kb

N.B.: Schorsing geschiedt bij beschikking en geldt voor ten hoogste één jaar.

Waardering: B5

183

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het mandateren van de NOS tot het vaststellen van de zendtijd van de NOS binnen de wettelijk vastgestelde grenzen.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 29 lid 2

Product: mandaat

N.B.: Alvorens besluiten ingevolge art. 26 en 29 worden genomen wordt de Omroepraad gehoord.

Waardering: V 10

185

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bepalen dat het Commissariaat voor de Media zendtijd voor een educatief programma voor landelijke omroep toewijst aan de NOS.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 36 lid 3; Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 39e lid 4

Product: beschikking

Waardering: V10

1.4.2.3 Nederlandse Programma Stichting (NPS) (1994– )

193

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen/aanwijzen van voorzitter en bestuursleden van de NPS

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 15 lid 3, art.15a lid 3

Product beschikking

Waardering: V15

194

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het aanwijzen van maatschappelijke en culturele organisaties of organisaties van etnische en culturele minderheden voor de benoeming van leden van de programmaraad van de NPS.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 15a lid 3

Product: beschikking

Waardering: B5

195

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen, goedkeuren van (wijzigingen van) de statuten van de NPS

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 15b;

Product: beschikking

Waardering: B4

1.4.2.4 Instandhouding omroepdiensten

197

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het aanwijzen van een instelling t.b.v. het in stand houden en exploiteren van een omroeparchief en omroeporkesten, omroepkoren en een muziekbibliotheek.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 368) art. 28l en 28m

Product: beschikking

N.B.: De kosten die hieraan zijn verbonden worden ex art. 28l bestreden door de aan de Minister door de Stichting Etherreclame afgedragen inkomsten.

Waardering: V5

1.4.3 Reclamestichting / Stichting Ether Reclame (STER)

198

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen/aanwijzen van voorzitter en bestuursleden van de STER.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 26 lid 3;

Product beschikking

Waardering: V15

199

Actor: Ministers van Cultuur en van Economische Zaken

Handeling: het aanwijzen van waarnemers als hun vertegenwoordigers bij het bestuur van de Reclamestichting / Stichting Etherreclame

Periode: 1967–

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 50 lid 5 (bij wetswijziging Stb. 1978/665: lid 7); Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 26 lid 4

Product: beschikking

Waardering: V5

200

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen, goedkeuren van (wijzigingen van) de statuten van de Reclamestichting / STER

Periode: 1967–

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 50 lid 6 (bij wetswijziging Stb. 1978/665: lid 8); art. 52; Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 29 lid 1, art. 150;

Product: beschikking

Waardering: B4

201

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het stellen van nadere regelen inzake de uitzending van reclameboodschappen.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 32 lid 2

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B1

202

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de onderbreking van omroepprogramma’s door de Stichting Etherreclame.

Periode: 1991–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 31 lid 5

Product: amvb

Waardering: B 5

203

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van goedkeuring aan de omvang van de door het Commissariaat aan de Stichting Etherreclame toegewezen zendtijd.

Periode: 1987–1990

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 39 lid 1

Product: beschikking

Waardering: V10

204

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de toewijzing van de zendtijd aan de Stichting Etherreclame met een bepaalde minimum duur per blok.

Periode: 1990–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 39 lid 2

Product: amvb

Waardering: V10

206

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vernietigen van het tarievenbesluit van de stichting en het daarvoor in de plaats stellen van een eigen tarievenbesluit dan wel bepalen dat de stichting opnieuw een besluit neemt.

Periode: 1978–

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 50a lid 4; Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 27 lid 4

Product: beschikking

N.B.: De beschikking (het vernietigingsbesluit) bevat steeds twee handelingen: ten eerste het vernietigen van het besluit en het daarvoor in de plaats stellen van een eigen besluit en ten tweede het vernietigen van het besluit en het bepalen dat de stichting zelf opnieuw een besluit neemt.

Waardering: B5

207

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van de uitgaven van de Stichting Etherreclame ter vaststelling van het bedrag van de netto-inkomsten.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 28

Product: besluit

Waardering: V10

209

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het beslissen bij een verschil van mening tussen de Reclameraad en de Reclamestichting.

Periode: 1967– 988

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 49 lid 2

Product: beschikking

Waardering: B5

210

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het nemen van een besluit dat geen reclameboodschappen worden uitgezonden voor bepaalde goederen en diensten.

Periode: 1978–1988

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1978, 665) art. 50 lid 2

Product: beschikking

N.B.: De Ministers van Economische Zaken, van Landbouw en Visserij en van Volksgezondheid en milieuhygiëne en de Reclameraad worden gehoord.

Waardering: B 5

1.4.4 De Stichting Radio Nederland Wereldomroep (Wereldomroep)

211

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen van de bestuursleden en aanwijzen van -voorzitter van de Wereldomroep

Periode: 1967–

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 53; Mediawet (1987,249) art. 78

Product beschikking

Waardering: V15

212

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen, goedkeuren van (wijzigingen van) de statuten van de Wereldomroep

Periode: 1967–

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 52; Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 77 lid 1;

Product: beschikking

N.B.: Cf. Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 18b lid 2c geschiedt wijziging van de statuten van de NOS door de Raad van Bestuur van de NOS.

Waardering: B4

213

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het schorsen van besluiten en het voorbereiden van een KB inzake het vernietigen van besluiten van de Wereldomroep die rechtsgevolgen hebben.

Periode: 1967–

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 55 lid 3 en 2

Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 80 lid 2 en 1

Product: kb

N.B.: De gronden voor de vernietiging en de schorsing zijn strijd met de wet, met de statuten of reglementen van de instelling of met het algemeen belang.

Waardering: B 5

1.4.5 Lokale en regionale omroep

216

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake nadere regelen betreffende de regionale omroep en betreffende taak en samenstelling van de regionale programmaraden.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 47 B, art 47 lid 4.

Product: amvb

N.B.: Bij het amvb betreffende regionale omroep kan ook aan een voor het gewest, streek of stad representatieve culturele instelling zendtijd worden toegewezen.

Waardering: B 1,5

217

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het aanwijzen van een overlegorgaan van lokale omroepinstellingen.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 28l

Product: beschikking

N.B.: De kosten die hieraan zijn verbonden worden ex art. 28l bestreden door de aan de Minister door de Stichting Etherreclame afgedragen inkomsten.

Waardering: B5

218

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het opdragen aan de NOS van de verzorging van de uitzending van een gezamenlijk programma, bestemd voor gewest, streek of stad.

Periode: 1967–1978

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 47 A. lid 1

Product: beschikking

Waardering: V 10

219

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het toewijzen van zendtijd voor het uitzenden van een radio- of televisieprogramma dat speciaal betrekking heeft op gewest, streek of stad.

Periode: 1978–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 47 lid 1

Product: beschikking

Waardering: V 10

220

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het toewijzen van zendtijd aan de NOS of aan een regionale omroepinstelling voor het uitzenden van een regionaal programma en het voorzien in de instelling van een regionale programmaraad.

Periode: 1978–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 47 lid 2 en 4

Product: beschikking

Waardering: V10

221

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bepalen in samenwerking met de Minister belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT dat een regionaal programma wordt doorgegeven over een of meer draadomroepinrichtingen.

Periode: 1967–1978

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 47 A. lid 2

Product: beschikking

Waardering: B5

223

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het toewijzen van zendtijd voor de regionale programma’s boven de voor radio en televisie vastgestelde zendtijd.

Periode: 1967–1978

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 47 A. lid 5

Product: beschikking

Waardering: B5

231

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de wijze waarop inzicht moet worden verschaft in de financiën m.b.t. verzorging en uitzending van reclameboodschappen door lokale of regionale omroepinstellingen.

Periode: 1990–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 43d lid 2

Product: Mediabesluit (Stb. 1996, 589) art. 25a

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1996/219 is lid 2 vernummerd tot lid 3 en bij wetswijziging Stb. 1996/220 tot art. 43c lid 3.

Waardering: B 5

1.4.6 Andere omroepinstellingen

232

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van goedkeuring aan een regeling tussen de omroeporganisaties die willen meewerken aan de viering van hoogtijdagen en de andere organisaties die daartoe benodigde zendinrichting hebben.

Periode: 1965–1987

Grondslag: Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 26

Product: beschikking

Waardering: V5

1.4.6.1 Overheidsvoorlichting

234

Actor: Minister van Cultuur.

Handeling: het voeren van overleg met de Minister van Algemene Zaken over de voordracht van een amvb inzake de toewijzing van zendtijd voor landelijke omroep door het Commissariaat voor de Media t.b.v. overheidsvoorlichting en eventueel voor een teletekstprogramma.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 35

Product: overlegstukken

Waardering: B5 (dit geldt voor de notulen)

1.4.6.2 Instellingen op geestelijke grondslag

236

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake het percentage van de voor radio en televisie vastgestelde zendtijd, toe te wijzen aan de instellingen op geestelijke en andere grondslag.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 30 lid 3

Product: amvb

N.B.: Dit percentage mag niet hoger zijn dan tien. Hiervan, alsmede van de wettelijke statusvereisten (A, B en C) kan worden afgeweken als dit zou leiden tot een onevenredige verdeling van de zendtijd, mede gezien de in het volk levende culturele of godsdienstige cq. geestelijke behoeften.

Waardering: B 1,5

237

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake toestemmingen aan kerkgenootschappen radioprogramma’s te verzorgen.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 161

Product: amvb

Waardering: B 1,5

1.4.6.3 Educatieve omroepinstellingen

240

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van goedkeuring aan het verbinden van voorschriften aan de toewijzing van zendtijd aan educatieve instellingen door het Commissariaat voor de Media en t.a.v. coördinatie en samenwerking.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 36 lid 2; Mediawet (Stb. 1994, 386) art 39e lid 3.

Product: beschikking

Waardering: V5

1.4.6.4 Overheidsinstellingen

242 vervallen

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake het ter beschikking stellen van zendtijd, studio’s, draadomroepinrichtingen e.d. aan daartoe aangewezen autoriteiten bij calamiteiten.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 173

Product: amvb (Stb. 1988, 341)

Waardering: B 1,5

243

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het beschikbaarstellenvan zendtijd aan Ministers en staatssecretarissen, voor het gebruik door overheidsinstellingen ofdoor door hen aan te wijzen personen.

Periode: 1965–67

Grondslag: Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 6 lid 4; Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 4 lid 2

Product: regeling, beschikking

Waardering: B 5

1.4.7 Overbrenging van programma’s d.m.v. draadomroepinrichtingen

* Bij besluit van 20 februari 1999 tot aanpassing van het Mediabesluit (Stb. 104) wordt ‘draadomroepinrichting’ vervangen door: omroepnetwerk.

Alle besluiten van de Minister van Cultuur, genomen op grond van art. 48 Omroepwet (Stb. 1967, 176) komen tot stand in overeenstemming met de Minister belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie.

247

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het in overleg met de Minister van Verkeer en Waterstaat regelen van het gebruik van omroepdistributie-inrichtingen.

Periode: 1953–1967

Grondslag: Telegraaf- en telefoonwet (Stb. 1904, 7) art. 3ter lid 3

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B 5

253

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het aanwijzen van instellingen voor de voorbereiding, samenstelling en uitvoering van radio- en tv-programma’s die worden overgebracht d.m.v. draadomroep.

Periode: 1978–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1978, 665) art. 48 lid 1

Product: beschikking

N.B.: Volgens lid 2 kunnen voor een aanwijzing in aanmerking komen regionale omroepinstellingen, instellingen die zendtijd hebben verkregen (w.o. de Nederlandse Omroepstichting) en andere instellingen voor zover zij niet gericht zijn op het maken van winst anders dan ter vervulling van de omroeptaak.

Aan de aanwijzing kunnen beperkingen en voorwaarden worden verbonden De aanwijzing geschiedt na overleg met de Minister belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie

Waardering: V10

255

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het aanwijzen van buitenlandse zenders welker uitzendingen geheel of gedeeltelijk d.m.v draadomroepinrichtingen zullen worden doorgegeven.

Periode: 1967–1978

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 48 lid 2a

Product: beschikking

Waardering: V5

256

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het nemen van een beslissing dat voor zendtijd in aanmerking komende instellingen programma’s mogen overbrengen d.m.v. draadomroepinrichtingen.

Periode: 1967–1978

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 48 lid 2b

Product: beschikking

Waardering: V5

257

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het overdragen van de in artt. 48 lid 2a en 2b genoemde bevoegdheden aan de bij deze overdracht aan te wijzen instanties of instellingen.

Periode: 1967–1978

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 48 lid 2c

Product: beschikking

Waardering: B 5

258

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake het gebruik van draadomroepinrichtingen door instellingen die voor toewijzing van zendtijd in aanmerking komen.

Periode: 1967–1978

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 48 lid 3

Product: amvb

Waardering: B 1,5

259

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het in aanmerking doen komen van voor zendtijd in aanmerking komende instellingen voor een vergoeding voor het overbrengen van programma’s d.m.v. draadomroepinrichtingen.

Periode: 1967–1978

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 48 lid 4

Product: beschikking

Waardering: V15

260

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het stellen van regels inzake het gebruik van de draadomroepinrichtingen voor andere doeleinden dan de doorgifte van voor het publiek bestemde radio- en tv-programma’s.

Periode: 1967–1978

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 48 lid 5

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B1

268

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bepalen dat voor de beheerder van draadomroepinrichtingen niet of ten dele de verplichting geldt tot het uitzenden van bepaalde programma’s.

Periode: 1988–1997

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 70 lid 3 / 65 lid 1)

Product: beschikking

Waardering: V 15

269

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van ontheffing van het verbod voor draadomroepinrichtingen om reclameboodschappen uit te zenden die op het Nederlandstalig Belgische publiek gericht zijn.

Periode: 1987–1991

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 66 lid 3

Product: beschikking

Waardering: V5

278

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake het tarief voor draadomroepprogramma’s en inzake het in rekening brengen van ten hoogste dit tarief door de beheerder van een draadomroepinrichting.

Periode: 1997–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 82j lid 1

Product: amvb

Waardering: B5

279

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het jaarlijks bijstellen van het tarief voor draadomroepprogramma’s.

Periode: 1997–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 82j lid 3

Product: beschikking

N.B.: Dit geschiedt aan de hand van de ontwikkeling van de door het CBS voor een kalenderjaar vastgestelde prijsindex voor de gezinsconsumptie.

Waardering: V5

1.5 De commerciële omroep

1.5.1 Voorzieningen t.a.v. de commerciële omroepinstellingen

1.5.1.1 Toestemming voor commerciële omroep

282

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van toestemming voor het uitzenden van het programma van een commerciële omroepinstelling d.m.v. een zender.

Periode: 1991–1997

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 167 lid 2

Product: beschikking

Waardering: V10

1.5.1.2 Het vaststellen van de overige rechten en verplichtingen van commerciële omroepinstellingen

285

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van een lager percentage (dan het bij amvb vastgestelde minimumpercentage) aan Nederlands- of Friestalige programmaonderdelen van een commercieel televisieprogramma.

Periode: 1991–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 71g lid 3

Product: beschikking

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1996/219 neemt het Commissariaat voor de Media het vaststellingsbesluit.

Waardering: V10

286

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van de verspreidingsgraad van de aangesloten huishoudens per provincie op een lager percentage dan wettelijk vastgesteld.

Periode: 1991–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 71h lid 2

Product: beschikking

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1996/219 vervalt lid 2.

Waardering: V10

287

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van de hoogte van de vergoedingen die de commerciële omroepinstellingen aan de Minister verschuldigd zijn.

Periode: 1991–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 71k

Product: beschikking 9-7-1992 (Strcrt. 131)

N.B.1: Het betreft vergoedingen voor het verlenen van toestemmingen voor radio- en televisieprogramma’s en het toezicht.

N.B.2: B Bij wetswijziging Stb. 1996/219 geschiedt de vaststelling bij Ministeriële regeling.

Waardering: V5

288

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het stellen van regels ter uitvoering van bepaalde artikelen van de Europese richtlijn voor zover de Nederlandse Reclame Code dan wel de Stichting Reclame Code hierin in gebreke blijft.

Periode: 1995–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 169

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B1

1.5.2 Voorzieningen t.a.v. abonneeprogramma’s

289

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het opstellen van een lijst van evenementen en het stellen van voorwaarden voor de uitzending van een verslag ervan.

Periode: 1987–1991

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 72 lid 6

Product: Ministeriële regeling

N.B.: Dit vindt plaats indien tussen verzorgers van een abonneeprogramma en de NOS geen overeenkomst tot stand is gekomen over de verslaglegging van evenementen, waarvan algemene kennisneming van belang is.

Waardering: B5

290

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van ontheffing aan de verzorger van een abonneeprogramma om een overeenkomst tot stand te brengen over de verslaglegging van evenementen

Periode: 1987–1991

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 72 lid 7

Product: beschikking

Waardering: V15

294

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van de vergoedingen die de verzorger van een abonneeprogramma voor televisie aan de Minister van Cultuur verschuldigd is voor het verlenen van toestemmingen en het toezicht.

Periode: 1987–1996

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 73 lid 5

Product: beschikking

Waardering: V15

295

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van de door verzorgers van een abonneeprogramma aan het Commissariaat verschuldigde bedragen voor de kosten van het toezicht.

Periode: 1996–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 73a lid 2

Product: Ministeriële regeling

N.B.: Het Commissariaat stelt de ontvangen bedragen ter beschikking van de Minister.

Waardering: V10

1.6 Voorzieningen t.a.v. het gebruik van zenders en frequenties

1.6.1 Het gebruik van zenders

297

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de begrippen bijzonder doel, beperkt bereik en beperkte duur van de programma’s.

Periode: 1997–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 82c lid 3

Product: amvb

Waardering: B 1,5

1.6.2 Het gebruik van frequenties

298

Actor: Minister van Cultuur en van Verkeer en Waterstaat

Handeling: het zorgdragen voor de beschikbaarheid van frequenties voor de programmanetten, de regionale en de lokale omroepinstellingen.

Periode: 1997–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 82d

Product: regelingen

Waardering: V5

299

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het aanwijzen van FM-frequenties, dan wel het afzien daarvan, voor diverse doeleinden.

Periode: 1997–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 82e lid 1, 2 en 3

Product: beschikking

N.B.: De doeleinden zijn het uitzenden van een radioprogramma dat overwegend bestaat uit Nederlandstalige muziek en het uitzenden van categorieën radioprogramma’s die verhoudingsgewijs lage inkomsten uit reclame of hoge kosten meebrengen.

Waardering: B

300

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bepalen dat voor de uitzending van de radioprogramma’s van eenzelfde instelling meer dan één FM-frequentie of samenstel van frequenties mag worden gebruikt.

Periode: 1998–

Grondslag: Mediabesluit (Stb. 1998, 274) art. 53c lid 2

Product: Ministeriële regeling

Waardering: V10

N.B.: Bij wijziging Stb. 1999, 104 is overeenstemming met de Minister van VenW vereist.

1.7 Het Nederlands Omroepproductie Bedrijf (NOB) en de Beheerstichting

302

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen van de president-commissaris, de ondervoorzitter en hun vervangers, en de andere commissarissen van het NOB.

Periode: 1987–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 84 lid 3-6, art. 91 lid8

Product: beschikking

Waardering: V15

303

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van een besluit van de raad van commissarissen van het NOB tot benoeming van een lid van de directie.

Periode: 1987–1992

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 84 lid 7, art. 158

Product: beschikking

N.B.: 1992 is het expiratiejaar van art. 84 lid 7 ingevolge art. 158

Waardering: V10

304

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake het verlengen van de termijn van vier jaar dat artikel 84 zevende lid en artikel 91 zouden vervallen.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 158

Product: amvb

N.B.: Zie m.b.t. art. 91 handelingen nr. 307, 315 en 316

Waardering: V10

305

Actor: Minister van Cultuur, Commissariaat voor de Media

Handeling: het ter beschikking stellen van gelden voor bepaalde activiteiten van het NOB en het verbinden van voorschriften daaraan.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 89 lid 2

Product: beschikking

N.B.: Tot 1994 stelde het Commissariaat gelden ter beschikking voor bepaalde activiteiten. Daarna komen deze eveneens ‘voor rekening’ van de Minister.

Waardering: V15

306

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van wijzigingen in de Statuten van de Beheerstichting.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 98 lid 1

Product: beschikking

Waardering: B4

307

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het geven van toestemming aan de NOB zijn taak te laten uitoefenen door een andere rechtspersoon, en het verbinden van voorschriften daaraan.

Periode: 1999–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 84 lid 1

Product: beschikking

Waardering: B5

308

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de opheffing van de NOB-taak m.b.t. het instandhouden en exploiteren van omroeporkesten en omroepkoren en de uitoefening daarvan door een andere instelling.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 86 lid 2

Product: amvb

N.B.: Het amvb is niet tot stand gekomen.

Waardering: B 5

309

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het geven van richtlijnen aan de president-commissaris van de raad van commissarissen van het NOB voor de uitvoering van zijn controlerende taak.

Periode: 1987–1991

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 91 lid 2

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B5

310

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het aanwijzen van één van de scheidslieden van een commissie ter beslissing in laatste instantie van door de president-commissaris voorgelegde tarieven en investeringsbeslissingen van het NOB.

Periode: 1987–1991

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 91 lid 3

Product: beschikking

Waardering: B5

312

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van een overeenkomst tussen een regionale omroepinstelling en het NOB over gebruik of eigendom van goederen die bij notariële akte waren overgegaan op het NOB.

Periode: 1987–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 153 lid 2

Product: beschikking

Waardering: B 5

313

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van een vergoeding en van overige voorwaarden voor de overdracht van de goederen door het NOB indien een overeenkomst met de regionale omroepinstelling niet tot stand komt.

Periode: 1987–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 153 lid 3

Product: beschikking

Waardering: B5

314

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van de begroting en jaarrekening van het NOB t.a.v. bepaalde taken.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 93

Product: beschikking

Waardering: B 5

315

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het toepassen van bestuursdwang indien het NOB handelt in strijd met zijn wettelijk opgedragen taak.

Periode: 1999–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 95

Product: besluit

Waardering: B 5

1.8 Financiering van de omroepen

1.8.1 Het toekennen van vergoedingen

316

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het toekennen van een vergoeding aan de instellingen die zendtijd hebben verkregen die gelijk is aan het totaal van de uitgaven.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 58 lid 1

Product: beschikking

N.B.1: Aan de toekenning kan de Minister de voorwaarde verbinden dat de betrokken organisatie (een openbaar te maken) verslag uitbrengt van haar activiteiten.

N.B.2: Bij wetswijziging Stb. 1978/665 worden de voor vergoeding in aanmerking komende kosten uitdrukkelijk beperkt tot de rechtstreeks met omroep verband houdende uitgaven, ‘voor zover deze niet betrekking hebben op regionale omroep d.m.v. zenders en op het overbrengen van programma’s d.m.v. draadomroepinrichtingen’.

Waardering: V10

317

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bepalen dat aan andere instellingen dan (aspirant-)omroep-organisaties geen of een gedeeltelijke vergoeding van uitgaven zal plaatsvinden.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 58 lid 2

Product: beschikking

Waardering: V15

318

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van de begroting en jaarrekening van een omroepinstellingen die geld hebben verkregen

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 59 lid 1 en 2

Product: beschikking

Waardering: B5

320

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het uitkeren van een maandelijks voorschot zolang de begroting van de omroep nog niet is goedgekeurd.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 59 lid 2

Product: beschikking

N.B.: Dit voorschot bedraagt ten hoogste één twaalfde van het bedrag van de laatstelijk goedgekeurde begroting.

Waardering: V 10

321

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van de vergoeding van de uitgaven bij de goedkeuring van de jaarrekening van een omroep.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 59 lid 2

Product: beschikking

Waardering: V10

1.8.2 Het treffen van voorzieningen t.a.v. de vorming van fondsen

323

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van regels voor het beheer en gebruik van reservefondsen.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 59 lid 2

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B 5

324

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het geven van toestemming aan de NOS en de Wereldomroep reservefondsen te vormen.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 59 lid 3

Product: beschikking

Waardering: V10

325

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van een storting in de reservefondsen van de NOS en de Wereldomroep.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 59 lid 3

Product: beschikking

Waardering: V15

326

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het oprichten van de Stichting stimuleringsfonds Nederlandse culturele omroepproducties.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 170 lid 1

Product: beschikking

Waardering: B4

327

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen van de bestuursleden van de Stichting Stimuleringsfonds Nederlandse culturele omroepproducties.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 170 lid 3

Product: beschikking

Waardering: V15

328

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van wijzigingen in de statuten van de Stichting stimuleringsfonds.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 170 lid 4

Product: beschikking

Waardering: V10

329

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van de begroting en de jaarrekening van de Stichting stimuleringsfonds i.v.m. de jaarlijkse verstrekking van een uitkering.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 170 lid 5

Product: beschikking

Waardering: B5

1.8.3 Overige regelingen

330

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het aanwijzen van personen aan wie de zendtijd verkrijgende instellingen verplicht zijn inzage te geven in de boekhouding.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 59 lid 4

Product: beschikking

Waardering: V5 na volgende aanwijzing

331

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het geven van toestemming aan een omroeporganisatie haar studio’s, waarvan de exploitatiekosten worden vergoed, te vervreemden of bezwaren.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 60 lid 1

Product: beschikking

Waardering: V10

332

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van het percentage waarmee de bedragen worden verminderd die de omroeporganisatie aan het Rijk is verschuldigd wanneer de toewijzing van zendtijd is vervallen of ingetrokken.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 60 lid 2

Product: beschikking

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1978/665 is de werking van art. 60 lid 1 en 2 uitgebreid tot regionale omroepinstellingen en instellingen die uitzendingen verzorgen d.m.v. draadomroepinstellingen.

