Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2008, 60 pagina 26 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2008, 60 pagina 26 | Overig |
15 februari 2008
Nr. C/S&A/08/411
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;
De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 06-12-2007, nr. aca-2007.04114/3);
Besluit:
De bij dit besluit gevoegde ‘selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Landbouwstructuurbeleid over de periode vanaf 1945’ en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Een belanghebbende kan tegen dit besluit beroep instellen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan hij zijn woonplaats heeft.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.
Den Haag, 15 februari 2008.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de wnd. algemene rijksarchivaris, P. Brood.
BASISSELECTIEDOCUMENT voor het beleidsterrein Landbouwstructuurbeleid 1945–
Dit document is geldig voor de zorgdragers:
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
Minister van Economische Zaken (EZ)
Minister van Financiën
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Minister van Verkeer en Waterstaat (V&W)
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM)
Produktschap Vee en Vlees (PVV) en Produktschap Pluimvee en Eieren (PPE)
Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO)
Stichting zeldzame huisdierrassen
Stichtingen Proefstations
Stichtingen Regionale Onderzoekscentra
Concept / Versie september 2007
PWAA/Rotterdam
Een Basis Selectiedocument (BSD) is de vorm waarin een of meerdere selectielijst(en), bedoeld in artikel 5 van de Archiefwet 1995 (Stb. 277), worden vastgesteld. Een selectielijst biedt de grondslag voor het vernietigen dan wel het ter blijvende bewaring overbrengen van de neerslag van handelingen van een zorgdrager en de onder hem ressorterende actoren. Een BSD kan bestaan uit één of meer selectielijsten.
Een BSD is gebaseerd op een vastgesteld Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO) en bestrijkt dezelfde periode als dit rapport. Eventuele afwijkingen hiervan worden in het verslag van het driehoeksoverleg verantwoord.
Een BSD bevat in principe dezelfde handelingen als het RIO dat aan het BSD ten grondslag ligt. Eventuele afwijkingen hierop worden in het verslag van het gevoerde driehoeksoverleg verantwoord. Indien het RIO een begin- en eindperiode vermeldt wordt de eindperiode niet overgenomen in het BSD, omdat dit ten onrechte zou suggereren dat alle handelingen afgesloten zijn. Een dergelijke wijziging heeft een praktisch nut en betekent geen nader institutioneel onderzoek.
Het handelingenblok wijkt in zoverre af van dat van het RIO dat een veld voor de waardering wordt toegevoegd (zie leeswijzer onder 3.8).
In het veld ‘waardering’ wordt aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaard dan wel vernietigd moet worden, en welk bewaarcriterium of vernietigingstermijn gehanteerd wordt. De waardering B (= bewaren) betekent dat de neerslag voor permanente bewaring wordt overgebracht naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen. De waardering V (= vernietiging) betekent dat de neerslag wordt vernietigd. Op welke termijn dat gebeurt, wordt bij de waardering vermeld. Bij voorkeur wordt ook het ingangsmoment vastgelegd (bijv. 3 jaar na vaststelling nieuwe regeling). Zonder nadere aanduiding gaat de vernietigingstermijn in direct na afsluiting van de zaak waarop een dossier betrekking heeft.
Anders dan in het RIO worden in het BSD de handelingen per actor geordend. Indien een BSD bestaat uit lijsten voor actoren onder verschillende zorgdragers, worden deze per zorgdrager geordend. Hiermee wordt uitdrukking gegeven aan het uitgangspunt dat een selectielijst een eenheid is, bevattende handelingen van een zorgdrager en de onder hem ressorterende actoren. Anders gezegd: een selectielijst kan opgebouwd zijn uit (deel)lijsten voor verschillende actoren die onder dezelfde zorgdrager ressorteren.
Het BSD heeft de volgende functies:
– de selectielijsten in het BSD bieden de grondslag voor de vernietiging en overbrenging van archiefbescheiden waarvoor een zorgdrager verantwoordelijk is (Archiefwet 1995, art. 5, eerste lid);
– voor de zorgdrager is het BSD bovendien van belang voor de bedrijfsvoering en als mogelijke basis voor archiefordening volgens bedrijfsprocessen;
– voor de zorgdrager dient het BSD als verantwoording tegenover de recht- en bewijszoekende burger, die de mogelijkheid heeft tijdens de terinzagelegging invloed uit te oefenen op het bewaar- en vernietigingsbeleid (Archiefbesluit 1995, art. 2, eerste lid, onder d);
– voor de Minister belast met het cultuurbeleid (vertegenwoordigd door de Algemeen Rijksarchivaris) is het BSD de verantwoording inzake het bewaar- en vernietigingsbeleid vanuit cultureel-historisch belang (Archiefbesluit 1995, art. 2, eerste lid, onder c);
– voor het Nationaal Archief is het BSD (tezamen met het RIO) het uitgangspunt voor de Institutionele Toegangen .
Voor u ligt het Basis Selectie Document (BSD) Landbouwstructuurbeleid. Het BSD is gebaseerd op het rapport institutioneel onderzoek (RIO) nummer 158 ‘Landbouwstructuurbeleid. Een institutioneel onderzoek naar het handelen van de overheidsorganen op het beleidsterrein landbouwstructuurbeleid 1945–2000’. Het BSD bestrijkt dezelfde periode. Het RIO is in 2001 en 2002 geschreven door drs. A. Mul, drs. S. Aarts, drs. E. Verheijen en J.H. van Tol.
Verschil in nummering tussen het RIO en het BSD
N.B. Per abuis zijn in het RIO twee handelingen weggevallen, handeling 1 en 2. Als gevolg hiervan komen de nummers van het BSD niet overeen met die in het RIO. Het verschil is steeds exact 2: handeling nummer 1 in het RIO is handeling nummer 3 in het BSD etc. In het RIO is een erratum bijgevoegd.
Een aantal actoren uit het RIO is om uiteenlopende reden niet in het BSD opgenomen.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven gaat een eigen BSD opstellen. Ook de handelingen van de actor Gedeputeerde Staten wordt niet in het BSD opgenomen. De actoren Landbouwschap en Landelijke Stichtingen vallen onder de selectielijst van de SER.
Voorts valt de actor Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek (NRLO) onder het zorgdragerschap van TNO, dat een eigen selectielijst heeft. Een deel van het archief van TNO is reeds bij het Nationaal Archief. Hiertoe behoren ook stukken van de Nationale Raad voor landbouwkundig onderzoek uit de periode 1958–1980. Er komt een nieuwe selectielijst voor de TNO, derhalve hoeft deze zorgdrager niet te worden meegenomen in de selectielijst voor het beleidsterrein Landbouwstructuurbeleid.
Diverse actoren zijn niet in het BSD opgenomen, aangezien deze van na 2000, het jaar tot waar het RIO loopt, dateren. Dit betreft de actoren Denkgroep-Wijffels, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO) en het Praktijkonderzoek Veehouderij (PV).
De bedrijfsschappen zijn wel benaderd met de vraag of ze wilden meeliften met het vaststellingstraject van dit BSD, maar hier is geen gebruik van gemaakt.
Van de actor(en) Produktschappen komt alleen het Produktschap Vee en Vlees en Produktschap Pluimvee en Eieren (PVV/PPE) in het BSD voor. De overige produktschappen beschikken reeds over een BSD of zullen dit binnenkort doen, of hebben te kennen gegeven niet mee te willen liften.
Een groot aantal actoren die in het Actorenoverzicht van het RIO niet staan vermeld maar bij diverse handelingen wel als actor optreden, zijn in het BSD opgenomen. Het gaat om de volgende actoren:
Deel B, actoren die vallen onder het zorgdragerschap van LNV:
– Adviescommissie Borgstellingsfonds
– Adviescommissie Nieuwe agrarische schadeverzekeringen
– Bodemkundig Instituut
– Commissie van advies van de proefstations voor landbouwkundig onderzoek en het Bodemkundig Instituut
– Commissie van Advies voor de Agrarische Marktstructuur
– Commissie van Advies voor de Rijksdienst voor Landbouwherstel
– Commissie voor Marktstructuur
– Interdepartementale Stuurgroep Agrificatie
– Projecten Advies Commissie (PAC)
– Proefstations voor het Controle-onderzoek
– Proefstations voor Landbouwkundig Onderzoek
– Provinciale raden voor de Rijkslandbouwvoorlichting
– Raad voor het Natuurbeheer
– Sectorale adviescommissies
– Stichting Borgstellingfonds voor de Landbouw
– Stichting Dienst Landbouwvoorlichting
– Stichting voor de Landbouw
– Structuurcommissies (stond alleen bij ‘Overige actoren vermeld)
– Stuurgroep Integraal Structuurplan Noorden des Lands
– Werkgroep ‘Fiscale opties bij herstructurering op bedrijfsniveau in de land- en tuinbouw’
– Stuurgroep Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma’s
– Raad van Toezicht van de Stichting DLO
– Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO/WUR)
– Stichtingen Proefstations
– Stichtingen Regionale Onderzoekscentra
Nieuwe actoren c.q. handelingen in vergelijking met het RIO
Voor de Minister van LNV is een nieuwe handeling opgenomen, ‘Het voeren van overleg met belangenorganisaties’. Deze handeling (nummer 547) komt in het BSD na handeling 9.
Voor de actoren Commissie voor Marktstructuur en Projecten Advies Commissie (PAC), die wel in het overzicht van het RIO staan beschreven maar waar geen handelingen voor waren opgenomen, zijn nieuwe handelingen geformuleerd. Deze actoren staan in deel B. Voor de actor Commissie voor Marktstructuur is de volgende handeling met het nummer 548 geformuleerd: ‘Het adviseren van de Minister van LNV over ingediende projecten ter verbetering van de agrarische marktstructuur’.
Voor de actor Projecten Advies Commissie (PAC) is de volgende handeling met het nummer 549 geformuleerd: ‘Het adviseren van de Minister van LNV over ingediende projecten ter verbetering van de agrarische marktstructuur’.
Een deel van de handelingen die vallen onder het zorgdragerschap van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu die opgenomen zijn in dit selectiedocument, zijn reeds verwerkt. Het gaat om de handelingen 334, 335, 336 en 338.
Een deel van de handelingen die vallen onder het zorgdragerschap van de Minister van Financiën die zijn opgenomen in het RIO Landbouwstructuurbeleid, zijn opgenomen in het rapport Materiele oorlogs- en watersnoodschade (RIO nummer 128). Het gaat om de handelingen 327, 328, 331, 332, 333, 337 en 340.
Doel en de werking van het BSD
De voorliggende selectielijst geldt voor alle actoren onder de archiefzorg van de Minister van LNV. Elke actor selecteert de neerslag van zijn handelen binnen het beleidsterrein Landbouwstructuurbeleid voortaan met deze lijst. Voor handelingen op andere beleidsterreinen gelden andere selectielijsten.
Enkele in het oog springende kenmerken van een selectielijst zijn de volgende.
– De selectielijst vervangt de tot nu toe gebruikte vernietigingslijsten en blijft in de huidige vorm maximaal twintig jaar geldig.
– De lijst geldt voor alle directies en diensten die bij dit beleidsterrein betrokken zijn.
– De lijst beschrijft geen documenten, maar handelingen.
– De lijst geldt voor alle vormen van neerslag die resulteren uit de beschreven handelingen: papieren documenten, elektronische bestanden, audiovisuele producten enz.
– De lijst noemt niet alleen de handelingen waarvan de neerslag vernietigd kan worden, maar ook de handelingen waarvan de neerslag bewaard moet blijven.
Afbakening van het beleidsterrein
Het beleidsterrein Landbouwstructuurbeleid heeft raakvlakken met veel andere beleidsterreinen.
Afbakening ten opzichte van andere beleidsterreinen wordt bemoeilijkt door enkele factoren. In de eerste plaats bestaat er geen geïnstitutionaliseerd landbouwstructuurbeleid, in de zin dat er een duidelijk omschreven en afgepaald beleidsterrein met een uitgewerkt wettelijk kader is. De keuze van wat onder landbouwstructuurbeleid valt, is derhalve niet altijd een eenvoudige zaak. In de tweede plaats is het landbouwstructuurbeleid nauw verweven met andere beleidsterreinen. Zo zullen maatregelen die vanuit een beleidsterrein als Landinrichting worden uitgewerkt, van invloed zijn op de landbouwstructuur. Hetzelfde kan worden gezegd van het mestbeleid, dat consequenties heeft voor de omvang van bijvoorbeeld de varkenshouderij. Andere maatregelen, zoals braakleggings- en rooipremieregelingen, kunnen worden opgevat als onderdeel van landbouwstructuurbeleid of als onderdeel van markt- en prijsbeleid. Leidraad zal in principe moeten zijn de motivering en de doelstellingen van de instrumenten. Een andere complicerende factor is dat de doelstellingen van het landbouwstructuurbeleid in de loop der tijd zijn verbreed. Het gaat niet alleen meer om productiviteitsverhoging en (daarmee) inkomenswaarborging, maar ook om milieubehoud, beheer van landschap en natuur, enz..
Feitelijk grijpen de verschillende beleidsterreinen dus steeds meer op elkaar in en bestaat ‘het’ beleidsterrein Landbouwstructuurbeleid uit een groeiend aantal deelbeleidsterreinen.
Agrarisch onderwijs, Bosbouw, Gewasbescherming, Gezondheid en welzijn van dieren, Grondprijsbeleid. Landinrichtingsbeleid, Markt- en prijsbeleid,
Meststoffenbeleid, Milieubeheer, Natuur- en landschapsbeheer, Pachtbeleid, Relatienotabeleid, Visserij, Voedselveiligheid
Sommige productschappen, waaronder het HPA, hebben op de eigen taak en organisatie gerichte rapporten institutioneel onderzoek. Op basis daarvan zijn eigen selectielijsten gemaakt.
Zie het bijbehorende Rapport Institutioneel Onderzoek voor een uitgebreide beschrijven van de afbakening.
Doelstelling en beleidsinstrumenten
Landbouwstructuurbeleid is een van de pijlers van landbouwbeleid, samen met markt- en prijsbeleid. Om inzicht te krijgen in wat landbouwstructuurbeleid inhoudt, moet eerst duidelijk zijn wat wordt verstaan onder landbouwstructuur.1 Een definitie daarvan luidt als volgt: de ordening van het geheel van productiefactoren dat ten behoeve van de voortbrenging van land- en tuinbouwproducten wordt aangewend2 . Landbouwstructuurbeleid is dan aan te merken als de door de overheid met bepaalde middelen en in een bepaalde tijdsvolgorde nagestreefde directe en doelgerichte beïnvloeding van de landbouwstructuur3 . Dit gebeurt door ondersteuning van en ingrijpen in de structuur van de agrarische productie, verwerking en afzet.
Een EEG-verordening uit 1964 noemt onderwerpen die door het landbouwstructuurbeleid worden bestreken:
a. de aanpassing en verbetering van de productievoorwaarden in de landbouw (het bevorderen van een doelmatig samenwerken van de productiefactoren in de landbouw, teneinde een optimaal gebruik daarvan mogelijk te maken in het kader van de algemene economie);
b. de aanpassing en oriëntatie van de landbouwproductie (de kwantitatieve aanpassing van de productie aan de afzetmogelijkheden, de kwalitatieve verbetering van de producten);
c. de aanpassing en verbetering van het in de handel brengen van landbouwproducten (verbetering van de opslag en bewaring, het tot waarde brengen van landbouwproducten, verbetering van de handelskanalen, een betere kennis van de gegevens inzake de prijsvorming op de landbouwmarkten);
d. de ontwikkeling van de afzet van landbouwproducten (acties van de Gemeenschap ter verhoging van het verbruik van bepaalde landbouwproducten).
