Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatscourant 2008, 61 pagina 19 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatscourant 2008, 61 pagina 19 | Besluiten van algemene strekking |
Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 21 maart 2008, nr. TRCJZ/2008/798, houdende vaststelling van de Regeling superheffing 2008
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op de artikelen 66 en 78 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van de Europese Unie van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU L299);
Voorts gelet op de artikelen 13, 19, 23, 27, en 28 van de Landbouwwet;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. productschap: Productschap Zuivel;
b. verordening 1234/2007: verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van de Europese Unie van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU L299);
c. commissieverordening: verordening (EG) Nr. 595/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten (PbEU L94);
d. melk, andere zuivelproducten, producent, bedrijf, koper, levering, rechtstreekse verkoop, vermarkting, nationaal quotum, individueel quotum, beschikbaar quotum: hetgeen daaromtrent is bepaald in artikel 65 van verordening 1234/2007;
e. heffingsperiode: tijdvak van 12 maanden dat begint op 1 april van ieder kalenderjaar en eindigt op 31 maart van het volgende jaar.
1. De producent die in een heffingsperiode zijn beschikbaar quotum overschrijdt, is de op grond van artikel 78, eerste lid, tweede alinea, van Verordening 1234/2007 geldende heffing verschuldigd.
2. De grondslag voor de berekening van de heffing als bedoeld in het eerste lid is in geval van leveringen de totale hoeveelheid geleverde melk en in geval van rechtstreekse verkoop de totale hoeveelheid gebruikte of overgedragen melk. De hoeveelheid melk, of het equivalent daarvan, wordt bepaald met inachtneming van het bepaalde in de commissieverordening.
1. Van een natuurlijke of rechtspersoon die over individuele quota beschikt en die gedurende een heffingsperiode geen melk of andere zuivelproducten vermarkt, worden de quota uiterlijk met ingang van 1 april van het daaropvolgende kalenderjaar aan de nationale reserve toegevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 72, eerste lid, van de verordening 1234/2007.
2. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 72, tweede lid, van Verordening 1234/2007, wordt van een producent die minder dan 70 procent van zijn individueel quotum op de markt brengt, met ingang van 1 april van het daaropvolgende kalenderjaar het ongebruikte quotum geheel aan de nationale reserve toegevoegd.
3. Onder ongebruikt quotum, bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan het verschil tussen het individueel quotum van de producent en hetgeen hij op de markt heeft gebracht in de desbetreffende heffingsperiode. Met een eventuele verkleining van het quotum in de betrokken heffingsperiode als gevolg van definitieve overdracht aan een andere producent, wordt bij de toepassing van het bepaalde in het tweede lid rekening gehouden.
1. De op grond van artikel 3, eerste lid, aan de reserve toegevoegde quota kunnen opnieuw door het productschap aan de natuurlijke of rechtspersoon worden toegewezen overeenkomstig het bepaalde in artikel 72, eerste lid, tweede alinea, van verordening 1234/2007.
2. Het op grond van artikel 3, tweede lid, aan de nationale reserve toegevoegde quotum kan opnieuw door het productschap aan de producent worden toegewezen op voorwaarde dat hij uiterlijk voor het einde van de tweede heffingsperiode nadat de quota aan de nationale reserve zijn toegevoegd, de vermarkting hervat van ten minste 70 procent van zijn individueel quotum, bedoeld in artikel 3, tweede lid.
Het quotum dat de producent beschikbaar heeft op 1 april 2008, wordt met ingang van die datum verhoogd met 2,49%.
1. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 73, eerste lid, van verordening 1234/2007 kan een producent in de betrokken heffingsperiode een deel van zijn individueel quotum dat hij niet voornemens is zelf te gebruiken, tijdelijk overdragen aan een andere producent.
2. Voor de tijdelijke overdracht als bedoeld in het eerste lid gelden de volgende voorwaarden:
a. een producent draagt minimaal 10.000 kg tijdelijk over;
b. een producent kan niet in een heffingsperiode zowel quota tijdelijk overdragen als overgedragen krijgen.
3. De tijdelijke overdracht van een quotum wordt gemeld aan het productschap voor een door het productschap te bepalen datum en volgens door het productschap te stellen regels.