Waardering: V10

1.8.4 Bekostigen van instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke en regionale omroep

333

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van het gedeelte van de opbrengst van reclame-uitzendingen op de radio dat aan omroepen en de NRU wordt uitgekeerd.

Periode: 1965–1967

Grondslag: Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 29 lid 1

Product: beschikking

N.B.: Deze regeling is waarschijnlijk te beschouwen als voorloper van art. 28 van de Mediawet (Stb. 1987, 249) ingevolge de Stichting Etherreclame de inkomsten ter beschikking stelt van de Minister ter bestrijding van de kosten van o.a. omroeporganisaties. (zie 3.1.4.3)

Waardering: B5

334

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van een gedeelte van de opbrengst der reclame-uitzendingen in de televisie waarmee de kosten van de televisie-uitzendingen worden bestreden.

Periode: 1965–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 21 lid 1

Product: beschikking

Waardering: B5

335

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het stellen van regels betreffende het beheer door de Regeringscommis-saris voor de omroep van het beheer van de gelden die op de algemene reserve-rekening zijn geboekt.

Periode: 1962–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 21 lid 2

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B1

336

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van het gebruik van de op de algemene

reserverekening geboekte gelden.

Periode: 1962–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 22

Product: beschikking

Waardering: V10

337

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van de begrotingen van de (aspirant)

omroeporganisaties en de NTS / NRU.

Periode: 1955–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 22; Radiobesluit (Stb. 1965, 484)

art. 29 lid 1

Product: beschikking

Waardering: B5

338

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van overschrijving van het ene hoofdstuk van de

begrotingen naar het andere i.v.m. uitgaven die niet in de goedgekeurde begroting zijn voorzien.

Periode: 1955–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 23 lid 1

Product: beschikking

Waardering: V10

339

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van de rekeningen van de omroepinstellingen

betreffende hun televisiewerkzaamheden.

Periode: 1955–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 23 lid 2; art. 24 lid 1

Product: beschikking

Waardering: V10

340

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het aanwijzen van een accountant voor het controleren van de

administratie van omroepen en de NTS.

Periode: 1955–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 24 lid 1

Product: beschikking

Waardering: V5 na volgende aanwijzing

341

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het aanwijzen van personen aan wie de omroepen en de NTS verplicht zijn inzage te geven in de boekhouding.

Periode: 1955–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 24 lid 2

Product: beschikking

Waardering: V5 na volgende aanwijzing

343

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van een vergoeding aan de kerkgenootschappen en andere zendgemachtigden voor de door hen verzorgde uitzendingen.

Periode: 1955–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 25 lid 1

Product: beschikking

N.B.: Bij wijziging Stb. 1965/485 vond de uitbreiding plaats met de andere zendgemachtigden, bedoeld in art. 19.

Waardering: V10

344

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van een tegemoetkoming t.b.v. instellingen die meewerken aan tv-uitzendingen of tv-programma’s met het buitenland.

Periode: 1955–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 25 lid 2

Product: beschikking

Waardering: V10

345

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het toekennen en vaststellen van een vergoeding voor het verzorgen

van uitzendingen aan andere instellingen dan de (aspirant)

omroeporganisaties en de NRU.

Periode: 1965–1967

Grondslag: Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 29 lid 3 en 4

Product: beschikking

Waardering: V10

350

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van de bedragen die ter beschikking staan voor de kosten van de landelijke en regionale omroepinstellingen en de Wereldomroep.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 99 lid 1

Product: beschikking

Waardering: B5

351

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van het deel van het voor landelijke omroep bestemde bedrag ter bestrijding van kosten voor radio- en televisiefaciliteiten.

Periode: 1987–1991

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 99 lid 2

Product: beschikking

Waardering: B 5

352

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het beschikbaar stellen van de bedragen voor de kosten van de landelijke en regionale omroepinstellingen en de Wereldomroep aan het Commissariaat voor de Media.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 100

Product: beschikking

N.B.: Het Commissariaat verdeelt de bedragen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de wet.

Waardering: V15

354

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het jaarlijks vaststellen van de bedragen, beschikbaar voor de kosten van de radio- en tv-programma’s van de NPS, de NOS en de overige omroepinstellingen.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 101

Product: beschikking

N.B.1: De bedragen worden ingevolge art. 102 ter beschikking gesteld van het Commissariaat van de Media

N.B.2: Bij wetswijziging Stb. 1997/544 komt voor de tekst van dit artikel lid 1 te staan.

Waardering: B5

355

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verminderen van het voor radio- en tv-programma’s beschikbare bedrag met 20 procent bij niet tijdige en wetmatige indiening van het meerjarenplan door de NOS.

Periode: 1997–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1997, 544) art. 101 lid 2

Product: beschikking

Waardering: V10

368

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het ter beschikking stellen van gelden van de raad van bestuur t.b.v. landelijke omroepinstellingen voor door hem vastgestelde doeleinden en het verbinden van voorschriften daaraan.

Periode: 1997–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 106a lid 1

Product: beschikking

Waardering: B 5

369

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van doeleinden bij het ter beschikking stellen van gelden van de raad van bestuur t.b.v. landelijke omroepinstellingen

Periode: 1997–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 106a lid 1

Product: beschikking

Waardering: B 5

370

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het ter beschikking stellen van vergoedingen aan diverse instellingen t.b.v. diverse activiteiten of het wijzigen ervan indien niet voldaan wordt aan de voorschriften.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 170a lid 5

Product: beschikking

Waardering: V15

373

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van het bedrag dat beschikbaar is voor de vergoedingen aan de provincie.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 107a lid 3

Product: beschikking

N.B.: Het bedrag wordt ingevolge art. 107b ter beschikking gesteld aan het Commissariaat voor de Media.

Waardering: V10

1.8.5 Bekostigen van de Wereldomroep

375

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van modellen en nadere voorschriften voor meerjarenplannen, van de overzichten van de feitelijke bestedingen en de jaarrekeningen.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediabesluit (Stb. 1994, 914) art. 32a

Product: beschikking

Waardering: B 5

377

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het jaarlijks vaststellen van de bedragen die beschikbaar zijn voor de kosten van verzorging en uitzending van programma’s van de Wereldomroep.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 108b

Product: beschikking

N.B.1: De Minister stelt de bedragen ingevolge art. 108c ter beschikking van het Commissariaat voor de Media.

N.B.2: Bij wetswijziging Stb. 1997/544 wordt dit art 108b lid 1.

Waardering: V10

378

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verminderen van het voor Wereldomroepprogramma’s beschikbare bedrag met 20 procent bij niet tijdige en wetmatige indiening van het meerjarenplan.

Periode: 1997–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 108a lid 2

Product: beschikking

Waardering: V10

1.9 Het vaststellen van bijdragen door de gebruiker van radio en tv

1.9.1 Radio

385

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het besluiten tot overeenstemming met het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken tot vaststelling van het vergoedingsbedrag voor het aanwezighebben van een radiotoestel ter bestrijding van de exploitatiekosten van de omroep.

Periode: 1945–1964

Grondslag: Tijdelijk Telegraaf-, Telefoon- en Radiobesluit (Stb. 1945, F226)

art. 3 lid 3

Product: beschikking

Waardering: V10

386

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van het vergoedingsbedrag voor het Staatsbedrijf der PTT voor het aanwezighebben van een radiotoestel ter bestrijding van de exploitatiekosten van de omroep.

Periode: 1964–1968

Grondslag: Tijdelijk Telegraaf-, Telefoon- en Radiobesluit (Stb. 1945, F226)

art. 3 lid 3

Product: beschikking

N.B.: Bij wet tot wijziging van het Tijdelijk Telegraaf-, Telefoon- en Radiobesluit (Stb. 1964, 198) is de Minister van Binnenlandse Zaken vervangen door de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.

Waardering: B 5

387

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het treffen van de vereiste voorzieningen ter zake van de betaling van de vergoeding en ter veiligstelling van het doel waarvoor de vergoeding dient.

Periode: 1945–1968

Grondslag: Tijdelijk Telegraaf-, Telefoon- en Radiobesluit (Stb. 1945, F226) art. 3 lid 3

Product: Ministeriële regeling

N.B.1: Bij wet tot wijziging van het Tijdelijk Telegraaf-, Telefoon- en Radiobesluit (Stb. 1964, 198) is de Minister van Binnenlandse Zaken vervangen door de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.

N.B.2: Het doel is de bestrijding van de exploitatiekosten van de omroep.

Waardering: B 5

1.9.2 Televisie (Kijkgeld)

389

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van regels inzake de vrijstellingen van de verplichting tot het betalen van kijkgeld.

Periode: 1960–1968

Grondslag: Kijkgeldbesluit (Stb. 1955, 580) art. 8 lid 3

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B 5

390

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het toekennen van een vergoeding aan gemeenten voor het onderzoek naar de financiële omstandigheden van aanvragers van kijkgeldvrijstelling die vallen onder de Invaliditeitswet.

Periode: 1960–1968

Grondslag: Kijkgeldbesluit (Stb. 1955, 580) art. 8 lid 4

Product: beschikking

Waardering: V10

391

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van de aan de inning van het kijkgeld verbonden kosten die het Staatsbedrijf van de PTT mag aftrekken voor de storting van de geïnde kijkgelden in de Staatskas.

Periode: 1955–1968

Grondslag: Wet op het kijkgeld (Stb. 1955, 489) art. 6 lid 2

Product: beschikking

Waardering: V10

1.9.3 Radio en televisie (omroepbijdragen)

394

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de omroepkaart als bewijs dat de bezitter van een ontvanginrichting als houder is geregistreerd.

Periode: 1968–1987

Grondslag: Wet op de omroepbijdragen (Stb. 1968, 687) art. 1i

Product: amvb

Waardering: V5

395

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de wijze van betaling van de omroepbijdrage.

Periode: 1968–1987

Grondslag: Wet op de omroepbijdragen (Stb. 1968, 687) art. 5 lid 3

Product: amvb

Waardering: V10

396

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake het aangemerkt blijven als houder van een ontvanginrichting totdat hij geacht wordt deze te hebben afgeschaft zonder deze terstond door een ander te hebben vervangen.

Periode: 1968–1987

Grondslag: Wet op de omroepbijdragen (Stb. 1968, 687) art. 6

Product: amvb

Waardering: V10

397

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake terugbetaling en verrekening van de reeds betaalde omroepbijdrage.

Periode: 1968–1987

Grondslag: Wet op de omroepbijdragen (Stb. 1968, 687),art. 7 lid 4

Product: amvb

Waardering: V10

398

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het stellen van regels inzake de bestemming van de omroepbijdragen ter bestrijding van de onkosten voor wat betreft de wereldomroep.

Periode: 1968–1987

Grondslag: Wet op de omroepbijdragen (Stb. 1968, 687) art. 9

Product: Ministeriële regeling

Waardering: V 10

399

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de verplichting van de houder zich bij het Staatsbedrijf der PTT te doen registreren door middel van een aangifte.

Periode: 1968–1987

Grondslag: Wet op de omroepbijdragen (Stb. 1968, 687) art. 10 lid 1

Product: amvb

Waardering: V 10

400

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de verplichtingen van de houder wiens omroepkaart in ongerede is geraakt.

Periode: 1968–1987

Grondslag: Wet op de omroepbijdragen (Stb. 1968, 687) art. 14

Product: amvb

Waardering: V 10

402

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van het bedrag van de aan de inning door het Staatsbedrijf van de PTT van de omroepbijdragen verbonden kosten.

Periode: 1968–1987

Grondslag: Wet op de omroepbijdragen (Stb. 1968, 687) art. 15 lid 2

Product: beschikking

Waardering: V10

403

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de besteding van de omroepbijdragen aan de bestrijding van de kosten, verbonden aan het verlenen van vrijstellingen bij of krachtens de artikelen 20 en 31 van de wet.

Periode: 1968–1987

Grondslag: Wet op de omroepbijdragen (Stb. 1968, 687) art. 15 lid 3

Product: amvb

Waardering: V 15

N.B.: Zie voor de genoemde artikelen handelingen 408 en 411.

405

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de aanmaning, de verzegeling en de bewaring van de verzegelde ontvanginrichtingen.

Periode: 1968–1987

Grondslag: Wet op de omroepbijdragen (Stb. 1968, 687) art. 16 lid 3

Product: amvb

Waardering: V10

406

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake afwijkende regelingen voor houders die een aansluiting op een draadomroepinrichting aanwezig hebben (sic).

Periode: 1968–1987

Grondslag: Wet op de omroepbijdragen (Stb. 1968, 687) art. 17

Product: amvb

N.B.: De afwijkende regelingen betreffen: de vooruitbetaling, de wijze van betaling, de afschaffing de tergbetaling, de verrekening, de aangifte, de verplichting tot het aanwezig hebben en tonen van de omroepkaart, de aanmaning en de verzegeling.

Waardering: B 5

408

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake het niet van toepassing verklaren van de artikelen 2, 3, 10 t/m 14 en 21 van de wet op de omroepbijdragen op bepaalde (categorieën van) personen op grond van bepaalde hoedanigheden en omstandigheden, en het stellen van nadere regelen terzake.

Periode: 1968–1987

Grondslag: Wet op de omroepbijdragen (Stb. 1968, 687) art. 20

Product: amvb

Waardering: B 5

410

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de hernieuwde aangifte van de houder van ontvanginrichtingen bij het Staatsbedrijf der PTT volgens art. 10 lid 1 van de wet op de omroepbijdragen.

Periode: 1968–1987

Grondslag: Wet op de omroepbijdragen (Stb. 1968, 687) art. 21 lid 2

Product: amvb

Waardering: V10

411

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake vrijstellingen van kijk- en luistergeld op grond van daarop betrekking hebbende wet- en regelgeving of mede wegens de financiële draagkracht.

Periode: 1968–1987

Grondslag: Wet op de omroepbijdragen (Stb. 1968, 687) art. 31 lid 2

Product: amvb

Waardering: B 5

412

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake nadere regels omtrent de uitvoering van de wet op de omroepbijdragen.

Periode: 1968–1987

Grondslag: Wet op de omroepbijdragen (Stb. 1968, 687) art. 33

Product: amvb

Waardering: B1,5

413

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het reserveren van een deel van de inkomsten van de Stichting Etherreclame en van de opbrengsten van de omroepbijdrage t.b.v. de landelijke omroepinstellingen en de Wereldomroep.

Periode: 1997–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 170c lid 1

Product: beschikking

N.B.1: Dit wordt de algemene omroepreserve genoemd.

N.B.2: Bij wetswijziging 1999/573 wordt ‘opbrengsten van de omroepbijdrage’ vervangen door: rijksomroepbijdrage.

Waardering: V10

414

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het doen van uitkeringen uit de algemene omroepreserve aan de raad van bestuur en het Commissariaat voor de Media en het verbinden van voorschriften daaraan.

Periode: 1997–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 170c lid 2 en 3

Product: beschikking

Waardering: V15

416

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het beschikbaar stellen van een rijksomroepbijdrage voor omroepinstellingen om onafhankelijk in publieke omroep te voorzien.

Periode: 1999–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 111 lid 1

Product: beschikking

Waardering: V15

417

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het jaarlijks bijstellen van de rijksomroepbijdrage met enkele door het CBS vastgestelde indices.

Periode: 1999–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 111 lid 3

Product: beschikking

N.B.: Bedoelde indices zijn die voor de groei van het aantal huishoudens in Nederland en de voor een kalenderjaar vastgestelde prijsindex voor de gezinsconsumptie.

Waardering: V5

418

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake nadere regels omtrent de rijksomroepbijdrage.

Periode: 1999–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 111 lid 4

Product: amvb

Waardering: B 1,5

420

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de hernieuwde registratie van de houders en de wijze en rechtsgevolgen ervan.

Periode: 1987–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 112 lid 5

Product: amvb

Waardering: V10

424

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van de kosten van de aanmaning.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 121 lid 2

Product: Ministeriële regeling

Waardering: V10

425

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van het bedrag van de kosten, verbonden aan de inning door PTT Nederland NV van de opbrengsten van de omroepbijdrage.

Periode: 1987–1996

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 122 lid 3

Product: beschikking

N.B.1: Met de inwerkingtreding van de Machtigingswet PTT Nederland NV (Stb. 26-10-1988, nr. 521) en de wijzigingswet Stb. 1993, 674 is de naam van het Staats-bedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie gewijzigd in PTT resp. Konink-lijke PTT Nederland NV (voortaan te noemen KPN).

Ingevolge art. 122a (Stb. 1994, 385) doet de KPN jaarlijks een opgave van de voor het komende jaar te verwachten opbrengsten aan de Minister toekomen. De laatste zendt hiervan een afschrift aan het Commissariaat, de NOS en de Wereldomroep.

N.B.2: Bij wetswijziging Stb. 1996/219 is lid 3 vernummerd tot lid 4

Waardering: V10

426

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de bedragen die niet worden ingevorderd dan wel gerestitueerd van niet betaalde resp. betaalde omroepbijdragen i.v.m. de afschaffing van de omroepbijdragen.

Periode: 1999–

Grondslag: Wijzigingswet op de Mediawet (Stb. 1999, 573) art. IX lid 2

Product: amvb

Waardering: V10

1.9.4 De Dienst omroepbijdragen

427

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van een lijst van de namen en functies van de personen, behorend tot de met de inning van de omroepbijdragen belaste dienst van de KPN.

Periode: 1996–

Grondslag: Wijzigingswet op de Mediawet (Stb. 1996, 648) art. IV lid 1

Product: besluit

N.B.: Deze en de volgende handelingen van de Wijzigingswet Stb. 1996/648 hangen samen met de overgang van deze dienst van de KPN naar de Dienst omroepbijdragen.

Waardering: V5

428

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen voor de eerste periode van vijf jaren van de directeur van de Dienst omroepbijdragen.

Periode: 1996

Grondslag: Wijzigingswet op de Mediawet (Stb. 1996, 648) art. IV lid 5

Product: beschikking

Waardering: V15

429

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de bezoldiging en de verdere rechtspositie van de directeur van de Dienst omroepbijdragen.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 122c lid 4

Product: amvb

Waardering: V10

430

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen van drie leden van de raad van toezicht van de Dienst omroepbijdragen en het aanwijzen van de voorzitter daaruit.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 122e lid 3

Product: beschikking

Waardering: V15

431

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het toekennen van een vergoeding aan de leden van de raad van toezicht voor hun werkzaamheden.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 122f lid 3

Product: beschikking

Waardering: V10

432

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake afwijking van de rechtspositieregels van de Mediawet betreffende het personeel van de Dienst omroepbijdragen.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 122g lid 2

Product: amvb

Waardering: V10

433

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van het bestuursreglement van de Dienst omroepbijdragen.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 122f lid 1

Product: beschikking

Waardering: V10

434

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bepalen welke vermogensbestanddelen van KPN aan de Dienst omroepbijdragen worden overgedragen.

Periode: 1996–

Grondslag: Wijzigingswet op de Mediawet (Stb. 1996, 648) art. V lid 1

Product: beschikking

Waardering: B 5

435

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bepalen van de waarde van de vermogensbestanddelen waartegen deze met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Mediawet overgaan van KPN naar de Dienst omroepbijdragen.

Periode: 1996–

Grondslag: Wijzigingswet op de Mediawet (Stb. 1996, 648) art. V lid 2

Product: beschikking

Waardering: V10

436

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bepalen welke vermogensbestanddelen van de Dienst omroepbijdragen overgaan op de Staat bij de inwerkingtreding van de wet Stb. 1999, 573.

Periode: 1999–

Grondslag: Wijzigingswet op de Mediawet (Stb. 1999, 573) art. III lid 1

Product: beschikking

N.B.: Dit houdt verband met de afschaffing van de omroepbijdragen en de vervanging door de financiering uit belastingheffing.De verantwoordelijkheid voor wat eerst tot het omroepbijdragenbeleid behoorde gaat dientengevolge over naar de Minister van Financiën.

Waardering: B 5

439

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van de begroting en het financieel jaarverslag van de Dienst omroepbijdragen.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 122j lid 1 en 2

Product: beschikking

Waardering: V 10

440

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het stellen van regels inzake de inrichting van de begroting en het financieel verslag van de Dienst Omroepbijdragen en aandachtspunten voor de accountantscontrole.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 122j lid 4

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B 5

441

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vorderen van inzage van zakelijke gegevens en bescheiden van de directeur van de Dienst omroepbijdragen en de raad van toezicht, nodig voor de vervulling van zijn taak.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 122k

Product: vorderingsbeschikking

Waardering: V10

442

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van het verrichten door de Dienst omroepbijdragen van andere werkzaamheden dan bij de wet opgedragen en het verbinden van voorschriften daaraan.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 122m lid 1, 2 en 3

Product: beschikking

Waardering: B 5

443

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het treffen van voorzieningen indien de Dienst omroepbijdragen de opgedragen taken verwaarloost.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 122n lid 1

Product: regeling / beschikking

N.B.: De Minister doet hiervan terstond mededeling aan de Staten-Generaal.

Waardering: B5

1.10 Het treffen van voorzieningen inzake toezicht en bestuurlijke handhaving

1.10.1 Preventief toezicht

444

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het in overleg met de Minister van Economische Zaken vorderen van zend- en televisie-inrichtingen ten behoeve van de Minister van Binnenlandse Zaken in geval van toestand van verhoogde waakzaamheid of burgerlijke uitzonderings-toestand.

Periode: 1955–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 3 lid 2

Product: kb

N.B.: De Minister is hiertoe bevoegd

Waardering: B 6

447

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voeren van overleg met de Minister-president inzake het stellen van regels t.a.v. het toezicht op de uitzendingen indien de burgerlijke uitzonderingstoestand is ingesteld.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 5 lid 2

Product: overlegstukken

N.B.: Vanaf 1978 (wetswijziging Stb. 1978/665) is tevens de Minister belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT is bij dit overleg betrokken.

Waardering: B 6

448

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het uitoefenen van toezicht op de uitzendingen van de onder de Nederlandse jurisdictie vallende omroeporganisaties.

Periode: 1989–

Grondslag: Europese Richtlijn art. 2, Publicatieblad 1989, nr. L 298;

1997, Publicatieblad nr. L 202

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B5

N.B.: Het is een indirecte vorm van toezicht, dat ingevolge de Grondwet uitsluitend achteraf wordt uitgeoefend. Het behoort tot de autonome bevoegdheden van elk land om te bepalen hoe dit toezicht in concreto wordt uitgeoefend (in Nederland door het Commissariaat voor de Media).

1.10.2 Toezicht door de regeringscommissaris voor het radiowezen / voor de omroep

449

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen van de regeringscommissaris en adjunct-regeringscommissaris voor het radiowezen en het regelen van zijn bezoldiging

Periode: 1958–1987

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 2 lid 2; Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 6 lid 2 en 3

Product: beschikking, kb

N.B.: Vanaf 1967 (inwerkingtreding Omroepwet) worden benoeming en bezoldiging van de regeringscommissaris bij kb geregeld.

Waardering: V75

450

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen van een adjunct-regeringscommissaris.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 6 lid 3

Product: beschikking

Waardering: V75

452

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van de bezoldiging van het personeel van de regeringscommissaris.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 6 lid 4

Product: beschikking

Waardering: V10

453

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van een instructie voor de inspectietaak van de regeringscommissaris.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 4 lid 2

Product: instructie

Waardering: B 5

456

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het beslissen op een beroep dat is ingesteld op een beslissing van de regeringscommissaris.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Radiobesluit (1965, 484) art. 3

Product: beschikking

Waardering: B 5

457

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het treffen van een regeling inzake het toezicht van de overheid op de inhoud der uitzendingen.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 12 lid 1

Product: Ministeriële regeling

N.B.: Behoudens in de wet genoemde uitzonderingen is het toezicht repressief.

Waardering: B 5

1.10.3 Bestuurlijke handhaving

458

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het uitvaardigen van een verbod tot medewerking aan de uitzendingen door personen die bepalingen van het Televisiebesluit hebben overtreden.

Periode: 1955–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 20 lid 4

Product: beschikking

N.B.: Het stellen van een termijn is hierbij inbegrepen.

Waardering: B 5

459

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het uitvaardigen van een verbod tot het optreden voor de microfoon door personen die inbreuk hebben gemaakt op de bepalingen van het Radiobesluit.

Periode: 1965–1967

Grondslag: Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 33 lid 1

Product: beschikking

Waardering: B 5

460

Actor: Minister van Cultuur / Regeringscommissaris voor het radiowezen

Handeling: het aanwijzen van personen die de omroeporganisaties en de NRU verplicht zijn toegang te verschaffen tot voor de omroeptaak bestemde gebouwen en documenten.

Periode: 1965–1967

Grondslag: Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 34

Product: beschikking

Waardering: V5 na volgende aanwijzing

461

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het opschorten of intrekken van bijdragen uit de reclamegelden of van zendtijd als gevolg van overtreding van een wettelijk voorschrift en het regelen van de bestemming van de ingetrokken zendtijd.

Periode: 1965–1967

Grondslag: Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 38

Product: beschikking

Waardering: B5

462

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het berispen of voor een bepaalde termijn uitsluiten van zendtijd verkrijgende instellingen van het doen van uitzendingen ingeval zij een wettelijk voorschrift hebben overtreden.

Periode: 1967–1978

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 61 lid 1

Product: beschikking

Waardering: B 5

463

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het opschorten of intrekken van de kostenvergoeding indien de zendtijd verkrijgende instelling niet voldoet aan de voorwaarden of voorschriften.

Periode: 1967–1978

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 61 lid 2

Product: beschikking

Waardering: B5

464

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het nemen van maatregelen t.a.v. alle zendtijd verkrijgende alsmede van draadomroep gebruik makende instellingen ingeval zij een wettelijk voorschrift hebben overtreden.

Periode: 1978–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 61 lid 1 en 2

Product: beschikking

N.B.: De maatregelen kunnen bestaan uit een berisping, een gehele of gedeeltelijke opschorting of intrekking van de kostenvergoeding of het voorschot, of uitsluiting van het doen van uitzendingen voor een bepaalde termijn.