In de landbouwbegroting van 1971–1972 meldde de Minister dat het structuurbeleid ‘een krachtige ontwikkeling’ had doorgemaakt. Het landbouwstructuurbeleid richtte zich, zo staat in de nota, op de volgende hoofdpunten: a.) begeleiding van afvloeiing, omscholing, bedrijfsbeëindiging, en b.) begeleiding van de ontwikkeling van potentieel gezonde bedrijven (innovatie, ontwikkeling, marktstructuur). Deze tweedeling is altijd terug te vinden geweest, al is de ontwikkelingskant van het landbouwstructuurbeleid sterk dominant geworden.
Het gaat bij structuurbeleid dus om de manier waarop de productiefactoren ondernemerschap (incl. kennis), arbeid, grond en kapitaal optimaal kunnen worden gecombineerd en gericht op de functies die het landbouwbeleid te vervullen heeft.
Zie het bijbehorende Rapport Institutioneel Onderzoek voor een uitgebreide beschrijven van de de doelstelling.
In sepetmber 2006 is het ontwerp-BSD door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedeselkwaliteit aan de Minister van OC&W aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 1 oktober 2007 lag de selectielijst gedurende zes weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van de studiezaal en op de website van het Nationaal Archief evenals op de website van het Ministerie van OCW, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.
Op 6 december bracht de RvC advies uit (aca-2007.04114/3), hetwelk aanleiding heeft gegeven tot de volgende wijzigingen in de ontwerp-selectielijst:
- handeling 126 ((Het aanleggen van gegevensverzamelingen voor meerdere landbouwkundige onderzoeken) wordt niet opgenomen in deze selectielijst. Na nader onderzoek naar de neerslag van deze handeling die een weloverwogen selectiebeslissing mogelijk moet maken, zal de handeling bij een actualisatie van deze selectielijst worden vastgesteld.
Daarop werd het BSD op 15 februari 2006 door de wnd. algemene rijksarchivaris, namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit [C/S&A/08/95], de Minister van Economische Zaken [C/S&A/08/96], de Minister van Financiën [C/S&A/08/97], de Minister van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen[C/S&A/08/98] , de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
[C/S&A/08/406], de Minister van Verkeer en Waterstaat [C/S&A/08/408], de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu [C/S&A/08/407], de Produktschappen Vee, Vlees en Eieren[C/S&A/08/409], de Stichting zeldzame huisdierrassen [C/S&A/08/410] en de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek [C/S&A/08/411] vastgesteld.
De actoren op het beleidsdsterrein
In dit BSD wordt de neerslag beschreven van de handelingen van ondermeer de onderstaande actoren:
1. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
2. Actoren die vallen onder het zorgdragerschap van de Minister van LNV
Adviescommissie Borgstellingsfonds
Adviescommissie Milieuvriendelijke Agrificatie
Adviescommissie Nieuwe agrarische schadeverzekeringen
Beoordelingscommissie vernieuwing landelijk gebied
Beoordelingscommissies investeringsprojecten
Bodemkundig Instituut
Commissie Herstructurering Melkveehouderij (Commissie-Koopmans)
Commissie Organisatie Slachthuiswezen / Herstructurering Slachthuiswezen (Commissie-Franke)
Commissie van advies van de proefstations voor landbouwkundig onderzoek en het Bodemkundig Instituut
Commissie van Advies voor de Agrarische Marktstructuur
Commissie van Advies voor de Rijksdienst voor Landbouwherstel
Commissie voor Marktstructuur
Herstructureringscommissies voor de Akkerbouw
Interdepartementale Stuurgroep Agrificatie
Landelijke Raad voor de Bedrijfsontwikkeling
Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek (NRLO)
Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw (O&S-fonds)
Proefstations voor het Controle-onderzoek
Proefstations voor Landbouwkundig Onderzoek
Programmacommissie IOP-Koolhydraten
Projecten Advies Commissie (PAC)
Provinciale Adviescommissies
Provinciale raden voor de Bedrijfsontwikkeling
Provinciale raden voor de Rijkslandbouwvoorlichting
Raad voor het Landelijk Gebied
Raad voor het Natuurbeheer
Raden voor de Bedrijfsontwikkeling
Rijksdienst voor Landbouwherstel
Sectorale adviescommissies
Stichting Borgstellingfonds voor de Landbouw
Stichting Dienst Landbouwvoorlichting
Stichting voor de Landbouw
Structuurcommissies
Stuurgroep Arbo-convenant Agrarische sectoren
Stuurgroep Heroriëntatie Pluimveehouderij (Commissie –Alders)
Tijdelijke begeleidingscommissies herstructurering veehouderij
Werkgroep Arbo-projecten
Actoren onder de zorg van de Minister van Economische Zaken (EZ):
Minister van EZ
Herstructureringsmaatschappij (NEHEM)
Structuurcommissies
Stuurgroep Integraal Structuurplan Noorden des Lands
Actoren onder de zorg van de Minister van Financiën:
Minister van Financiën
Werkgroep ‘Fiscale opties bij herstructurering op bedrijfsniveau in de land- en tuinbouw’
Actoren onder de zorg van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW):
Minister van OCW)
Stuurgroep Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma’s
Actoren onder de zorg van de Minister van Sociale Zaken & Werkgelegenheid (SZW)
Minister van SZW
Actoren onder de zorg van de Minister van Verkeer & Waterstaat (V&W)
Minister van V&W
Actoren onder de zorg van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM)
Minister van VROM
Adviescommissie Borgstellingsfonds
Noordbrabantse en zuidelijke adviescommissies
Productschap voor Vlees en Vee en Productschap Pluimvee en Eieren (PVV/PVE)
Raad van Toezicht van de Stichting DLO
Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO/WUR)
Stichting Zeldzame Huisdierrassen
Stichtingen Proefstations
Stichtingen Regionale Onderzoekscentra
De doelstelling van het Nationaal Archief bij de selectie van overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven.
Deze selectiedoelstelling wordt in het BSD toegepast op het betreffende beleidsterrein.
Om de selectiedoelstelling te bereiken worden de handelingen in het BSD gewaardeerd aan de hand van de onderstaande algemene selectiecriteria. Deze criteria zijn in 1997 door het Convent van Rijksarchivarissen vastgesteld en geaccordeerd door PC DIN en KNHG.
Handelingen die gewaardeerd worden met B(ewaren)
Algemene selectiecriteria
1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.
2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.
3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren
Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.
4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.
5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt
Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.
6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten
Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de Ministeriele verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.
Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.
Deze leeswijzer maakt duideljk welke informatie in een handelingenblok te vinden is.
(X): Dit is het volgnummer van de handeling.
Dit nummer is overgenomen uit het RIO. Als het volgnummer van één of meerdere handelingen in het BSD afwijkt van het oorspronkelijke RIO-nummer, dan wordt deze vermeld in een concordans.
Handeling: Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid.
In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.
Bijvoorbeeld: Het voorbereiden, coördineren en bepalen van het beleid inzake geluidshinder.
Periode: Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht.
Is geen specifiek beginjaar bekend dan wordt een beginjaar geschat, of 1945– genoemd. Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.
Grondslag: Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht
– de naam (citeertitel) van de wet, de Algemene Maatregel van Bestuur, het Koninklijk Besluit of de Ministeriële regeling;
– het betreffende artikel en lid daarvan;
– de vindplaats of bron;
– wijzigingen in de grondslag en het vervallen hiervan.
Bijvoorbeeld: Reclasseringsregeling 1947, art. 9, lid 2 (Stb. 1947, H 423), Reclasseringsregeling 1970, art. 8, lid, lid 3 (Stb. 1969, 598), gewijzigd 1978 (Stb. 1978, 254), vervallen in 1986 (Stb. 1986, 1)
Product: Hier achter staat het product vermeld waarin de handeling resulteert of zou moeten resulteren.
Opsommingen geven een indicatie van de producten en zijn niet altijd uitputtend. Vaak wordt volstaan met een algemeen omschreven eindproduct Toepassing is afhankelijk van de zorgdrager.
Opmerking: Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer (een onderdeel van) het handelingenblok toelichting behoeft.
Waardering: Waardering van de handeling in B (bewaren) of V (vernietigen).
Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn, zonodig aangevuld met een bewerkingsinstructie, bijvoorbeeld: ‘v 5 jaar na voltooiing project’.
Indien bewaren, dan vermelding van het gehanteerde selectiecriterium.
Eventueel een nadere toelichting op de waardering.
Bij diverse handelingen staat het begin- en of eindjaar tussen […] vermeld. Dit betekent dat het juiste jaartal niet meer precties viel te achterhalen, het aangegeven jaar dient derhalve als indicatief te worden beschouwd.
1. Handelingen van de actor ‘Minister van LNV’ (uitgevoerd door met name de directies Industrie & Handel, Landbouw , Regionale Zaken, Internationale Zaken en Juridische Zaken);
2. Handelingen van andere actoren onder de archiefzorg van LNV (zoals o.a. Directie Regelingen, Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw (O&S-fonds en de Stichting Dienst Landbouwvoorlichting).
3. Handelingen van overige actoren.
1. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
De primaire actor op het beleidsterrein Landbouwstructuurbeleid is de Minister van LNV, die regelgeving van diverse aard en voor diverse sectoren heeft doen uitgaan. Echter, ook andere Ministers spelen in toenemende mate een belangrijke rol, die te maken heeft met de inbedding van het beleidsterrein in het werkterrein van andere Ministers.
Met de actor Minister van LNV wordt niet alleen deze bewindsman bedoeld, maar tevens het ondersteunende ambtelijke apparaat. Hoewel dit een aantal ambtelijke functionarissen met zelfstandige bevoegdheden bevat, zoals de directeur I&H, de directeur LNO en de secretaris-generaal, worden ze niet als zelfstandige actoren beschouwd: ze staan immers onder gezag van de Minister. Wel worden deze organisatie-onderdelen in voorkomend geval onder het handelingenblok genoemd, indien zij belast zijn met de uitvoering van de handeling.
Na de Tweede Wereldoorlog kende het Ministerie verschillende benamingen:
1945–1960: | Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening |
1960–1990: | Ministerie van Landbouw en Visserij |
1990–2003: | Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij |
2003– | Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
In dit document wordt steeds de aanduiding Minister van LNV gebruikt, waarmee dus ook de taakvoorgangers onder andere benamingen worden bedoeld.
Juridische Zaken en Voorlichting
In algemene zin zijn de directie Juridische Zaken en de directie Voorlichting betrokken bij alle beleidsterreinen waarop het Ministerie van LNV verantwoordelijk is. Ook bij het landbouwstructuurbeleid, derhalve.
De directie Juridische Zaken (en taakvoorgangers) behandelt alle juridische aangelegenheden op het gebied van wetgeving, rechtsbescherming e.d. Taakvoorgangers van de directie Juridische Zaken zijn:
1946–1949 | afdeling Juridische Zaken |
1949–1957 | afdeling Wetgeving en andere Juridische Zaken |
1957–1995 | directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken |
1995– | directie Juridische Zaken |
De directie Voorlichting (en taakvoorgangers) is belast met de interne en externe voorlichting en communicatie (zowel beleid als activiteiten) van het kerndepartement. Taakvoorgangers van de directie Voorlichting zijn:
1946–1957 | afdeling Voorlichting |
1957–1968 | hoofdafdeling Voorlichting |
1969–1971 | hoofdafdeling Voorlichting en Externe Betrekkingen |
1971–1995 | directie Voorlichting en Externe Betrekkingen |
1995– | directie Voorlichting |
Wat betreft het landbouwstructuurbeleid spelen verschillende directies een rol. De centrale coördinatie lag steeds bij een algemene directie (directoraat-generaal van de Landbouw en de Voedselvoorziening) en taakvoorgangers, sinds 1995 bij de directie Landbouw.
Complicerende factor vormen de vele reorganisaties en de verschuiving van taken. In onderstaande schema’s wordt – zonder pretentie van compleetheid – in grote lijnen aangegeven welke organisatie-onderdelen voor verschillende aspecten van het landbouwstructuurbeleid verantwoordelijk zijn geweest.
Landbouwvoorlichting en onderzoek
De OVO-onderdelen ‘voorlichting’ en ‘onderzoek’ zijn altijd belangrijk geweest, zij het dat het karakter ervan aan veranderingen onderhevig is geweest. Voorlichting is lang geïntegreerd geweest in het takenpakket van verschillende directies en niet afzonderlijk bij een directie ondergebracht. Vanaf 1963 is er een directie die het toegepaste en strategische onderzoek coördineert. Dit neemt echter niet weg dat de afzonderlijke vakdirecties voorlichting en praktijkonderzoek als taakonderdelen blijven houden.
De volgende organisatie-onderdelen zijn in de loop der tijd belast geweest met landbouwvoorlichting en onderzoek:
1946–1947 | afdeling IV, Veeteeltaangelegenheden |
afdeling V, Akker- en Weidebouw | |
1947–1950 | afdeling Veeteeltaangelegenheden |
afdeling Akker- en Weidebouw | |
1950–1957 | afdeling Veeteeltwezen |
afdeling Akker- en Weidebouw | |
1957 | directie Veeteelt |
directie Zuivel | |
directie Akker- en Weidebouw | |
1957–1963 | directie Veeteelt en Zuivel |
directie Akker- en Weidebouw | |
1963–1968 | directie Algemene Voorlichtingszaken & directie Coördinatie Onderzoek |
(onderdeel van hoofddirectie Landbouwvoorlichting en Onderzoek) | |
1968–1971 | directie Landbouwkundig Onderzoek |
vakdirectie Veehouderij en Zuivel | |
vakdirectie Akkerbouw | |
afdeling Voorlichtingszaken | |
(onderdeel van de directie Bedrijfsontwikkeling) | |
1971–1976 | directie Landbouwkundig Onderzoek |
directie Veehouderij en Zuivel | |
directie Akkerbouw en Tuinbouw | |
(beide onderdeel van de hoofddirectie Agrarische Productie, Verwerking en Afzet) | |
1976–1989 | directie Landbouwkundig Onderzoek |
directie Veehouderij en Zuivel, Rijkslandbouwvoorlichting | |
directie Akker- en Tuinbouw, Rijkslandbouwvoorlichting | |
hoofdafdeling Landbouwvoorlichting (1983-1984) | |
(onderdeel van de directie Bedrijfsstructurele Aangelegenheden) | |
1989–1995 | Dienst Landbouwvoorlichting (tot 1993) |
directie Wetenschap en Technologie | |
1995– | directie Wetenschap en Kennisoverdracht |
Met ingang van augustus 1993 is de Dienst Landbouwvoorlichting (DLV) geprivatiseerd en omgezet in de Stichting Landbouwvoorlichting DLV.