4. Een aanspraak op een quotum ontstaat eerst na de registratie door het productschap.
1. De overdracht van een individueel quotum, niet zijnde een geheel bedrijf, geschiedt in samenhang met de overdracht van de voor de melkproductie gebruikte grond als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van verordening 1234/2007, als overeengekomen door betrokken partijen en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.
2. Het over te dragen quotum bedraagt niet meer dan 20.000 kg per hectare grond.
3. Het over te dragen quotum omvat minimaal 20.000 kg. Dit minimum behoeft niet in acht te worden genomen indien het totale quotum van de overdrager minder dan 20.000 kg bedraagt en deze hoeveelheid in zijn geheel wordt overgedragen. Voorts behoeft dit minimum niet in acht te worden genomen bij het eindigen, beëindigen en ontbinden van een pachtovereenkomst, die is goedgekeurd door de grondkamer vóór 1 april 1993.
4. De ingevolge het eerste lid met een quotum over te dragen grond was gedurende een periode van één jaar voorafgaande aan de overdracht daadwerkelijk voor de melkproductie op het betrokken bedrijf in gebruik. Voorts dient de met een quotum over te dragen grond gedurende een periode van één jaar na de overdracht daadwerkelijk voor de melkproductie op het betrokken bedrijf in gebruik te blijven. In geval van beëindiging van een pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 15, tweede lid, onder a, c en d, dient de terug over te dragen grond gedurende een periode van één jaar voorafgaande aan de beëindiging van een pachtovereenkomst daadwerkelijk voor de melkproductie op het betrokken bedrijf in gebruik te zijn geweest.
5. Het vorige lid is niet van toepassing ingeval van overdracht krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht.
6. Een producent kan, nadat met betrekking tot enige heffingsperiode een overdracht van een quotum op zijn naam is geregistreerd, niet met betrekking tot dezelfde heffingsperiode als vervreemder een overdracht laten registreren.
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, kan een overdracht van een individueel quotum, niet zijnde een geheel bedrijf, plaatsvinden zonder overdracht van de voor de melkproductie gebruikte grond, als partijen dit overeenkomen en de verkrijger daarbij verklaart dat door deze overdracht van quotum ingevolge artikel 75, eerste lid, onder f, van verordening 1234/2007, de structuur van de melkproductie op het niveau van het bedrijf verbetert of dat deze overdracht bijdraagt tot extensivering van de productie.
2. Een producent kan met toepassing van het eerste lid in een heffingsperiode ten hoogste 10% van zijn individueel quotum, waarover hij bij de aanvang van die heffingsperiode beschikt, overgedragen krijgen, dan wel zoveel meer dat het quotum na overdracht ten hoogste 20.000 kg per hectare voor de melkproductie op het betrokken bedrijf gebruikte grond bedraagt.
3. Artikel 7, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. Een producent die met toepassing van het eerste lid in enige heffingsperiode een quotum heeft overgedragen gekregen kan eerst met ingang van de derde daarop volgende heffingsperiode een quotum overdragen op basis van het eerste lid of van artikel 7, eerste lid.
5. Het productschap kan van het bepaalde in het vierde lid ontheffing verlenen indien naar het oordeel van het productschap sprake is van naar behoren gemotiveerde bijzondere omstandigheden. Indien een aanvraag om een ontheffing wordt ingediend na een door het productschap te bepalen datum, wordt de eventuele aanspraak op een overgedragen quotum eerst erkend met ingang van de daaropvolgende heffingsperiode.
1. Bij de overdracht van een individueel quotum als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van verordening 1234/2007 in het kader van de overdracht van een bedrijf gaat het individueel quotum in zijn geheel over, met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.
2. Een overdracht van een quotum vindt plaats tot ten hoogste 20.000 kg per hectare overgedragen grond, tenzij:
a. het gehele bedrijf wordt verworven door degene die een echtgenoot, kind, afstammeling in de tweede graad, echtgenoot van een kind, echtgenoot van een kleinkind, of een pleegkind is van de vervreemder;
b. het gehele bedrijf wordt verworven door een ander dan genoemd in onderdeel a, als ten genoegen van het productschap is aangetoond dat het bedrijf in de twee jaren voorafgaande aan de overdracht niet substantieel is verkleind, althans voor zover het de melkveehouderij betreft en als het bedrijf beoordeeld naar de feitelijke bedrijfsvoering als een zelfstandige eenheid ongewijzigd wordt voortgezet. Ter zake van de toepassing van dit onderdeel kunnen nadere regelen worden gesteld door het productschap.