Waardering: B5

465

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het nemen van maatregelen t.a.v. alle zendtijd verkrijgende alsmede van draadomroep gebruik makende instellingen ingeval zij blijkens rechterlijk vonnis een strafbaar feit hebben gepleegd.

Periode: 1978–1979

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 61 lid 1 en 2

Product: beschikking

Waardering: B 5

1.10.4 Toezicht / Bestuurlijke handhaving door de Dienst omroepbijdragen

470

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het geven van aanwijzingen aan de tot de groep van de KPN behorende dienst t.a.v. de uitoefening van de controle op de naleving van de voorschriften betreffende aangifte, registratie en omroepbijdrage.

Periode: 1988–1996

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 141 lid 2

Product: aanwijzingen

Waardering: B 5

471

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het geven van aanwijzingen aan de Dienst omroepbijdragen m.b.t. het uitoefenen van het toezicht op de nakoming van de omroepbijdragen.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 141

Product: aanwijzingen

Waardering: B 5

472

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het aanwijzen van functionarissen van de dienst van de KPN die belast zijn met de opsporing van de strafbare feiten.

Periode: 1988–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 141 lid 3

Product: beschikking

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1996/648 is de aanwijzing aan de directeur van de Dienst omroepbijdragen opgedragen (art. 140 lid 1)

Waardering: V10 na volgende aanwijzing

477

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van de kosten van de verzegeling en van het meevoeren en opslaan van de ontvanginrichtingen.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 145f lid 4

Product: Ministeriële regeling

Waardering: V10

1.11 De pers

1.11.1 Perszuivering

486

Actor: Ministers van Cultuur

Handeling: het verlenen van een vergunning voor het verschijnen van dag- of nieuwsbladen.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 10 lid 1

Product: beschikking

Waardering: B 6

487

Actor: Ministers van Cultuur en van Binnenlandse Zaken

Handeling: het bepalen van de soorten dag- of nieuwsbladen die zonder vergunning mogen verschijnen.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 10 lid 2b

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B 6

488

Actor: Ministers van Cultuur en van Binnenlandse Zaken

Handeling: het verbieden van de verschijning van de dag- of nieuwsbladen die zonder vergunning mogen verschijnen op dezelfde grondslagen als waarop een vergunning kan worden geweigerd.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 12 lid 2

Product: beschikking

Waardering: B 6

498

Actor: Ministers van Cultuur en van Binnenlandse Zaken

Handeling: het instellen of doen instellen van elk onderzoek dat zij nodig achten voor de zuivering en het herstel van het Nederlandse perswezen.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 27 lid 1

Product: besluit

Waardering: B 6

499

Actor: Ministers van Cultuur en van Binnenlandse Zaken

Handeling: het vaststellen van de nodige voorschriften ter uitvoering van het Tijdelijk Persbesluit 1945.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 29

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B 1,6

1.11.2 Voorzieningen t.a.v. het perswezen

518

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een kb inzake het verlenen van verlof zich te begeven in vreemde krijgs- of staatsdienst met behoud van zijn journalistieke of leidende niet-journalistieke functie.

Periode: 1951–1987

Grondslag: Wet Voorziening Perswezen (Stb. 1951, 130) art. 2 lid 1b

Product: kb

N.B.: Het verlof geldt met terugwerkende kracht tot 9 mei 1940.

Zonder dit verlof was men niet gerechtigd een journalistieke of leidende niet-journalistieke functie in het perswezen uit te oefenen, voor zover en gedurende de tijd dat men althans door de in-vreemde-diensttreding het Nederlanderschap was verloren.

Waardering: B 1,5

519

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het niet van toepassing verklaren van de bepalingen betreffende het niet-gerechtigd zijn van personen tot het uitoefenen van een journalistieke of leidende niet-journalistieke functie in het perswezen

Periode: 1951–1987

Grondslag: Wet Voorziening Perswezen (Stb. 1951, 130) art. 2 lid 2c

Product: beschikking

N.B.: De verklaring betreft individuele gevallen.

Waardering: B 5

521

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het machtigen van de Persraad tot het (doen) instellen van een gerechtelijk onderzoek.

Periode: 1951–1987

Grondslag: Wet Voorziening Perswezen (Stb. 1951, 130) art. 9 lid 1

Product: besluit

Waardering: B 5

1.11.3 Steunmaatregelen voor persorganen

525

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het uitkeren van een deel van de inkomsten van de Stichting Etherreclame aan uitgevers van de persorganen.

Periode: 1987–1991

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 133 lid 1

Product: beschikking

N.B.: Dit artikel is alleen van toepassing indien de inkomsten in een jaar de inkomsten overtreffen van het jaar dat voorafging aan de inwerkingtreding van de Mediawet.

Waardering: V10

526

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de vaststelling van het in art. 133 lid 1 bedoelde uit te keren bedrag en de verdeling ervan indien geen overeenstemming wordt bereikt tussen de NOS en de organisaties van uitgevers.

Periode: 1987–1991

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 133 lid 2

Product: amvb

Waardering: B 5

1.11.4 Bedrijfsfonds voor de pers

527

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een KB inzake de benoeming en het ontslag van de voorzitter en de andere leden van het Bedrijfsfonds voor de pers.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 124 lid 1

Product: kb

Waardering: B 5

528

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake regels m.b.t. de bezoldiging en verdere rechtspositie van bestuursleden en personeel van het Bedrijfsfonds voor de pers.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 124 lid 5

Product: amvb (Stb. 1989, 499)

Waardering: V10

529

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van goedkeuring aan regels over de besluitvorming en de werkwijze van het bestuur van het Bedrijfsfonds voor de pers.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 125 lid 2

Product: beschikking

Waardering: V10

533

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vergoeden van de kosten van het Bedrijfsfonds voor de pers.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 126

Product: beschikking

Waardering: V10

534

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van de begroting en jaarrekening van het Bedrijfsfonds voor de pers.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 126

Product: beschikking

Waardering: V10

535

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een KB inzake vernietiging van besluiten van het Bedrijfsfonds voor de pers die rechtsgevolgen hebben.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 127 lid 1

Product: kb

Waardering: B 5

536

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het schorsen van besluiten van het Bedrijfsfonds voor de pers die rechtsgevolgen hebben.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 127 lid 4

Product: beschikking

Waardering: B 5

537

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het jaarlijks nemen van een besluit of hij bedragen ter beschikking zal stellen aan het Bedrijfsfonds voor de pers t.b.v. door het Bedrijfsfonds voor de pers te verlenen steun.

Periode: 1987–1991

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 128 lid 1

Product: beschikking

N.B.: Zie beschikking 24-12-1987 (Stcrt. 1988, 8)

Waardering: B 5

538

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van het percentage inkomsten uit reclameboodschappen van de Stichting Etherreclame en commerciële omroepinstellingen t.b.v. het Bedrijfsfonds voor de pers.

Periode: 1991–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 128 lid 1

Product: beschikking 9-7-1992 (Strcrt. 131)

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1996/219 worden de genoemde omroepinstellingen uitgebreid met de lokale en regionale omroepinstellingen en de verzorgers van een abonneeprogramma.

Waardering: B 5

539

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het geven van nadere regels omtrent de vaststelling van de inkomsten uit reclameboodschappen van de Stichting Etherreclame en commerciële omroepinstellingen.

Periode: 1991–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 128 lid 3

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B 5

Letteren- en Bibliotheekbeleid actor Minister van Cultuur

1.12 Wetgeving, beleid en informatieverstrekking

1.12.1 Algemene wetgeving

542

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een kb inzake de tijdstippen van inwerkingtreding van de bibliotheekwet- en regelgeving en de wijzigingen daarop.

Periode: 1975–

Grondslag: Bibliotheekwet en de wijzigingswetten

Product: kb

Waardering: B 1

1.12.2 Ontwikkeling, evaluatie en verantwoording van beleid

543

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het instellen van commissies die adviseren over (aspecten van) het te voeren beleid ten aanzien van de letteren en bibliotheken alsmede over de evaluatie van het letteren- en bibliotheekbeleid.

Periode: 1945–

Grondslag:

Product: beschikking

Waardering: B 4

544

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden, mede-vaststellen en coördineren van het beleid inzake de letteren en bibliotheken

Periode: 1945–

Grondslag:

Product: nota’s

Waardering: B 1

545

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het opstellen van periodieke verslagen over de ontwikkelingen van het letteren- en bibliotheekbeleid

Periode: 1945–

Grondslag:

Product: jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen

Waardering: B 2,3

546

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van de Kamers der Staten-Generaal inzake de letteren en bibliotheken

Periode: 1945–

Grondslag:

Product: brieven, notities

Waardering: B 3

547

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verstrekken van informatie aan de Commissies voor de Verzoekschriften van de Staten Generaal, aan overige kamercommissies en aan de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten van burgers over het gevoerde letteren- en bibliotheekbeleid

Periode: 1945–

Grondslag:

Product: brieven, notities

Waardering: B 3

548

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het beslissen op beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen inzake de letteren en bibliotheken en het voeren van verweer in beroepschriftenprocedures voor de Raad van State en/of de kantonrechter

Periode: 1945–

Grondslag:

Product: beschikkingen, verweerschriften

N.B.: voor een uitgebreide verhandeling van de administratieve rechtsgang van de burger raadplege men het RIO betreffende de Raad van State8 .

Waardering: V20

1.12.3 Verstrekken van informatie

549

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen inzake de letteren en bibliotheken

Periode: 1945–

Grondslag:

Product: brieven, notities

Waardering: V1

1.12.4 Internationale regelgeving

550

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het leveren van bijdragen via EU-organen ter regelgeving van het beleidsterrein letteren en bibliotheken

Periode: 1993–

Grondslag: EU-Verdrag, Rome, 25 maart 1957, art 128; art. 151, PhEG 1997

Produkt:

Waardering: B 1

1.12.4.1 Implementatie richtlijnen Europese Unie

551

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van wetten ter implementatie van Europese richtlijnen inzake het beleidsterrein letteren en bibliotheken

Periode: 1993–

Grondslag: EU-Verdrag, Rome, 25 maart 1957, art. 128; art. 151, PhEG 1997

Produkt:

Waardering: B 1

1.12.4.2 Nederlandse Taalunie

552

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van het verdrag met België inzake de Nederlandse Taalunie.

Periode: 1980–1982

Grondslag:

Produkt: Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake de Nederlandse Taalunie.

Waardering: B 1,5

553

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van de wet ter goedkeuring van het verdrag met België inzake de Nederlandse Taalunie.

Periode: 1980–1982

Grondslag:

Produkt: Goedkeuringswet (24 juni 1981, Stb. 453)

Waardering: B 1

554

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van de Nederlandse bijdrage aan de besluitvorming van de verdragsluitende partijen inzake diverse Taalunie-aangelegenheden.

Periode: 1981–

Grondslag: Taalunieverdrag art. 4

Produkt: besluiten, afspraken, nota’s, briefwisseling

N.B.: De besluiten ingevolge het verdrag art. 4 betreffen:

oprichting en instandhouding van gemeenschappelijke instellingen voor de verwezenlijking van doelstellingen en maatregelen van/ingevolge het Taalunieverdrag;

het gemeenschappelijk bepalen van de officiële spelling en spraakkunst van de Nederlandse taal;

het gemeenschappelijk bepalen van een gelijke terminologie t.b.v. wetgeving en officiële publicaties;

het voeren van een gemeenschappelijk beleid m.b.t. particuliere initiatieven op het gebied van woordenboeken, woordenlijsten en grammatica’s;

het gemeenschappelijk bepalen van de toetsstenen voor het behalen van het ‘Getuigschrift Nederlands als Vreemde Taal’ en het gezamenlijk toekennen van het Getuigschrift;

het voeren van een gemeenschappelijk beleid m.b.t. de Nederlandse laat en letteren in internationaal verband, in het bijzonder in de Europese Unie;

het plegen van overleg wanneer in hun betrekkingen tot derde landen of tot internationale instellingen of bijeenkomsten de belangen van de Nederlandse taal of de doelstellingen van het verdrag in het geding zijn;

Waardering: B 1,5

555

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van de Nederlandse bijdrage aan activiteiten van de verdragsluitende partijen inzake diverse Taalunie-aangelegenheden.

Periode: 1981–

Grondslag: Taalunieverdrag art. 5

Produkt: besluiten, afspraken, nota’s, briefwisseling

N.B.: De activiteiten ingevolge het verdrag art. 5 betreffen:

het bevorderen van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de Nederlandse taal en letteren en de cultuurgeschiedenis, in de Verdragstaten en daarbuiten, het streven naar een verantwoord gebruik van de Nederlandse taal, het aanmoedigen van initiatieven op het gebied van de massamedia en van particuliere initiatieven. t.b.v. de verwezenlijking van de doelstellingen van de Taalunie.

Waardering: B 5

556

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiding van de besluitvorming binnen het Comité van Ministers t.a.v. de uitvoering van het verdrag en het toezicht op de uitvoering van zijn besluiten.

Periode: 1981–

Grondslag: Taalunieverdrag art. 7

Produkt: besluiten

N.B.: In alle Taalunie-zaken wint de Minister van Cultuur het advies in van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren.

Waardering: B 1

1.13 Adviescolleges

Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken (1961–1974)

Bibliotheekraad (1975–1987)

Raad van advies voor het bibliotheekwezen en de informatieverzorging RABIN (1987–1995)

557

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het instellen van een rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken, het regelen van de samenstelling, bevoegdheden en werkzaamheden en het benoemen van de voorzitter, secretaris en de overige leden.

Periode: 1961–1975

Grondslag: Rijkssubsidievoorwaarden-1921 (Stcrt. 1961, 20) art. 5 lid 1, 2 en 3; Regeling Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken (Srcrt. 1961, 20) art. 4

Product: Regeling Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken (Srcrt. 1961, 20)

N.B.: De leden hebben recht op vacatiegelden en vergoeding van reiskosten. Aan de secretaris kan een vergoeding voor zijn werkzaamheden en voor zijn reis- en verblijfkosten worden toegekend.

Waardering: B 4

558

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de Bibliotheekraad met andere functies.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op de bibliotheekraad (Stb. 1975, 119) art. 6 lid 4

Product: amvb

Waardering: B 5

559

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van koninklijke besluiten inzake benoeming en ontslag van de voorzitter, de secretaris en overige leden van de Bibliotheekraad en de RABIN

Periode: 1975–1995

Grondslag: Wet op de bibliotheekraad (Stb. 1975, 119) art. 7 lid 1 en 2, art. 10 lid 1; Instellingswet RABIN (Stb. 1987, 474) art. 5 lid 1, art. 6 lid1

Product: kb

Waardering: V 75 na geboortedatum

560

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen en ontslaan van de voorzitter en de ondervoorzitter van iedere afdeling van de Bibliotheekraad.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op de bibliotheekraad (Stb. 1975, 119) art. 8 lid 2

Product: beschikking

N.B.: De afdelingen zijn die voor het openbare bibliotheekwezen en die voor het wetenschappelijke en speciale bibliotheekwezen.

Waardering: V10

561

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen van adjunct-secretarissen en ander personeel van de Bibliotheekraad en het schorsen van de voorzitter en overige leden van de RABIN en het zorgdragen voor de nodige voorzieningen ten behoeve van het secretariaat

Periode: 1975–1995

Grondslag: Wet op de bibliotheekraad (Stb. 1975, 119) art. 10 lid 2; Instellingswet RABIN (Stb. 1987, 474) art. 6 lid 1 en 3

Product: beschikking

Waardering: V10

562

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een koninklijk besluit inzake de bepaling in welke afdeling een lid van de Bibliotheekraad zitting heeft.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op de bibliotheekraad (Stb. 1975, 119) art. 8 lid 1

Product: beschikking

Waardering: V10

563

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een regeling en een besluit inzake de toekenning van een honorarium aan de voorzitter van de Bibliotheekraad, en het vaststellen van het bedrag van de vergoeding voor de leden voor het bijwonen van vergaderingen.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op de bibliotheekraad (Stb. 1975, 119) art. 14 lid 1 en 2

Product: kb / beschikking

Waardering: V10

564

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het regelen van de rechtspositie van de voorzitter en de overige leden van RABIN alsmede de vergoedingen t.b.v. de leden van de raad en de commissies voor de bijgewoonde vergaderingen.

Periode: 1987–1995

Grondslag: Instellingswet RABIN (Stb. 1987, 474) art. 12

Product: Ministeriële regeling

Waardering: V10

567

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van de instructie van de secretaris van de Bibliotheekraad en van de vaststelling van de regelingen van de Bibliotheekraad

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op de bibliotheekraad (Stb. 1975, 119) art. 10 lid 4, art. 19 lid 1 en 2

Product: beschikking

Waardering: V10

569

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het doen van voorstellen voor het jaarlijkse adviesprogramma van de RABIN, het stellen van termijnen voor het uitbrengen van advies en het vaststellen en wijzigen van het adviesprogramma.

Periode: 1987–1995

Grondslag: Instellingswet RABIN (Stb. 1987, 474) art. 7 lid 1, 3 en 4

Product: voorstellen, beschikking

N.B.: Voor het vaststellen wordt de Raad gehoord

Waardering: B 5

574

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van de begroting van de RABIN

Periode: 1987–1995

Grondslag: Instellingswet RABIN (Stb. 1987, 474) art. 11

Product: beschikking

Waardering: V10

1.14 Treffen van voorzieningen inzake de letteren

575

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake het machtigen van de Minister tot oprichting of mede-oprichting van een fonds dat ten doel heeft het tot stand komen van werken van letterkunde te bevorderen en daartoe financiële uitkeringen te verstrekken.

Periode: 1981–

Grondslag: Fondsenwet scheppende kunsten (Stb. 1981, 355) art. 2 (Wet specifiek cultuurbeleid, (Stb. 1993, 193) art. 9)

Product: Besluit Stichting Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (Stb. 1991, 501)

Waardering: B 1

576

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het oprichten van fondsen ter bevordering van het tot stand komen van werken van letterkunde en van de uitgaven daarvan.

Periode: 1965; 1991

Grondslag: Fondsenwet scheppende kunsten (Stb. 1981, 355) art. 2 (Wet specifiek cultuurbeleid, (Stb. 1993, 193) art. 9 annex art. 12. lid 2)

Product: Besluit Stichting Fonds voor de letteren; Besluit Stichting Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (Stb. 1991, 501)

N.B.: Ingevolge art. 12 Wet specifiek cultuurbeleid geldt de Stichting Fonds voor de letteren als fonds, opgericht op grond van de machtiging van art. 9 van de wet. De oprichtingsakte van de stichting van 28-7-1965 is het instellingsbesluit.

Waardering: B 4

577

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen van de leden, waaronder de voorzitter, en plaatsvervangende leden van het bestuur van de stichting Fonds voor de letteren.

Periode: 1965–

Grondslag: Oprichtingsakte van de stichting Fonds voor de letteren dd. 28-7-1965 art. 5 lid 2, 4, 5 en 6

Product: beschikking

N.B.: Als secretaris-penningmeester wordt een ambtenaar van het departement benoemd.

Waardering: V 75

578

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van de rekening en verantwoording van het in het betreffende boekjaar gevoerde financiële beheer.

Periode: 1965–

Grondslag: Oprichtingsakte van de stichting Fonds voor de letteren dd. 28-7-1965 art. 5 lid 11

Product: beschikking

Waardering: B 5

579

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van door het bestuur eventueel nader te stellen regelen omtrent onderwerpen die in de statuten niet of niet voldoende zijn geregeld.

Periode: 1965–

Grondslag: Oprichtingsakte van de stichting Fonds voor de letteren dd. 28-7-1965 art. 5 lid 11

Product: beschikking

Waardering: V 10

580

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het wijzigen van de statuten

Periode: 1965–

Grondslag: Oprichtingsakte van de stichting Fonds voor de letteren dd.28-7-1965 art. 8

Product: beschikking

N.B.: Bij statutenwijziging van 26-11-1969 is het stichtingsbestuur bevoegd de statuten te wijzigen. Het wijzigingsbesluit behoeft de goedkeuring van de Minister.

Waardering: B 4

581

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het ontbinden van de stichting Fonds voor de letteren, het eventueel aanwijzen van liquidateuren en het geven van een bestemming van het liquidatiesaldo.

Periode: 1965–

Grondslag: Oprichtingsakte van de stichting Fonds voor de letteren dd.28-7-1965 art. 9

Product: beschikking

Waardering: B 4

582

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen en toestemmen tot wijziging van de statuten van de stichting Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds.

Periode: 1991–

Grondslag: Besluit Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (Stb. 1991, 501) art. 4

Product: beschikking

Waardering: B 4

583

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen van de leden en plaatsvervangende leden van het bestuur van de stichting Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds.

Periode: 1991–

Grondslag: Besluit Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (Stb. 1991, 504) art. 5 lid 1 en 3

Product: beschikking

Waardering: V10

586

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bepalen van de datum van indiening van activiteitenplan, beleidsplan, rekening en verantwoording en verslag van de stichting Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds.

Periode: 1991–

Grondslag: Besluit Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (Stb. 1991, 504) art. 10, 11

Product: beschikking

Waardering: V5

587

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van het beleidsplan van de stichting Nederlands literair productie- en vertalingenfonds.

Periode: 1991–

Grondslag: Besluit Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (Stb. 1991, 504) art. 12

Product: beschikking

N.B.: Over het beleidsplan vraagt de Minister het advies van de Raad voor de Kunst, en het activiteitenplan wordt aan de Raad ter kennisneming toegezonden.

Waardering: B 5

588a

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van het ontbindingsbesluit van het bestuur van de stichting Nederlands literair productie- en vertalingenfonds

Periode: 1991

Grondslag: Besluit Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (Stb. 1991, 504) art. 13

Product: beschikking

N.B.: Voor het nemen van de Ministeriële beschikking moeten de stichting Nederlands literair productie- en vertalingenfonds en de Raad voor Cultuur worden gehoord.

Waardering: B 4

589

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van het bestuursbesluit tot ontbinding van de stichting Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds en het geven van een bestemming van het liquidatiesaldo in overeenstemming met het doel van de stichting

Periode: 1991

Grondslag: Besluit Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (Stb. 1991, 504) art. 13

Product: beschikking

Waardering: B 4

1.15 Het treffen van voorzieningen inzake het bibliotheekwerk

1.15.1 Subsidiëring

590

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van rijkssubsidie aan instellingen en organisaties van openbare bibliotheken

Periode: 1945–1975

Grondslag: Rijkssubsidievoorwaarden-1921 (Stc. 1921) art. 17, zoals gewijzigd in 1961 (Stc. 1961, 20) art. 1

Product: beschikking

N.B.: Indien een subsidie wordt verleend, worden door de Minister daarbij aangegeven (1) de voorwaarden en (2) de doeleinden waarvoor de subsidie mag worden aangewend.

Waardering: V 10

Volgens het besluit van 1921 kan de Minister n.a.v. subsidieaanvragen de Centrale Vereniging voor Openbare Bibliotheken (C.V.) horen, maar eerste moet het bestuur van de C.V. de Commissie van toezicht en Inspecteur der OLB horen. De beschikking wordt aan het bestuur der C.V. meegedeeld.

In het gewijzigde besluit van 1961 worden als subsidieontvangers (limitatief) opgesomd:

1. de Centrale Vereniging voor Openbare Bibliotheken (C.V.)

2. landelijke organisaties voor het bibliotheekwerk

3. landelijke bonden van openbare leeszalen en bibliotheken

4. openbare leeszalen en bibliotheken (o.l.b.)

5. openbare uitleenbibliotheken (o.u.b.)

6. provinciale bibliotheekcentrales (p.b.c.)

7. de Centrale Vereniging voor Reizende Bibliotheken

De subsidieverlening is afhankelijk van de inwoneraantal-criteria van art. 2, lid 1 en 2.

Hiervan kan de Minister, de rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken gehoord, afwijken met instemming van de betrokken gemeentebesturen (lid 3 en 4).

Voor 1-3 worden bij afzonderlijke beschikking voorwaarden vastgesteld, voor 4-7 bevat de Rijkssubsidieregeling zelf de voorwaarden.

591

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van ontheffing aan Algemene en RK Openbare Leeszalen en Bibliotheken van de minimumbepaling om in aanmerking te komen voor subsidie

Periode: 1945–1961

Grondslag: Rijkssubsidievoorwaarden-1921 (Stc. 1921) art. 20

Produkt: beschikking

N.B.: De minimumbepaling hield in een inwoneraantal van 5000 voor een Algemene Openbare Leeszaal en Bibliotheek en voor RK Openbare Leeszaal en Bibliotheek een inwoneraantal van 5000 waarvan minstens 3333 rooms katholiek moesten zijn.

Waardering: B 5

592

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van de nadere voorwaarden voor openbare bibliotheken en voor de Centrale Vereniging voor Reizende Bibliotheken voor wat huisvesting, personeel en openstelling betreft.

Periode: 1961–1975

Grondslag: Rijkssubsidievoorwaarden-1921, art. 7 lid 1 sub b

Product: nadere voorwaarden als bedoeld in art. 7 lid 1 sub b der Rijkssubsidievoorwaarden-1921 (Stcrt. 1961, 146, hoofdstuk I, II en IV)

Waardering: V10

592a

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van de nadere voorwaarden voor openbare bibliotheken en voor de Centrale Vereniging voor Reizende Bibliotheken voor wat het boekenbezit betreft.

Periode: 1961–1975

Grondslag: Rijkssubsidievoorwaarden-1921, art. 7 lid 1 sub b

Product: nadere voorwaarden als bedoeld in art. 7 lid 1 sub b der Rijkssubsidievoorwaarden-1921 (Stcrt. 1961, 146, hoofdstuk III)

Waardering: B 5

593

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van ontheffing van verplichtingen van de gesubsidieerde instellingen.