Verwerking en afzet van agrarische producten
Tussen 1946 en 1976 kende het Ministerie steeds een aparte afdeling of directie voor agrarische handel en nijverheid. Om de belangen van deze bedrijfstak in nauwere samenhang met de primaire landbouwproductie te kunnen behartigen, werden in 1971 de directies Agrarische Handel en Nijverheid (AHN) en Bedrijfsontwikkeling samengevoegd in de directie Agrarische Productie, Verwerking en Afzet (APVA). In 1976 werd de agrarische handel en industrie weer afgezonderd van de primaire productie, dit keer onder toevoeging van de exportbevorderende activiteiten. Zo ontstond de directie Verwerking en Afzet van Agrarische Producten (VAAP), die in 1991 de naam Industrie en Handel (I&H) kreeg.
Sinds 1945 hebben de volgende organisatieonderdelen van het Ministerie van LNV taken uitgeoefend met betrekking tot de verwerking en afzet van agrarische producten.
1945–1946 | afdeling Handel |
(onderdeel van directie van de Voedselvoorziening) | |
1946–1949 | afdeling Handel en Nijverheid |
(onderdeel van directie van de Voedselvoorziening) | |
1949–1951 | afdeling Handel en Industrie |
(onderdeel van directie van de Voedselvoorziening) | |
1951–1963 | afdeling (vanaf 1958 directie) Handel en Nijverheid |
(onderdeel van Directie van de Voedselvoorziening) | |
1964–1976 | directie Agrarische Handel en Nijverheid (AHN) |
(1964–1970 onderdeel van directoraat-generaal van de Voedselvoorziening en Visserijen; 1971– | |
1976 | onderdeel van directie Agrarische Productie, Verwerking en Afzet (APVA)) |
1976–1991 | directie Verwerking en Afzet van Agrarische Producten (VAAP) |
(onderdeel van directoraat-generaal voor de Landbouw en Voedselvoorziening) | |
1991– | directie Industrie en Handel (I&H) |
(tot 1995 onderdeel van directoraat-generaal van de Landbouw en Voedselvoorziening) |
De uitvoering van Ministeriële regelingen werd tot de jaren ’90 intern gecoördineerd. Daarna zijn daartoe aangewezen verzelfstandigde instanties daarmee belast.
Met de uitvoering van landbouwstructurele regelingen waren binnen het Ministerie van LNV vanaf eind jaren ’60 achtereenvolgens de volgende organisatie-onderdelen expliciet belast:
1968–1971 | afdeling Ontwikkelingsregelingen en Financiering |
(onderdeel van directie Bedrijfsontwikkeling) | |
1971–1976 | hoofddirectie Agrarische Productie, Verwerking en Afzet |
1976–1983 | hoofdafdeling Regelingen |
(onderdeel van de directie Bedrijfsstructurele Aangelegenheden) | |
1983-1984 | hoofdafdeling Landbouwfinanciering en -maatregelen |
(onderdeel van de directie Bedrijfsstructurele Aangelegenheden, opgeheven 1984) | |
1984–1988 | hoofdafdeling Landbouwmaatregelen |
(onderdeel van de directie Algemene Zaken / Landbouw en Voedselvoorziening) | |
1988–1995 | directie Uitvoering Regelingen |
In 1995 was het de Dienst Uitvoering Regelingen (DUR) die zich bezighield met de uitvoering regelingen. Deze dienst ging in 1996 over in LASER, dat in 1999 een agentschap is geworden.
De DUR nam in 1995 eveneens uitvoerende taken over van de directeur Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie die tot het Provinciaal apparaat Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie (LNO) behoorde. Sindsdien voerde de DUR investeringsbijdrageregelingen uit die de modernisering en verbetering van de landbouwstructuur tot doel hadden.
2. Actoren die vallen onder het zorgdragersschap van de Minister van LNV
Adviescommissie Borgstellingsfonds
Deze commissie bestond van 1964 tot 1968. Zij adviseerde het bestuur van het Borgstellingsfonds over beleidsaspecten.
Adviescommissie Milieuvriendelijke Agrificatie
Deze commissie van deskundigen uit het bedrijfsleven en onderzoeksinstellingen adviseerde de Minister over toekenning van bijdragen krachtens de Stimuleringsregeling milieuvriendelijke agrificatie (in 1990 ingesteld door de Minister van LNV, Stcrt. 1990, 118).
Adviescommissie Nieuwe Agrarische Schadeverzekeringen
Vanaf 1998 adviseert deze commissie de Minister van LNV over verzekeringsovereenkomsten, op grond waarvan subsidieverlening kan worden aangevraagd.
Beoordelingscommissie Vernieuwing Landelijk Gebied
Deze commissie is in 1997 ingesteld door de Minister van LNV. Sindsdien geeft ze advies aan de Minister van LNV over het beslissen op aanvragen voor subsidies voor de uitvoering van innovatieprojecten (het geheel van landbouwkundige vernieuwingen en vernieuwingsprocessen in het landelijk gebied).
Beoordelingscommissies Investeringprojecten
De Minister van LNV heeft deze commissies ingesteld die hem sinds 1997 adviseren over het beslissen op aanvragen voor een bijdrage in de kosten van investeringen ter modernisering van de landbouw-, de visserij- en de bosbouwsector.
Het Bodemkundig Instituut ressorteerde onder de in 1915 ingestelde Dienst der Rijkslandbouwproefstations (Stb. 1915, 387; opgeheven bij Stb. 1979, 484). De grondslag voor het handelen van het Bodemkundig Instituut werd gevormd door het Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations. In dit Besluit werd een onderscheid gemaakt tussen proefstations voor landbouwkundig onderzoek en proefstations voor controle-onderzoek. Het Bodemkundig Instituut hield zich bezig met het opstellen van instructies voor de overige ambtenaren en rijkswerklieden van de proefstations en het Instituut zelf. Tevens stelde het Instituut praktijkgerichte landbouwkundige onderzoeksplannen op. De zorg voor het archief lag bij het Ministerie van Landbouw.
Commissie Herstructurering Melkveehouderij (Commissie Koopmans)
In het jaar 2000 stelde de Minister van LNV de Commissie Herstructuring Melkveehouderij in (Stcrt. 2000, 166). De commissie adviseert de Minister over stimulerende maatregelen in het kader van de herstructurering van de melkveehouderij.
Commissie Herstructurering Slachthuiswezen (Commissie Franke)
Deze commissie was de opvolger van de Commissie Organisatie Slachthuiswezen. Het eindrapport van de commissie werd uitgebracht in 1976 (Stcrt. 1976, 134). De conclusie luidde dat de openbare slachthuizen niet meer door de lokale en andere overheden gesubsidieerd zouden moeten worden en overgenomen dienen te worden door het bedrijfsleven. Verder zou het aantal slachthuizen drastisch moeten worden verminderd.
Commissie van Advies van de Proefstations voor Landbouwkundig Onderzoek en het Bodemkundig Instituut (1926–1979)
Deze commissie, ingesteld in 1926, adviseerde de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) over de werkplannen van de proefstations en andere voor de proefstations van het landbouwkundig onderzoek en het Bodemkundig Instituut van belang zijnde aangelegenheden. In 1979, toen de proefstations stichtingen werden, hield de commissie op te bestaan.
Commissie van Advies voor de Agrarische Marktstructuur
De Minister van Landbouw stelde in 1964 de Commissie van Advies voor de Agrarische Marktstructuur in (Stcrt. 1964, 67), met als doel hem te adviseren over de toepassing van Europese Verordening 17/64/EEG. Het ging om steunverlening aan projecten die de aanpassing en verbetering van de commercialisatie van de landbouw bevorderden, of die de afzetstructuur van agrarische producten verbeterden. Aanvankelijk werd de commissie ook gevraagd om criteria op te stellen waaraan de projecten zouden moeten voldoen.
Voorzitter was de DG van de directie Voedselvoorziening. De commissie bestond verder uit de voorzitters van een vijftal productschappen en leden die benoemd werden door centrale organisaties van het bedrijfsleven. Daarnaast waren er adviserende leden van de departementen van Landbouw, Economische Zaken, Buitenlandse Zaken en Financiën. De commissie is later ‘opgevolgd’ door de zogenoemde Projecten Advies Commissie (PAC).
Commissie van Advies voor de Rijksdienst voor Landbouwherstel
Van 1945 tot 1956 adviseerde de commissie van Advies voor de Rijksdienst voor Landbouwherstel de Minister van LNV over het landbouwherstel. Het secretariaat werd gevoerd door de Rijksdienst voor Landbouwherstel
De in 1964 ingestelde Commissie van Advies voor de Agrarische Marktstructuur (zie desbetreffende actorbeschrijving) werd in 1968 gesplitst in een zogenaamd ‘gesprekcentrum met landbouw, handel en industrie’ en een Commissie voor Marktstructuur. In het eerste bespraken vertegenwoordigers van het bedrijfsleven structurele ontwikkelingen met het Ministerie van Landbouw, terwijl de Commissie voor Marktstructuur zich alleen richtte op de advisering over ingediende projecten ter verbetering van de agrarische marktstructuur. Deze commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de overheid en van productschappen, is naderhand Projecten Advies Commissie (PAC) gaan heten.
Dienst landbouwkundig Onderzoek (DLO)
De Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) bestaat vanaf 1990. De directie Landbouwkundig Onderzoek (DLO) waar de dienst uit ontstond, is voortgekomen uit de Hoofddirectie Landbouwvoorlichting en Onderzoek. Per 1-1-1989 is de directie DLO opgesplitst in de Dienst Landbouwkundig Onderzoek en de Directie Wetenschap en Technologie (DWT).
Veel onderzoeksinstellingen van het Ministerie van LNV werden onder de koepel van de dienst DLO gebracht. In de loop van 1999 zijn de DLO-instituten verzelfstandigd. Deze instituten maken thans deel uit van de WUR (Wageningen Universiteit & Researchcentrum). De archieven vallen tot medio 1999 onder de archiefzorg van LNV.
Herstructureringscommissies voor de Akkerbouw
Door de Provinciale Raden voor de Bedrijfsontwikkeling zijn herstructureringscommissies ingesteld. Deze commissies hebben in totaal negen herstructureringsplannen voor de akkerbouw ingediend. Zij omvatten hiermee alle akkerbouwgebieden. De herstructureringsplannen bevatten een visie op de gewenste ontwikkelingen waar specifieke knelpunten liggen en hoe deze knelpunten moeten worden opgelost. Er werden overigens geen aparte archieven voor deze plannen aangelegd, de neerslag bevindt zich bij de Provinciale Raden voor de Bedrijfsontwikkeling.
Interdepartementale Stuurgroep Agrificatie
In de Toelichting Stimuleringsregeling milieuvriendelijke agrificatie (1989) en in de Notitie Agrificatie (1993) werd de oprichting aangekondigd van een interdepartementale stuurgroep milieuvriendelijke agrificatie. Deze moest functioneren als overlegkader voor agrificatie binnen de overheid, in het bijzonder tussen de departementen van LNV, VROM en EZ. De stuurgroep zou moeten adviseren en de inzet van overheidsinstrumentarium coördineren, mogelijke belemmeringen ten aanzien van agrificatie onderzoeken, buitenlandse ontwikkelingen signaleren en fungeren als aanspreekpunt voor bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.
Landelijke Raad voor de Bedrijfsontwikkeling
Ingesteld bij beschikking nr. J 2558 van 4 oktober 1968 van de Minister van Landbouw en Visserij.
De raad heeft als taak zich in het bijzonder te beraden over de wijze waarop de activiteiten van de overheid en het georganiseerde bedrijfsleven op het terrein van de voorlichting en het praktijkonderzoek, de activiteiten van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw en de activiteiten van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw, zowel ieder voor zich als in hun onderlinge samenhang, een zo groot mogelijke bijdrage kunnen leveren aan de bedrijfsontwikkeling in de landbouw. Andere taken zijn de Minister van Landbouw, organisaties uit het bedrijfsleven en de besturen van bovengenoemde fondsen te informeren en adviseren, en richtlijnen geven aan de Provinciale Raden voor de Bedrijfsontwikkeling.
De raad is ingevolge de Aanpassingswet herziening adviesstelsel (Stb. 1997, 63) per 1 januari 1997 van zijn landelijke beleidsadviestaak ontheven.
Vanuit het landbouwMinisterie waren verschillende organisatie-onderdelen belast met aangelegenheden rond de landelijke raad: van 1971 tot 1976 de hoofddirectie Agrarische Productie, Verwerking en Afzet, van 1976 tot 1984 de directie Bedrijfsstructurele Aangelegenheden, van 1984 tot 1995 het Stafbureau Lavo (secretariaatsvoering), later opgegaan in de Directie Landbouw.
Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek (NRLO)
De NRLO is een van de zogeheten sectorraden: adviesorganen voor de beleidsvoering inzake onderzoek en ontwikkeling op diverse beleidsterreinen. De NRLO is onafhankelijk van het Ministerie van LNV hoewel ze daar wel door bekostigd wordt en ook onafhankelijk van de kennisinstellingen.
De NRLO is een samenwerkingsorganisatie van alle bij het landbouwkundig onderzoek betrokkenen: onderzoeksorganisaties, maatschappelijke organisaties en overheidsorganisaties. De raad heeft als opdracht een optimale ontwikkeling van het landbouwkundig onderzoek te bevorderen.
De taken zijn het verrichten van verkenningen van maatschappelijke, wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, en de Minister van Landbouw en andere deelnemende organisaties desgevraagd of eigener beweging adviseren over de beleidsinvoering inzake onderzoek en ontwikkeling op het werkterrein van de NRLO.
De Stichting Landbouwkundig Onderzoek was de voorganger van de NRLO. Zij had tot doel het verrichten, doen verrichten of op andere wijze bevorderen van wetenschappelijk onderzoek in het belang van de landbouw.
De NRLO maakte aanvankelijk deel uit van TNO, totdat de TNO-wet van 1985 bepaalde dat de NRLO als onderzoekscoördinerende organisatie niet meer paste binnen de hoofdtaak van TNO. Daarom werd met ingang van 1987 een NRLO-nieuwe stijl ingesteld door de Minister van LNV (Stcrt. 1986, 208), in 1994 gewijzigd door de Regeling NRLO (Stcrt. 1994, 251). De Ministers van VROM en OCW benoemen ieder een lid (vanaf 1994 alleen een adviserend lid); de Minister van LNV benoemt de overige leden en voorziet in een secretariaat.
De NRLO draagt sinds 2001 de naam Innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster. De Minister van LNV is feitelijk zorgdrager voor dit archief, gedelegeerd aan de voorzitter.
Noordbrabantse/Zuidelijke adviescommissies
Van 1955 tot 1964 adviseerde de Noordbrabantse/zuidelijke adviescommissies het bestuur van het Borgstellingsfonds over individuele aanvragen tot borgstelling.
Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw (O&S-Fonds)
Het O&S-fonds werd in 1963 (overigens zonder wettelijke grondslag) opgericht en heeft tot doel de ontwikkeling en sanering van de landbouw te bevorderen. In het bestuur hebben ambtenaren zitting; de voorzitter is de DG Landbouw.