3. Onder pleegkind wordt verstaan degene die duurzaam als een eigen kind is verzorgd en opgevoed.
1. Indien naar het oordeel van het productschap een overdracht van grond dan wel het aangaan of beëindigen van een pachtovereenkomst kennelijk uitsluitend tot doel heeft gehad het maximum gesteld in artikel 7, tweede lid, te ontgaan, kan het productschap binnen een tijdvak van 3 jaren na overdracht van het quotum, besluiten dat een aanspraak op deze hoeveelheid ter zake van die overdracht geheel of gedeeltelijk niet meer wordt erkend, te rekenen vanaf het tijdstip van registratie, met dien verstande dat de niet-erkenning maximaal 12 maanden terugwerkt.
2. Indien een aanspraak ingevolge het eerste lid geheel of gedeeltelijk niet meer wordt erkend:
a. kan erkenning van de aanspraak op het quotum bij de vervreemder plaatsvinden indien de verkrijger en de vervreemder overeenkomen dat de overdracht van het quotum ongedaan wordt gemaakt met ingang van de datum waarop partijen van deze overeenkomst op een daartoe voorgeschreven formulier bij het productschap hebben kennisgegeven;
b. kan erkenning van de aanspraak op het quotum bij de verkrijger plaatsvinden, indien alsnog daadwerkelijk voor de melkproductie gebruikte grond aan hem wordt overgedragen overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 met ingang van de datum waarop de betrokken registratie overeenkomstig de procedure van artikel 11 heeft plaatsgevonden.
3. De erkenning als bedoeld in het tweede lid wordt gerelateerd aan de nog niet verstreken periode van de betrokken heffingsperiode.
4. De verkrijger kan op diens verzoek voor het niet erkende deel van het quotum aanspraak maken op een vergoeding van € 0,29 per kilogram quotum. Voor zover deze vergoeding toegekend wordt, is het in het tweede lid bepaalde niet van toepassing. Een in de eerste volzin bedoeld verzoek wordt bij het productschap ingediend. De Minister beslist op het verzoek.
5. Indien bij toepassing van artikel 9, tweede lid, onderdeel b, naar het oordeel van het productschap in het tijdvak van drie jaren volgend op de overdracht van het quotum, het bedrijf niet of niet meer als een zelfstandige eenheid ongewijzigd wordt voortgezet, kan het productschap besluiten dat een aanspraak op deze hoeveelheid, die het maximum van 20.000 kg per overgedragen hectare te boven gaat, geheel of gedeeltelijk niet meer wordt erkend, te rekenen vanaf het tijdstip van registratie, met dien verstande dat de niet-erkenning maximaal 12 maanden terugwerkt.
1. Degenen die een quotum op basis van artikel 7, 8 of 9, eerste lid, hebben overgedragen respectievelijk overgedragen gekregen, stellen gezamenlijk binnen zes weken nadien het productschap in kennis. Daarbij worden het door het productschap voorgeschreven formulier en de voorgeschreven documenten met betrekking tot de overdracht van het quotum, en in het geval dat overdracht plaatsvindt op basis van artikel 7 of artikel 9, eerste lid, met betrekking tot de overdracht van de bijbehorende grond gevoegd.
2. Er kan eerst een aanspraak op quotum worden gemaakt na de registratie door het productschap.
3. Indien de overdracht bedoeld in het eerste lid niet overeenkomstig de eisen van het eerste lid wordt aangemeld of na een door het productschap te bepalen datum wordt aangemeld, wordt de aanspraak op het overgedragen quotum eerst erkend met ingang van de volgende heffingsperiode.
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 9, tweede lid, onder a en b, wordt, indien het productschap de overdracht van een quotum ter registratie krijgt aangeboden waarbij meer dan 20.000 kg per hectare wordt overgedragen, ten name van de verwerver de overdracht geregistreerd van 20.000 kg per hectare overgedragen grond. Het meerdere wordt aan de nationale reserve toegevoegd. Voor de niet ten name van de verwerver geregistreerde hoeveelheid wordt een vergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van de daarvoor geldende regeling van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw.
5. De vergoeding, bedoeld in het vierde lid, wordt toegekend aan de vervreemder van de grond, tenzij de betrokken partijen anders overeenkomen. In geval van ontbinding, eindigen dan wel beëindiging van een pachtovereenkomst wordt de vergoeding toegekend aan de verpachter en pachter gezamenlijk ieder voor de helft, tenzij de betrokken partijen anders overeenkomen.