Periode: 1961–1975

Grondslag: Rijkssubsidievoorwaarden-1921 (Stcrt. 1961, 20) art. 7 lid 2, art. 8 lid 2 en 6

Product: beschikking

N.B.: Het betreft de verplichting aangesloten te zijn bij de Centrale Vereniging van Openbare Bibliotheken mits deze zijn aangesloten bij een gesubsidieerde landelijke organisatie voor bibliotheekwerk, om gesubsidieerde instellingen gediplomeerd personeel aan te stellen en om de salarisregeling voor bibliotheekpersoneel toe te passen als er een gunstiger overheidsregeling bestaat.

De door de Minister te horen Rijksadviescommissie wint advies in van de Centrale Vereniging.

Waardering: V10

594

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen en goedkeuren van reglementen inzake de opleiding van bibliotheekpersoneel, pensioen, het Scheidsgerecht, ingesteld

door de Centrale Vereniging voor Openbare Bibliotheken, de salarisregeling voor bibliotheekpersoneel, de Contributie- en Leesgeldregeling voor Openbare Bibliotheken

Periode: 1961–1975

Grondslag: Rijkssubsidievoorwaarden-1921 (Stcrt. 1961, 20) art. 8 lid 4, art. 10 lid 5

Product: beschikking

Waardering: B 5

595

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het aanwijzen van ambtenaren aan wie de bibliotheekinstellingen die voor het eerst rijkssubsidie hebben aangevraagd verplicht zijn inlichtingen te verstrekken en toegang tot hun inrichtingen te verlenen.

Periode: 1961–1975

Grondslag: Rijkssubsidievoorwaarden-1921 (Stcrt. 1961, 20) art. 8bis lid 1

Product: beschikking

N.B.: De ambtenaren oefenen hun bevoegdheid uit nadat overleg is gepleegd met de Centrale Vereniging.

Waardering: V10

596

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het beschikken op aanvragen om rijkssubsidie voor openbare leeszalen en bibliotheken, openbare uitleenbibliotheken, provinciale bibliotheekcentrales en al dan niet mobiele filialen en jeugdafdelingen dan wel het opschorten of beëindigen van de uitbetaling ervan.

Periode: 1961–1975

Grondslag: Rijkssubsidievoorwaarden-1921 (Stcrt. 1961, 20) art. 14, art. 18 lid 2

Product: beschikking

Waardering: V10

597

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het jaarlijks vaststellen van de subsidiegrondslag voor de bibliotheekinstellingen op basis van het inwoneraantal van de desbetreffende gemeente(n) of provincie.

Periode: 1961–1975

Grondslag: Rijkssubsidievoorwaarden-1921 (Stcrt. 1961, 20) art. 23 lid 1, 2 en 3

Product: beschikking

Waardering: B 5

598

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het toekennen van een voorlopige rijkssubsidie onder nader vast te stellen voorwaarden indien een bibliotheekinstelling niet of niet geheel voldoet aan de bij of krachtens de subsidieregeling gestelde voorwaarden.

Periode: 1961–1975

Grondslag: Rijkssubsidievoorwaarden-1921 (Stcrt. 1961, 20) art. 41 lid 1; art. 33 (Stcrt. 1961, 146 (nadere voorwaarden)

Product: beschikking

N.B.: Deze subsidie kan slechts voor een periode van ten hoogste drie achtereenvolgende jaren worden verleend.

Waardering: V5

599

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake het verstrekken van subsidies en specifieke uitkeringen ten behoeve van cultuuruitingen.

Periode: 1993–

Grondslag: Wet specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993, 193) art. 8

Product: Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (Stb. 1994, 473)

N.B.: Diverse artikelen van dit besluit zijn uitgewerkt in de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen, (Stcrt. 1995, 4).

Waardering: B 1,5

1.15.2 Landelijk plan voor de openbare bibliotheekvoorziening

600

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van een landelijk driejarenplan voor de openbare bibliotheekvoorziening.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 2 lid 1

Product: beschikking

N.B.: Hierbij wordt uitgegaan van de provinciale plannen en wordt acht geslagen op de daartegen bij de Minister ingediende bezwaren en door Gedeputeerde Staten naar aanleiding van deze bezwaren aan de Minister voorgelegde opmerkingen (art. 7.1).

Het landelijk plan wordt negentig dagen ter inzage gelegd op de provinciale griffies en de gemeentesecretarieën (art. 8 lid 1).

Waardering: B 1

601

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de voorbereiding en inrichting van de ten behoeve van het landelijke plan voor de openbare bibliotheekvoorziening vastgestelde provinciale plannen.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 6

Product: Besluit planprocedure openbaar bibliotheekwerk (Stb. 1977, 481)

Waardering: B 1,5

602

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van een programma van nieuwe objecten van openbare bibliotheekvoorziening voor de tijd dat nog geen landelijk plan is vastgesteld.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 41 lid 1

Product: beschikking

Waardering: B 5

N.B.: Voor de vaststelling moeten de Bibliotheekraad, de desbetreffende gemeenteraden en provinciale staten worden gehoord. Objecten van openbare bibliotheekvoorziening zijn: openbare bibliotheken, filialen, afzonderlijke jeugdafdelingen en speciale afdelingen, indien zij voldoen aan de bij of krachtens de bibliotheekwet gestelde eisen teneinde voor vergoeding van kosten in aanmerking te komen (art.1 lidg 1g Bibliotheekwet, Stb. 1975, 118)

1.15.3 In stand houden van openbare bibliotheken

603

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake het tijdstip en de wijze waarop verzoeken om een beslissing of een privaatrechtelijke instelling voldoet aan de eisen voor het in stand houden van een openbare bibliotheek worden ingediend alsmede de wijze waarop en de termijn waarbinnen deze beslissing wordt genomen.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 11 lid 4

Product: Besluit procedure tot toetsing privaatrechtelijke instelling ter instandhouding van een openbare bibliotheek (Stb. 1977, 310)

Waardering: V10

604

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bepalen van de termijn waarbinnen de gemeenteraad dan wel de Provinciale Staten het besluit neemt t.a.v. het instandhouden van objecten van openbare bibliotheekvoorziening door een privaatrechtelijke instelling, en waarbinnen de gemeente / provincie na de bekendmaking deze objecten in stand houdt.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 12 lid 2 en 3; art. 13, lid 2 en 3

Product: beschikking

Waardering: V5

605

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het verlenen van ontheffing aan de gemeente of de provincie van de verplichting het instandhouden van objecten van openbare bibliotheekvoorziening door een privaatrechtelijke instelling te bevorderen.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 12 lid 6; art. 13 lid 6

Product: beschikking

N.B.: Ontheffing wordt verleend als de financiële mogelijkheden bij de gemeente of de provincie ontbreken. In het geval van de gemeente geschiedt dat in overeenstemming met Gedeputeerde Staten, bij wijziging Stb 1983, 733 tevens met de Minister van Binnenlandse Zaken, de Raad voor de Gemeentefinanciën gehoord. In het geval van de provincie geschiedt dit in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken. In beide gevallen wordt de bibliotheek-raad gehoord.

Waardering: B 5

607

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van de statuten van de privaatrechtelijke instelling met volledige rechtsbevoegdheid die de landelijke bibliotheekcentrale in stand houdt en van de reglementen inzake de landelijke bibliotheekcentrale.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 14 lid 3

Product: beschikking

Waardering: B 4

1.15.4 Vereisten voor de openbare bibliotheekvoorzieningen

608

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de vereisten voor de openbare bibliotheekvoorzieningen.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 15 lid 1 a-n

Product: Besluit personeelsformatie openbare bibliotheken (betr. lid 1 k en m) (Stb. 1975, 572; 1977, 565; 1981, 408; 1984, 6)

Besluit dienstverlening openbare bibliotheken (betr. aanhef en lid 1f) (Stb. 1977, 482)

Waardering: B 1,5

609

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vaststellen van het minimumbedrag van de contributie die het bevoegd orgaan van een plaatselijke bibliotheek of een provinciale bibliotheekcentrale moet heffen voor het uitlenen van publicaties aan personen van 18 jaar en ouder.

Periode: 1975–1983

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 16 lid 1

Product: beschikking

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1983, 733 is de opdracht aan de Minister een minimumbedrag vast te stellen vervallen

Waardering: B5

610

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake nadere regelen omtrent contributies en overige vergoedingen.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 16 lid 3

Product: Contributieregeling openbare bibliotheek 1976 (Stb. 1975, 475; 1977, 483);

Contributieregeling openbare bibliotheken (Stb. 1978, 442; 1983, 555)

Waardering: B 5

1.15.5 Vergoeding van kosten

611

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de voor vergoeding in aanmerking komende kosten van objecten van openbare bibliotheekvoorziening, i.c. de personeelskosten en wat hieronder mede moet worden verstaan.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 18 a

Product Begroting, rekening en rijksbijdrage over 2e helft 1975 en 1976 (Stb. 1975, 476)

Besluit personeelsformatie openbare bibliotheken (Stb. 1975, 572; 1977, 565; 1981, 408)

Waardering: V10

612

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het goedkeuren van de door het bevoegd orgaan toegezonden begroting en de jaarrekening van de landelijke bibliotheekcentrale.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 21 lid 2 en 3

Product: beschikking

Waardering: V10

613

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de verlening door de gemeente van een bijdrage aan de provincie in de vergoeding van personeels- en overige kosten van provinciale bibliotheekcentrales.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 22

Product: Besluit begroting, jaarrekening en financiële bijdragen openbaar bibliotheekwerk (Stb. 1975, 476; 1977, 523; 1983, 445; 1985, 108)

Waardering: V10

614

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de uitbetaling van de bedragen door het rijk aan de gemeente of provincie, als vergoeding van de personeelskosten en de overige kosten.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 23 lid 4

Product: Besluit begroting, jaarrekening en financiële bijdragen openbaar bibliotheekwerk (Stb. 1975, 476; 1977, 523; 1983, 445; 1985, 108)

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1983, 733 is alleen sprake van vergoeding van kosten en is lid 4 vernummerd tot 3.

Waardering: V10

615

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de begrotingen en jaarrekeningen van de openbare bibliotheken, de inrichting ervan alsmede de aanvang, de vaststelling en de uitbetaling van de vergoedingen van kosten en van voorschotten.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 24

Product: Besluit begroting, jaarrekening en financiële bijdragen openbaar bibliotheekwerk (Stb. 1975, 476; 1977, 523; 1983, 445; 1985, 108)

Waardering: V10

616

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het toewijzen van de functie van regionale steunbibliotheek met aanvullende taken op bijzondere terreinen van de literatuurvoorziening aan een (al dan niet openbare) bibliotheek.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 25 lid 1

Product: beschikking

Waardering: B 5

617

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de vergoeding door provincies en/of gemeenten van kosten die voortvloeien uit de aan bibliotheken toegewezen functie t.a.v. de aanvullende taken op bijzondere terreinen van literatuurvoorziening.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 25 lid 2

Product: Vergoeding kosten als regionale steunbibliotheek (Stb. 1975, 477)

Waardering: V10

618

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: Het voorbereiden van een amvb inzake regelen voor het erkennen van landelijke organisaties die een dienstverlenende of begeleidende taak hebben op het terrein van het openbare bibliotheekwerk.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 26 lid 1

Product: amvb

Waardering: B 5

619

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het erkennen van landelijke organisaties die een dienstverlenende of begeleidende taak hebben op het terrein van het openbare bibliotheekwerk

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 26 lid 1

Product: beschikking

N.B.: Erkenning betekent, dat de organisaties een bijdrage van het Rijk ontvangen in de kosten b.v. het openbare bibliotheekwerk van 70 %.

Waardering: V5

620

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het (onder voorwaarden) verlenen van ontheffing van de vereisten voor het in stand houden van een plaatselijke bibliotheek of een provinciale bibliotheekcentrale om in aanmerking te komen voor een vergoeding van kosten.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 27 lid 3

Product: beschikking

N.B.: De ontheffing voor plaatselijke bibliotheken heeft betrekking op het vereiste inwonertal van meer dan vijfduizend, en op het aangegaan hebben van een overeenkomst van dienstverlening met een provinciale bibliotheekcentrale bij een inwonertal van vijf- tot dertigduizend.

Voor een provinciale bibliotheekcentrale geldt het vereiste dat minstens vijf plaatselijke bibliotheken een overeenkomst van dienstverlening met de PBC moeten zijn aangegaan.

Toezicht en Raad van Bestuur)

Het verzoek tot ontheffing wordt ingediend door het bevoegde orgaan in het belang van het openbare bibliotheekwerk.

Waardering: B 5

621

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het opschorten of staken van de vergoeding van kosten ten behoeve van een object van openbare bibliotheekvoorziening bij niet naleving van wetten, regels of daarin gestelde vereisten en voorwaarden.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 28 lid 1

Product beschikking

N.B.: De beschikking wordt ter kennis gebracht van de desbetreffende gemeente of provinciale staten en het desbetreffende bevoegde orgaan.

Waardering: V10

622

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het staken van de vergoeding van kosten indien enig object van openbare bibliotheekvoorziening niet of niet meer geacht kan worden van algemeen nut te zijn voor het desbetreffende gebied.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 29 lid 1-3

Product: beschikking

N.B.: Naast (zoals altijd) de Bibliotheekraad worden het bevoegde orgaan en de

desbetreffende gemeente of provinciale staten gehoord. Het voorstel kan van gemeente of provincie afkomstig zijn. Het horen is dan niet aan de orde.

De beschikking wordt ter kennis gebracht van de desbetreffende gemeente of provinciale staten en het desbetreffende bevoegde orgaan. Zie voor objecten van openbare bibliotheekvoorziening’ art.1. lid 1g Bibliotheekwet (zie ook N.B. bij handeling 602)

Waardering: V10

623

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bepalen dat de vergoeding van kosten kan worden gestaakt, wanneer een ten behoeven van bibliotheek aangewezen gebouw / perceel niet meer overeenkomstig zijn bestemming wordt gebruikt.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 30 lid 1

Product: beschikking

N.B.: Naast (zoals altijd) de Bibliotheekraad worden het bevoegde orgaan en de desbetreffende gemeente of provinciale staten gehoord. Het voorstel kan van gemeente of provincie afkomstig zijn. Het horen is dan niet aan de orde.

De beschikking wordt ter kennis gebracht van de desbetreffende gemeente of bevoegde orgaan.

Waardering: V10

624

Actor: De Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de nadere verrekening met het bevoegde orgaan bij een gedeeltelijke vergoeding van kosten van de stichting of verwerving van het gebouw, de grond en de inventaris na overgang van de eigendom ervan naar de gemeente of de provincie.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 31 lid 4

Product: amvb

Waardering: V10

1.15.6 Bijzondere bibliotheekvoorzieningen

625

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake het van toepassing verklaren van de wet en haar uitvoeringsvoorschriften op andere objecten van bibliotheekvoorziening, zoals de blindenbibliotheken en de bibliotheek voor schippers en zeevarenden, en de vergoeding van kosten

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 33 lid 1 en 2

Product: Tijdelijk besluit bijzondere bibliotheekvoorzieningen (Stb. 1977, 484);

Besluit bijzondere bibliotheekvoorzieningen (Stb. 1983, 180)

Waardering: B 5

1.15.7 Toezicht

626

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het instellen van een rijkscommissie van toezicht / rijksinspectie der openbare bibliotheken en het regelen van de bevoegdheden en werkzaamheden van de inspecteur der openbare bibliotheken.

Periode: 1959–1975

Grondslag: Rijkssubsidievoorwaarden 1921 (Stcrt. 1959, 54) art. I D; (Stcrt. 1961, 20) art. 6 lid 3 en 4

Product: Instellingsbeschikking (Stcrt. 1959, 54); Regeling rijksinspectie openbare bibliotheken (Stcrt. 1961, 20).

Waardering: B 4

627

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het geven van aanwijzingen aan de Rijksinspectie van het openbare bibliotheekwerk.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 34 lid 1

Product: aanwijzingen

Waardering: B 5

628

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het benoemen / het voorbereiden van een kb inzake de benoeming van het hoofd van de rijksinspectie van het openbare bibliotheekwerk, en het benoemen van de overige ambtenaren van de rijksinspectie.

Periode: 1961–1987

Grondslag: Rijkssubsidievoorwaarden-1921 (Stcrt. 1961, 20) art. 6 lid 2 en 3; Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 34 lid 2

Product: kb en beschikking

Waardering: V75 na geboortedatum

633

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het stellen van nadere regels omtrent de taak, bevoegdheid, samenstelling en werkwijze van de rijksinspectie van het openbare bibliotheekwerk.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 37

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B 5

1.15.8 Statistiek

634

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake het verkrijgen van gegevens over het openbare bibliotheekwerk ten behoeve van de statistiek en met inbegrip van waarborgen dat geen ander gebruik gemaakt wordt van de gegevens.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 36 lid 1 en 2

Product amvb

N.B.: Voor de vaststelling wordt de Centrale Commissie voor de Statistiek gehoord

Waardering: V10

1.15.9 openbaar bibliotheekwerk proefgemeenten

635

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake het openbare bibliotheekwerk in gemeenten en provincies die de Minister heeft aangewezen ter uitvoering van het bestuurlijk experiment Kaderwet Specifiek Welzijn.

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1983, 370) art. 42a lid 1

Product Besluit openbaar bibliotheekwerk proefgemeenten (Stb. 1984, 563)

Waardering: B 5

1.15.10 Leenvergoedingsregeling

636

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vast- en beschikbaar stellen van een formulier voor het aanvragen door de auteur of uitgever van de leenvergoeding.

Periode: 1987–1995

Grondslag: Welzijnswet (Stb. 1987, 73; m.i.v.1-1-1995: Tijdelijke wet leenvergoeding)) art. 23 lid 1

Product: beschikking / aanvraagformulier

Waardering: V5

637

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het toekennen of afwijzen van een leenvergoeding aan auteurs onderscheidenlijk uitgevers.

Periode: 1987–1995

Grondslag: Welzijnswet (Stb. 1987, 73; m.i.v.1-1-1995: Tijdelijke wet leenvergoeding)) art. 23 lid 4

Product: beschikking

N.B.: Afwijzing vindt uitsluitend plaats op grond van het bij of krachtens de wet bepaalde.

Waardering: V10

638

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het jaarlijks vaststellen van een bedrag ter bepaling van de bijdrage die door een openbare bibliotheek samen met een door de Minister uit de algemene middelen ter beschikking te stellen bijdrage is verschuldigd voor de toekenning van leenvergoedingen.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Welzijnswet (Stb. 1987, 73; m.i.v.1-1-1995: Tijdelijke wet leenvergoeding)) art. 24 lid 1 en 2

Product: beschikking

Waardering: V10

639

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het jaarlijks steekproefsgewijs vaststellen van het totale aantal uitleningen van publicaties, waarvoor een leenvergoeding is geaccepteerd.

Periode: 1987–1995

Grondslag: Welzijnswet (Stb. 1987, 73; m.i.v. 1-1-1995: Tijdelijke wet leenvergoeding)) art. 25

Product: beschikking

Waardering: V10

640

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het stellen van regelen inzake de periode waarop de steekproeven betrekking hebben, alsmede inzake het aantal en de omvang van de daarbij te betrekken openbare bibliotheken en inzake de vergoeding van de kosten van de steekproef.

Periode: 1987–1995

Grondslag: Welzijnswet (Stb. 1987, 73; m.i.v.1-1-1995: Tijdelijke wet leenvergoeding)) art. 25 lid 2 en 3

Product: Ministeriële regeling

Waardering: V10

641

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het vergoeden van de kosten van de steekproef aan degene die een bij een steekproef betrokken openbare bibliotheek in stand houdt en daartoe de door de Minister verlangde medewerking verleent.

Periode: 1987–1995

Grondslag: Welzijnswet (Stb. 1987, 73; m.i.v. 1-1-1995: Tijdelijke wet leenvergoeding)) art. 25 lid 3

Product: beschikking

Waardering: V10

642

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het jaarlijks vaststellen van het bedrag van de normvergoeding per uitlening.

Periode: 1987–1995

Grondslag: Welzijnswet (Stb. 1987, 73; m.i.v.1-1-1995:Tijdelijke wet leenvergoeding) art. 25 lid4

Product beschikking

Waardering: V10

643

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake het vaststellen van verschillende normvergoedingen voor daarbij aangegeven aantallen uitleningen.

Periode: 1987–1995

Grondslag: Welzijnswet (Stb. 1987, 73; m.i.v.1-1-1995:Tijdelijke wet leenvergoeding) art. 25 lid4

Product: amvb

Waardering: V10

644

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bepalen van het maximumbedrag van de leenvergoeding.

Periode: 1987–1995

Grondslag: Welzijnswet (Stb. 1987, 73; m.i.v.1-1-1995: Tijdelijke wet leenvergoeding)) art. 27

Product: beschikking

N.B.: De leenvergoeding wordt jaarlijks uiterlijk in de maand november betaald, met mededeling van de wijze van berekening van de leenvergoeding (art. 28)

Waardering: V10

652

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het nemen van besluiten tot overeenstemming met de Minister van Justitie inzake diverse aangelegenheden waarvan de uitvoering door de wet aan de Minister van Justitie is opgedragen.

Periode: 1995–

Grondslag: Auteurswet 1912 (Stb. 1995, 653) art. 15d en f; Wet op de naburige rechten (Stb. 1995, 653) art. 15a, art. 15b en art. IV; Besluit College van Toezicht voor het Leenrecht (Stb. 1997, 407) art. 3 lid 2

Product: besluit

Waardering: V10

1.15.11 Bevordering van leenverkeer en vorming van netwerken

653

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het bevorderen dat een door hem bekostigde of in stand gehouden voorziening van bibliotheekwerk deelneemt aan het leenverkeer met andere bibliotheekvoorzieningen en dat netwerken worden gevormd.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Welzijnswet (Stb. 1987, 73) art. 30 lid 1; Wet specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993, 193) art. 11b lid 1

Product: regelingen, besluiten

N.B.: Nadere bepalingen over het deelnemen aan het leenverkeer en het vormen van netwerken

staan in de leden 2 resp. 3 tot en met 5 van art. 11b.

Waardering: B 5

1.16 Algemene bepalingen

1.16.1 Opleidingseisen

654

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de opleidingseisen waaraan beroepskrachten moeten voldoen.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Welzijnswet (Stb. 1987, 73) art. 8 lid 1a

Product amvb

Waardering: B 5

1.16.2 Verzekering

655

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de vergoeding van onkosten aan de verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid van vrijwilligers.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Welzijnswet (Stb. 1987, 73) art. 8 lid 1c

Product: amvb

Waardering: V10

1.16.3 Verslaglegging

656

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het uitbrengen van een jaarlijks verslag van de ontwikkelingen op het deelterrein van het terrein van het maatschappelijke en sociaal-culturele welzijn t.a.v. het openbaar bibliotheekwerk.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Welzijnswet (Stb. 1987, 73) art. 9

Product verslag

Waardering: B 2,3

1.16.4 Bekostigingsvoorziening

657

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voorbereiden van een kb inzake een aanwijzing aan het provinciale of gemeentebestuur om een bekostigingsvoorziening in aanmerking te brengen indien een besluit op het deelterrein van het openbaar bibliotheekwerk door de Kroon wordt vernietigd

Periode: 1987–1994

Grondslag: Welzijnswet (Stb. 1987, 73) art. 10

Product: kb

N.B.: Bedoeld wordt vernietiging van besluiten op grond van art. 165 van de Provinciewet onderscheidenlijk art. 185 van de Gemeentewet.

Waardering: V10

658

Actor: Minister van Cultuur

Handeling: het voeren van overleg met de Minister-president inzake de aanwijzing van autoriteiten aan wie in buitengewone omstandigheden het gebruik van studio’s en van zendtijd gegeven worden.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 5 lid 1

Product: overlegstukken

N.B.1: Bij wetswijziging Stb. 1978/665 is tevens de Minister van Verkeer en Waterstaat, belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT, bij dit overleg betrokken.

N.B.2: Bedoelde autoriteiten kunnen zijn het militair gezag in omstandigheden van staat van oorlog of staat van beleg, vorderingsambtenaren bij toepassing van bepalingen van de Vorderingswet of door de Minister-president ter beschikking gestelde autoriteiten in incidentele gevallen zoals oorlogsgevaar, bedreiging van de rechtsorde, onlusten, watersnood (of de vrees voor het ontstaan van dit alles).

Waardering: B 6

Overige actoren

Mediabeleid

Selectielijst

N.B.: De waardering B of V wordt in sterke mate bepaald alnaargelang de zekerheid waarmee men kan aannemen dat de inhoud van de schriftelijke neerslag terecht komt in gedrukte werken, zoals (jaar)verslagen, rapporten, publicaties van diverse overheidsinstellingen, CBS e.d.

V betekent dan niet dat de informatie niet meer voor de toekomst van belang is, maar dat alle ‘achterliggende’ neerslag voor vernietiging in aanmerking komt.

2. MINISTER BELAST MET PERSZAKEN

2.1 Perszuivering

480

Actor: Minister belast met perszaken

Handeling: het voorbereiden van een KB inzake benoeming en ontslag van de voorzitter en leden van de Commissie voor de Perszuivering en van de Raad van Beroep voor de Perszuivering.

Periode: 1947–1951

Grondslag: Wet noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 7 lid 2, art. 10 lid 2

Product: kb

Waardering: B6

481

Actor: Minister belast met perszaken

Handeling: het benoemen van de secretaris en een of meer adjunct-secretarissen en deskundigen van de Commissie voor de Perszuivering en van de Raad van Beroep voor de Perszuivering.

Periode: 1947–1951

Grondslag: Wet noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 7 lid 6 en 7, art. 10 lid 3

Product: beschikking

Waardering: B6

482

Actor: Minister belast met perszaken

Handeling: het vaststellen van de vergoedingen van de functionarissen van de Commissie voor de Perszuivering en van de Raad van Beroep voor de Perszuivering.