Het O&S-fonds is een stichting die in het kader van het structuurbeleid een aantal (met name ook uit Europese regelgeving – zoals de sociaal-structurele richtlijnen uit 1972 – voortvloeiende) overheidsmaatregelen verder uitwerkt. Zij maakt gebruik van de organen van het Ministerie van LNV voor het realiseren van haar doelen.
De taakomschrijving was: allocatie van gelden voor het stimulerings-, sanerings- en herstructureringsbeleid voor de verschillende landbouwsectoren. De gelden worden door de stichting uit eigen hoofde verstrekt aan individuele bedrijven. Zij richtte zich aanvankelijk vooral op sanering, d.w.z. bedrijfsvergroting door beëindiging van niet-levensvatbare landbouwbedrijven. Vanaf de tweede helft van de jaren ‘70 werd de tweede taak, modernisering en innovatie, belangrijker. Al met al kan worden gesteld dat het O&S-fonds een van de belangrijkste actoren is op het beleidsterrein Landbouwstructuurbeleid.
Alle bestuursbesluiten zijn integraal terug te vinden in de (bijlagen bij) de jaarverslagen van het O&W-fonds, reden waarom in de meeste gevallen daarnaar wordt verwezen.
Tal van directies zijn in de loop der tijd belast geweest met aangelegenheden betreffende het O&S-fonds. Tot 1971 was de directie Algemene Zaken van het directoraat-generaal voor de Landinrichting en de Visserijen verantwoordelijk voor aangelegenheden betreffende het fonds, met dien verstande dat het ontwikkelingsgedeelte onder de hoede stond van de directie Bedrijfsontwikkeling (1968–1970). De directie Algemene Zaken, Milieu en Planologie (AMP) – hetzelfde DG – hield zich daar van 1971 tot 1983 mee bezig, terwijl ook de directie Agrarische Produktie, Verwerking en Afzet dossiers van O&S-projecten had. In 1984 was het de directie Algemene Zaken/Lavo die fondszaken in portefeuille had. Van 1988 tot 1995 waren met O&S-taken belast het Stafbureau Lavo (secretariaatsvoering) en de directie Uitvoering Regelingen (rapportering, financieel beheer en administratie). LASER is in 1997 gemandateerd (Stcrt. 1997, 12) om namens het O&S-fonds beslissingen te nemen ten aanzien van een groot aantal regelingen, waaronder het Besluit structuurverbetering landbouwbedrijven, het Besluit landbouwbedrijven met ontwikkelingsmogelijkheden en de Stimuleringsregeling grote innovatieprojecten.
Proefstations voor het Controle-onderzoek (1926–1979)
Vanaf 1926 was het de taak van de proefstations voor het controle-onderzoek het op aanvraag onderzoeken van de proefnemingen uitgevoerd door de proefstations voor het landbouwkundig onderzoek en het Bodemkundig Instituut en het opsporen van vervalsingen. Samen met de proefstations voor landbouwkundig onderzoek ressorteerden de proefstations voor het controle-onderzoek onder de Dienst der Rijkslandbouwproefstations. In 1979 werden de proefstations stichtingen.
Proefstations voor Landbouwkundig Onderzoek (1926–1979)
De taak van deze proefstations bestond uit het opstellen van de instructies voor de betrokken ambtenaren en rijkswerklieden van de proefstations voor landbouwkundig onderzoek en het Bodemkundig Instituut en het opstellen van het huishoudelijk reglement. Daarnaast werden op de praktijkgericht landbouwkundige onderzoeksplannen opgesteld.
Samen met de proefstations voor het controle-onderzoek ressorteerden de proefstations voor landbouwkundig onderzoek onder de Dienst der Rijkslandbouwproefstations. In 1979 werden de proefstations stichtingen.
Programmacommissies IOP-Koolhydraten
In 1979 kwam het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen met de nota Technologische Innovatie (Innovatie. Het overheidsbeleid inzake technologische vernieuwing in de Nederlandse samenleving), waarin een nieuw instrument werd geïntroduceerd: het innovatiegerichte onderzoeksprogramma (IOP). Het doel van die programma’s was het ontwikkelen van technische en wetenschappelijke achtergrondkennis en expertise ten behoeve van de consolidatie en groei van vooral de Nederlandse industrie, landbouw en dienstverlening. Er werd een interdepartementale stuurgroep Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma’s ingesteld, waarin de Ministeries van Onderwijs en Wetenschappen en Economische Zaken vertegenwoordigd waren.
Projecten Advies Commissie (PAC)
De in 1964 ingestelde Commissie van Advies voor de Agrarische Marktstructuur (zie desbetreffende actorbeschrijving) werd in 1968 gesplitst in een zogenaamd ‘gesprekcentrum met landbouw, handel en industrie’ en een Commissie voor Marktstructuur. In het eerste bespraken vertegenwoordigers van het bedrijfsleven structurele ontwikkelingen met het Ministerie van Landbouw, terwijl de Commissie voor Marktstructuur zich alleen richtte op de advisering over ingediende projecten ter verbetering van de agrarische marktstructuur. Deze commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de overheid en van productschappen, is naderhand Projecten Advies Commissie (PAC) gaan heten.
Deze door het Ontwikkelings- & Saneringsfonds ingestelde commissies (meteen al bij Bestuursbesluit nr. 1 van 10 maart 1964) zijn belast met het uitbrengen van adviezen over ingediende aanvragen voor een bijdrage uit het O&S-fonds. Een PAC kan een aanvraag afwijzen of ter goedkeuring voorleggen aan de betreffende directeur, die namens het O&S-bestuur beslist.
Provinciale Raden voor de Bedrijfsontwikkeling
Zie: Landelijke Raad voor de bedrijfsontwikkeling. De provinciale raden, in 1962 voortgekomen uit de Provinciale Landbouwvoorlichtingsraden, adviseerden het bestuur van het Borgstellingsfonds vanaf 1963 over aanvragen. Een provinciale raad was samengesteld uit vertegenwoordigers van de landbouworganisaties, de banken en een vertegenwoordiger van de Minister van Landbouw (de HID –Hoofd-ingenieur directeur- voor de Bedrijfsontwikkeling en taakopvolgers).
Vanaf de jaren ’70 gaven de provinciale raden eveneens advies aan bij de uitvoering van het sociaal beleid en bij de uitvoering van het moderniseringsbeleid betrokken LNV-directeuren (vanaf 1971 de directeur Agrarische produktie, Verwerking en Afzet en diens taakopvolgers). Het advies van de provinciale raden had onder meer betrekking op het beslissen op aanvragen voor een bijdrage voor de ontwikkeling van bedrijfsverzorgingsverenigingen en het beslissen op aanvragen voor een bijdrage voor investeringen ter modernisering van de landbouwstructuur.
De Provinciale Raden zijn in 1995 opgeheven.
Provinciale Raden voor de Rijkslandbouwvoorlichting
In 1955 werden de Provinciale Raden voor de Rijkslandbouwvoorlichting ingesteld. Deze raden voerden overleg met betrekking tot problemen op het gebied van de landbouwvoorlichting in de betrokken provincies. In 1968 werd de naam gewijzigd in Provinciale Raden voor de Bedrijfsontwikkeling.
Raad voor het Landelijk Gebied
In 1997 werd de Raad voor het Landelijk Gebied officieel bij wet ingesteld. Het werkterrein van de raad betreft het hele beleidsveld van het Ministerie van LNV. De leden van de raad zijn onafhankelijk en de raad heeft een eigen secretariaat. In de jaren ’90 gaf de Raad voor het Landelijk gebied onder meer advies aan de Minister van LNV over plattelandsontwikkeling. Vanaf het jaar 2000 adviseert de raad de Minister van LNV over het maatschappelijk verantwoord produceren en de toekomst van de dierhouderij in Nederland.
De Raad voor het Natuurbeheer adviseert sinds 1996 de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) over plattelandsontwikkeling.
Raden voor de Bedrijfsontwikkeling
In respectievelijk 1953 en 1955 werden Landelijke en Provinciale Raden voor de Rijkslandbouwvoorlichting (vanaf 1968 Raden voor de Bedrijfsontwikkeling) ingesteld.
De raden adviseerden de Minister over de wijze waarop de activiteiten van de overheid en het georganiseerde bedrijfsleven op het terrein van de voorlichting en het praktijkonderzoek, de activiteiten van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw en de activiteiten van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw, zowel ieder voor zich als in hun onderlinge samenhang, een zo groot mogelijke bijdrage zouden kunnen leveren aan de bedrijfsontwikkeling in de landbouw.
De Landelijke Raad voor de Bedrijfsontwikkeling in de Landbouw is per 1 januari 1997 opgeheven. De Provinciale Raden zijn bijna allemaal in 1995 opgeheven.
Rijksdienst voor Landbouwherstel
De Rijksdienst voor Landbouwherstel werd in 1945 ingesteld en in 1956 opgeheven. Aan de dienst werd de behandeling van alle materiële agrarische defensie-, oorlogs- en bezettingsschaden opgedragen. Het betrokken organisatieonderdeel bij het Ministerie van Landbouw was de Afdeling Landbouwherstel (1947–1957). Deze afdeling hield zich bezig met aangelegenheden betreffende het herstel van de landbouw inzake oorlogsschade en de watersnoodschade 1953.
In 1954 stelde het bestuur van het Borgstellingsfonds drie sectorale adviescommissies in, afzonderlijk voor aanvragen uit de akker- en weidebouw, voor aanvragen uit de tuinbouw en voor aanvragen uit de agro-industrie. Tot 1964 adviseerden deze adviescommissies het bestuur van het Borgstellingsfonds over beleidsaspecten en individuele aanvragen tot borgstelling.
Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw (SBF)
Het Borgstellingsfonds voor de Landbouw is in 1951 in het leven geroepen als uitvloeisel van de Marshall-hulp. De stichting (sinds 1965) stelt zich garant, onder de in het Besluit borgstellingsfonds voor de Landbouw opgenomen voorwaarden, voor rente en aflossing van door banken aan landbouwbedrijven verstrekte kredieten, met name als de ondernemer het bedrijf wil verbeteren of overnemen. Het fonds maakt gebruik van de organen van het Ministerie van LNV voor het realiseren van zijn doelen. Pas vanaf 1963 (decentralisatie van activiteiten) was dit feitelijk het geval.
In het kader van de ambtelijke begeleiding waren de volgende organisatie-onderdelen (van Landbouw/Voedselvoorziening) voor behandeling van aangelegenheden betreffende het Borgstellingsfonds verantwoordelijk: Afdeling Algemene Zaken (1951–1957), de directie Akker- en Weidebouw (1957–1963), begin 1963 overgegaan in de hoofddirectie Landbouwvoorlichting en Onderzoek, de directie Bedrijfsontwikkeling (1968–1970), de hoofddirectie Agrarische Productie, Verwerking en Afzet (1971–1976), Stafbureau Lavo (secretariaatsvoering) en directie Uitvoering Regelingen (uitvoerend secretariaat) (1988–1995). Daarna is LASER belast met de afhandeling van aanvragen voor een borgstelling.
Met betrekking tot de ambtelijke begeleiding, specifiek de financiële kant, is er steeds een afdeling Kredietzaken, later Financiering, geweest, achtereenvolgens ondergebracht bij directies Akker- en Weidebouw en Tuinbouw, directie Beheerszaken, directie Algemene Zaken, directie Bedrijfsstructurele Aangelegenheden, directie Uitvoering Regelingen.
Stichting Dienst Landbouwvoorlichting (DLV)
De Dienst Landbouwvoorlichting (DLV) werd in 1990 opgericht, nadat in 1989 het besluit was genomen de landbouwvoorlichting te privatiseren. Tot 1993 functioneerde DLV als verzelfstandigde overheidsorganisatie. In 1993 werd DLV een zelfstandige onderneming (Stichting DLV). De Stichting DLV is in 1998 opgeheven en overgegaan in de DLV Adviesgroep NV.
De DLV Adviesgroep NV geeft (evenals haar voorgangers) op commerciële basis, vanuit sectorgerichte teams, technische en economische adviezen, voorlichting en begeleiding aan ondernemers in de agrarische sector. Dit gebeurt zowel individueel als in groepsverband.
Deze stichting heeft geacteerd in de periode 1951–1955. Haar voorzitter, secretaris en secretaris-penningmeester werden benoemd door de Minister van LNV. De Minister van Financiën benoemde de penningmeester van de stichting. Voornaamste taak van deze stichting was het benoemen van bestuursleden van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw.
Zie actor ‘Minister van Economische Zaken’.
Stuurgroep ARBO-Convenant Agrarische Sectoren
Gezamenlijk ingesteld door de Minister van LNV, de Minister van SZW en de sociale partners in de agrarische sector. De stuurgroep houdt sinds de oprichting in 1994 onder andere toezicht op de naleving van de in het Arbo-convenant Agrarische Sectoren gemaakte afspraken. Het Arbo-convenant Agrarische Sectoren is een contract waarin de Minister van LNV, de Minister van SZW en de sociale partners in de landbouwsector zich verplichten tot de uitvoering van gezamenlijk gemaakte afspraken ten aanzien van de verbetering van de arbeidsomstandigheden in de landbouw.
Stuurgroep Heroriëntatie Pluimveehouderij (Commissie Alders)
De Commissie-Alders adviseerde in 1999 de Minister van LNV over maatregelen in het kader van de herstructurering van de pluimveehouderij.
Tijdelijke Begeleidingscommissie Herstructurering Veehouderij
Deze in 1999 in het leven geroepen commissie (Stcrt. 1999, 235) diende de Minister van LNV van advies over vraagstukken op het terrein van het flankerend beleid in het kader van de herstructurering van de veehouderij. Het rapport kwam in 2000 uit.
In 1995 ingesteld door de Minister van LNV. De werkgroep adviseerde de Minister over het beslissen op aanvragen voor een LNV-bijdrage voor de uitvoering van arbo-projecten. Een arbo-project is in dit kader het geheel aan activiteiten gericht op de verbetering van de arbeidsomstandigheden in de landbouwsector.
Actoren waarvan de zorg voor het archief onder de Minister van EZ valt
Minister van Economische Zaken
Vanaf eind jaren ’60 was de Minister van EZ betrokken bij het op de zwakkere regio’s gerichte landbouwstructuurbeleid doordat hij stimuleringsmaatregelen opstelde ter bevordering van de economische structuur van de noordelijke provincies. De Minister van EZ stelde de maatregelen op in samenwerking met de Minister van VROM, de Minister van V&W en de Minister van LNV. Vanaf 1973 raakte de Minister van EZ nauwer betrokken bij het regiobeleid omdat de Minister toen de Stuurgroep Integraal Structuurplan Noorden des Lands instelde. Deze stuurgroep stelt de Integrale Structuurplannen Noorden des Lands (ISP’s) op. In de ISP’s wordt het regiobeleid voor de noordelijke provincies toegelicht en worden beleidsafspraken vastgelegd die VROM, EZ, V&W, LNV en de provinciale besturen van het noorden ten aanzien van het regionaal beleid hebben gemaakt. De Minister van EZ stelt sinds 1973 de ISP’s vast.
Herstructureringsmaatschappij (NEHEM)
De Stichting Nederlandse Herstructureringsmaatschappij (NEHEM) werd in 1972 door de regering opgericht om bijdragen te leveren aan de structuurverbetering van het Nederlandse bedrijfsleven. Het is een privaatrechtelijk orgaan, dat nauw gelieerd is aan de overheid; zo heeft de Minister van Economische Zaken aanwijzings- en schorsingsbevoegdheid.