6. Indien in een heffingsperiode de tijdelijke overdracht van een quotum overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 door het productschap wordt geregistreerd en nadien in dezelfde periode ten aanzien van de betrokken hoeveelheid een kennisgeving bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid bij het productschap wordt aangemeld, wordt de aanspraak op de betrokken hoeveelheid eerst erkend met ingang van de volgende heffingsperiode.
1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 7, 8 en 9 gaat door overdracht van een bedrijf of grond krachtens erfrecht dan wel huwelijksvermogensrecht een quotum op de rechthebbende over, met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.
2. Het productschap wijzigt op verzoek van de rechthebbende of de rechthebbenden aan wie een bedrijf toekomt de registratie van het betrokken quotum.
3. Het productschap wijzigt op verzoek van de rechthebbende of de rechthebbenden aan wie gronden toekomen die ten tijde van de overdracht deel uitmaakten van een bedrijf waaraan een quotum was gerelateerd, de registratie van de betrokken hoeveelheid als overeengekomen door de rechthebbenden, op basis van de voor de melkproductie gebruikte oppervlakte.
4. Het productschap kan op verzoek de voorgaande leden overeenkomstig toepassen indien sprake is van een andere wijze van overdracht onder algemene titel dan is aangegeven in het eerste lid, dan wel indien sprake is van een overdracht onder bijzondere titel, anders dan in artikel 7, eerste lid, dan wel indien sprake is van in-de-plaatsstelling of medepacht als bedoeld in de artikelen 363, 364 en 366 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
5. Een verzoek wordt gedaan door kennisgeving door de betrokken rechthebbende of de gezamenlijke rechthebbenden aan het productschap. Artikel 11, eerste, tweede en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. Een aanspraak op een quotum wordt niet erkend indien dat quotum in samenhang met de overdracht van grond, niet zijnde een geheel bedrijf, of een geheel bedrijf wordt verworven door een ander publiekrechtelijk lichaam dan het Bureau Beheer Landbouwgronden, of door een particuliere natuurbeschermingsorganisatie, tenzij het productschap anders beslist voor een daarbij vastgestelde hoeveelheid.
2. In geval van verwerving door een ander publiekrechtelijk lichaam dan het Bureau Beheer Landbouwgronden van grond, niet zijnde een geheel bedrijf, of een geheel bedrijf, wordt een aanspraak op een quotum erkend indien zeker is gesteld dat de overgedragen grond of het overgedragen bedrijf voor landbouwkundige doeleinden in gebruik blijft en indien de grond of het bedrijf samen met het quotum door het publiekrechtelijke lichaam binnen een termijn van ten hoogste 6 maanden na de overdracht wordt overgedragen aan één of meer producenten.
1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 7, 8 en 9 kan ingeval van verplaatsing van een geheel bedrijf, het op het oude bedrijf beschikbaar quotum worden meegenomen naar het nieuwe bedrijf.
2. Het ingevolge het eerste lid te verplaatsen bedrijf dient gedurende een periode van één jaar voorafgaand aan de verplaatsing daadwerkelijk in gebruik te zijn geweest voor de melkproductie. Voorts dient het nieuwe bedrijf gedurende een periode van één jaar na de verplaatsing daadwerkelijk voor de melkproductie in gebruik te blijven.
3. Artikel 11, eerste, tweede en derde lid is van overeenkomstige toepassing.
1. Onder overdracht wordt verstaan:
a. overdracht in eigendom;
b. een door de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 311 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek betreffende los land hetwelk groter is dan één hectare of een hoeve geldend voor de duur van meer dan één jaar;
c. een schriftelijke pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 311 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek betreffende los land hetwelk niet groter is dan één hectare, geldend voor de duur van meer dan één jaar;
d. een door de grondkamer geregistreerde pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 396, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, geldend voor de duur van meer dan één jaar doch voor ten hoogste twee jaar;
e. overdracht ingevolge vestiging, overdracht of tenietgaan van het recht van erfpacht of het recht van vruchtgebruik.