Periode: 1947–1951

Grondslag: Wet noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 7 lid 11, art. 10 lid 6

Product: beschikking

Waardering: V10

483

Actor: Minister belast met perszaken

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de werkwijze van de Commissie voor de Perszuivering en van de Raad van Beroep voor de Perszuivering.

Periode: 1947–1951

Grondslag: Wet noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 7 lid 12, art. 12 lid 7

Product: amvb

Waardering: B 4,6

505

Actor: Minister belast met perszaken

Handeling: het aangaan van een minnelijke overeenkomst met een persuitgeverij ter verkrijging van de bezittingen waarop de voorgenomen vordering van de uitgeverij betrekking heeft.

Periode: 1947–1951

Grondslag: Wet noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 19

Product: overeenkomst

Waardering: B 5

506

Actor: Minister belast met perszaken

Handeling: het in eigendom vorderen van de bezittingen van een persuitgeverij ter verzekering van de zuivering van het Nederlandse perswezen t.b.v. de Staat.

Periode: 1947–1951

Grondslag: Wet noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 20 lid 1

Product: beschikking

N.B.: Hiertoe gaat de Minister over indien geen minnelijke overeenkomst kan worden getroffen. Aan de vordering gaat vooraf de openbaarmaking in de Staatscourant van het voornemen hiertoe.

Het bedrag van de schadeloosstelling wordt door de Arrondissementsrechtbank bepaald.

Inzake de vordering zelf zijn de in dit artikel genoemde bepalingen van de Onteigeningswet van overeenkomstige toepassing.

Vervolg N.B. art. 21 = vervolg procedure

Waardering: B 6

508

Actor: Minister belast met perszaken

Handeling: het benoemen van een liquidateur voor de (eventuele) verkoop van de gevorderde zaken.

Periode: 1947–1951

Grondslag: Wet Noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 27

Product: beschikking

N.B.: Tot verkoop kan worden overgegaan voor zover de gevorderde zaken niet op een andere wijze een bestemming krijgen ter bevordering van een gezuiverd Nederlands perswezen.

Waardering: V10

509

Actor: Minister belast met perszaken

Handeling: het aanwijzen van een onderneming of natuurlijke persoon aan welke / aan wie de gevorderde zaken kunnen worden verkocht.

Periode: 1947–1951

Grondslag: Wet Noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 27

Product: beschikking

Waardering: B 6

510

Actor: Minister belast met perszaken

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake nadere voorschriften ten aanzien van de verzekering van de zuivering van het perswezen.

Periode: 1947–1951

Grondslag: Wet Noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 28

Product: amvb

Waardering: B 6

512

Actor: Minister belast met perszaken

Handeling: het machtigen van de Persraad een onderzoek in te (doen) stellen.

Periode: 1947–1951

Grondslag: Wet Noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 35 lid 1

Product: beschikking

N.B.: Voor het instellen van een onderzoek heeft de Persraad toegang gebouwen, kan hij inzage vorderen in boeken en bescheiden, en getuigen en deskundigen oproepen en horen.

Waardering: B 4,6

513

Actor: Minister belast met perszaken

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake de in verband met de vervanging van het Tijdelijk Persbesluit 1945 noodzakelijk geworden overgangsbepalingen.

Periode: 1947–1951

Grondslag: Wet Noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 41

Product: amvb

Waardering: B 1

3. MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT / Minister van Verkeer en Waterstaat, belast met de zorg voor het staatsbedriif PTT

3.1 Radioraad

31

Actor: Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handeling: het voorbereiden van een koninklijke besluit inzake benoeming en ontslag van de voorzitters, secretarissen en leden van de Radioraad

Periode: 1945–1948

Grondslag: Telegraaf- en Telefoonwet (Stb. 1904, 7) art. 3quater;

Product: kb

N.B.: Bij wijziging Telegraaf- en Telefoonwet 1948 / I 490 is de verantwoordelijke Minister niet meer de Minister van Verkeer en Waterstaat maar de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen

Waardering: V75 jaar na geboortedatum

32

Actor: Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handeling: het vaststellen van instructies voor de Radioraad

Periode: 1945–1967

Grondslag: Telegraaf- en Telefoonwet (Stb. 1904, 7) art. 3quater

Product: kb

N.B.: Bij wijziging Telegraaf- en Telefoonwet 1948 / I 490 is de verantwoordelijke Minister niet meer de Minister van Verkeer en Waterstaat maar de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.

Waardering: B 5

3.2 Omroepdistributie

222

Actor: Minister belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT

Handeling: het besluiten tot overeenstemming met de Minister van Cultuur dat een regio-naal programma wordt doorgegeven over een of meer draadomroepinrichtin-gen.

Periode: 1967–1978

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 47 A. lid 2

Product: beschikking

Waardering: V10

246

Actor: Minister van Verkeer en Waterstaat, belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT

Handeling: het voorbereiden van een amvb inz.voorschriften ter regeling van de aanleg en het gebruik van radiodistributie-inrichtingen en de eisen waaraan omroeporganisaties moeten voldoen dan wel de verboden die kunnen worden opgelegd.

Periode: 1953–1989

Grondslag: Telegraaf- en telefoonwet (Stb. 1904, 7) art. 3ter lid 1, 2, (4,5, 6, 8)

Product: amvb

N.B.: Bij wetswijziging in 1969 zijn de leden 3 en 4 komen te vervallen waardoor de andere leden zijn vernummerd.

Actoren van deze handeling zijn: 1945–1948 Minister van Binnenlandse Zaken; 1948–1953 Minister belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT en 1953– Minister van Verkeer en Waterstaat.

Waardering: B 5

248

Actor: Minister van Verkeer en Waterstaat, belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT

Handeling: het verlenen van een machtiging voor de aanleg en het gebruik van radiodistributie-inrichtingen

Periode: 1953–1989

Grondslag: Telegraaf- en telefoonwet (Stb. 1904, 7) art. 3ter lid 5 en 6

Product: beschikking

N.B.: Bij het verlenen van de machtiging wordt, de Radioraad gehoord, de beschikbare zendtijd naar billijkheid verdeeld over de omroeporganisaties die voldoen aan de bij amvb gestelde eisen.

Actoren van deze handeling zijn: 1945–1948 Minister van Binnenlandse Zaken; 1948–1953 Minister belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT en 1953– Minister van Verkeer en Waterstaat.

Waardering: B 5

249

Actor: Minister van Verkeer en Waterstaat, belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT

Handeling: het voeren van overleg met de Minister van Cultuur inzake de totstandkoming van een regeling omtrent het gebruik van omroepdistributie-inrichtingen.

Periode: 1953–1967

Grondslag: Telegraaf- en telefoonwet (Stb. 1904, 7) art. 3ter lid 3

Product: notulen, vergaderstukken

Waardering: B5

250

Actor: Minister van Verkeer en Waterstaat, belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT

Handeling: het voorbereiden van een kb inzake het algemeen belang op grond waarvan het nodig wordt geacht het gebruik van omroepdistributie-inrichtingen te staken.

Periode: 1948–1989

Grondslag: Telegraaf- en telefoonwet (Stb. 1904, 7) art. 3ter lid 3 (1953–1969); art.3sexies lid 7 (1969–)

Product: kb

Waardering: B 5

N.B.: Actoren van deze handeling zijn: 1945–1948 Minister van Binnenlandse Zaken; 1948–1953 Minister belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT en 1953– Minister van Verkeer en Waterstaat.

251

Actor: Minister van Verkeer en Waterstaat, belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake voorschriften ter voorkoming en ontheffing van storingen t.a.v. het gebruik van radio-ontvanginrichtingen, het bepalen van de beroepstermijn voor besluiten van de Minister en het regelen van beroep tegen besluiten van de directeur-generaal der PTT

Periode: 1948–1989

Grondslag: Telegraaf- en telefoonwet (Stb. 1904, 7) art. 3ter lid 3 (1953–1969); art.3sexies lid 7 (1969–)

Product: amvb

Waardering: B 5

252

Actor: Minister van Verkeer en Waterstaat, belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT

Handeling: het verlenen van een concessie voor de aanleg en de exploitatie van draadomroepinrichtingen, anders dan van Rijkswege, het goedkeuren van tarieven en voorwaarden voor het gebruik

Periode: 1969–

Grondslag: Telegraaf- en telefoonwet (Stb. 1904, 7) art. 3sexies

Product: beschikking

Waardering: B 6

254

Actor: Minister van belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT

Handeling: het voeren van overleg met de Minister van OCenW t.a.v. de aanwijzing van instellingen voor de voorbereiding, samenstelling en uitvoering van radio- en tv-programma’s die worden overgebracht d.m.v. draadomroep.

Periode: 1978–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 48 lid 1

Product: Overlegstukken

N.B.: Aan de aanwijzing kunnen beperkingen en voorwaarden worden verbonden.

Waardering: V10

261

Actor: Minister belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie.

Handeling: het instemmen met de op grond van art. 48 lid 2a en b genomen besluiten van de Minister van Cultuur inzake het overbrengen van uitzendingen en programma’s d.m.v. draadomroepinrichtingen

Periode: 1967–1978

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 48 lid 2

Product: beschikking

Waardering: V10

N.B.: Bedoelde besluiten van de Minister van Cultuur staan in handeling 255 en 256

Het betreft hier uitsluitend de instemming met besluiten van de Minister van Cultuur

3.3 Beschikbaarheid van frequenties

298

Actor: Minister van Verkeer en Waterstaat

Handeling: het zorgdragen voor de beschikbaarheid van frequenties voor de programmanetten, de regionale en de lokale omroepinstellingen.

Periode: 1997–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 82d

Product: regelingen

Waardering: V5

301

Actor: Minister van Verkeer en Waterstaat

Handeling: het tot overeenstemming komen met de Minister van OCenW t.a.v. de regeling dat voor de uitzending van de radioprogramma’s van eenzelfde instelling meer dan één FM-frequentie of samenstel van frequenties mag worden gebruikt.

Periode: 1999–

Grondslag: Mediabesluit (Stb. 1999, 104) art. 53c lid 2

Product: besluit

N.B.: Van 1994–1997 betreft het het toezicht van het Algemeen bestuur op beleid van het dagelijks bestuur en na 1997 het toezicht van de Raad van Toezicht van de NOS op het beleid van de Raad van Bestuur.

Waardering: V10

3.4 Inningskosten kijkgeld

391

Actor: Minister, belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT

Handeling: het vaststellen van de aan de inning van het kijkgeld verbonden kosten die het Staatsbedrijf van de PTT mag aftrekken voor de storting van de geïnde kijkgelden in de Staatskas.

Periode: 1955–1968

Grondslag: Wet op het kijkgeld (Stb. 1955, 489) art. 6 lid 2

Product: beschikking

Waardering: V10

Toezicht op de uitzendingen bij burgerlijke uitzonderingstoestand

447

Actor Minister belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTTr

Handeling: het voeren van overleg met de Minister-president inzake het stellen van regels t.a.v. het toezicht op de uitzendingen indien de burgerlijke uitzonderingstoestand is ingesteld.

Periode: 1978–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1978/665) art. 5 lid 2

Product: overlegstukken

N.B.1: Hierbij kunnen regels worden gesteld voor preventieve censuur in aansluiting op de regeling voor het perswezen.

N.B.2: Vanaf 1978 (wetswijziging Stb. 1978/665) is tevens de Minister van Verkeer en Waterstaat, belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT is bij dit overleg betrokken

Waardering: B 6

658

Actor: Minister van Verkeer en Waterstaat;

Handeling: het voeren van overleg met de Minister-president inzake de aanwijzing van autoriteiten aan wie in buitengewone omstandigheden het gebruik van studio’s en van zendtijd gegeven worden.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 5 lid 1

Product: overlegstukken

N.B.1: Bij wetswijziging Stb. 1978/665 is tevens de Minister van Verkeer en Waterstaat, belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT, bij dit overleg betrokken.

N.B.2: Bedoelde autoriteiten kunnen zijn het militair gezag in omstandigheden van staat oorlog of staat van beleg, vorderingsambtenaren bij toepassing van bepalingen van de Vorderingswet of door de Minister-president ter beschikking gestelde autoriteiten in incidentele gevallen zoals oorlogsgevaar, bedreiging van de rechtsorde, onlusten, watersnood (of de vrees voor het ontstaan van dit alles).

Waardering: B 6

4. MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN (Minister-president)

4.1 Toewijzen van zendtijd t.b.v. overheidsvoorlichting Overheidsvoorlichting

233

Actor: Minister van Algemene Zaken

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake het toewijzen van zendtijd voor landelijke omroep door het Commissariaat voor de Media t.b.v. overheidsvoorlichting en eventueel voor een teletekstprogramma.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 35

Product: Mediabesluit (Stb. 1987, 573) art. 5

N.B.: De voordracht van het amvb geschiedt na overleg met de Minister van Cultuur.

Zie voor de toewijzing door het CvdM: hfdst. 4.1.18

Bij wijziging amvb Stb. 1994/914 vernummerd tot art. 10

Waardering: B 5

235

Actor: Minister van Algemene Zaken

Handeling: het indienen van een aanvraag tot door het Commissariaat voor de Media toe te wijzen zendtijd voor landelijke omroep t.b.v. overheidsvoorlichting en eventueel voor een teletekstprogramma.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediabesluit (Stb. 1987, 573) art. 5; (Stb. 1994, 914) art. 10

Product: aanvraag

N.B.: Zie voor de toewijzing door het CvdM: handeling nr. 93.

Waardering: V10

4.2 Toezicht in bijzondere omstandigheden en bij burgerlijke uitzonderingstoestand

446

Actor: Minister-president

Handeling: het in overleg met de Minister van Cultuur stellen van regels t.a.v. het toezicht op de uitzendingen indien de burgerlijke uitzonderingstoestand is ingesteld.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 5 lid 2

Product: Ministeriële regeling

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1978/665 is tevens overleg met de Minister belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT voorgeschreven vereist.

Waardering: B 6

659

Actor: Minister-president

Handeling: het in overleg met de Minister van Cultuur aanwijzen van de autoriteiten aan wie in buitengewone omstandigheden het gebruik van studio’s en van zendtijd gegeven worden.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 5 lid 1

Product: beschikking

N.B.1: Bij wetswijziging Stb. 1978/665 is tevens overleg vereist met de Minister van Verkeer en Waterstaat, belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT.

N.B.2: Bedoelde autoriteiten kunnen zijn het militair gezag in omstandigheden van staat oorlog of staat van beleg, vorderingsambtenaren bij toepassing van bepalingen van de Vorderingswet of door de Minister-president ter beschikking gestelde autoriteiten in incidentele gevallen zoals oorlogsgevaar, bedreiging van de rechtsorde, onlusten, watersnood (of de vrees voor het ontstaan hiervan).

Waardering: B 6

5. MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN

5.1 Vaststelling omroepbijdragen

384

Actor: Minister van Binnenlandse Zaken

Handeling: het in overeenstemming met de Minister van Cultuur vaststellen van het vergoedingsbedrag voor het Staatsbedrijf der PTT voor het aanwezighebben van een radiotoestel ter bestrijding van de exploitatiekosten van de omroep.

Periode: 1945–1964

Grondslag: Tijdelijk Telegraaf-, Telefoon- en Radiobesluit (Stb. 1945, F226) art. 3 lid 3

Product: beschikking

N.B.: Bij wet tot wijziging van het Tijdelijk Telegraaf-, Telefoon- en Radiobesluit (Stb. 1964, 198) is de Minister van Binnenlandse Zaken vervangen door de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.

Waardering: B5

387

Actor: Minister van Binnenlandse Zaken

Handeling: het treffen van de vereiste voorzieningen ter zake van de betaling van de vergoeding en ter veiligstelling van het doel waarvoor de vergoeding dient.

Periode: 1945–1964

Grondslag: Tijdelijk Telegraaf-, Telefoon- en Radiobesluit (Stb. 1945, F226) art. 3 lid 3

Product: Ministeriële regeling

N.B.1: Bij wet tot wijziging van het Tijdelijk Telegraaf-, Telefoon- en Radiobesluit (Stb. 1964, 198)is de Minister van Binnenlandse Zaken vervangen door de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.

N.B.2: Het doel is de bestrijding van de exploitatiekosten van de omroep.

Waardering: B5

5.2 Perszuivering

479

Actor: Minister van Binnenlandse Zaken

Handeling: het bepalen van de samenstelling, zetel en werkwijze van de Commissie voor de Perszuivering.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 6

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B 4,6

486

Actor: Ministers van Binnenlandse Zaken

Handeling: het verlenen van een vergunning voor het verschijnen van dag- of nieuwsbladen.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 10 lid 1

Product: beschikking

Waardering: B 6

487

Actor: Ministers van Binnenlandse Zaken

Handeling: het bepalen van de soorten dag- of nieuwsbladen die zonder vergunning mogen verschijnen.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 10 lid 2b

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B 6

488

Actor: Ministers van Binnenlandse Zaken

Handeling: het verbieden van de verschijning van de dag- of nieuwsbladen die zonder vergunning mogen verschijnen op dezelfde grondslagen als waarop een vergunning kan worden geweigerd.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 12 lid 2

Product: beschikking

Waardering: B 6

498

Actor: Ministers van Binnenlandse Zaken

Handeling: het instellen of doen instellen van elk onderzoek dat zij nodig achten voor de zuivering en het herstel van het Nederlandse perswezen.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 27 lid 1

Product: besluit

Waardering: B 6

499

Actor: Ministers van Binnenlandse Zaken

Handeling: het vaststellen van de nodige voorschriften ter uitvoering van het Tijdelijk Persbesluit 1945.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 29

Product: Ministeriële regeling

Waardering: B 1,6

489

Actor: Minister van Binnenlandse Zaken

Handeling: het vorderen van goederen die bestemd waren voor het verschijnen van dag- of nieuwsbladen waarvan de verschijning was verboden.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 14 lid 1

Product: beschikking

Waardering: B 6

492

Actor: Minister van Binnenlandse Zaken

Handeling: het onder een bewindvoerder plaatsen van een dag- of nieuwsbladonderneming ter verzekering van de zuivering van het perswezen.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 17 lid 1

Product: beschikking

Waardering: B 6

493

Actor: Minister van Binnenlandse Zaken

Handeling: het verlenen van ontslag aan de bewindvoerder.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 17 lid 6

Product: beschikking

Waardering: B6

494

Actor: Minister van Binnenlandse Zaken

Handeling: het vaststellen van het salaris van de bewindvoerder.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 17 lid 7

Product: beschikking

Waardering: V10

5.3 Omroepdistributie

246

Actor: Minister van Binnenlandse Zaken

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake voorschriften ter regeling van de aanleg en het gebruik van radiodistributie-inrichtingen en de eisen waaraan omroeporganisaties moeten voldoen dan wel de verboden die kunnen worden opgelegd.

Periode: 1945–1948

Grondslag: Telegraaf- en telefoonwet (Stb. 1904, 7) art. 3ter lid 1, 2, (4,5, 6, 8)

Product: amvb

N.B.: Bij wetswijziging in 1969 zijn de leden 3 en 4 komen te vervallen waardoor de andere leden zijn vernummerd.

Actoren van deze handeling zijn: 1945–1948 Minister van Binnenlandse Zaken; 1948–1953 Minister belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT en 1953– Minister van Verkeer en Waterstaat.

Waardering: B 5

248

Actor: Minister van Binnenlandse Zaken

Handeling: het verlenen van een machtiging voor de aanleg en het gebruik van radiodistributie-inrichtingen

Periode: 1945–1948

Grondslag: Telegraaf- en telefoonwet (Stb. 1904, 7) art. 3ter lid 5 en 6

Product: beschikking

N.B.: Bij het verlenen van de machtiging wordt, de Radioraad gehoord, de beschikbare zendtijd naar billijkheid verdeeld over de omroeporganisaties die voldoen aan de bij amvb gestelde eisen.

Actoren van deze handeling zijn: 1945–1948 Minister van Binnenlandse Zaken; 1948–1953 Minister belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT en 1953– Minister van Verkeer en Waterstaat.

Waardering: B 5

250

Actor: Minister van Binnenlandse Zaken

Handeling: het voorbereiden van een kb inzake het algemeen belang op grond waarvan het nodig wordt geacht het gebruik van omroepdistributie-inrichtingen te staken.

Periode: 1945–1948

Grondslag: Telegraaf- en telefoonwet (Stb. 1904, 7) art. 3ter lid 8

Product: kb

Waardering: B 5

N.B.: Actoren van deze handeling zijn: 1945–1948 Minister van Binnenlandse Zaken; 1948–1953 Minister belast met de zorg voor het Staatsbedrijf der PTT en 1953– Minister van Verkeer en Waterstaat.

251

Actor: Minister van Binnenlandse Zaken

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake voorschriften ter voorkoming en ontheffing van storingen t.a.v. het gebruik van radio-ontvanginrichtingen, het bepalen van de beroepstermijn voor besluiten van de Minister en het regelen van beroep tegen besluiten van de directeur-generaal der PTT

Periode: 1945–1948

Grondslag: Telegraaf- en telefoonwet (Stb. 1904, 7) art. 3ter lid 8

Product: amvb

Waardering: B 5

6. MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

6.1 Aanwijzing vertegenwoordigers bij Reclameraad en STER

46

Actor: Minister van Economische Zaken

Handeling: het aanwijzen van waarnemers als hun vertegenwoordigers bij de Reclameraad;

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 49 lid 8;

Product: beschikking

Waardering: V 5

199

Actor: Minister van Economische Zaken

Handeling: het aanwijzen van waarnemers als hun vertegenwoordigers bij het bestuur van de Reclamestichting / Stichting Etherreclame

Periode: 1967–

Grondslag: Oroepwet (Stb. 1967, 176) art. 50 lid 5 (bij wetswijziging Stb. 1978/665: lid 7); Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 26 lid 4

Product: beschikking

Waardering: V15

445

Actor: Minister van Economische Zaken

Handeling: het voeren van overleg met de Minister van Cultuur inzake het vorderen van zend- en televisie-inrichtingen ten behoeve van de Minister van Binnenlandse Zaken in geval van toestand van verhoogde waakzaamheid of burgerlijke uitzonderingstoestand.

Periode: 1955–1967

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 3 lid 2

Product: overlegstukken

Waardering: B 6

7. MINISTER VAN FINANCIËN

7.1 Overgang vermogensbestanddelen

436

Actor: Minister van Financiën

Handeling: het bepalen welke vermogensbestanddelen van de Dienst omroepbijdragen overgaan op de Staat bij de inwerkingtreding van de wet Stb. 1999, 573.

Periode: 1999–

Grondslag: Wijzigingswet op de Mediawet (Stb. 1999, 573) art. III lid 1

Product: beschikking

N.B.: Dit houdt verband met de afschaffing van de omroepbijdragen en de vervanging door de financiering uit belastingheffing. De verantwoordelijkheid voor wat eerst tot het omroepbijdragenbeleid behoorde gaat dientengevolge over naar de Minister van Financiën.

Waardering: B 5

8. RADIORAAD (incl. TELEVISIERAAD)

8.1 Voorlichting en advies

33

Actor: Radioraad

Handeling: het geven van voorlichting en advies aan de regering en andere bevoegde instanties.

Periode: 1945–1967

Grondslag: Telegraaf- en Telefoonwet (Stb. 1904, 7) art. 3quater

Product: advies

Waardering: B 1

34

Actor: Radioraad

Handeling: het uitbrengen van jaarverslagen en rapporten.

Periode: 1945–1967

Grondslag: Telegraaf- en Telefoonwet (Stb. 1904, 7) art. 3quater

Product: jaarverslag, rapport

Waardering: V10, m.u.v. de jaarverslagen en rapporten zelf:B 2,3

9. OMROEPRAAD

9.1 Voorlichting en advies

39

Actor: Omroepraad

Handeling: het geven van voorlichting en advies aan de regering en andere bevoegde instanties.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 8 lid 1

Product: advies

Waardering: B 5

40

Actor: Omroepraad

Handeling: het uitbrengen van jaarverslagen en rapporten.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 9 lid 2

Product: jaarverslag, rapport

Waardering: V10, m.u.v. de jaarverslagen en rapporten : B 2,3

10. MEDIARAAD

10.1 Voorlichting en advies

62

Actor: Mediaraad

Handeling: het geven van voorlichting en advies aan de regering en andere bevoegde instanties.

Periode: 1987–1995

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 2 lid 1 en art. 7 lid 2, art. 2 lid 2; Wet specifiek cultuurbeleid (Stb. 1995, 539) art. 2a; Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 9 lid 2b

Product: advies

Waardering: B 1

63

Actor: Mediaraad

Handeling: het uitbrengen van jaarverslagen en rapporten.

Periode: 1987–1995

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 2 lid 3, art. 9; lid 2d (bij wetswijziging Stb. 1990, 17 gewijzigd in 2c);

Product: jaarverslag, rapport

Waardering: V10, m.u.v.de jaarverslagen en rapporten: B 3

10.2 Instellen van commissies

65

Actor: Mediaraad

Handeling: het instellen van commissies ten behoeve van zijn werkzaamheden.

Periode: 1987–1995

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 5 lid 2

Product: besluit

Waardering: V5

11. RECLAMERAAD

11.1 Voorlichting en advies

48

Actor: Reclameraad

Handeling: het geven van voorlichting en advies aan de regering en andere bevoegde instanties.

Periode: 1965–

Grondslag: Besluit Instelling Reclameraad (Stb. 1965, 486) art. 1 lid 1e; Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 49 lid 1e (bij wetswijziging Stb. 1978/665 vernummerd tot 1c)

Product: advies

Waardering: B 1

11.2 Overige bevoegdheden

50

Actor: Reclameraad

Handeling: het goedkeuren van de tarieven voor het uitzenden van reclame in radio en televisie.