Vanaf 1975 werd de NEHEM verantwoordelijk voor alle van overheidswege gesubsidieerde structuuronderzoeken voor het bedrijfsleven. De NEHEM begeleidt in principe het hele traject van herstructurering: de te onderzoeken onderwerpen, de in te schakelen onderzoeksbureaus, de algehele planning en begroting, enz. Daarnaast kan de stichting initiatieven nemen ter uitvoering van de aanbevelingen uit structuuronderzoeken.4 Inmiddels luidt de naam NEHEM Consulting Group.
De Minister van Economische Zaken was doorgaans degene die zulke commissies instelde voor het opstellen van herstructureringsplannen en voor de bevordering van de uitvoering ervan. Voor de agrarische industrie gebeurde dit vanaf het eind van de jaren ’70; de Minister van LNV was in die sectoren betrokken bij de instelling en samenstelling van de commissies. Overigens zijn er ook structuurcommissies ingesteld door het bedrijfsleven, zoals in 1974 door het PGZP ten behoeve van de broodbakkerij.
De voorzitter werd geleverd door de NEHEM, verder waren erin onder andere vertegenwoordigd: werkgevers en werknemers van de bedrijfstak, Ministers van Sociale Zaken en Economische Zaken en Minister(s) die betrokken waren bij steunverlening aan de desbetreffende bedrijfstak. Wanneer er een herstructureringsovereenkomst gesloten werd tussen overheid en bedrijfsleven, moest de structuurcommissie daarmee instemmen. Aangezien een structuurcommissie geen rechtspersoon was, werden contracten en andere verbintenissen gesloten door de NEHEM.
In de agrarische bedrijfstakken zijn er bijvoorbeeld structuurcommissies geweest in de sectoren bloembollen, slachtpluimvee, varkensvlees en in de draf- en rensport.
Stuurgroep Integraal Structuurplan Noorden des Lands
De Stuurgroep Integraal Structuurplan Noorden des Lands werd in 1973 ingesteld door de Minister van Economische Zaken en had als taak periodiek een Integraal Structuurplan Noorden des Lands (ISP) op te stellen. In het ISP wordt het regiobeleid voor de noordelijke provincies toegelicht en worden beleidsafspraken vastgelegd die VROM, EZ, V&W, LNV en de provinciale besturen van het noorden ten aanzien van het regionaal beleid hebben gemaakt. Een andere taak van de stuurgroep bestaat uit het adviseren van de Minister van EZ over de toewijzing van de financiële middelen aan de bij de uitvoering van de ISP’s betrokken Ministeries en provinciale besturen.
Actoren waarvan de zorg voor het archief onder de Minister van Financiën valt
Deze Minister is verantwoordelijk voor diverse fiscale faciliteiten en instrumenten. Daarnaast coördineert de Minister de kredietverstrekking door de Nationale Investeringsbank (NIB), die binnen het ressort valt van een interdepartementale commissie. De Minister heeft tevens de rol van penningmeester van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw vervuld.
De Minister verleende na de watersnoodramp van 1953 bijdragen aan getroffenen van deze ramp en riep rampschadebureaus in het leven.
Werkgroep ‘fiscale opties bij herstructurering op bedrjifsniveau in de land- en tuinbouw’
Deze door de staatssecretaris van Financiën ingestelde werkgroep (Stcrt. 1999, 44) had tot taak het inventariseren en beoordelen van opties voor het wegnemen van eventueel bestaande fiscale belemmeringen voor landbouwstructurele maatregelen op bedrijfsniveau.
Actoren waarvan de zorg voor het archief onder de Minister van OCW valt
Minister van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen (OC&W)
Samen met de Minister van VROM benoemt de Minister van OCW de bestuursleden, leden, adviserende leden en een secretaris van de Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek.
Deze raad komt voort uit de Regeling Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek van 1986. De benoeming geldt voor vijf jaar. De Ministers van VROM en OC&W benoemen er ieder één.
Stuurgroep innovatiegerichte Onderzoeksprogramma’s
De instelling van deze stuurgroep (Stcrt. 1981, 150) vloeit voort uit de nota Technologische Innovatie (Innovatie. Het overheidsbeleid inzake technologische vernieuwing in de Nederlandse samenleving) uit 1979. In deze nota introduceerde het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen een nieuw instrument: het innovatiegerichte onderzoeksprogramma (IOP). Het doel van die programma’s was het ontwikkelen van technische en wetenschappelijke achtergrondkennis en expertise ten behoeve van de consolidatie en groei van vooral de Nederlandse industrie, landbouw en dienstverlening. In de stuurgroep zijn ook de Ministeries van Onderwijs en Wetenschappen en Economische Zaken vertegenwoordigd.
De taken van de stuurgroep bestaan uit het toetsen van meerjarenprogramma’s van de programmacommissies op agrarisch terrein en het adviseren van de betrokken Ministers.
Actoren waarvan de zorg voor het archief onder de Minister van SZW valt
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
De sociale aspecten van herstructureringsmaatregelen vallen onder competentie van de Minister van SZW. Zo is de Minister van SZW sinds de jaren ’70 betrokken bij het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid dat in inkomensondersteuning aan landbouwers voorziet. De Minister van SZW draagt vanaf 1994 eveneens bij aan de totstandkoming en uitvoering van het Arbo-convenant Agrarische Sectoren. Dit convenant is een contract waarin de Minister van LNV, de Minister van SZW en de sociale partners in de landbouwsector zich verplichten tot het nakomen van gezamenlijk gemaakte afspraken ten aanzien van de verbetering van de arbeidsomstandigheden in de landbouw.
Actoren waarvan de zorg voor het archief onder de Minister van V&W valt
Minister van Verkeer en Waterstaat
Vanaf eind jaren ’60 was de Minister van V&W betrokken bij het op de zwakkere regio’s gerichte landbouwstructuurbeleid doordat deze Minister stimuleringsmaatregelen opstelde ter bevordering van de infrastructuur van de noordelijke provincies. De Minister van V&W stelde de maatregelen op in samenwerking met de Minister van EZ, de Minister van VROM en de Minister van LNV. Vanaf 1973 stelt de Minister van V&W in samenwerking met EZ, VROM, LNV en de noordelijke provinciale besturen de Integrale Structuurplannen Noorden des Lands (ISP’s) op. Sinds 1999 draagt de Minister van V&W eveneens bij aan de totstandkoming van het Plattelandsontwikkelingsplan Nederland (POP) en vanaf 2001 aan de uitvoering van dit plan.
Actoren waarvan de zorg voor het archief onder de Minister van VROM valt
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM)
Vanaf eind jaren ’60 was de Minister van VROM betrokken bij het op de zwakkere regio’s gerichte landbouwstructuurbeleid doordat hij stimuleringsmaatregelen opstelde ter bevordering van de infrastructuur van de noordelijke provincies. De Minister van VROM stelde de maatregelen op in samenwerking met de Minister van EZ, de Minister van V&W en de Minister van LNV. Vanaf 1973 stelt de Minister van VROM in samenwerking met EZ, V&W, LNV en de noordelijke provinciale besturen de Integrale Structuurplannen Noorden des Lands (ISP’s) op. Sinds 1999 draagt de Minister van V&W eveneens bij aan de totstandkoming van het Plattelandsontwikkelingsplan Nederland (POP) en vanaf 2001 aan de uitvoering van dit plan. De Minister van VROM speelde ook een rol in de afwikkeling van de schadevergoedingen voor onroerend goed aan getroffenen van de watersnoodramp van 1953.
Voor wat betreft het beleidsterrein milieubescherming heeft de Minister van VROM sinds de opkomst van dit beleidsterrein in de jaren ’70 een inbreng in het landbouwstructuurbeleid, inclusief de agrarische handel en industrie.
Daarvoor speelde de Minister ook al een rol bij watersnoodrampen, toen nog onder de benaming Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting.
Productschap Vee en Vlees en Productschap Pluimvee en Eieren (PVV/PPE)
PVV (Productschap Vee en Vlees) en PPE (Productschap voor Pluimvee en Eieren) zijn beiden in 1956 opgericht op grond van de Wet op de Bedrijfsorganisatie. Beiden zijn een voortzetting van het daarvoor actieve Bedrijfschap. PVV en PPE zijn in 1993 gefuseerd tot de PVE (Productschappen Vee, Vlees en Eieren, ook wel Gemeenschappelijk Secretariaat PVV/PPE). De drie rechtspersonen bestaan echter nog steeds met elk hun eigen bestuur.
Het productschap Vee en Vlees en het productschap Pluimvee en Eieren zijn sinds 1968 verantwoordelijk voor het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid op het gebied van innovatie en herstructurering van de agrarische verwerking en afzet. Sinds medio jaren zeventig houden zij zich tevens bezig met het ontwikkelen, vaststellen en uitwerken van herstructureringsplannen in sectoren van de agrarische verwerking en afzet. Voorts richten beide productschappen zich vanaf 1979 ook op het financieren van exploitatietekorten van proefstations en regionale onderzoekscentra.
Raad van Toezicht van de Stichting DLO (DLO/WUR) (1999–)
De Raad van Toezicht van de in 1999 verzelfstandigde Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek stelt het bestuurs- en beheerreglement en de statuten van de stichting vast. De Raad is belast met het houden van toezicht op het beleid en het bestuur en op de algemene gang van zaken in de stichting. Ook stelt zij de onderzoeksplannen en de begrotingen op.
Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO)
Per 1 juni 1999 is de Dienst Landbouwkundig Onderzoek van het Ministerie van LNV extern verzelfstandigd. De dienst, waaronder onderzoeksinstituten voor toegepast en strategisch onderzoek ressorteren, is sindsdien een stichting met eigen personeel, eigen activa en een eigen openingsbalans. Na de externe verzelfstandiging vormt DLO een van de pijlers onder Wageningen Universiteit en Research Centrum. Het praktijkonderzoek is sinds 2001 onderdeel van de Stichting DLO.
De Stichting DLO voert vooral toepassingsgericht strategisch onderzoek uit. Het onderzoek tracht antwoord te geven op vragen vanuit de plantaardige en dierlijke productie, de agro-industriële productie en het landelijk gebied. Werkzaamheden betreffen het opstellen en uitvoeren van onderzoeksprogramma’s, het uitvoeren van onderzoeksopdrachten en het verrichten van contractonderzoek.
De aansturing van de Stichting DLO, die voor een belangrijk deel afhankelijk is van subsidie van LNV, geschiedt langs twee wegen: via de statuten en via de ‘Regeling subsidie Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek’ (Stcrt. 1999, 65).
Stichtingen Proefstations (1979–)
De proefstations zijn nationale onderzoeksinstellingen voor een landbouwsector. Ze werden vanaf 1915 ingesteld op grond van het KB tot regeling van dienst der Rijkslandbouwproefstations (Stb. 1915, 387). Tot 1979 waren ze onderdeel van het Ministerie van LNV. In 1979 werden de proefstations stichtingen. Sindsdien is de taakuitvoering geen overheidstaak meer. Er was nog wel grote overheidsbemoeienis. Tot 1998 viel bijvoorbeeld het personeel onder LNV.
Het stichtingsbestuur van proefstations bestaat uit vertegenwoordigers van LNV en van het Landbouwschap en/of Produktschappen en vertegenwoordigers van de besturen van de Regionale Onderzoekscentra. Sinds 1998 vormen het institionele praktijkonderzoek en ROC’s per sector een bestuurlijke eenheid, waar daarvoor ROC bestuurlijk geclusterd waren op basis van de regio.
In 1998 waren er vanuit LNV zo’n 650 ambtenaren werkzaam in het praktijkonderzoek.
In de loop van 1998 gingen de plantaardige proefstations over naar DLO, dat in 1999 is verzelfstandigd. De dierlijke proefstations volgden in 2001.
In het kader van de verzelfstandiging van het landbouwkundig onderzoek en de vorming van Wageningen Universiteit en Researchcentrum (Wageningen-UR) werden in 2001 tien proefstations met de daaronder vallende ROC’s samengevoegd in twee nieuwe organisaties: Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO) en Praktijkonderzoek Veehouderij (PV).
Stichtingen Regionale Onderzoekscentra (1979–)
De regionale onderzoekscentra zijn, zoals het woord al zegt, regionaal en hebben in de jaren ’90 een ontwikkeling doorgemaakt van proefbedrijf naar regionale faciliteit van de proefstations. De regionale onderzoekscentra hebben tot doel landbouwkundige kennis zo goed mogelijk te toetsen onder uiteenlopende geografische omstandigheden in bedrijfsverband. Voor de akkerbouw bestonden er in de jaren ’90 twaalf proefbedrijven: voor de rundveehouderij vijf, voor de varkenshouderij twee, voor de selectie-mesterij vier en voor de pluimveehouderij drie. Ten slotte waren er voor de tuinbouw 27 proeftuinen.
Jaarlijks verzamelen de medewerkers van de proefstations de onderzoekswensen van de landbouwkundige onderzoeksinstituten en het agrarisch bedrijfsleven en maken op basis hiervan een onderzoeksplan voor een regionaal centrum; dit wordt beoordeeld door het centrum, het Ministerie van LNV, de voorlichtingsdienst, de proefstations en het bedrijfsleven.
In de besturen van de centra hebben zitting de consulent van de regionale voorlichtingsdienst en vertegenwoordigers van het agrarisch bedrijfsleven, terwijl als adviseurs medewerkers van een proefstation en het centrum optreden.
Stichting Zeldzame Huisdierrassen
Deze in Groningen gevestigde stichting is, samen met ambtenaren van LNV, belast met de uitoefening van toezicht op de handhaving van de Subsidieregeling zeldzame landbouwhuisdierrassen.
Selectielijsten Landbouwstructuurbeleid
Handelingen van de Minister van LNV
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid betreffende (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Handeling: Het leveren van bijdragen aan de totstandkoming van het nationale beleid van andere Ministers, voorzover dit (mede) betrekking heeft op (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet- en regelgeving betreffende (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1945–
Opmerking: Het gaat hierbij om wet- en regelgeving die niet valt onder specifieke handelingen als geformuleerd in volgende hoofdstukken.
Waardering: B 1
Handeling: Het instellen van commissies voor advisering over het beleid, de uitvoering daarvan en wet- en regelgeving ten aanzien van (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1945–
Opmerking: Deze handeling betreft de commissies die niet reeds in andere handelingen zijn benoemd.
Waardering: B 4
Handeling: Het benoemen van leden van adviescommissies ten aanzien van (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1945–
Opmerking: Deze handeling gaat ook over plaatsvervangende leden, secretaris en adjunct-secretaris.