2. Aan het hieronder bepaalde is hetzelfde gevolg verbonden als aan de pachtovereenkomst bedoeld in het eerste lid, de onderdelen b, c en d;
a. een door de grondkamer goedgekeurde beëindigingsovereenkomst van een pachtovereenkomst;
b. een schriftelijke beëindigingsovereenkomst van een pachtovereenkomst als bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en d;
c. het eindigen van een pachtovereenkomst als bedoeld in het eerste lid onderdelen c en d, alsmede van een door de Grondkamers goedgekeurde pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 325, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, geldend voor de duur van meer dan één jaar, zonder dat een verzoek als bedoeld in artikel 325, zesde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is ingediend, of van een pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 397, eerste en tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een door de rechter uitgesproken ontbinding van een pachtovereenkomst;
e. een toewijzing door de rechter van een vordering tot beëindiging van een pachtovereenkomst;
f. het eindigen van een pachtovereenkomst als gevolg van een opzegging als bedoeld in artikel 367, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarna niet overeenkomstig artikel 369, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek verzet is aangetekend.
3. Voor het tijdstip van overdracht van het quotum is bepalend:
a. de inschrijving van de desbetreffende akte in de in artikel 89 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde openbare registers met dien verstande dat in het geval van het tenietgaan van het recht van erfpacht of van het recht van vruchtgebruik het tijdstip van het tenietgaan in aanmerking wordt genomen;
b. de ingangsdatum van de pachtovereenkomst dan wel de datum waarop de betrokken partijen de pachtovereenkomst schriftelijk zijn aangegaan, voor zover deze na de ingangsdatum ligt;
c. in geval van een overdracht op basis van artikel 8, eerste lid: de datum waarop de betrokken partijen het formulier, bedoeld in artikel 11, eerste lid, hebben ondertekend.
Verplichtingen voor de producent en de koper
1. De producent die melk of andere zuivelproducten rechtstreeks heeft verkocht of overgedragen doet bij het productschap tijdig aangifte overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, eerste en tweede lid, van de commissieverordening.
2. De producent met een beschikbaar quotum voor rechtstreekse verkoop doet tevens in geval hij geen melk of andere zuivelproducten heeft verkocht of overgedragen, aangifte, als bedoeld in het eerste lid, bij het productschap.
3. Indien de producent de in het eerste of tweede lid bedoelde aangifte niet voor 15 mei heeft gedaan of een onjuiste aangifte heeft ingediend, legt het productschap aan de producent de sanctie als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de commissieverordening, op, behoudens in geval artikel 11, vijfde lid, van de commissieverordening van toepassing is.
4. Indien op 1 juli geen aangifte is ontvangen door het productschap, voegt het productschap, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, vierde lid, van de commissieverordening het quotum voor rechtstreekse verkoop van de producent aan de nationale reserve toe, behoudens in geval artikel 11, vijfde lid, van de commissieverordening van toepassing is.
1. De koper doet bij het productschap tijdig aangifte overeenkomstig het bepaalde in artikel 8, eerste en tweede lid, van de commissieverordening.
2. Bij zijn aangifte voegt de koper een verklaring omtrent de juistheid van de in de aangifte vermelde gegevens van een registeraccountant, ingeschreven in het register genoemd in artikel 55 van de Wet op de Registeraccountants, hetzij een accountant-administratieconsulent, ingeschreven in het register genoemd in artikel 36 van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten.
3. Indien geen aangifte is ontvangen op 15 mei respectievelijk op 1 juli, is de koper het bedrag, berekend overeenkomstig artikel 8, derde lid, van de commissieverordening verschuldigd, onderscheidenlijk wordt de erkenning van de koper ingetrokken door het productschap overeenkomstig het bepaalde in artikel 8, vierde lid, van de commissieverordening, behoudens in geval artikel 8, vijfde lid, van de commissieverordening van toepassing is.
1. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 81 van verordening 1234/2007 is de koper verantwoordelijk voor de inning van de heffingen en de afdracht ervan aan het productschap.
2. Indien tijdens een heffingsperiode blijkt dat een producent zijn beschikbaar quotum overschrijdt, kan de koper op grond van het bepaalde in artikel 81, derde lid, van verordening 1234/2007 per 100 kilogram melk ten hoogste het bedrag als bedoeld in artikel 78, eerste lid, tweede alinea, van verordening 1234/2007 inhouden op de te betalen melkprijs.
3. De producent die aan een andere koper gaat leveren of die aan meer dan een koper levert, doet daarvan opgaaf aan het productschap voor een door het productschap vast te stellen datum en volgens door het productschap vast te stellen regels.