Periode: 1965–1978

Grondslag: Besluit Instelling Reclameraad (Stb. 1965, 486) art. 1 lid 1a;

Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 49 lid 1a

Product: besluit

Waardering: V10

51

Actor: Reclameraad

Handeling: het geven van voorschriften omtrent de inhoud van reclame-uitzendingen.

Periode: 1965–1987

Grondslag: Besluit Instelling Reclameraad (Stb. 1965, 486) art. 1 lid 1b;

Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 49 lid 1b, (Stb. 1978/665) lid 1a

Product: voorschriften

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1978/665 is de term ‘reclame-uitzendingen’ gewijzigd in ‘uitzendingen van de Reclamestichting’.

Waardering: B 5

52

Actor: Reclameraad

Handeling: het beslissen in geschillen inzake reclame-uitzendingen tussen instellingen die zendtijd hebben verkregen.

Periode: 1965–1978

Grondslag: Besluit Instelling Reclameraad (Stb. 1965, 486) art. 1 lid 1d;

Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 49 lid 1d

Product: besluit

Waardering: B5

12. PERSRAAD

12.1 Voorlichting en advies

55

Actor: Persraad

Handeling: het geven van voorlichting en advies aan de regering en andere bevoegde instanties.

Periode: 1945–1967

Grondslag: Wet Noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 29 lid 6; Wet Voorziening Perswezen (Stb. 1951, 130) art. 3 lid 6

Product: advies

Waardering: B 1

56

Actor: Persraad

Handeling: het uitbrengen van jaarverslagen en rapporten.

Periode: 1945–1967

Grondslag: Wet Noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 29 lid 7; Wet Voorziening Perswezen (Stb. 1951, 130) art. 3 lid 7

Product: jaarverslag, rapport

Waardering: V 10

12.2 Zuiveringsmaatregelen

490

Actor: Persraad

Handeling: het treffen van voorzieningen tot het doen drukken, tijdig verschijnen en verspreiden van dag- of nieuwsbladen waarvoor geen vergunningsverplichting geldt.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 15

Product: besluit

Waardering: B 5

491

Actor: Persraad

Handeling: het geven van voorschriften inzake oplage, formaat en aantal per week te verschijnen nummers van dag- of nieuwsbladen.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 16

Product: regeling

Waardering: B 5,6

495

Actor: Persraad

Handeling: het verlenen van toestemming tot het plaatsen van bijdragen in een dag- of nieuwsbladonderneming van ontzette ‘foute’ verslaggevers die uit hun functie zijn gezet.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 18 lid 2

Product: besluit

Waardering: B 6

496

Actor: Persraad

Handeling: het verlenen van een vergunning om één van de in de verplichte lijst van elk nieuwsblad voorkomende namen van redactie- en directieleden en van uitgever en drukker te vervangen door een pseudoniem.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 19 lid 3

Product: besluit

Waardering: B 6

502

Actor: Persraad

Handeling: het voorzien in het bestuur van een persuitgeverij of persvoorlichting ter verzekering van de zuivering van het Nederlandse perswezen of het tussentijds beëindigen ervan.

Periode: 1947–1951

Grondslag: Wet noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 16 lid 1 en 5

Product: regeling, besluit

N.B.: Van de beschikkingen van de Persraad, genoemd in art. 16, staat beroep open op de Raad van Beroep voor de perszuivering.

Waardering: B 6

503

Actor: Persraad

Handeling: het ontslaan van de door de Persraad benoemde functionarissen van het bestuur van een persuitgeverij of persvoorlichting.

Periode: 1947–1951

Grondslag: Wet noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 16 lid 5

Product: besluit

Waardering: B 5

507

Actor: Persraad

Handeling: het geven van aanwijzingen aan een eigenaar of de bezitter van een drukkerij inzake het doen zetten en drukken van door anderen uitgegeven persorganen.

Periode: 1947–1951

Grondslag: Wet Noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 31 lid 1

Product: aanwijzingen

Waardering: B 6

511

Actor: Persraad

Handeling: het treffen van voorzieningen in het bestuur van een onderneming ter verzekering van de nakoming van de door de Persraad opgelegde verplichtingen.

Periode: 1947–1951

Grondslag: Wet Noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 32 lid 2

Product: besluit

N.B.: Van de beschikkingen van de Persraad, genomen krachtens art. 31 en 32, staat beroep open op de Raad van State

Waardering: B5,6

12.3 Voorzieningen t.a.v. het perswezen

514

Actor: Persraad

Handeling: het vaststellen van de salarissen van de controlefunctionarissen in het bestuur van een onderneming.

Periode: 1947–1987

Grondslag: Wet noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 16 lid 6

Wet Voorziening Perswezen (Stb. 1951, 130) art. 6 lid 7

Product: besluit

Waardering: V10

515

Actor: Persraad

Handeling: het toekennen van een vergoeding aan getuigen en deskundigen.

Periode: 1947–1987

Grondslag: Wet Noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 35 lid 4

Wet Voorziening Perswezen (Stb. 1951, 130) art. 9 lid 4

Product: besluit

Waardering: V5

516

Actor: Persraad

Handeling: het vaststellen van de bevoegdheden van de controlefunctionarissen in het bestuur van een onderneming voor het uitgeven van persorganen of voor het geven van persvoorlichting.

Periode: 1947–1987

Grondslag: Wet noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 16 lid 3

Wet Voorziening Perswezen (Stb. 1951, 130) art. 6 lid 4

Product: besluit

Waardering: B 5

517

Actor: Persraad

Handeling: het opleggen van verplichtingen aan de eigenaar of de bezitter van een drukkerij ter verzekering van het tijdig verschijnen van persorganen.

Periode: 1947–1987

Grondslag: Het Noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 32 lid 1

Wet Voorziening Perswezen (Stb. 1951, 130) art. 6 lid 1

Product: besluit

Waardering: B 5

520

Actor: Persraad

Handeling: het benoemen en ontslaan van functionarissen in het bestuur van een onderneming belast met de controle op de nakoming van de verplichtingen van de drukkerijen.

Periode: 1951–1987

Grondslag: Wet Voorziening Perswezen (Stb. 1951, 130) art. 6 lid 2 en 6

Product: besluit

Waardering: V 10

522

Actor: Persraad

Handeling: het geven van een last aan de uitgever van een dag- of nieuwsblad een bepaald bericht op te nemen in een in die last aangegeven vorm.

Periode: 1945–1987

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 13;

Wet Noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 30;

Wet Voorziening Perswezen (Stb. 1951, 130) art. 4

Product: lastgeving

Waardering: B 5

523

Actor: Persraad

Handeling: het opleggen aan de eigenaar of de bezitter van een drukkerij van de verplichting om door anderen uitgegeven persorganen te doen zetten en drukken.

Periode: 1945–1987

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 14 lid 2

Wet Noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 31 lid 1

Wet Voorziening Perswezen (Stb. 1951, 130) art. 5 lid 1

Product: beschikking

Waardering: B 5,6

524

Actor: Persraad

Handeling: het regelen van vergoedingen indien hierover tussen de drukkerijen geen overeenstemming kan worden bereikt in het kader van de opgelegde verplichting tot het drukken van de persorganen.

Periode: 1945–1987

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 14 lid 3

Wet Noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 31 lid 2

Wet Voorziening Perswezen (Stb. 1951, 130) art. 5 lid 2

Product: besluit

Waardering: V10

13. REGERINGSCOMMISSARIS VOOR HET RADIOWEZEN / DE OMROEP

13.1 Financiering van de omroepen

319

Actor: Regeringscommissaris voor het Radiowezen

Handeling: het vaststellen van het bedrag van het voorschot waarop de omroep na de goedkeuring van de begroting aanspraak kan maken.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 59 lid 2

Product: beschikking

Waardering: V10

322

Actor: Regeringscommissaris voor het Radiowezen

Handeling: het aanmanen van de omroep het teveel uitgekeerde voorschot dat de vergoeding overtreft, aan de Minister van cultuur terug te betalen.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 59 lid 2

Product: brief

Waardering: V5

342

Actor: Regeringscommissaris voor het Radiowezen

Handeling: het vaststellen van de begrotingen van de (aspirant)

omroeporganisaties en de NRU.

Periode: 1965–1967

Grondslag: Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 29 lid 1

Product: besluit

Waardering: B 5

346

Actor: Regeringscommissaris voor het Radiowezen

Handeling: het vorderen dat hem mededeling wordt gedaan van de samenstelling van een omroep en de wijzigingen daarin op vergaderingen van internationale organisaties, congressen en oprichtingsbijeenkomsten.

Periode: 1965–1967

Grondslag: Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 30

Product: besluit

Waardering: V5

347

Actor: Regeringscommissaris voor het Radiowezen

Handeling: het bevorderen dat de NRU aan de organisaties die zendtijd hebben gekregen behoorlijke uitzendgelegenheid en outillage ter beschikking stelt, dan wel het aanwijzen van een studio wanneer de NRU in gebreke blijft.

Periode: 1965–1967

Grondslag: Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 31 lid 1 en 2

Product: besluit

Waardering: V20

348

Actor: Regeringscommissaris voor het Radiowezen

Handeling: het eisen van de NRU dat de uitzendingen van de Wereldomroep door de technische dienst zo goed mogelijk worden verzorgd en dat de Wereldomroep gebruik kan maken van alle mogelijkheden die het centrale omroepapparaat biedt.

Periode: 1965–1967

Grondslag: Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 32 lid 1

Product: besluit

N.B.: Tot de mogelijkheden behoren koren, orkesten, platen, banden.

Waardering: V 5

349

Actor: Regeringscommissaris voor het Radiowezen / NRU

Handeling: het vaststellen van vergoedingen voor de getroffen maatregelen t.b.v. zendtijd bezittende organisaties of instellingen resp. de Wereldomroep.

Periode: 1965–1967

Grondslag: Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 31 lid 2 en 32 lid 2.

Product: besluit

N.B.: De getroffen maatregelen zijn die van art. 30, 31 lid 1 en 32 lid 2.

Waardering: V10

13.2 Toezicht op de omroep

451

Actor: Regeringscommissaris voor de Omroep

Handeling: het benoemen van het personeel van zijn dienst.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 6 lid 4

Product: beschikking

Waardering: V5

454

Actor: Regeringscommissaris voor de Omroep

Handeling: het geven van bindende aanwijzingen aan zendtijd verkrijgende instellingen en de Wereldomroep.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 7 lid 1

Product: aanwijzingen

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1978/665 worden de vermelde instellingen uitgebreid met draadomroepinrichtingen. Van de beslissingen van de regeringscommissaris staat beroep open op de Minister van Cultuur (‘Minister, belast met zaken betreffende de omroep’).

Waardering: B 5

455

Actor: Regeringscommissaris voor de omroep

Handeling: het uitoefenen van toezicht op de omroep.

Periode: 1965–1987

Grondslag: Radiobesluit (1965, 484) art. 2 lid 2 en 3

Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 6 lid 1

Product:

Waardering: B 5

460

Actor: Regeringscommissaris voor het radiowezen / Minister van Cultuur

Handeling: het aanwijzen van personen die de omroeporganisaties en de NRU verplicht zijn toegang te verschaffen tot voor de omroeptaak bestemde gebouwen en documenten.

Periode: 1965–1967

Grondslag: Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 34

Product: beschikking

Waardering: V10

14. COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA

14.1 Voorlichting en advies

71

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het desgevraagd of uit eigen beweging adviseren van de Minister over de uitvoering van de wet voor zover dit van belang is voor de taakoefening van het Commissariaat.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 9 lid 2b

Product: advies, rapport

Waardering: B 1

72

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het uitbrengen aan de Minister van een jaarlijks verslag van zijn werkzaamheden.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 9, lid 2d (bij wetswijziging Stb. 1990, 17 gewijzigd in 2c);

Product: jaarverslag

Waardering: V10, m.u.v. het verslag: B 3

75

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verstrekken van inlichtingen aan de Minister van Cultuur die hij naar zijn oordeel nodig heeft voor zijn taakuitoefening.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 0249) art. 9 lid 2c

Product: brief

Waardering: B 1,5

14.2 Concessies voor landelijke omroep

79

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het stellen van nadere regels omtrent de verzameling, de terbeschikkingstelling en vaststelling van de ledenaantallen.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 32 lid 4

Product: regeling

Waardering: B 5

80

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het vaststellen van het voor de omroepverenigingen vereiste ledenaantal van ten minste 150.000 leden om in aanmerking te komen van een concessie.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 31 lid 4b

Product: besluit

Waardering: V10

85

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het vaststellen van het aantal leden van de omroepvereniging om aangemerkt te worden als een omroepvereniging met een A-, B- en C-status.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 35 lid 6

Product: besluit

N.B.1: A-status: ten minste 450.000 leden, B-status: 300.000 tot 450.000, C-status: 150.000 tot 300.000 leden.

N.B.2: Bij wetswijziging Stb. 1994/946 vernummerd tot lid 4

Waardering: V10

14.3 Zendtijdtoewijzing

93

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het toewijzen van (resterende) zendtijd voor landelijke omroep aan diverse (omroep)instellingen en het eventueel verbinden van voorwaarden daaraan.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) en Mediabesluit (Stb. 1987, 573); zie hieronder

Product: besluit

N.B.: De (omroep)instellingen zijn:

kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag (art. 36 lid 1, 38 lid 1, 40 lid 1; Mediabesluit (Stb. 1987/573) art 6);

educatieve omroepinstellingen (art. 36 lid 2, 38 lid 1, 40 lid 1);

politieke partijen (art. 37, 38 lid 1, 40 lid 1; Mediabesluit (Stb. 1987/573) art.4 lid 5);

Stichting Etherreclame (art. 39 lid 1 en 2 , 40 lid 1; Mediabesluit (Stb. 1987/573, 1991/382) art. 7); overheidsvoorlichting (35, 38 lid 1; Mediabesluit (Stb. 1987/573) art.5) NOS (art. 40 lid 1 en 3)

Waardering: B 5

99

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het besluiten de aanvraag tot het toewijzen van zendtijd voor landelijke, lokale en regionale omroep niet te behandelen in het geval dat de aanvrager aan bepaalde eisen niet voldoet.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediabesluit (Stb. 1987, 573) art. 2 lid 4

Product: besluit

N.B.1: Bij wetswijziging 1991/17 is lid 4 vernummerd tot lid 6.

Waardering: V10

100

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het treffen van een afwijkende regeling t.a.v. de ingangsdatum van de toewijzing van de zendtijd.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediabesluit (Stb. 1987, 573) art. 4 lid 6 jo. lid 4

Product: regeling

N.B.: Bij wijziging amvb Stb. 1994/914 vernummerd tot art. 9

Waardering: V10

102

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het toewijzen van zendtijd boven de door de Minister vastgestelde totale beschikbare zendtijd en het eventueel afwijken hierbij van een in de wet vastgestelde verdeling tussen de omroepinstellingen

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 32

Product: besluit

Waardering: B 5

104

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het jaarlijks toewijzen van de vastgestelde hoeveelheid zendtijd voor landelijke televisie- en radio-omroep aan de hiervoor in aanmerking komende instellingen, met aanwijzing van uitzenddagen en –uren en zendernetten.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 31 lid 3; Mediabesluit (Stb. 1987, 573) art. 3, art. 4 lid 3, (Stb. 1994, 386) art. 39c lid 3; art. 39d tot en met 39g; Mediabesluit (Stb. 1992, 617) art. 22

Product: besluit

N.B.1: De (omroep)instellingen zijn:

NOS (art. 39d (-1997/544));

educatieve omroepinstellingen en eventueel daarin samenwerkende organisaties (art. 39e lid 1);

kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag (art. 39f lid 1 en 2);

politieke partijen en groeperingen (art. 39g);

N.B.2: Art. 39d vervalt bij wetswijziging Stb. 1997/544

Waardering: V10

184

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het onder voorwaarden toewijzen van zendtijd voor televisie aan de NOS t.b.v. een uit tenminste zeven regionale programma-edities bestaand programma.

Periode: 1996–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 166 lid 1 en 2

Product: besluit

N.B.: De voorwaarden hebben betrekking op het bereiken van overeenstemming tussen de NOS en de gezamenlijke regionale omroepinstellingen over de uitzenddagen en –uren, de inhoud van de regionale programma-edities en de verdeling van de inkomsten uit de reclameboodschappen, en op het produceren van de programma-edities door regionale omroepinstellingen.

Waardering: B 5

224

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het toewijzen van (resterende) zendtijd voor landelijke omroep aan lokale en regionale omroepinstellingen (één per gemeente/regio) en het eventueel verbinden van voorwaarden daaraan.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 42 lid 1 en 2; Mediabesluit (Stb. 1992, 617) art. 18 t/m 24

Product: besluit

N.B.: De toewijzing geschiedt op aanvraag van de instelling.

Waardering: V 5

225

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het aanwijzen van de dagen en uren waarop de programma’s van de lokale en regionale omroepinstelling worden uitgezonden op de voor de lokale omroepinstelling aangewezen zender.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 42 lid 2

Product: besluit

N.B.: Deze handeling is bij de wetswijziging Stb. 1994, 385 toegevoegd aan art.42 lid 2

Waardering: V10

227

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het toewijzen van zendtijd voor lokale en regionale omroep aan een gemeentebestuur en provinciaal bestuur t.b.v. overheidsvoorlichting

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 42 lid 8

Product: besluit

Waardering: B 5

228

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verzoeken aan gemeente of provincie om een tussentijds advies over de vraag of de lokale of regionale omroepinstelling nog voldoet aan de in art. 30 gestelde eisen.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 43 lid 2

Product: verzoekschrift

Waardering: V 10

229

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verlenen van toestemming aan een lokale of regionale omroepinstelling reclameboodschappen uit te zenden

Periode: 1990–1996 .

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 43a; Mediabesluit

(Stb. 1992/617) art 25a t/m 25d

Product: besluit

N.B.: Bij wetswijziging 1995/320 vervalt de verplichte verklaring tot aansluiting bij de Stichting Reclame Code.

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1996/219 is het de omroepinstelling voortaan bij wet toegestaan reclameboodschappen uit te zenden.

Waardering: V10

238

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het vaststellen van het percentage toegewezen zendtijd voor binnen een educatieve omroepinstelling samenwerkende organisaties.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 39e lid 2

Product: besluit

Waardering: V10

239

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verbinden van voorschriften aan de toewijzing van zendtijd aan educatieve instellingen t.a.v. programmacoördinatie en samenwerking.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 39e lid 3

Product: besluit met voorschriften

Waardering: B 5

244

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het toewijzen van zendtijd aan Ministers, voor het gebruik door overheidsinstellingen of ten behoeve van overheidsvoorlichting

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 39h

Product: besluit

Waardering: B 5

14.4 Overige regelgeving en besluitvorming

123

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verlenen van toestemming aan instellingen die zendtijd hebben verkregen om oproepen te doen in het kader van ledenwerving of nevenactiviteiten.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 52 lid 4, 76 lid 2

Product: besluit

Waardering: V10

124

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het geven van regels m.b.t. het uitzenden van toetsbeelden d.m.v. zenders.

Periode: 1987–1997

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 33 (1987–1994) en (Stb. 1994, 386) art. 167B lid 1 (1994–1997)

Product: regeling

N.B.: Deze regels zijn althans op basis van art. 33 niet tot stand gebracht.

Waardering: V 10

127

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het stellen van regels inzake het produceren en verspreiden van promotiemateriaal door een educatieve omroepinstelling.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 57 lid 3

Product: regeling

Waardering: B 1,5

130

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het goedkeuren van een regeling van omroepinstellingen inzake de exploitatie van auteursrechten op hun programma’s.

Periode: 1987–1997

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 62 lid 2

Product: besluit

Waardering: B 5

132

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verlenen van toestemming aan omroepverenigingen voor het verstrekken van op geld waardeerbare voordelen aan hun leden.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 64 lid 1b

Product: besluit

Waardering: B5

134

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verlenen van ontheffing aan lokale of regionale omroepinstellingen van het verbod om programma’s buiten de gemeente of provincie uit te zenden.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 64a lid 2

Product: besluit

Waardering: V10

135

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het stellen van nadere regels omtrent het door de instellingen, die zendtijd hebben verkregen, uit te brengen verslag.

Periode: 1995–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 64c

Product: besluit

Waardering: V10

180

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het onverbindend verklaren van een besluit van de NOS wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 21 lid 2

Product: besluit

N.B.: De onverbindendverklaring geschiedt op verzoek van een omroepinstelling.

Waardering: B 5

214

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het doen van een verzoek aan de Minister een besluit van het bestuur van de Wereldomroep te schorsen of voor vernietiging voor te dragen

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 80 lid 3

Product: verzoekschrift

Waardering: B5

245

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verlenen van toestemming aan militaire autoriteiten van NAVO-landen voor het verzorgen van een programma voor in Nederland gelegerde buitenlandse militairen.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediabesluit (Stb. 1987, 573) art. 68 t/m 73

Product: besluit

Waardering: B 5

262

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verlenen van tijdelijke toestemming aan een instelling die zendtijd heeft verkregen een omroepprogramma te doen uitzenden d.m.v. een draadomroepinrichting, en het verbinden van voorschriften daaraan.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 65

Product: besluit

N.B.1: De ‘instelling die zendtijd (voor lokale, regionale omroep) heeft verkregen’ wordt in het navolgende met ‘(lokale, regionale) omroepinstelling’ aangeduid.

Waardering: V 5

263

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het geven van bindende aanwijzingen omtrent de uitzenduren en -dagen indien hierover tussen de draadomroepinstelling en de omroepinstelling geen overeenstemming kan worden bereikt.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 74, art. 75 lid 2 en 75a lid 2;

Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 65, 66 lid 2, 67 lid 2

Product: aanwijzingen

Waardering: B 5

264

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verlenen van toestemming aan een lokale of regionale omroepinstelling een regionaal omroepprogramma te verzorgen d.m.v. een draadomroepinrichting in de gemeente of provincie.

Periode: 1997–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 66 lid 1, art. 67 lid 1

Product: besluit

Waardering: V10

265

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het stellen van regels inzake de eis dat het draadomroepprogramma voor informatie over programma’s en diensten uitsluitend of nagenoeg uit die informatie bestaat.

Periode: 1996–1997

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 67 lid 2

Product: regeling

Waardering: B 5

266

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verlenen van toestemming aan een lokale omroepinstelling een ander omroepprogramma dan met de voorgeschreven onderdelen te verzorgen d.m.v. een lokale draadomroepinrichting.

Periode: 1997–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 68 lid 1

Product: besluit

Waardering: V10

267

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het geven van bindende aanwijzingen aan de beheerder of exploitant van een draadomroepinstelling en een programmaverzorger over de toegang tot de draadomroepinrichting.

Periode: 1996–1997

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 69

Product: aanwijzingen

N.B.: Dit gebeurt wanneer de beheerder en de verzorger hierover geen overeenstemming hebben bereikt.

Waardering: B5

270

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verlenen van toestemming aan de beheerder van een draadomroepinrichting een abonneeprogramma uit te zenden.

Periode: 1987–1990

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 69 lid 2, art. 155

Product: besluit

N.B.: Art. 155 bepaalt de exacte inhoud van art 69 (lid 2) op het moment van de inwerkingtreding ervan. Bij wetswijziging Stb. 1990/17 bepaalt de wet, te weten bij het aldus gewijzigde art. 69 lid 2, dat de beheerder van een draadomroep, onder bepaalde condities, een abonneeprogramma kan uitzenden. Art. 155 zelf vervalt bij wetswijziging Stb. 1994/385.

Waardering: V10

271

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het ontheffen van de beheerder van de draadomroepinrichting van zijn uitzendverplichting in geval van capaciteitsgebrek.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 156

Product: besluit

Waardering: V10

272

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verlenen van tijdelijke toestemming aan overheidsorganen, omroepen en bepaalde andere instellingen programma’s uit te doen zenden d.m.v. een draadomroepinrichting.

Periode: 1987–1997

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 74 lid 2, 70a, 65 lid 1c

Product: besluit

N.B.1: Bij wetswijziging Stb. 1991/769 is door het vervallen van lid 1 van art. 74 de aanduiding lid 2 vervallen.

Waardering: V 10

273

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het ontheffen van de verplichting van beheerders van draadomroepinrichtingen de tijdelijk toegelaten programma’s uit te zenden.

Periode: 1987–1997

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 65 lid 2,

Product: besluit

Waardering: V 10

274

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verlenen van toestemming aan een lokale omroepinstelling een lokaal omroepprogramma te verzorgen d.m.v. een lokale draadomroepinrichting.

Periode: 1987–1997

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 75 lid 1

Product: besluit

Waardering: V 10

275

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het geven van toestemming aan een regionale omroep een televisieprogramma te verzorgen d.m.v. een regionale draadomroep.

Periode: 1991–1997

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 75a lid 1

Product: besluit

Waardering: V10

277

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verlenen van toestemming aan een lokale omroepinstelling een ander dan een lokaal programma te verzorgen d.m.v. een lokale draadomroepinrichting.

Periode: 1991–1997

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 75b lid 1 en 2

Product: besluit

Waardering: V10

280

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het geven van bindende aanwijzingen indien de beheerder van een draadomroepinrichting en een programmaverzorger geen overeenstemming kunnen bereiken over de toegang tot de draadomroepinrichting.

Periode: 1997–1998

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 82l lid 1

Product: aanwijzingen

N.B.: Krachtens art. I onderdeel RR van de wijzigingswet Stb. 1997/336 vervalt dit artikel per 1-1-1998.

Waardering: V10

281

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verlenen resp. intrekken van toestemming aan een commerciële omroepinstelling een radio- en/of televisieprogramma te verzorgen voor uitzending d.m.v. draadomroep.