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het deelnemen aan advies- en overlegcommissies op het gebied van (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid waarvan het voorzitterschap en/of secretariaat bij het Ministerie berust
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Handeling: Het deelnemen aan advies- en overlegcommissies op het gebied van (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid waarvan het voorzitterschap en/of secretariaat niet bij het Ministerie berust
Periode: 1945–
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het deelnemen aan (het bestuur van) niet als overheidsorgaan aan te merken instellingen op een deelgebied van het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1945–
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het verlenen van subsidies aan instellingen die een adviserende of uitvoerende taak hebben op het terrein of een deelterrein van het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1945–
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het voeren van overleg met belangenorganisaties
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden van overleg met en informeren van (leden van) de Staten-Generaal over (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van leden of commissies uit de kamers der Staten-Generaal ter zake van (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1945–
Waardering: B 3
Handeling: Het verstrekken van inlichtingen aan (de Commissie van de Verzoekschriften van) de Staten-Generaal naar aanleiding van klachten van burgers betreffende (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1945–
Waardering: B 3
Handeling: Het informeren van de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen van het beleid betreffende (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1945–
Waardering: B 3
Handeling: Het behandelen van bezwaarschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende het beleidsterrein
Periode: 1945–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het voeren van verweer in beroepschriftenprocedures voor administratiefrechtelijke organen
Periode: 1945–
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het voeren van verweer in strafrechtelijke of civielrechtelijke procedures ter zake van (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1945–
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het informeren van belanghebbenden over beleidsontwikkelingen, subsidiemogelijkheden en overheidsfaciliteiten betreffende (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Bron: Begrotingen
Periode: 1945–
Waardering: B 5 voor 1 exemplaar van het voorlichtingsmateriaal
V, 2 jaar overige neerslag
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen betreffende (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Handeling: Het vaststellen van opdrachten en van de resultaten van (wetenschappelijke) studies met het oog op de beleidsontwikkeling betreffende (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Handeling: Het (mede) voorbereiden en begeleiden van (wetenschappelijke) studies betreffende (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1945–
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het verlenen van subsidies voor onderzoeksprojecten op het terrein of een deelterrein van het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1945–
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van beleidsvoorbereiding of -evaluatie, dan wel ten behoeve van intern (wetenschappelijk) onderzoek op het gebied van (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1945–
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het machtigen van personen tot het nemen van beslissingen en het ondertekenen van stukken namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) voor wat betreft aangelegenheden in relatie tot het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1945–
Product: machtigings- en mandaatbesluiten
Waardering: B 5
Handeling: Het mede voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale regelingen betreffende (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid en het presenteren van Nederlandse standpunten in intergouvernementele organisaties, uitgezonderd de EU
Periode: 1945–
Opmerking: Het betreft o.a. de Benelux, de VN, de FAO, de WHO.
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden van bijdragen aan expertgroepen van de Europese Commissie inzake (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1958–
Opmerking: Hieronder valt expliciet ook het opstellen van verslagen over de geleverde bijdrage.
Waardering: B 1
Handeling: Het opstellen van concept-informatiefiches over voorstellen, mededelingen en Groenboeken van de Europese Commissie ter zake van (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1958–
Product: concept-fiches
Opmerking: De interdepartementale WBNC stelt de informatiefiches vast (deze handeling is opgenomen in het concept-RIO ‘Gedane Buitenlandse Zaken’).
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van Raadswerkgroepen met betrekking tot (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1958–
Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven. De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke Ministerie met name tot instructies; bij de overige betrokken Ministeries tot departementale standpunten. Hieronder valt expliciet ook het opstellen van verslagen over de geleverde bijdrage.
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van ad hoc groepen Raden/Attachés met betrekking tot (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1958–
Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg worden gevoerd met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke Ministerie met name tot instructies; bij de overige betrokken Ministeries tot departementale standpunten.Hieronder valt expliciet ook het opstellen van verslagen over de geleverde bijdrage.
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van het Coreper met betrekking tot (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1958–
Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.De instructies voor de Nederlandse vertegenwoordiger in het Coreper (de PV) worden vastgesteld in interdepartementaal overleg onder leiding van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke Ministerie met name tot concept-instructies; bij de overige betrokken Ministeries tot departementale standpunten.Hieronder valt expliciet ook het opstellen van verslagen over de geleverde bijdrage.
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van ad hoc High Level-groepen met betrekking tot (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1958–
Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke Ministerie met name tot concept-instructies; bij de overige betrokken Ministeries tot departementale standpunten. Hieronder valt expliciet ook het opstellen van verslagen over de geleverde bijdrage
Waardering: B 1
Handeling: Het opstellen van departementale standpunten inzake agendapunten van Raadsvergaderingen met betrekking tot (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1958–
Opmerking: Nationale standpunten en onderhandelingsposities inzake agendapunten van Raadsvergaderingen komen tot stand in de Coördinatiecommissie voor Europese Integratie- en Associatieproblemen (CoCo).Hieronder valt expliciet ook het opstellen van verslagen over de geleverde bijdrage.
Waardering: B 1
Handeling: Het opstellen van departementale standpunten inzake algemene en op langere termijn spelende zaken van EU-belang inzake (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1958–
Opmerking: Overleg hierover in de Coördinatiecommissie op Hoog Ambtelijk Niveau (CoCoHan) leidt tot algemene rapporten aan de betrokken Ministers.
Waardering: B 1
Handeling: Het rapporteren over de implementatie van Europese (of internationale) regels in bestaande of nieuwe wet- en regelgeving op nationaal niveau op het gebied van het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1958–
Waardering: B 3
Handeling: Het opstellen en wijzigen van standpunten inzake door de Europese Commissie voorgestelde uitvoeringsbepalingen met betrekking tot (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid, die besproken worden in een raadgevend comité, een beheerscomité of een reglementeringscomité
Periode: 1958–
Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.Wanneer meerdere departementen betrokken zijn leidt het eerstverantwoordelijke Ministerie het coördinatieoverleg.Onder deze handeling valt ook het opstellen van instructies voor de Nederlandse vertegenwoordiging in de comités, alsook het opstellen van verslagen van vergaderingen van deze comités.
Waardering: B 1
Handeling: Het opstellen en wijzigen van standpunten over door de Europese Commissie voorgenomen besluiten, maatregelen en onderhandelingen met derde landen ter zake van (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid, voorzover deze niet zijn vastgelegd in Raadsbesluiten en worden besproken in commissies en werkgroepen
Periode: 1958–
Opmerking: Hieronder valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van de commissies en werkgroepen.
Waardering: B 1
Handeling: Het geven van aanwijzingen aan uitvoeringsorganen over de toepassing van internationale verdragen of verordeningen inzake (aspecten van) het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1958–
Product: circulaires
Waardering: B 5
Handeling: Het voordragen van personen voor benoeming in een raadgevend comité, beheerscomité of reglementeringscomité inzake het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1958–
Opmerking: De Raad benoemt de leden van de comités.
Waardering: V, 2 jaar na einde betrekking
Handeling: Het voordragen aan de Europese Commissie van deskundigen belast met de controle op de naleving van de bepalingen van communautaire besluiten betreffende het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1958–
Opmerking: richtlijnen
Waardering: V, 2 jaar na einde betrekking
Handeling: Het aanwijzen van regeringsvertegenwoordigers in commissies of werkgroepen van de Europese Unie inzake het landbouwstructuurbeleid
Periode: 1958–
Waardering: V, 2 jaar na einde betrekking
Handeling: Het opstellen van een plan ter implementatie van een door de Raad vast te stellen besluit op het gebied van het landbouwstructuurbeleid
Grondslag: Aanwijzing voor regelgeving (Stcrt. 1992, 230), nr. 334
Periode: 1993–
Product: Implementatieplan
Opmerking: Het betreft hier plannen ter implementatie van richtlijnen en verordeningen die onderworpen zijn aan de samenwerkingsprocedure of de medebeslissingsprocedure (co-decisie) van Raad en Europees Parlement. Het implementatieplan moet binnen een maand nadat de Raad het gemeenschappelijk standpunt heeft vastgesteld voorgelegd worden aan de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen.
Waardering: B 5
Financiering Landbouwstructuurbeleid
Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw (SBF)
Handeling: Het instellen van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw
Periode: 1951–
Opmerking: Bij opheffing van het fonds beslist de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in overeenstemming met de Minister van Financiën, de bestemming van het liquidatiesaldo. Na opheffing blijven de boeken en bescheiden van de stichting berusten onder de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Waardering: B 4
Handeling: Het goedkeuren van een besluit van het bestuur van het Borgstellingsfonds tot wijziging van de statuten van het fonds of tot opheffing van het fonds
Grondslag: statuten Borgstellingsfonds, art. 15
Periode: 1951–
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het benoemen van bestuursleden van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw alsmede van de secretaris en (vanaf 1990) de secretaris-penningmeester
Grondslag: Statuten Borgstellingsfonds, art. 5
Periode: 1951–
Opmerking: De Minister van Financiën benoemde (tot 1989) de penningmeester, terwijl de voorzitter werd benoemd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Benoeming van de secretaris en de secretaris-penningmeester (adviserend) geschiedt door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).
Waardering: V, 2 jaar na einde betrekking
Handeling: Het beheren van de gelden van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw
Bron: boek ‘Niet alle borgen zijn gelijk’
Periode: 1989–
Opmerking: boek ‘Niet alle borgen zijn gelijk’
Waardering: V, 20 jaar
Handeling: Het ambtelijk begeleiden van het bestuur van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw
Bron: boek ‘Niet alle borgen zijn gelijk’
Periode: 1951–
Product: o.a. rapporten
Opmerking: Het betreft , afgezien van de secretariaatsvoering, met name het begeleiden en rapporteren in het kader van de financiële aspecten, o.a. door de afdeling Kredietzaken en taakopvolgers, maar ook de meer beleidsmatige inbreng vanuit andere organisatieonderdelen.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het goedkeuren van de jaarrekening en verantwoording van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw
Bron: statuten Borgstellingsfonds, art. 13.2
Grondslag: 1951–
Waardering: V, 7 jaar na goedkeuring
Handeling: Het beslissen over aanvragen tot borgstelling voor rente en aflossing van aan landbouwbedrijven verstrekte kredieten ter verbetering of overname
Grondslag: Vaststelling Besluit Borgstellingsfonds voor de Landbouw, art. 2 en art. 10
Periode: 1951–
Opmerking: Alleen in bijzondere gevallen beslist het bestuur van het fonds.
Waardering: V, 20 jaar
Handeling: Het herzien van een bestuursbesluit van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw
Periode: 1980–
Opmerking: statuten Borgstellingsfonds, art. 9, 2
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het vaststellen van de financiële bijdrage aan het Borgstellingsfonds voor de Landbouw
Grondslag: begrotingen
Periode: 1951–
Waardering: V, 7 jaar
Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw (O&S-fonds)
Handeling: Het instellen van het O&S-fonds voor de Landbouw
Periode: 1963–
Waardering: B 4
Handeling: Het benoemen van bestuursleden van het O&S-fonds, alsmede van de secretaris
Bron: statuten O&S-fonds, art. 3 en 4
Periode: 1963–
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het vernietigen van een besluit van het bestuur van het O&S-fonds en het eventueel zelf nemen van een besluit betreffende de zaak in kwestie
Grondslag: statuten O&S-fonds, art. 6.2a
Periode: 1963–
Waardering: B 5
Handeling: Het besluiten tot wijziging van de statuten van het O&S-fonds
Grondslag: statuten O&S-fonds, art.10.2
Periode: 1963–
Waardering: B 4
Handeling: Het vaststellen van de financiële bijdrage aan het O&S-fonds
Grondslag: Begrotingen
Periode: 1963–
Waardering: V, 8 jaar
Handeling: Het goedkeuren van (kader)besluiten van het O&S-fonds
Bron: Toelichting bij Kaderbesluit landbouwbedrijven met ontwikkelingsmogelijkheden; e.a.
Periode: 1963–
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen van formulieren voor bijdrageregelingen van het O&S-fonds
Grondslag: Bijdrageregelingen, bijv. Besluit structuurverbetering landbouwbedrijven, art. 16; Besluit stimulering duurzame landbouwbedrijven, art. 14. 2
Periode: 1963–
Waardering: V, 2 jaar
Algemene handelingen en Kaderwet LNV-subsidies
Handeling: Het periodiek vaststellen van het referentie-inkomen in het kader van het verlenen van subsidies
Grondslag: o.a. Investeringsregeling markt en concurrentiekracht, art. 6.5,2
Periode: 1963–
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het vaststellen van subsidieplafonds voor subsidieregelingen die betrekking hebben op landbouwstructurele maatregelen, alsmede van perioden gedurende welke een subsidie kan worden aangevraagd
Grondslag: Kaderwet LNV-subsidies, art. 4.4; Investeringsregeling markt en concurrentiekracht, art. 1.3, art. 7.1, art. 12.1
Periode: 1963–
Product: Bijv. Wijziging investeringslijst en subsidieplafond Stimuleringskader (Stcrt. 1997, 229); besluiten betreffende openstelling/sluiting van een aanvraagperiode
Opmerking: Deze handeling is niet van toepassing wanneer de Minister van Financiën heeft ingestemd met het achterwege laten van een subsidieplafond. Hieronder vallen ook de besluiten om een regeling op enig moment voor gesloten te verklaren.
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen van formulieren voor subsidieregelingen
Grondslag: Vele regelingen, bijv. Investeringsregeling markt en concurrentiekracht, art. 7.2-1
Periode: 1945–
Waardering: V, 2 jaar
Fiscale aspecten van herstructurering in land- en tuinbouw
Handeling: Het in het kader van vrijstelling van overdrachtsbelasting beoordelen van de voorwaarde van verbetering van de landbouwstructuur
Bron: Wet op belastingen van rechtsverkeer, art. 15.1q
Periode: 1970–
Product: Verklaring verbetering van de landbouwstructuur (in geval van een positieve beoordeling)
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het voordragen of benoemen van nationale vertegenwoordigers in (raadgevende) comités van het EOGFL en het EFRO die een rol spelen in het Europese landbouwstructuurbeleid
Bron: Beschikking van de Raad van 4 december 1962 betreffende de coördinatie van het structuurbeleid in de landbouw, art. 1.3; Verordening (EEG) nr. 729/70, art. 12; Verordening (EEG) nr. 4253/88, artt. 27 en 29; e.a.
Periode: 1964–
Opmerking: Het betreft met name de volgende comités:Comité van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (Comité van het Fonds, 1964–1988); Comité van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (Comité van het Fonds, 1975–1988); Permanent Comité voor de Landbouwstructuur (1962-1988); Comité landbouwstructuur en plattelandsontwikkeling (vanaf 1988); Comité voor de ontwikkeling en omschakeling van de regio’s (vanaf 1988)
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het aanwijzen van organen die belast zijn met het aanvragen, beheren en uitbetalen van Structuurfondsgelden ter aanwending voor landbouwstructurele maatregelen
Grondslag: Verordening nr. 17/64/EEG, art. 22.1; Verordening (EEG) nr. 729/70, art. 4.1; Verordening (EEG) nr. 724/75, art. 8.4; Verordening (EG) 1258/1999, art. 4.1 en 6; e.a.
Periode: 1964–
Opmerking: Onder deze handeling valt ook het informeren van de Europese Commissie met betrekking tot de administratieve en boekhoudkundige voorschriften voor de betalingen.
Waardering: B 4
Handeling: Het bij de Europese Commissie indienen van betalingsaanvragen in het kader van cofinanciering door het EOGFL-O van landbouwstructurele maatregelen
Grondslag: Verordening nr. 17/64/EEG, art. 20; e.a.