1. Een koper is verplicht een administratie te voeren in overeenstemming met het bepaalde in artikel 23, tweede lid, en artikel 24, tweede, derde en vierde lid, van de commissieverordening.
2. Een producent voert een administratie in overeenstemming met het bepaalde in artikel 24, vijfde respectievelijk zesde lid, van de commissieverordening.
1. Het is een producent verboden melk te leveren aan een niet-erkende koper.
2. Het is een producent verboden melk of andere zuivelproducten van zijn bedrijf te vermarkten anders dan op eigen naam.
3. Het is een koper verboden melk geleverd te krijgen, tenzij hij door het productschap is erkend als koper.
1. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 23, eerste lid, van de commissieverordening, erkent het productschap op verzoek een koper die actief is op Nederlands grondgebied, die voldoet aan het bepaalde in de artikel 23, tweede lid, van de commissieverordening en
a. die is ingeschreven in het handelsregister in de zin van artikel 2 van de Handelsregisterwet 1996;
b. die zich ertoe verbindt het vetgehalte van de melk te laten vaststellen en het vervoer van melk door middel van daartoe gebruikelijke transportmiddelen te laten verrichten, die de mogelijkheid bieden om de hoeveelheid, de herkomst en de bestemming van de getransporteerde melk vast te stellen.
2. Indien een verzoek tot erkenning als koper wordt ingediend na een door het productschap vast te stellen datum, kan erkenning eerst plaatsvinden met ingang van de volgende heffingsperiode.
3. Het productschap trekt de erkenning van de koper in, indien:
a. de koper niet meer voldoet aan de eisen, gesteld in het eerste lid;
b. de koper in gebreke blijft met de inning van door producenten verschuldigde heffingen als bedoeld in artikel 81 van verordening 1234/2007;
c. de koper niet zijn administratie overeenkomstig het bepaalde in artikel 24, tweede, derde of vierde lid, van de commissieverordening voortdurend bijwerkt;
d. de koper niet op 1 juli zijn aangifte heeft ingediend. Artikel 8, vierde lid, van de commissieverordening is van toepassing;
e. de in artikel 23, derde lid, van de commissieverordening bedoelde gevallen zich voordoen, behoudens in geval artikel 23, vierde lid, van de commissieverordening van toepassing is.
Vaststelling, oplegging en inning van de heffing
Het productschap herverdeelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 80, derde lid, onderdeel b, respectievelijk artikel 83, eerste lid, van verordening 1234/2007 het ongebruikte deel van het nationaal quotum voor leveringen onderscheidenlijk rechtstreekse verkoop over de betrokken producenten die op grond van artikel 2, eerste lid, een heffing verschuldigd zijn, naar evenredigheid van het individueel quotum van elke producent.
1. De producent respectievelijk de koper draagt de door hem verschuldigde onderscheidenlijk geïnde heffingen vóór 1 oktober af aan het productschap overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, eerste lid, van de commissieverordening.
2. Bij afdracht na 1 oktober is de producent respectievelijk de koper de rente als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de commissieverordening verschuldigd aan het productschap.
Voor de uitvoering van deze regeling en met name voor de vaststelling en oplegging van de heffingen, bedoeld in artikel 2, wordt geen rekening gehouden met rechtshandelingen waarvan op grond van bepaalde feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat zij geen wezenlijke verandering van feitelijke verhoudingen ten doel hebben gehad, of dat die rechtshandelingen achterwege zouden zijn gebleven indien daarmede niet de vaststelling of oplegging van de heffing voor het vervolg geheel of ten dele onmogelijk zou worden gemaakt.
1. Het productschap stelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, eerste lid, van de commissieverordening de melkequivalenties vast voor andere zuivelproducten dan room en boter.
2. Het productschap stelt ambtshalve door de producent gebruikte hoeveelheid melk vast op basis van het aantal door de producent gehouden koeien en de gemiddelde melkgift van de kudde, in het in artikel 12, tweede lid, van de commissieverordening bedoelde geval.
3. Het productschap beslist op verzoeken tot omzetting van quotum als bedoeld in artikel 3 van de commissieverordening. Een verzoek wordt ingediend bij het productschap volgens door het productschap te stellen regels en voor een door het productschap te bepalen datum.