Periode: 1991–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 71b lid 1 en 71e; Mediabesluit (Stb. 1992, 334) art. 52 en 52a

Product: besluit

N.B.1: Bij wetswijziging Stb. 1996/219 is 71a vervangen door art. 71b (waardoor laatstgenoemd art. is vernummerd tot 71a) en art 71e is vervangen door art. 71c. Dit heeft geen invloed op de omschrijving van de handeling.

N.B.2: Bij wetswijziging Stb. 1997/336 is ‘draadomroep’(-inrichting) uitgebreid met ‘een of meer zenders of draadomroepinrichtingen’.

Waardering: V10

283

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het stellen van regels inzake de eis dat het televisieprogramma uitsluitend of nagenoeg bestaat uit een aantal beelden met alfanumerieke gegevens en andere stilstaande beelden.

Periode: 1996–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 71d

Product: regeling

N.B.: Bij besluit van 20 februari 1999 tot aanpassing van het Mediabesluit (Stb. 104) wordt ‘een aantal beelden met alfanumerieke gegevens en andere stilstaande beelden’ vervangen door: stilstaande beelden.

Waardering: B 5

284

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het tijdelijk verlenen van ontheffing aan een commerciële omroep van het gebruik van minstens 50% aan Europese producties m.b.t. een programma voor bijzondere omroep.

Periode: 1999–

Grondslag: Mediabesluit (Stb. 1999, 104) art. 52k lid 6

Product: besluit

Waardering: V10

291

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verlenen of intrekken van toestemming aan een natuurlijke- of rechtspersoon een abonneeprogramma voor radio dan wel televisie te verzorgen d.m.v. een of meer draadomroepinrichtingen.

Periode: 1996–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 72 lid 1, 3 en 7

Product: besluit

Waardering: V10

292

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het tijdelijk verlenen van gedeeltelijke ontheffing van het voorgeschreven minimum percentage programma-onderdelen die kunnen worden aangemerkt als Europese producties in de zin van artikel 6 van de Europese richtlijn.

Periode: 1996–

Grondslag: Mediabesluit (Stb. 1996, 589) art. 53b

Product: besluit

N.B.: Bij wijziging amvb Stb. 1999/104 vervalt art. 53b

Waardering: V10

293

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verlenen van een vergunning voor het verzorgen van abonneeprogramma’s voor televisie d.m.v. een draadomroepinrichting.

Periode: 1987–1996

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 73 lid 1

Product: besluit

Waardering: V10

296

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verlenen van toestemming aan een andere instelling dan de NOZEMA NV d.m.v. een zender een programma voor een bijzonder doel, van beperkte bereik en beperkte duur uit te zenden, en het verbinden van voorschriften daaraan.

Periode: 1997–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 82c lid 2 en 4

Product: besluit

Waardering: V10

305

Actor: Commissariaat voor de Media, Minister van Cultuur

Handeling: het ter beschikking stellen van gelden voor bepaalde activiteiten van het NOB en het verbinden van voorschriften daaraan.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 89 lid 2 en 3

Product: beschikking

N.B.: Tot 1994 stelde het Commissariaat gelden ter beschikking voor bepaalde activiteiten. Daarna komen deze eveneens ‘voor rekening’ van de Minister.

Waardering: V10

311

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het goedkeuren van het opzeggen van op het moment van de inwerkingtreding van de Mediawet bestaande overeenkomsten en van het aangaan van elke andere overeenkomsten door het NOB t.z.v. beheer, onderhoud en exploitatie van radiostudio’s van omroeporganisaties.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 148 lid 4

Product: besluit

Waardering: V10

14.5 Toewijzing van reclame-inkomsten

230

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het vaststellen van de hoogte en verdeling van de uitkering van reclame-inkomsten aan de uitgevers van lokale of regionale dag- en nieuwsbladen.

Periode: 1991–1996

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 43b lid 3 c

Product: besluit

N.B.: Het Commissariaat gaat hiertoe over bij het uitblijven van een overeenkomst ter zake van de verdeling van de reclame-inkomsten tussen lokale of regionale omroepinstelling en de uitgevers, door het stellen van onredelijke eisen door de laatstgenoemden.

Waardering: V10

14.6 Bekostigen van omroepinstellingen

353

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het jaarlijks vaststellen van de bedragen per uur zendtijd voor radio- en televisieprogramma’s t.b.v. de omroepinstellingen.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 101

Product: besluit

Waardering: V10

357

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het vaststellen van een maximum voor de reservering van het restant van het beschikbaar gestelde bedrag bij lager uitgevallen kosten t.b.v. de omroeptaak.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 102 lid 2

Product: besluit

Waardering: V10

358

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het toekennen van kostenvergoedingen aan landelijke omroepinstellingen, de provincie, de NOS en de Wereldomroep

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 103, 104, 105

Product: besluit

N.B.: Aan de provincie kan een vergoeding worden gegeven indien de opbrengst van de provinciale opslag, die door het Staatsbedrijf der PTT aan de provincie wordt afgedragen na inning van de omroepbijdragen (art. 122 Mediawet), niet voldoende blijkt voor de dekking van de kosten die rechtstreeks verband houden met het functioneren van één regionale omroepinstelling t.b.v. haar radioprogramma.

Waardering: V10

359

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het jaarlijks vaststellen van de bedragen die ter beschikking worden gesteld aan de NPS en de omroepverenigingen en andere t.b.v. de verzorging van radio- en tv-programma’s.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 103 lid 1 en 2

Product: besluit

N.B.1: De andere instellingen (lid 2) zijn de educatieve omroepinstellingen, kerkgenootschappen, genootschappen op geestelijke grondslag, en politieke partijen en groeperingen en de overheid t.b.v. overheidsvoorlichting.

Art. 104 lid 1–3 en 105 leggen de bestemming van de op grond van art. 101 en 103 vastgestelde bedragen vast.

N.B.2: Bij wetswijziging Stb. 1997/544 is het Commissariaat voor de Media vervangen door de raad van bestuur.

Waardering: V10

360

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het beschikken op een verzoek van een omroep om ten hoogste 10% van de onkostenvergoeding voor radio te mogen besteden aan televisie, en andersom.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 104 lid 4

Product: besluit

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1997/544 is het Commissariaat voor de Media vervangen door de raad van bestuur.

Waardering: V10

362

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het stellen van nadere regels inzake verantwoording in de jaarrekening van de inkomsten die verband houden met bepaalde reclameuitingen.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediabesluit (Stb. 1987, 573) art. 15 lid 2

Product: regeling

Waardering: B 5

363

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het goedkeuren van de begroting en de jaarrekening van de instellingen die op grond van het bepaalde in de artikelen 103, 104 of 105 aanspraak maken op een vergoeding.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 106 lid 2

Product: besluit

N.B.: De genoemde instellingen zijn landelijke omroepinstellingen, de provincie, de Wereldomroep en de NOS.

Waardering: B 5

364

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het stellen van regels inzake de vorming van reservefondsen van de Wereldomroep en de NOS.

Periode: 1987–1994

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 106 lid 4

Product: regeling

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1991/17 is lid 4 vernummerd tot 5.

Waardering: B 5

365

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het bepalen van de hoogte van de voorschotten aan landelijke omroepinstellingen op de kostenvergoedingen.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediabesluit (Stb. 1987, 573) art. 17 lid 2

Mediabesluit (Stb. 1994, 914) art. 32b lid 2

Product: besluit

Waardering: V7 -10

366

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het beëindigen of verminderen van de verstrekking van voorschotten aan landelijke omroepinstellingen bij gebruik ervan voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn gegeven.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 106 lid 2

Product: besluit

N.B.: Bij wijziging Stb. 1997/544 is het Commissariaat voor de Media vervangen door de raad van bestuur.

Waardering: V10

367

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verminderen van de verstrekking van voorschotten aan de NOS met 20% bij niet tijdige indiening van het meerjarenplan bij het Commissariaat.

Periode: 1994–1997

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 106 lid 3

Product: besluit

Waardering: V10

371

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het geven van een kostendekkende vergoeding aan het provinciaal bestuur t.b.v. het functioneren en de infrastructuur van één regionale radio-omroepinstelling.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 107a lid 1

Product: besluit

Waardering: V7-10

372

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het adviseren van de Minister omtrent de hoogte van de vergoedingen aan de provincie.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 107a lid 2

Product: advies

Waardering: B 1

376

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het bepalen van de hoogte van de voorschotten aan de Wereldomroep op de kostenvergoedingen.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediabesluit (Stb. 1994, 914) art. 32b lid 2

Product: besluit

Waardering: V7-10

379

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het beëindigen of verminderen van de verstrekking van voorschotten aan de Wereldomroep bij gebruik ervan voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn gegeven.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 108e lid 2

Product: besluit

Waardering: V10

380

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verminderen van de verstrekking van voorschotten aan de Wereldomroep met 20% bij niet tijdige indiening van het meerjarenplan bij het Commissariaat.

Periode: 1994–1997

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 108e lid 3

Product: besluit

Waardering: V10

381

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het vaststellen van een maximum voor de reserveringen van het aan een landelijke omroepinstelling beschikbaar gestelde bedrag dat de tv- en radioprogrammakosten te boven gaat.

Periode: 1994–1997

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 109a lid 1

Product: besluit

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1997/544 is het Commissariaat voor de Media vervangen door de raad van bestuur.

Waardering: V10

382

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verminderen van de verstrekking van voorschotten aan de landelijke omroepinstellingen en de Wereldomroep met 20% bij niet tijdige indiening van de jaarrekening bij het Commissariaat.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 109c

Product: besluit

N.B.1: Bij wetswijziging Stb. 1997/544 geschiedt de vermindering van de voorschotten aan de landelijke instellingen (en de beëindiging na herhaalde aanmaning van het Commissariaat) door de raad van bestuur.

N.B.2: De bepalingen betreffende de rekening en verantwoording die gelden voor de landelijke omroepinstellingen zijn ook van toepassing op kerkgenootschappen, genootschappen op geestelijke grondslag en politieke partijen en groeperingen voor zover het hun omroepactiviteiten betreft.

Waardering: V7-10

383

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het vaststellen van de afschrijvingspercentages waarmee de door de omroepinstelling aan het Commissariaat terug te betalen investeringsbijdrage wordt verminderd.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 109b en 153 lid 1

Product: besluit

N.B.1: Terugbetaling geschiedt bij vervreemding van het onroerend goed of bij beëindiging van de toegewezen zendtijd.

N.B.2: Bij wetswijziging Stb. 1997/544 is het Commissariaat (voor de Media) vervangen door de raad van bestuur.

Waardering: V10

14.7 Verantwoording

415

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het afleggen van verantwoording over het beheer van de algemene omroepreserve aan de Minister.

Periode: 1997–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 170c

Product: rekening en verantwoording

Waardering: B 3

14.8 Toezicht / handhaving

466

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het uitoefenen van toezicht op de naleving van de wet.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 134

Product: rapport

N.B.1: Het toezicht betreft de binnenlandse omroep d.m.v. zenders, de draadomroepinrichtingen, de wereldomroep, het NOB, de bekostiging en de overgangs- en slotbepalingen.

N.B.2: Bij wetswijziging Stb. 1997/336 wordt dit aangevuld met de commerciële omroep en abonneeprogramma’s en het gebruik van zenders en frequenties.

Waardering: B 5

467

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het opleggen van een administratieve boete aan verzorgers van een programma, de beheerders van een zender of draadomroepinrichting of de Wereldomroep.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 135, 136, 137

Product: beschikking

N.B.1: Bij wetswijziging Stb. 1994/385 vervalt art. 136 (procedureregels inz. de boeteoplegging).

N.B.2: Bij wetswijziging Stb. 1996/648 is ‘administratieve boete’ vervangen door bestuurlijke boete.

N.B.3: Vanaf 1992 met de Wet AROB (in 1994 Algemene Wet Bestuursrecht) wordt een bezwaarschriftenprocedure verplicht gesteld.

Waardering: V10

468

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het in mindering brengen van het bedrag van de boete op de aan de omroepinstellingen of organen toekomende kostenvergoedingen.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 137 lid 2

Product: besluit

N.B.: Bij wetswijziging Stb. 1997/544 is het Commissariaat voor de Media vervangen door de raad van bestuur.

Waardering: V10

469

Actor: Commissariaat voor de Media

Handeling: het verplichten van de omroepinstellingen om inlichtingen te verschaffen en opnamen van de uitgezonden programma’s ter beschikking te stellen voor zover het Commissariaat voor de Media dit nodig oordeelt voor de vervulling van zijn taak.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 138, 139; (Stb. 1994, 386) art. 138, 138a t/m 138e en 139

Product: brief

Waardering: V10

N.B.: De verplichting van de omroepinstellingen wordt bij de wijziging van art. 138-139 in 1995 (Stb. 1995, 320) omgezet in de bevoegdheid van de leden van het Commissariaat inlichtingen te verlangen van de omroepinstellingen. Bij wetswijziging Stb. 2000, 138 is (de verplichting ex) art. 138 vervallen.

15. STICHTING RADIO NEDERLAND WERELDOMROEP

15.1 Instellen commissie van overleg

188

Actor: Wereldomroep

Handeling: het instellen van een commissie van overleg ter behartiging van aangelegenheden van gemeenschappelijk belang.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 82 lid 1

Product: besluit

Waardering: B 4

15.2 Meerjarenplan

374

Actor: Wereldomroep

Handeling: het opstellen van een meerjarenplan, bestemd voor de Minister en het Commissariaat voor de Media.

Periode: 1994–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 108, lid 1 t/m 4, art. 108a

Product: meerjarenplan

Waardering: B 1

15.3 Betalingsnormen

144

Actor: Wereldomroep,

Handeling: het vaststellen van normen voor de honorering van losse medewerkers, van de normen voor betaling van levering van diensten en andere vormen van medewerking en van de gesloten CAO’s

Periode: 1955–

Grondslag: Televisiebesluit (Stb. 1955, 579) art. 26 lid g; Radiobesluit (Stb. 1965, 484) art. 35;

Omroepwet (1967, 176) art. 39 lid 2g en h; Mediawet (1987, 249) art. 16 lid 2h en i (bij wetswijziging Stb. 1994/386: 2j en k)

Product: besluit

Waardering: V20

N.B.: De Wereldomroep vervult in dit geheel een samenwerkingsfunctie.

16. NEDERLANDSE OMROEP STICHTING (NOS 1967–1987)

NEDERLANDSE OMROEPPROGRAMMA STICHTING (NOS 1987–1994)

NEDERLANDSE OMROEP STICHTING (NOS 1994–)

Wegens het indienen van een eigen selectielijst komen de handelingen van de Publieke Omroep (NOS, NPS en haar voorgangers) in dit bsd te vervallen..

17. STICHTING ETHERRECLAME (STER)

17.1 Afdragen van reclame-inkosten

250

Actor: Bestuur van de Reclamestichting / STER

Handeling: het vaststellen van de tarieven voor het uitzenden van reclame in radio en televisie.

Periode: 1978–

Grondslag: Omroepwet (Stb. 1967, 176) art. 50a lid 1; Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 27 leden 1 en 2

Product: besluit

N.B.: Een besluit tot vaststelling wordt terstond aan de Minister meegedeeld (Omroepwet).

Waardering: V20

208

Actor: Stichting Etherreclame

Handeling: het ter beschikking stellen van de netto-inkomsten aan de Minister van Cultuur ter bestrijding van de kosten verbonden aan vergoedingen aan diverse instellingen en activiteiten.

Periode: 1987–

Grondslag: Mediawet (Stb. 1987, 249) art. 28

Product: besluit

N.B.1: Bedoelde instellingen en activiteiten zijn: a. landelijke omroepinstellingen, b. regionale omroep, c. de Wereldomroep, d. het Europees televisieprogramma, e. het Bedrijfsfonds voor de pers, f. de Mediaraad, g. het Commissariaat voor de Media, h. de handhaving van de etherorde door of vanwege de Minister van Verkeer en Waterstaat, i, massacommunicatie-onderzoek, j. het Stimulerings-fonds Nederlandse culturele omroepproducties, k. taken van het Nederlands omroepproductie bedrijf, l. instellingen t.b.v. het in stand houden en exploiteren van een omroeparchief, m. van omroeporkesten, omroepkoren en een muziek-bibliotheek, en n. (tot wetswijziging 1994: l.) het overlegorgaan van lokale omroepinstellingen.

N.B.2: Bij wijziging van de Wet specifiek cultuurbeleid (Stb. 1995, 539) komt f. te luiden: de Raad voor cultuur, voor zover samenhangend met de advisering t.a.v. radio, televisie, pers en andere vormen van massacommunicatie.

Waardering: V20

18 DIENST OMROEPBIJDRAGEN

18.1 Inning, registratie, verslaglegging, begroting

401

Actor: Dienst Omroepbijdragen

Handeling: het innen van de omroepbijdragen.

Periode: 1968–1999

Grondslag: Wet op de omroepbijdragen (Stb. 1968, 687) art. 15 lid 1; art. 16 lid 1; Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 110 lid 4; art, 121 lid 1; Mediawet (Stb. 1996, 648), art. 122

Product: besluit

N.B.: Bij wijziging van de Mediawet in 1996 nam de Dienst omroepbijdragen de taak over van de met de inning belaste dienst van Koninklijke PTT Nederland / Staatsbedrijf der PTT.

Waardering: V5

419

Actor: Dienst omroepbijdragen

Handeling: het registreren van de houder en het aantal ontvanginrichtingen.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 112 lid 2

Product: registratiebewijs

Waardering: V5

421

Actor: Dienst omroepbijdragen

Handeling: het verlenen van een ontheffing van de provinciale televisie-opslag aan houders die niet beschikken over een draadomroepaansluiting.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 117a, lid 4

Product: besluit

Waardering: V5

423

Actor: Dienst omroepbijdragen

Handeling: het intrekken van de mogelijkheid voor de houder zijn omroepbijdrage in twee of vier termijnen te betalen bij niet tijdig voldoen van een of meer termijnen.

Periode: 1997–

Grondslag: Mediabesluit (Stb. 1997, 195) art. 48 lid 3

Product: besluit

Waardering: V5

436a

Actor: Directeur van de Dienst omroepbijdragen

Handeling: het vaststellen van het bestuursreglement voor de Dienst omroepbijdragen

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 122f lid 2

Product: reglement

Waardering: B4

437

Actor: Dienst omroepbijdragen

Handeling: het jaarlijks toezenden aan de Minister van Cultuur van een opgave van de inkomsten en het uitbrengen van een financieel verslag en het jaarverslag

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 122i, 122j lid 2 en 122l

Product: inkomstenopgave, financieel verslag, jaarverslag

N.B.: De Minister zendt een afschrift van de opgave van de inkomsten aan het Commissariaat voor de Media, de NOS en de Wereldomroep.

Waardering: V2, m.u.v. het financieel verslag en het jaarverslag: B 3

438

Actor: Dienst omroepbijdragen

Handeling: het vaststellen van een begroting.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 122j lid 1

Product: besluit

Waardering: B 5

18.2 Toezicht/opleggen van sancties

473

Actor: Directeur van de Dienst omroepbijdragen

Handeling: het vaststellen van het model van het legitimatiebewijs voor de toezichthouders.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 143 lid 3

Product: regeling

Waardering: V10

474

Actor: Directeur van de Dienst omroepbijdragen

Handeling: het opleggen van bestuurlijke boeten aan houders van een ontvanginrichting .

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 145 lid 3, 2 en 1, art. 145b

Product: beschikking

Waardering: V5

475

Actor: Dienst omroepbijdragen

Handeling: het invorderen bij dwangbevel van de boete, eventueel de omroepbijdrage en kosten van aanmaning en invordering, bij gebreke van betaling.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 145e lid 1

Product: dwangbevel

Waardering: V10

476

Actor: Directeur van de Dienst omroepbijdragen

Handeling: het opmaken van een proces-verbaal van het meevoeren en opslaan van de ontvanginrichtingen.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 145f lid 2

Product: proces-verbaal

Waardering: V5

478

Actor: Directeur van de Dienst omroepbijdragen

Handeling: het opleggen van bestuurlijke boeten aan houders van een ontvanginrichting t.z.v. overtreding van de bepaling van art. 145g lid 1.

Periode: 1996–1999

Grondslag: Mediawet (Stb. 1994, 386) art. 145g lid 2

Product: beschikking

Waardering: V5

19. COMMISSIE VOOR DE PERSZUIVERING

19.1 Verschijningsverbod

484

Actor: Commissie voor de Perszuivering

Handeling: het verbieden dat een persorgaan wordt uitgegeven onder een tijdens de bezetting gebruikte naam.

Periode: 1945–1951

Grondslag: Wet noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 6

Product: besluit

N.B.: Het uitgaveverbod geldt gedurende ten minste 3 jaar.

Tegen dit besluit staat beroep open op de Raad van Beroep voor de perszuivering ingevolge art. 11.

Waardering: B 6

497

Actor: Commissie voor de Perszuivering

Handeling: het verlenen van een (voorlopig) certificaat van geen bezwaar aan redacteuren of verslaggevers voor een verschijningsvergunning van hun dag- of nieuwsblad.

Periode: 1945–1947

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 24 lid 1 jo. art. 11

Product: certificaat

N.B.1: Een voorlopig certificaat wordt verleend in afwachting tot een definitieve beslissing tot ontzetting van het recht tot uitoefening van de functie.

N.B.2: Tegen de weigering een certificaat te verlenen staat beroep open op de Raad van Beroep voor de perszuivering ingevolge art. 11 van de Wet Noodvoor-ziening Perswezen 1947.

Waardering: B 6

19.2 Ontzetten uit de functie

485

Actor: Commissie voor de Perszuivering

Handeling: het (voorlopig) ontzetten van in de oorlog ‘foute’ redacteuren of verslaggevers van het recht om in een journalistieke functie werkzaam te zijn.

Periode: 1945–1951

Grondslag: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. 1945, F177) art. 6;

Wet noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 7 lid 1

Product: uitspraak

N.B.: Tegen deze uitspraak staat beroep open op de Raad van Beroep voor de

perszuivering ingevolge art. 11 van de Wet noodvoorziening Perswezen.

Waardering: B 6

500

Actor: Commissie voor de Perszuivering

Handeling: het bepalen van de wijze van de openbaarmaking van de ontzetting, dan wel het achterwege blijven ervan of van de opheffing van de voorlopige ontzetting.

Periode: 1945–1951

Grondslag: Wet noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 9 lid 2

Product: besluit

Waardering: B 6

501

Actor: Commissie voor de Perszuivering

Handeling: het verlenen van een (voorlopig) certificaat van geen bezwaar tot het vervullen van een journalistieke of leidende niet-journalistieke functie.

Periode: 1947–1951

Grondslag: Wet noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 15 lid 1

Product: certificaat

N.B.1: Een voorlopig certificaat wordt verleend in afwachting tot een definitieve beslissing tot ontzetting van het recht tot uitoefening van de functie.

Waardering: B 6

19.3 Advisering

504

Actor: Commissie voor de Perszuivering

Handeling: het adviseren over te gaan tot vordering in eigendom van een ‘foute’ persuitgeverij of bedrijfsonderdelen ervan.

Periode: 1947–1951

Grondslag: Wet noodvoorziening Perswezen (Stb. 1947, H211) art. 18 lid 1

Product: advies

N.B.: Ingevolge lid 3 is het advies onderworpen aan de goedkeuring van de Raad van Beroep.

Waardering: B 6

Overige ACTOREN

Letteren- en bibliotheekbeleid

20. MINISTER VAN JUSTITIE

20.1 Leenvergoedingsaangelegenheden

645

Actor: Minister van Justitie

Handeling: het in overeenstemming met de Minister van Cultuur nemen van besluiten inzake leenvergoedingsaangelegenheden

Periode: 1995–

Grondslag: Auteurswet 1912 (Stb. 1995, 653) art. 15d en f; Wet op de naburige rechten (Stb. 1995, 653) art. 15a, art. 15b en art. IV; Besluit College van Toezicht voor het Leenrecht (Stb. 1997, 407)

Product: nota’s, briefwisseling

N.B.: Dit heeft betrekking op

1. de aanwijzing van een rechtspersoon/stichting tot vaststelling van de hoogte van de aan deze rechtspersonen betaalde leenvergoeding en de inning en verdeling ervan (AW1912 art.15d en f; Wnr art. 15a lid 1 en art. 15b). Als zodanig is aangewezen de Stichting Leenrecht (besluit 30-10-1996, Stc. 222);

2. de benoeming van de leden van een College van Toezicht en goedkeuring van diens regelingen en besluiten; (AW1912 art. 15f; Wnr art. 15 a lid 2; Besluit College van Toezicht art. 3, 5, 6, 10, 13.

3. het goedkeuren van een reglement inzake de verdeling van de geïnde vergoedingen (AW1912 art. 15f; Wnr art. 15 a lid 3);

4. het vóór 1 januari 2000 zenden van een verslag aan de Staten-Generaal over de werking en het effect van de in de Auteurswet 1912 en de Wet op de naburige rechten opgenomen regeling terzake van het leenrecht (Wnr art. IV)

Het betreft leenvergoedingen voor het uitlenen van werken van letterkunde, wetenschap of kunst (Auteurswet 1912) en van opnamen van een uitvoering, fonogrammen, films en (omroep)programmaopnames of van reproducties daarvan (Wet op de naburige rechten).

Waardering: B 5

646

Actor: Minister van Justitie

Handeling: het voorbereiden van een amvb inzake het toezicht op de rechtspersoon belast met het innen en verdelen van de leenvergoedingsbedragen, door een College van Toezicht.

Periode: 1997–

Grondslag: Auteurswet 1912 (Stb. 1995, 653) art. 15f; Wet op de naburige rechten (Stb. 1995, 653) art. 15a

Product: Besluit College van Toezicht voor het leenrecht (Stb. 1997, 407)

N.B.: De rechtspersoon is de Stichting Leenrecht.