Periode: 1964–
Opmerking: Deze handeling (uitgevoerd door de betaalorganen) vindt in de regel achteraf plaats.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het bij de Europese Commissie aanvragen van overboeking van verzoeken om cofinanciering door de Structuurfondsen van Nederlandse projecten in het kader van het landbouwstructuurbeleid
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 355/77, art. 21; e.a.
Periode: 1977–1989
Opmerking: Overboeking van een project kan gebeuren wanneer de beschikbare subsidiemiddelen voor het lopende jaar tekort schieten; dit is slechts eenmaal mogelijk.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het opstellen van stukken voor de financiële verantwoording, aan de Europese Commissie, van de uitgaven van de Structuurfondsgelden
Grondslag: Verordening nr. 17/64/EEG, art. 22.2; Verordening (EEG) nr. 729/70, art. 4.1; e.a.
Periode: 1964–
Product: Voortgangs- en eindrapporten, rekeningen
Opmerking: De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) doet deze stukken aan de Europese Commissie toekomen. Hierbij kunnen ook rapporten van de bevoegde controlediensten worden gevoegd. Op grond van Verordening (EG) nr. 1258/1999 wordt, in geval van erkenning van meer dan één betaalorgaan, een ‘coördinerende instantie’ aangewezen, die ermee is belast de ter beschikking van de Commissie te stellen gegevens te centraliseren en die te verstrekken.
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het opstellen van stukken voor de Europese Commissie betreffende de te verwachten uitgaven van Structuurfondsgelden
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 729/70, art. 5.1; e.a.
Periode: 1970–
Product: Staten betreffende de kaspositie, ramingen van de financiële behoeften
Opmerking: Op grond van de ingeleverde stukken kan de Europese Commissie voorschotten toekennen.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het opstellen van stukken voor de Europese Commissie betreffende de nationale handhavings- en controlemaatregelen ter zake van de uitgaven van de Structuurfondsgelden
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 729/70, artt. 8 en 9; Verordening (EG) 1258/1999, art. 8.1; e.a.
Periode: 1970–
Opmerking: Deze stukken kunnen onder andere betrekking hebben op de regelmatigheid van de uitvoering van regelingen, terugvorderingen en administratieve en gerechtelijke procedures.
Waardering: V 10 jaar
Handeling: Het bijdragen aan de evaluatie in Europees verband van acties van de Gemeenschap op het gebied van het landbouwstructuurbeleid
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 4253/88, art. 26
Periode: 1988–
Waardering: B 2
Handeling: Het vaststellen van specifieke programma’s voor de ontwikkeling of rationalisering van ondernemingen op het gebied van de voortbrenging van landbouwproducten, waarbinnen projecten mede door de EU gesubsidieerd kunnen worden
Bron: Begrotingen
Periode: 1964–1977
Opmerking: Het formuleren en wijzigen van prioriteiten of criteria voor steunverlening maakt deel uit van deze handeling.
Waardering: B 5
Handeling: Het, met het oog op bijstandsverlening door het EOGFL-O, bij de Europese Commissie indienen van verzoeken om subsidie voor (individuele) Nederlandse projecten in het kader van specifieke programma’s voor de ontwikkeling of rationalisering van ondernemingen op het gebied van de voortbrenging van landbouwproducten
Grondslag: Verordening 17/64/EEG, art. 20. 2
Periode: 1964–1979
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het, met het oog op cofinanciering door het EOGFL-O, bij de Europese Commissie indienen van verzoeken om bijstand aan nationale landbouwstructurele steunmaatregelen
Bron: Verordening (EEG) 729/70; e.a.
Periode: 1970–
Waardering: B 5
Handeling: Het, met het oog op bijstandsverlening door het EFRO, bij de Europese Commissie indienen van programma’s voor regionale ontwikkeling
Grondslag: Verordening 17/64/EEG, art. 20, 2
Periode: 1975–1988
Opmerking: Deze voor het EFRO specifieke handeling werd voortgezet als algemenere handeling voor verkrijging van bijstand in het kader van de prioritaire doelstellingen 1 en 5a en 5b.
Waardering: B 5
Handeling: Het, met het oog op cofinanciering door het EFRO, bij de Europese Commissie indienen van verzoeken om bijstand aan nationale programma’s van communautair belang
Bron: Verordening (EEG) nr. 1787/84, art. 11
Periode: 1985–
Opmerking: Het betreft hier derhalve cofinanciering van nationale steunmaatregelen.
Waardering: B 5
Handeling: Het, met het oog op bijstandsverlening door het EFRO, bijdragen aan de totstandkoming van communautaire programma’s
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 1787/84, art. 10
Periode: 1985–
Waardering: B 5
Handeling: Het opstellen van stukken die de Europese Commissie gebruikt om te kunnen beoordelen of een plattelandszone als doelstelling 5b-gebied kan worden aangemerkt
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 4253/88, art. 4.3
Periode: 1988–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het, in het kader van verkrijging van bijstand van het EOGFL-O en het EFRO, bij de Europese Commissie indienen van plannen voor regionale ontwikkeling of voor plattelandsontwikkeling
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 2052/88, art. 8.4, en art. 11.3
Periode: 1988–
Opmerking: Het opstellen van dergelijke plannen (feitelijk steunaanvragen, waarin acties worden voorgesteld) gebeurt door instanties die daartoe op nationaal, regionaal, plaatselijk of ander niveau zijn aangewezen.Eventueel kunnen ook buiten genoemde plannen vallende acties met een bijzonder belang voor de Gemeenschap voor steunaanvraag in aanmerking komen.
Waardering: B 5
Handeling: Het bijdragen aan de totstandkoming van een communautair bestek op basis van ingediende plannen voor regionale ontwikkeling of voor plattelandsontwikkeling
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 2052/88, art. 8.5; e.a.
Periode: 1988–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het bij de Europese Commissie indienen van operationele programma’s in het kader van het landbouwstructuurbeleid
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 2052/88, art. 8.4; e.a.
Periode: 1988–
Opmerking: Het gaat hierbij feitelijk om aanvragen voor steun voor dergelijke programma’s.
Waardering: B 5
Handeling: Het bij de Europese Commissie indienen van enkelvoudige programmeringsdocumenten in het kader van het landbouwstructuurbeleid
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 2052/88, art. 8.4; Verordening (EG) nr. 3669/93, art. 10bis; e.a.
Periode: 1988–
Opmerking: Deze handeling is van toepassing wanneer een plan voor regionale ontwikkeling of voor plattelandsontwikkeling tegelijk met een (bijstandsaanvraag voor een) operationeel programma wordt ingediend.
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen van programmacomplementen in het kader van bijstandsverlening door het EOGFL-O en het EFRO
Grondslag: Verordening (EG) nr. 1260/1999, art. 15.6
Periode: 1999–
Waardering: B 5
Handeling: Het aanwijzen van een beheersautoriteit voor het beheer van een bijstandspakket van het EOGFL-O of het EFRO
Grondslag: Verordening (EG) nr. 1260/1999, art.34
Periode: 1999
Waardering: B 4 + 5
Handeling: Het instellen van toezichtcomités voor elk communautair bestek, enkelvoudig programmeringsdocument en operationeel programma
Grondslag: Verordening (EG) nr. 1260/1999, art. 35.1
Periode: 1999–
Opmerking: De toezichtcomités vallen onder de bevoegdheid en de jurisdictie van de staat.
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het benoemen van nationale vertegenwoordigers als leden van toezichtcomités
Grondslag: Verordening (EG) nr. 1260/1999, art. 35.1
Periode: 1999–
Opmerking: De toezichtcomités vallen onder de bevoegdheid en de jurisdictie van de staat. Naast de nationale vertegenwoordigers hebben ook vertegenwoordigers van de andere partners in een programma zitting in een dergelijk comité.
Waardering: V, 2 jaar
Sectoroverstijgende onderwerpen
Handeling: Het benoemen van bestuursleden, leden, adviserende leden en een secretaris van de Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek
Grondslag: Instellingsbeschikking Nationale Raad voor het Landbouwkundig Onderzoek, art. 5. 2; Regeling Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek, art. 6
Periode: 1986–
Opmerking: De benoeming geldt voor vijf jaar. De Ministers van VROM en OC&W benoemen er ieder één.
Waardering: V, 2 jaar na einde betrekking
Handeling: Het verstrekken van financiële middelen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden van de Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek
Grondslag: Regeling Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek, art. 12
Periode: 1994–
Opmerking: In de instellingsbeschikking is geen artikel opgenomen over financiering van de
NRLO.
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het regelen van de inzet van personeel voor de uitvoering van de werkzaamheden van de Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek
Grondslag: Regeling Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek, art. 12
Periode: 1994–
Opmerking: In de instellingsbeschikking is geen artikel opgenomen over personele middelen.
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen of wijzigen van het beleid op het gebied van landbouwkundig onderzoek
Bron: begrotingen, o.a. Rijksbegroting 1986–1987, nr. 2, blz. 5; HdTK 1987-1988, 19307 5-6-111, blz. 870923
Periode: 1945–
Product: O.a. Ontwikkelingsplan Landbouwkundig Onderzoek 1986–1990; Ontwikkelingsplan voor de instituten en proefstations van het Ministerie van Landbouw, 1987–1990.
Opmerking: Hieronder zijn ook begrepen: het afstemmen van het departementale onderzoeksbeleid met het beleid van andere instellingen en organisaties van landbouwkundig onderzoek en het inbrengen van het departementale onderzoeksbeleid in nationale en internationale organen voor onderzoeksbeleid.
Waardering: B 1
Handeling: Het vaststellen of wijzigen van de organisatie van (het beleid inzake) landbouwkundig onderzoek
Periode: 1945–
Opmerking: Het gaat hier om het bewaken van de kwaliteit en vernieuwing van departementale landbouwkundig onderzoek, en het integreren en coördineren van het departementale beleid en het daarop betrekking hebbende beheersbeleid.
Waardering: B 4
Handeling: Het verlenen van financiële bijdragen aan landbouwkundig onderzoek
Bron: Begrotingen
Periode: 1945–
Opmerking: Deze handeling alleen gebruiken als er geen specifieke regeling aan ten grondslag ligt. Het gaat om onderzoek dat ten dienste kan komen aan één of meer agrarische sectoren, zowel praktijk- als toepassingsgericht onderzoek.
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het (mede)oprichten en instellen van organisaties, raden en commissies voor landbouwkundig onderzoek
Periode: 1945–
Product: O.a. KB tot regeling van de dienst der rijkslandbouwproefstations (Stb. 1926, 109; Stb. 1930, 401; Stb. 1979, 494; Instellingsbeschikking Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek (Stcrt 1986, 208); Instelling Programmacommissie Biotechnologie (Stcrt. 1981, 178)
Waardering: B 4
Handeling: Het verstrekken van financiële bijdragen aan organisaties die toepassingsgericht en toegepast landbouwkundig onderzoek uitvoeren
Bron: Begrotingen
Grondslag: O.a. Regeling subsidie Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 2; Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 3
Periode: 1945–
Opmerking: Bij de oprichting van de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) zijn door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) vermogensbestanddelen beschikbaar gesteld
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het verstrekken van programma-indicaties en onderzoeksopdrachten aan organisaties die toepassingsgericht en toegepast landbouwkundig onderzoek uitvoeren
Bron: Begrotingen
Grondslag: o.a. Regeling subsidie Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 4
Periode: 1945–
Opmerking: De Minister doet o.a. aan de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) programma-indicaties toekomen, die deze indicaties op hoofdlijnen uitwerkt tot globale programmavoorstellen.
Waardering: B 5
Handeling: Het laten opstellen van programmavoorstellen voor fundamenteel en toegepast landbouwkundig onderzoek
Grondslag: Regeling subsidie Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 4.2
Periode: 1945–1999
Opmerking: Tot 1999 uitgevoerd door DLO als onderdeel van LNV, sindsdien alleen door DLO als zelfstandige organisatie.
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen van programma’s voor fundamenteel en toegepast landbouwkundig onderzoek
Grondslag: Regeling subsidie Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 4.8
Periode: 1945–
Opmerking: O.a. de door DLO opgestelde programma’s.
Waardering: B 5
Handeling: Het laten verrichten van strategisch en toepassingsgericht landbouwkundig onderzoek
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 2.2a
Periode: 1945–1999
Opmerking: Tot 1999 uitgevoerd door DLO als onderdeel van LNV, sindsdien alleen door DLO als zelfstandige organisatie.
Waardering: B 5 voor opdracht, tussenrapporten, eindrapporten en publicaties
V, 10 jaar overige neerslag
Handeling: Het evalueren van de opzet en de uitkomst van uitgevoerde programma’s voor fundamenteel en toegepast landbouwkundig onderzoek
Grondslag: o.a. Regeling subsidie Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 18
Periode: 1945–
Opmerking: O.a. de door de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO)uitgevoerde programma’s.
Waardering: B 2
Handeling: Het toegankelijk maken en overdragen van onderzoeksresultaten van strategisch en toepassingsgericht landbouwkundig onderzoek
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 2.2b
Periode: 1945–1999
Opmerking: Tot 1999 uitgevoerd door DLO als onderdeel van LNV, sindsdien alleen door DLO als zelfstandige organisatie. Het toegankelijk maken en overdragen van onderzoek gebeurt onder andere door middel van informatieverstrekking en advisering alsmede het begeleiden en ondersteunen van derden bij toepassing van resultaten van dat onderzoek.
Waardering: B 5
Handeling: Het samenwerken met andere kennisinstellingen (nationaal en internationaal) op gebied van strategisch en toepassingsgericht landbouwkundig onderzoek
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 2.2c
Periode: 1945–1999
Opmerking: Tot 1999 uitgevoerd door DLO als onderdeel van LNV, sindsdien alleen door DLO als zelfstandige organisatie.
Waardering: B 5
Handeling: Het beschikbaarstellen van vermogensbestanddelen aan de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 3.1c
Periode: 1999–
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het goedkeuren van het bestuurs- en beheerreglement van de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 7A. 2
Periode: 1999–
Waardering: V 10 jaar (na intrekking)
Handeling: Het benoemen van de voorzitter en de andere leden van de Raad van Toezicht van de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 8.3a
Periode: 1999–
Opmerking: De benoeming geschiedt voor een periode van ten hoogste vier jaren. De leden van de Raad van Toezicht zijn terstond doch slechts eenmaal hernoembaar
Waardering: V 5 jaar na einde betrekking
Handeling: Het vaststellen van een toelage voor de voorzitter en de andere leden van de Raad van Toezicht van de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 8.3b
Periode: 1999–
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en goedkeuren van de statuten van de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 11.1
Periode: 1999–
Opmerking: Het besluit van de Raad van Toezicht tot statutenwijziging is onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Waardering: B 4
Handeling: Het (voorbereiden van het) instellen van de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 12.1
Periode: 1987–
Produkt: O.a. haalbaarheidsvoorstellen, rapporten, notulen werkgroepen
Opmerking: Dit betreft tevens de verzelfstandigingsoperatie ca. 1990. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Raad van Toezicht van de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek zijn ieder afzonderlijk bevoegd de stichting te ontbinden. Na ontbinding van de stichting blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende de door de wet bepaalde termijn onder berusting van de door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen persoon.