4. Het productschap administreert de beschikbare quota van iedere producent, alsmede iedere wijziging of omzetting daarvan, inclusief het vetgehalte als bedoeld in artikel 70 van verordening 1234/2007 en informeert iedere producent omtrent de status van zijn individuele respectievelijk beschikbare quota overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 van de commissieverordening.
1. Het productschap is de bevoegde autoriteit, bedoeld in Deel II, Titel I, Hoofdstuk III, Sectie III, van verordening 1234/2007 en de commissieverordening en is belast met de vaststelling, berekening en invordering van verschuldigde heffingen.
2. Het productschap regelt overigens, met inachtneming van Deel II, Titel I, Hoofdstuk III, Sectie III, van verordening 1234/2007 en de commissieverordening en, zo nodig de aanwijzingen van de Minister, al hetgeen voor een goede uitvoering van deze regeling is vereist.
De Regeling superheffing wordt ingetrokken.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling superheffing 2008.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2008.
Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.
Met deze regeling wordt de Regeling superheffing ingetrokken en vervangen door een nieuwe regeling: de Regeling superheffing 2008 (hierna: de Regeling).
De reden voor de vaststelling van een geheel nieuwe tekst is gelegen in het feit dat voor superheffing vanaf 1 april 2008 een nieuwe communautaire grondslag geldt. Vanaf deze datum gelden namelijk de regels zoals neergelegd in Deel II, Titel I, Hoofdstuk III, Sectie III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van de Europese Unie van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU L 299) en is de oude grondslag – Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten (PbEU L 270) – ingetrokken. In de oude Regeling superheffing werd zowel in de considerans als in verschillende artikelen verwezen naar Verordening 1788/2003.
Materieel is niets gewijzigd aan de superheffingsregels. De nieuwe juridische grondslag heeft te maken met het streven van de Gemeenschap de regelgeving te vereenvoudigen en is niet bedoeld om nieuw beleid vast te leggen. In Verordening 1234/2007 zijn de regels vervat die voorheen in 21 verschillende gemeenschappelijke marktordeningen (GMO) van agrarische producten waren neergelegd. De meeste van deze verordeningen waren opgezet volgens dezelfde structuur en hadden talrijke bepalingen gemeen. Dit is met name het geval voor de regels inzake handel met derde landen en de algemene bepalingen, maar in zekere mate ook voor de regels inzake de interne markt. Voorts bevatten de verordeningen vaak uiteenlopende oplossingen voor identieke of vergelijkbare problemen.
Het lag voor de hand deze 21 verordeningen integraal te herzien. Het resultaat hiervan is dus Verordening 1234/2007, ook wel de Integrale GMO-verordening genoemd.
Evenals in voorgaande jaren wordt ook dit jaar het quotum dat een producent op 1 april beschikbaar heeft, verhoogd. In artikel 5 is neergelegd dat deze verhoging 2,49% bedraagt.
Op grond van artikel 66, eerste lid, van Verordening 1234/2007 zou het nationale quotum per 1 april 2008 met 0,5% worden verhoogd. Zeer recent, namelijk op 17 maart 2008, heeft de Raad van Ministers van de Europese Unie echter besloten dat het nationale quotum per 1 april 2008 met nog eens 2% wordt verhoogd. Van de uitbreiding van het nationaal quotum, van in totaal dus 2,5%, is besloten 2,49% evenredig over alle bestaande quotumhouders te verdelen. 0,01% komt ten goede aan de nationale reserve.
Hiervoor is gekozen omdat de verdeling van de verhogingen (van telkens 0,5%) op grond van Verordening 1788/2003 per 1 april 2006 en 1 april 2007 heeft geleid tot een geleidelijke krimp van de nationale reserve. De verhoging van 0,5% was in Verordening 1788/2003 namelijk telkens gebaseerd op het nationaal quotum in quotumjaar 2005/2006 terwijl de verhoging in de Regeling superheffing uitging van het quotum in het afgelopen quotumjaar. In wezen is de afgelopen jaren dus meer verdeeld dan op grond van communautaire regelgeving extra aan Nederland is toegewezen. De verschillen konden worden opgevangen door de nationale reserve.
Door voor het quotumjaar 2008/2009 0,01% te reserveren voor de nationale reserve blijft de nationale reserve op een zodanig niveau dat eventualiteiten kunnen worden opgevangen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008-61-p19-SC85106.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.