De aanwijzing van de rechtspersoon geschiedt in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Waardering: B 5

647

Actor: Minister van Justitie

Handeling: het aanwijzen van de Stichting Leenrecht als rechtspersoon, belast met het innen en verdelen van de leenvergoedingsbedragen.

Periode: 1997–

Grondslag: Wet op de naburige rechten (Stb. 1995, 653) art. 15a

Product: beschikking

N.B.: De aanwijzing van de rechtspersoon geschiedt in overeenstemming met de Minister van Cultuur

Waardering: B 4

651

Actor: Minister van Justitie

Handeling: het benoemen van de leden van het College van Toezicht voor het leenrecht en het aanwijzen van de voorzitter.

Periode: 1997–

Grondslag: Besluit College van Toezicht voor het leenrecht (Stb. 1997, 407) art. 3 lid 2

Product: besluit

N.B.: Benoeming en aanwijzing geschieden in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Waardering: V10

21. MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN

21.1 openbare bibliotheekvoorziening

606

Actor: Minister van Binnenlandse Zaken

Handeling: het besluiten tot overeenstemming met de Minister van Cultuur inzake het verlenen van ontheffing aan de gemeente of de provincie van de verplichting het instandhouden van objecten van openbare bibliotheekvoorziening door een privaatrechtelijke instelling te bevorderen.

Periode: 1983-1987

Grondslag: Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1983, 733) art. 12 lid 6; art. 13 lid 6

Product: beschikking

Waardering: V 10

22. RIJKSADVIESCOMMISSIE VOOR DE OPENBARE BIBLIOTHEKEN

22.1 Advisering

568

Actor: Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken / Bibliotheekraad

Handeling: het adviseren van de Minister en rechtspersonen, instellingen of organisaties, waarvan de werkzaamheden verband houden met het bibliotheekwezen.

Periode: 1961–1987

Grondslag: Regeling Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken (Stcrt. 1961, 20) art. 1 en 2; Wet op de bibliotheekraad (Stb. 1975, 119) art. 3 lid 1 en 3

Product: advies

Waardering: B 1

22.2 Verslaglegging, financiële verantwoording en begroting

571

Actor: Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken / Bibliotheekraad / RABIN

Handeling: het uitbrengen van een jaarverslag.

Periode: 1961–1995

Grondslag: Regeling Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken (Srcrt. 1961, 20), art. 12; Wet op de bibliotheekraad (Stb. 1975, 119) art. 18; Instellingswet RABIN (Stb. 1987, 474) art. 10

Product: jaarverslag

Waardering: B 3

572

Actor: Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken

Handeling: het indienen van een financiële verantwoording over het afgelopen jaar.

Periode: 1961–1975

Grondslag: Regeling Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken (Srcrt. 1961, 20), art. 11

Product: financiële verantwoording

Waardering: V 10

573

Actor: Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken / RABIN

Handeling: het indienen van een ontwerpbegroting voor het volgend jaar.

Periode: 1961–1975 / 1987–1995

Grondslag: Regeling Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken (Srcrt. 1961, 20), art. 10; Instellingswet RABIN (Stb. 1987, 474) art. 11

Product: begroting

Waardering: V 5

23. BIBLIOTHEEKRAAD

23.1 Advisering, verslaglegging

568

Actor: Bibliotheekraad / Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken

Handeling: het adviseren van de Minister en rechtspersonen, instellingen of organisaties, waarvan de werkzaamheden verband houden met het bibliotheekwezen.

Periode: 1961–1987

Grondslag: Regeling Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken (Stcrt. 1961, 20) art. 1 en 2; Wet op de bibliotheekraad (Stb. 1975, 119) art. 3 lid 1 en 3

Product: advies

Waardering: B 1

571

Actor: Bibliotheekraad / Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken / RABIN

Handeling: het uitbrengen van een jaarverslag.

Periode: 1961–1995

Grondslag: Regeling Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken (Srcrt. 1961, 20), art. 12; Wet op de bibliotheekraad (Stb. 1975, 119) art. 18; Instellingswet RABIN (Stb. 1987, 474) art. 10

Product: jaarverslag

Waardering: B 3

23.2 Instructie secretariaat en organisatieregeling

565

Actor: Bibliotheekraad

Handeling: het regelen van de instructie van de secretaris van de Bibliotheekraad en de taak van het bureau

Periode: 1975–1987

Grondslag: Wet op de bibliotheekraad (Stb. 1975, 119) art. 10 lid 4

Product: regeling

Waardering: V 15

566

Actor: Bibliotheekraad / Raad van advies voor het bibliotheekwezen en de informatieverzorging (RABIN)

Handeling: het vaststellen van nadere regelen omtrent inrichting en werkwijze van de raad en de door hen ingestelde commissies en de samenstellingen, bevoegdheden en werkwijze van de vaste commissie van de Bibliotheekraad

Periode: 1975–1995

Grondslag: Wet op de bibliotheekraad (Stb. 1975, 119) art. 19 lid 1 en 2; Instellingswet RABIN (Stb. 1987, 474) art. 14

Product: reglement

Waardering: V15

24. RAAD VAN ADVIES VOOR HET BIBLIOTHEEKWEZEN EN DE INFORMATIEVERZORGING

24.1 Advisering

570

Actor: Raad van advies voor het bibliotheekwezen en de informatieverzorging RABIN

Handeling: het voorbereiden en opstellen van het jaarlijkse adviesprogramma.

Periode: 1987–1995

Grondslag: Instellingswet RABIN (Stb. 1987, 474) art. 7 lid 2, art. 8 lid 1

Product: adviesprogramma

Waardering: B 1

24.2 Organisatieregeling

566

Actor: Raad van advies voor het bibliotheekwezen en de informatieverzorging (RABIN) / Bibliotheekraad

Handeling: het vaststellen van nadere regelen omtrent inrichting en werkwijze van de raad en de door hen ingestelde commissies en de samenstellingen, bevoegdheden en werkwijze van de vaste commissie van de Bibliotheekraad

Periode: 1975–1995

Grondslag: Wet op de bibliotheekraad (Stb. 1975, 119) art. 19 lid 1 en 2; Instellingswet RABIN (Stb. 1987, 474) art. 14

Product: reglement

Waardering: B 5

24.3 Verslaglegging en begroting

571

Actor: RABIN / Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken / Bibliotheekraad

Handeling: het uitbrengen van een jaarverslag.

Periode: 1961–1995

Grondslag: Regeling Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken (Srcrt. 1961, 20), art. 12; Wet op de bibliotheekraad (Stb. 1975, 119) art. 18; Instellingswet RABIN (Stb. 1987, 474) art. 10

Product: jaarverslag

Waardering: B 3

573

Actor: RABIN / Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken

Handeling: het indienen van een ontwerpbegroting voor het volgend jaar.

Periode: 1961–1975 / 1987–1995

Grondslag: Regeling Rijksadviescommissie voor de openbare bibliotheken (Srcrt. 1961, 20), art. 10; Instellingswet RABIN (Stb. 1987, 474) art. 11

Product: begroting

Waardering: V5

26. RIJKSINSPECTIE DER OPENBARE BIBLIOTHEKEN / RIJKSINSPECTIE VAN HET OPENBARE BIBLIOTHEEKWERK

26.1 Toezicht

629

Actor: Rijksinspectie der openbare bibliotheken / Rijksinspectie van het openbare bibliotheekwerk

Handeling: het uitoefenen van toezicht op de naleving van de Rijkssubsidievoorwaarden-1921 / van de wet en haar uitvoeringsvoorschriften.

Periode: 1961–1987

Grondslag: Regeling Rijksinspectie openbare bibliotheken (Stcrt. 1961, 20) art. 1 en 2a;

Wet op het openbare bibliotheekwerk (Stb. 1975, 118) art. 35

Product:

Waardering: V10

26.2 Advisering en verslaglegging

630

Actor: Rijksinspectie der openbare bibliotheken

Handeling: het uitbrengen van verslagen omtrent subsidie- en ontheffingsaanvragen en het verstrekken van gegevens aan de Minister.

Periode: 1961–1975

Grondslag: Regeling Rijksinspectie openbare bibliotheken (Stcrt. 1961, 20) art. 2b-d

Product: verslagen

Waardering: B 3

631

Actor: Rijksinspectie der openbare bibliotheken

Handeling: het uitbrengen van adviezen aan organisaties, instellingen en andere instanties die ingevolge de Rijkssubsidievoorwaarden-1921 bemoeienis hebben met het bibliotheekwerk.

Periode: 1961–1975

Grondslag: Regeling Rijksinspectie openbare bibliotheken (Stcrt. 1961, 20) art. 2e

Product: adviezen

Waardering: B 1,5

632

Actor: Rijksinspecteur der openbare bibliotheken

Handeling: het uitbrengen van een jaarlijks schriftelijk verslag aan de Minister omtrent de werkzaamheden van de rijksinspectie.

Periode: 1961–1975

Grondslag: Regeling Rijksinspectie openbare bibliotheken (Stcrt. 1961, 20) art. 7

Product: jaarverslag

Waardering: V5, m.u.v. het verslag: B 3

27. STICHTING NEDERLANDS LITERAIR PRODUCTIE- EN VERTALINGENFONDS

27.1 Verstrekken van uitkeringen

584

Actor: Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds

Handeling: het verstrekken van uitkering ter bevordering van de productie en de vertaling van kwalitatief hoogstaande Nederlands- en Friestalige literaire werken.

Periode: 1991–

Grondslag: Besluit Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (Stb. 1991, 501) art. 3 lid 2

Product: besluit

N.B.: Het bestuur van de stichting beslist over de verstrekking van uitkeringen en doet daarvan schriftelijk mededeling aan de aanvrager(s) (art. 7 en 8)

Waardering: V10

27.2 Indienen van plannen

585

Actor: Bestuur Stichting Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds

Handeling: het jaarlijks indienen bij de Minister van Cultuur van activiteitenplan, beleidsplan, rekening en verantwoording en verslag over de werkzaamheden en het gevoerde beleid.

Periode: 1991–

Grondslag: Besluit Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (Stb. 1991, 501) art. 10, 11 en 12

Product: activiteitenplan, beleidsplan, rekening en verantwoording en verslag

Waardering: B 1,3

27.3 Opheffing fonds

588

Actor: Bestuur Stichting Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds

Handeling: het ontbinden van de stichting Nederlands literair productie- en vertalingenfonds

Periode: 1991

Grondslag: Besluit Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (Stb. 1991, 504)

art. 13

Product: besluit

N.B.: Voor het besluit van het bestuur is goedkeuring van de Minister nodig.

Waardering: B 4

28. COLLEGE VAN TOEZICHT VOOR HET LEENRECHT (Min. van Justitie)

28.1 Toezicht

648

Actor: College van Toezicht voor het leenrecht

Handeling: het uitoefenen van toezicht op de naburige rechten inzake de inning en verdeling van de leenvergoedingsbedragen alsmede het uitoefenen van toezicht op de Stichting Leenrecht.

Periode: 1997–

Grondslag: Besluit College van Toezicht voor het leenrecht (Stb. 1997, 407) art. 2 en 10

Product:

Waardering: V10, jaarlijks verslag B

28.2 Advisering

649

Actor: College van Toezicht voor het leenrecht

Handeling: het adviseren van de Minister van Justitie omtrent de voorgenomen goedkeuring van reglementen inzake de verdeling van de geïnde vergoedingen alsmede het gevraagd en ongevraagd adviseren van de Stichting Leenrecht.

Periode: 1997–

Grondslag: Besluit College van Toezicht voor het leenrecht (Stb. 1997, 407) art. 10 en 11

Product: advies

Waardering: B 5

28.3 Goedkeuren van besluiten

650

Actor: College van Toezicht voor het leenrecht

Handeling: het schriftelijk goedkeuren van besluiten van de Stichting Leenrecht.

Periode: 1997–

Grondslag: Besluit College van Toezicht voor het leenrecht (Stb. 1997, 407) art. 13

Product: goedkeuringsbesluit

Waardering: V20

N.B.1: De bedoelde besluiten worden genoemd onder a tot en met d van lid 1 van art. 13:

a wijziging van statuten of ontbinding van de Stichting;

b. vaststelling of wijziging van modelovereenkomsten met rechthebbenden of betalingsplichtingen betreffende de uitoefening door de Stichting van rechten op grond van de Wet op de Naburige Rechten;

c. vaststelling of wijziging van modelovereenkosten en reglementen betreffende de uitoefening van de aan de Stichting opgedragen taak;

d. samenwerking met of overdracht aan een derde dan wel de beëindiging ervan, van taken verband houdende met de inning, het beheer en de verdeling van vergoedingen.

N.B.2: Een besluit als bedoeld onder a behoeft voorts de voorafgaande goedkeuring van de Minister van Justitie in overeenstemming met de Minister van OCenW.

6. Bijlagen

a. Overzicht van geraadpleegde wet- en regelgeving

Mediawetgeving

Actor: de Minister van Cultuur:

tot 24-12-1994: de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (OK&W), Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) en Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC);

vanaf 24-12-1994: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW)

Mediawet

De jaartallen van de begin- en eindcesuren van de perioden hebben betrekking op de Mediawet van

1987, 21 april, Stb. 249 (in werking getreden (iwg): 1-1-1988 m.u.v. enkele artikelen.)

zoals gewijzigd bij wet van

1988, 26 oktober, Stb. 520

1990, 13 december, Stb. 17

1991, 18 december, Stb. 769

1992, 4 juni, Stb. 422

1994, 28 april, Stb. 385.

Bij beschikking van 1 juni 1994, Stb. 386, is de tekst van de Mediawet opnieuw in z’n geheel gepubliceerd.

1994, 21 en 23 december, Stb. 945 resp. 946 (iwg: 1-1-1995 resp. 30-12-1994)

1995, 18 mei, Stb. 320 (iwg: 1-7-1995)

1995, 26 oktober, Stb. 539 (Instellingswet Raad voor Cultuur, opheffing Mediaraad)(iwg: 22-11-1995)

1996, 4 april, Stb. 219 (iwg: 24-4-1996; ged. mtk 1-1-1996)

1996, 19 december, Stb. 648 (iwg: 24-12-1996 –

1997, 5 juli, Stb. 336 (iwg: 1-9-1997 –

1997, 13 november, Stb. 544 (iwg: 1–2-1998 / 1-1-1999)

1999, 4 maart, Stb. 146 (iwg. 1-5-1999)

1999, 22 december, Stb. 573 (iwg. 1-1–2000).

Voorts

het Mediabesluit van

1987, 19 november, Stb. 573 (iwg.

zoals gewijzigd bij besluit (voor zover hier van invloed op de handelingenlijst) van

1990, 8 november, Stb. 570

1991, 9 juli, Stb. 382

1992, 22 juni, Stb. 334

1994, 19 december, Stb. 914

1996, 14 november,Stb. 589

1997, 22 april, Stb. 195

1998, 29 april, Stb. 274

1999, 20 februari, Stb. 104

(1999, 7 december, Stb. 545: laatste wijziging)

Telegraaf- en telefoonwet (11-1-1904, Stb. 7)

Zie wetswijziging (Stb. 1969, 468) art. I E, H en art. II

Vervangen door de Omroepwet (Stb. 1967, 176) voor zover betrekking hebbende op de voorbereiding, samenstelling en uitvoering van voor het publiek bestemde radio- en televisieprogramma’s (art. 3ter en quater).

Tijdelijk Telegraaf-, telefoon- en Radiobesluit (17-9-1944, Stb. E188)

Vervangen door de Omroepwet (Stb. 1967, 176) voor zover betrekking hebbende op de voorbereiding, samenstelling en uitvoering van voor het publiek bestemde radio- en televisieprogramma’s.

Radiobesluit (11-11-1965, Stb. 484)

Tijdelijke regeling van het radiobestel.

(Grondslag: Telegraaf- en telefoonwet 1904 en Tijdelijk telegraaf-, telefoon- en radiobesluit).

De vier omroeporganisaties hebben de Stichting Nederlandse Radio Unie in het leven geroepen. Bij dit besluit worden aan deze Stichting bevoegdheden toegekend en taken opgedragen in de uitvoering van het radiobeleid.

Televisiebesluit (25-12-1955, Stb. 579)

Regeling van het televisiebestel.

(Grondslag: Telegraaf- en telefoonwet 1904 en Tijdelijk telegraaf-, telefoon- en radiobesluit).

Zoals gewijzigd (hier vermeld voor zover van invloed op de handelingenlijst) bij besluit van

1958, 15 september, Stb. 457

1960, 19 september, Stb. 381

1962, 23 oktober, Stb. 413

1965, 11 november, Stb. 485

(Beschikking 15 december 1965, Stb. 674: plaatsing volledige, nieuwe tekst.)

Omroepwet (1-3-1967, Stb. 176)

(Deze wet komt in de plaats van de op de Telegraaf- en Telefoonwet 1904 en het Tijdelijk Telegraaf-, telefoon- en Radiobesluit berustende tijdelijke regeling voor zover betrekking hebbende op de voorbereiding, samenstelling en uitvoering van voor het publiek bestemde radio- en televisieprogramma’s.)

Ingetrokken: Radiobesluit 1965, Televisiebesluit 1956 en Besluit Instelling Reclameraad (1965).

Vervallen: art. 2-49 en 66, 67 en 69 van het Radioreglement.

Ontbonden: Stichting Nederlandse Radio-Unie en Nederlandse Televisie Stichting.

De Omroepwet is gewijzigd (hier vermeld voor zover van invloed op de handelingenlijst) bij wet van

1978, 1 september, Stb. 665

1979, 13 september, Stb. 557

1982, 7 juli, 450

Ingetrokken bij de Mediawet (Stb. 1987, 249)

Omroepbesluit (1-4-1969, Stb. 180)

Zoals gewijzigd bij besluit (voor zover hier van invloed op de handelingenlijst) van

24 januari 1980, Stb. 15

Wet op het kijkgeld (6-10-1955, Stb. 489)

Ingetrokken bij de inwerkingtreding van de Wet op de omroepbijdragen (Stb. 1968, 687).

Zoals gewijzigd bij wet (hier vermeld voor zover van invloed op de handelingenlijst) van

1960, 3 maart, Stb. 97

1963, 3 mei, Stb. 200

Kijkgeldbesluit (24-12-1955, Stb. 580)

Zoals gewijzigd bij besluit (hier vermeld voor zover van invloed op de handelingenlijst) van

1960, 14 juni, Stb. 228

Wet op de omroepbijdragen (20-12-1968, Stb. 687)

Vervallen: Art. 3, 3e en 4e lid van het Tijdelijk telegraaf-, telefoon- en radiobesluit Stb. E 118).

Ingetrokken: Wet op het kijkgeld (Stb. 1955, 489)

Ingetrokken bij de Mediawet (Stb. 1987, 249)

Perswezen

Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. F 177)

(Ingetrokken bij Wet noodvoorziening perswezen Stb. 1947, H 211)

Wet noodvoorziening perswezen Stb. H 211)

(Ingetrokken bij Wet Voorziening Perswezen Stb. 1951, 130)

Wet Voorziening Perswezen (25-4-1951, Stb. 130)

Ingetrokken: Tijdelijk Persbesluit 1945 (Stb. F 177)

Wet noodvoorziening perswezen Stb. H 211)

(Ingetrokken bij Mediawet Stb. 1987, 249)

Bibliotheek-regelgeving:

Besluit Rijkssubsidievoorwaarden-1921 voor openbare bibliotheken, Stcrt. 1961, 20

Nadere voorwaarden als bedoeld in art. 7 lid 1 sub b der Rijkssubsidievoorwaarden-1921, Stcrt. 1961, 146

Wijziging art. 10 Rijkssubsidievoorwaarden-1921 voor openbare bibliotheken, Stcrt. 1972, 71

Wet op het openbare bibliotheekwerk Stb. 1975, 118

Wet op de bibliotheekraad Stb. 1975, 119

Instellingswet Raad van advies voor het bibliotheekwezen en de informatieverzorging (RABIN), Stb. 1987, 474

Welzijnswet, 14-2-1987, Stb. 73

Wet op het specifiek cultuurbeleid, 11-3-1993, Stb. 193, hoofdstuk IVA.

Deze wet delegeert het regelen van de subsidiëring aan de Kroon:

Bekostigingsbesluit cultuuruitingen Stb. 1994, 473

Welzijnswet 1994, 1994, Stb. 447.

Bij deze wet is de Welzijnswet gewijzigd in die mate, dat alleen de leenvergoedingsregelingen zijn gehandhaafd. In art. 14 C is de naam dan ook gewijzigd in Tijdelijke wet leenvergoeding, die ingevolge art. 14 B m.i.v. 1-1-1995 vervalt.

Aangezien nog geen definitieve wet totstandgekomen is, wordt de tijdelijke wet verlengd met een noodwetje.

Bij wet van 21-12-1995, Stb. 653 (de Wet op het verhuur- en leenrecht) komt hiervoor de aldus gewijzigde Auteurswet 1912 in de plaats, waarmee deze wet van toepassing is verklaard op het uitlenen van publikaties als bedoeld in art. 21 c van de Tijdelijke wet leenvergoeding.

Ten aanzien van het letterenbeleid bestaan/bestonden de volgende regelingen:

Tot 1992: Subsidiëring op individuele basis in de vorm van het toekennen van eregelden aan kunstenaars die hun talenten bewezen hadden maar van wie de opbrengsten (nog) dermate laag waren dat ze niet in hun levensonderhoud konden voorzien (Regeling Eregelden)

1965: oprichting van het Fonds voor de Letteren door de Minister van CRM bij notariële akte van 28 juli 1965.

(Acties van de kunstenaars om verbeteringen in hun sociaal-economische positie te brengen leidden in 1965 tot de oprichting van het Fonds voor de Letteren. De belangrijkste taken van het fonds zijn het verlenen van werkbeurzen en aanvullende honoraria en de uitvoering van de door OCenW gefinancierde Regeling Eregelden dat in 1992 in de plaats kwam voor het oude instituut van de eregelden.)

1981: Fondsenwet scheppende kunsten (Stb. 1981, 355): de Kroon kan de Minister machtigen een fonds op te richten ten behoeve van het bevorderen van scheppende kunsten.

1991: Besluit Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (Stb. 1991, 501).

1992: Subsidiëring van de door het Fonds voor de Letterkunde uitgevoerde Eregeldenregeling t.b.v. .

1993: Wet op het specifiek cultuurbeleid (Stb. 1993, 193)

Intrekking Fondsenwet scheppende kunsten.

Art. 12 Wet specifiek cultuurbeleid: de Stichting Fonds voor de letteren geldt als

fonds, opgericht op grond van de machtiging van art. 9 van de nieuwe wet.

1994: Bekostigingsbesluit Cultuuruitingen (art. 8 Wet Specifiek Cultuurbeleid)

b. Geraadpleegde bronnen

Wet- en regelgeving inzake media, letteren en bibliotheken : Schuurmans & Jordens en Staatsbladen en Staatscouranten.

Medianota, TK 1982–1983, 18035

Cultuurbeleid in Nederland : publicatie van het Ministerie van OCenW, tweede druk, 1998

Handboek Cultuurbeleid II

Pantser of Ruggengraat : Cultuurnota 1997–2000 / A. Nuis - Ministerie van OCenW, 1996

Notitie Cultuurbeleid, TK 1984–1985, 18990

Een bron van aanhoudende zorg : 75 jaar Ministerie van Onderwijs (Kunsten) en Wetenschappen 1918-1993 / Hans Knippenberg en Willem van der Ham. – Assen : Van Gorcum, 1993

Van monumentale waarde: Een institutioneel onderzoek naar de rijksoverheidsbemoeienis met monumentenzorg, 1945–1990 / drs. F. van der Doe en drs. H. Spijkerman, ‘s-Gravenhage 1996 (PIVOT-publicatie nr. 33)

Bijlage bij de memorie van antwoord m.b.t. het wetsvoorstel Mediawet met overzicht van taken van de Minister van WVC o.g.v. de Mediawet, EK 1986-1987, 19136, nr. 27b

Nota publieke omroep in Nederland, TK 1990–1991, 22147 no. 2

Directieplan MLB 1998 en 2000 (‘Terugblik’ op het daaraan voorafgaande jaar) : Directie MLB, 1998

Website Fonds voor de Letteren, 1999

Terug naar het Publiek: rapport van de Commissie Publieke omroep / Commissie Externe Deskundigen (Commissie Ververs), Den Haag, 1996.

Driemaal ’s Raads Recht - een institutioneel onderzoek naar de taakgebieden van de Raad van State, (1940) 1945–1990 / drs A. Spieksma en drs L. Verbeek (ISBN 90-74442-20-X) ’s-Gravenhage 1994. (PIVOT-publicatie nr. 17).

1

Staatsalmanakken 1945 tot 2000;

Rapport van de Commissie Publieke omroep ‘Terug naar het Publiek’, juni 1996.

2

Notitie Cultuurbeleid, TK 1984–1985, 18990, nrs 1–2, p. 25.

3

Staatsalmanak 1946.

4

Staatsalmanak 1977.

5

W.J.E. van de Water, Inventaris van het Archief van de Raad van Beroep voor de Perszuivering, 1947–1951.

Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen 1970.

6

Archiefwet 1995, Wet van 28 april 1995(Stb. 276), houdende vervanging van de Archiefwet 1962 (Stb. 313) en in verband daarmee wijziging van enige andere wetten.

7

Driemaal ’s Raads Recht. Een institutioneel onderzoek naar de taakgebieden van de Raad van State, (1940) 1945–1990 (samenstelling: drs A. Spieksma en drs L. Verbeek; ISBN 90-74442-20-X) ‘s-Gravenhage 1994. PIVOT-rapport nr 17.

8

Driemaal ’s Raads Recht. Een institutioneel onderzoek naar de taakgebieden van de Raad van State, (1940) 1945–1990 (samenstelling: drs A. Spieksma en drs L. Verbeek; ISBN 90-74442-20-X) ’s-Gravenhage 1994. PIVOT-rapport nr 17.

Naar boven