Waardering: B 4
Handeling: Het vaststellen van de bevoegdheden van de leidinggevenden van een proefstation
Grondslag: Besluit tot regeling van de Dienst der Rijkslandbouwproefstations, artt. 10 en 11
Periode: 1945–1979
Waardering: V 5 jaar na vaststelling
Handeling: Het benoemen van leidinggevenden en het aanwijzen van ambtenaren van een proefstation
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, artt. 11, 16,17 en 50; Wet Stichting Proefstation voor de Varkenshouderij, art. 4.2-4
Periode: 1945–1998
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het machtigen van de leidinggevenden van proefstations voor landbouwkundig onderzoek en van het Bodemkundig Instituut tot het benoemen, schorsen en ontslaan van de rijkswerklieden
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, artt. 18, 22 en 49
Periode: 1945–1979
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het verlenen van toestemming aan de leidinggevenden en de ambtenaren van proefstations voor landbouwkundig onderzoek tot het bekleden van een ander ambt en het uitoefenen van een ander beroep
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, art. 19
Periode: 1945–1979
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het opstellen van de instructies voor de hoofddirecteur, de directeuren, de wetenschappelijke ambtenaren en de rekenplichtige ambtenaren van de proefstations voor landbouwkundig onderzoek en voor de directeur en de wetenschappelijke ambtenaren van het Bodemkundig Instituut
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, artt. 20 en 23
Periode: 1945–1979
Opmerking: De hoofddirecteur is bij de wijziging van 1930 toegevoegd
Waardering: B 4
Handeling: Het voordragen van een voorzitter, leden en een secretaris van de commissie van advies voor de proefstations van landbouwkundig onderzoek en het Bodemkundig Instituut, alsmede van haar subcommissies
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, artt. 24, 26, 27, 28, 29, 30
Periode: 1945–1979
Opmerking: De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voerde overleg met landbouworganisaties en andere lichamen omtrent de samenstelling van de commissie van advies. De commissie was verdeeld in twee subcommissies. Om de twee jaar trad een deel van de leden van de subcommissies af. De commissie van advies had een secretaris. Deze werd benoemd voor een periode van 6 jaar.
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het bepalen van de hoogte van het bedrag voor de vergoeding van werkzaamheden en de bureaukosten van de secretaris van de commissie van advies voor de proefstations van landbouwkundig onderzoek en het Bodemkundig Instituut
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, art. 31
Periode: 1945–1979
Opmerking: De commissie werd hierover gehoord.
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het goedkeuren van het huishoudelijk reglement van een proefstation
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, artt. 14 en 50
Periode: 1945–1979
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het goedkeuren van besluiten van het bestuur van een proefstation
Grondslag: o.a. Wet Stichting Proefstation voor de Varkenshouderij, artt. 8,17 en 19
Periode: 1979–
Opmerking: Het betreft besluiten zoals de ontbinding van de stichting; wijzigen van statuten; het sluiten van bepaalde overeenkomsten; het vestigen en beëindigen van zakelijke rechten; het aangaan van geldleningen en daden.
Waardering: B 5
Handeling: Het bepalen van het gebied, waarop de onderzoeken van elk van de afdelingen van de commissie van advies voor de proefstations van landbouwkundig onderzoek en het Bodemkundig Instituut zich zullen bewegen
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, art. 40
Periode: 1945–1979
Waardering: B 5
Handeling: Het geven van voorschriften voor het opmaken van de werkplannen van de proefstations voor landbouwkundig onderzoek en het Bodemkundig Instituut
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, art. 43
Periode: 1945–1979
Opmerking: Werkplannen moesten gericht zijn op vragen die zich voordeden in verband met de praktijk van de akker- en weidebouw, de zuivelbereiding en de veevoeding.
Waardering: B 5 werkplannen
V, 10 jaar voorschriften
Handeling: Het vaststellen van een vergoeding voor onderzoeken en proefnemingen die plaatsvinden op aanvraag van bijzondere instellingen of personen
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, artt.45 en 56
Periode: 1945–1979
Opmerking: Ook de wijze van invordering en verantwoording van deze vergoeding werd geregeld door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het vaststellen van de methoden van het controle-onderzoek
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, art. 54
Periode: 1945–1979
Opmerking: De vastgestelde methoden waren bij de betrokken proefstations voor het controle-onderzoek aanwezig tegen een door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te bepalen prijs. Wijzigingen en aankondigingen werden in de Staatscourant aangekondigd.
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen van een reglement met betrekking tot de uitvoering van onderzoeken door een proefstation voor controle-onderzoek
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, art. 55
Periode: 1945–1979
Waardering: B 5
Handeling: Het houden van toezicht op de proefstations en het Bodemkundig Instituut
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, art. 57
Periode: 1945–1979
Opmerking: De formele bevoegdheid ligt bij de Directeur-Generaal van de Landbouw
Waardering: B 2
Handeling: Het verrichten van wetenschappelijk, op de praktijk gericht landbouwkundig onderzoek en het leiden en uitvoeren van landbouwkundige proefnemingen
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, art. 4; Wet Stichting Proefstation voor de Varkenshouderij, art. 3.2a
Periode: 1945–1979
Waardering: B 5
Handeling: Het publiceren en anderzins uitdragen van de verkregen inzichten en resultaten van het wetenschappelijk, op de praktijk gericht landbouwkundig onderzoek en landbouwkundige proefnemingen
Grondslag: o.a. Wet Stichting Proefstation voor de Varkenshouderij, art. 3.2b
Periode: 1945–1979
Waardering: B 2
Handeling: Het functioneel begeleiden van de regionale voorlichting ten behoeve van het wetenschappelijk, op de praktijk gericht landbouwkundig onderzoek
Grondslag: o.a. Wet Stichting Proefstation voor de Varkenshouderij, art. 3.2c
Periode: 1945–1979
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het toetsen van landbouwkundige kennis onder uiteenlopende geografische omstandigheden in bedrijfsverband
Bron: Ontwikkelingsplan voor de instituten en proefstations van het Ministerie van Landbouw en Visserij, 1987-1990, blz. 17
Periode: 1945–1979
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het verlenen van financiële bijdragen aan proefstations en regionale onderzoekscentra (ROC’s)
Bron: Begrotingen
Grondslag: o.a. Regeling Subsidievoorwaarden regionale onderzoekscentra, art. 2
Periode: 1979–1999
Opmerking: Het jaarlijks exploitatietekort werd voor 50% door de overheid en voor 50% door het bedrijfsleven gedekt. Met de Regeling Subsidievoorwaarden regionale onderzoekscentra (Stcrt. 1990, 110) werd beoogd uniformiteit en duidelijkheid te scheppen omtrent de voorwaarden waaronder deze bijdragen konden worden verleend. De regeling beoogde in beginsel geen aanzienlijke wijzigingen.
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het goedkeuren van de bestemming van het batig liquidatiesaldo bij beëindiging van een proefstation of regionaal onderzoekscentrum
Grondslag: o.a. Regeling Subsidievoorwaarden regionale onderzoekscentra, art. 19; Wet Stichting Proefstation voor de Varkenshouderij, art. 19.2
Periode: 1990–
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het instellen van programmacommissies in het kader van het innovatiegerichte onderzoeksprogramma (IOP) op agrarisch gebied
Bron: Eindverslag Innovatiegericht Onderzoeksprogramma Biotechnologie (IOP-b)
Periode: 1985–
Opmerking: De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) stelde de Programmacommissie voor Biotechnologie in (behandeld in een specifiek contextrapport) en (samen met Economische Zaken) de Programmacommissie IOP-Koolhydraten.
Waardering: B 4
Handeling: Het benoemen van leden van programmacommissies in het kader van het innovatiegerichte onderzoeksprogramma (IOP) op agrarisch gebied
Bron: Eindverslag Innovatiegericht Onderzoeksprogramma Biotechnologie (IOP-b)
Periode: 1985–
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het (mede) subsidiëren van innovatiegerichte onderzoeksprogramma’s (IOP’s) op agrarisch gebied
Bron: Eindverslag Innovatiegericht Onderzoeksprogramma Biotechnologie (IOP-b)
Periode: 1985–
Opmerking: Een voorbeeld is de vijfjarige subsidie voor het werkplan 1986–1991 van de PcBL. Programma’s voor koolhydratenchemie en de industriële eiwitten worden samen met EZ gefinancierd. Projecten binnen zo’n programma kunnen o.m. betrekking hebben op de plantaardige productiesector, gewasbescherming, meststoffen en agrificatie. De onderzoeksprogramma’s worden o.a. uitgevoerd door DLO, LUW en TNO. De Minister heeft een inhoudelijke inbreng via de beoordelingscommissie.
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het opstellen van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s om aanspraak te maken op een Europese bijdrage in de kosten van onderzoek en technologische ontwikkeling
Grondslag: Besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998–2002), art. 3.2; Besluit van de Raad betreffende de regels inzake de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten, en inzake de verspreiding van de onderzoeksresultaten ter uitvoering van het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap (1998–2002), art. 11.1
Periode: 1957–
Product: Onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s
Waardering: B 1
Handeling: Het uitvoeren van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s ter realisatie van de landbouwkundige doelstellingen van de Kaderprogramma’s Onderzoek en Technologische Ontwikkeling
Bron: EU-handboek 1997, blz. 18
Periode: 1957–
Opmerking: Tot 1999 uitgevoerd door DLO als onderdeel van LNV, sindsdien alleen door DLO als zelfstandige organisatie.
Waardering: B 5 voor opdracht, tussenrapporten, eindrapporten en publicaties
V, 10 jaar overige neerslag
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen of wijzigen van het beleid op het gebied van de landbouwvoorlichting
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Handeling: Het verlenen van subsidies ten behoeve van de landbouwvoorlichting
Bron: Begrotingen
Periode: 1945–2000
Opmerking: Deze handeling alleen gebruiken als er geen specifieke regeling aan ten grondslag ligt. O.a. subsidies aan de Stichting Huishoudelijke Voorlichting ten Plattelande (HVP), Stichting Technisch Jongerenwerk, Stichting Uitvoering Landbouwmaatregelen (STULM).
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het verlenen van bijdragen in programmafinanciering ten behoeve van de landbouwvoorlichting
Bron: Begrotingen
Periode: 1997–
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het (mede) oprichten en instellen van organisaties, raden en (advies)commissies voor de landbouwvoorlichting
Periode: 1945–1990
Product: Bijv. Instellingsbesluit adviescommissie Landbouwvoorlichting (Stcrt. 1988, 177)
Opmerking: Met de verzelfstandiging van DLV kon deze handeling worden afgesloten.
Waardering: B 4
Handeling: Het benoemen van leden van raden en (advies)commissies op het gebied van de landbouwvoorlichting
Periode: 1945–1990
Opmerking: Met de verzelfstandiging van DLV kon deze handeling worden afgesloten.
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het geven van voorlichting, advies en begeleiding op het gebied van de techniek, de economie, de productie en de teelt aan ondernemers in de agrarische sector
Grondslag: Wet Stichting Landbouwvoorlichting, art. 2.3
Periode: 1945–1990
Opmerking: Vanaf 1998 door zelfstandige DLV Adviesgroep NV.
Waardering: B 5 voor 1 exemplaar van het eindproduct
V, 5 jaar overige neerslag
Handeling: Het aanwijzen van de ambtsgebieden van rijkslandbouwconsulenten
Grondslag: KB 20-5-1914 nr. 55
Periode: 1914–1970
Product: Aanwijzingsbeschikkingen, bijv.:Stcrt. 1947, 158 en 168 en Stcrt. 1953, 158
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het voeren van overleg met betrekking tot problemen op het gebied van de landbouwvoorlichting in de betrokken provincies
Grondslag: o.a. Besluit instelling Provinciale Landbouwvoorlichtingsraad in Zuidholland, art. 1; Besluit instelling Provinciale Landbouwvoorlichtingsraad in Noordholland, art. 1
Periode: 1955–1995
Opmerking: De formele bevoegdheid ligt bij de directeur Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie (LNO).
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van subsidie aan instellingen die agrarisch-sociale voorlichting geven
Grondslag: Subsidieregeling agrarisch-sociale voorlichting, art. 3
Periode: 1956–1997
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van (subsidie)regelingen ten behoeve van sociaal-economische voorlichting
Bron: Begrotingen
Grondslag: EG Richtlijn betreffende de sociaal-economische voorlichting en scholing van de personen die in de landbouw werkzaam zijn, art. 5
Periode: 1963–1990
Product: Subsidieregeling ten behoeve van sociaal-economische voorlichting (geregeld bij de brief LBZ 5876 van 10 mei 1963); subsiedieregeling economisch-sociale voorlichting (Stcrt. 1967, 86, gewijzigd: Stcrt. 1973, 22; Stcrt. 1977, 140); Beschikking bijdrageregeling sociaal-economische voorlichting (Stcrt. 1977, 140, gewijzigd: Stcrt. 1989, 20)
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van financiële bijdragen aan door de Minister aangewezen en erkende instellingen ten behoeve van sociaal-economische voorlichting
Grondslag: Subsidieregeling ten behoeve van sociaal-economische voorlichting; Subsidieregeling economisch-sociale voorlichting 1967, art. 2; Beschikking bijdrageregeling sociaal-economische voorlichting, art. 2; Bijdrageregeling sociaal-economische voorlichting 1988, art.2
Periode: 1963–
Opmerking: Aan de instellingen wordt onder meer subsidie verleend voor de kosten van salarissen en apparaatkosten.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het rapporteren aan de Europese Commissie over nationale maatregelen betreffende de sociaal-economische voorlichting
Grondslag: EG Richtlijn betreffende de sociaal-economische voorlichting en scholing van de personen die in de landbouw werkzaam zijn, art.16
Periode: 1972–
Opmerking: De EC bundelt de nationale rapporten in een jaarverslag en legt deze voor aan het Europese Parlement.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het aanwijzen en erkennen van instellingen ten behoeve van sociaal-economische voorlichting
Grondslag: Beschikking bijdrageregeling sociaal-economische voorlichting, art. 2
Periode: 1977–
Waardering: B 4
Handeling: Het verlenen van een bijdrage aan projecten die het gebruik van milieu- en natuurvriendelijke landbouwproductiemethoden bevorderen
Grondslag: Bijdrageregeling demonstratie- en bewustmakingsprojecten milieu- en natuurvriendelijke landbouwproduktiemethoden, art. 2
Periode: 1994–1999
Opmerking: De directeur LASER was belast met de uitvoering van de regeling en besliste namens de Minister op de aanvraag.
Waardering: V, 7 jaar na eindafrekening
Handeling: Het verlenen van een additionele LNV-bijdrage aan projecten die de uitvoering van nationale beleidsspeerpunten ondersteunen
Grondslag: Bijdrageregeling demonstratie- en bewustmakingsprojecten milieu- en natuurvriendelijke landbouwproduktiemethoden, art. 7.1
Periode: 1994–1999
Waardering: V, 7 jaar na eindafrekening
Handeling: Het vaststellen van het bedrag dat aan de additionele LNV-bijdragen ten behoeve van de bevordering van milieu- en natuurvriendelijke landbouwproductiemethoden wordt besteed
Grondslag: Bijdrageregeling demonstratie- en bewustmakingsprojecten milieu- en natuurvriendelijke landbouwproduktiemethoden, art. 7.2b
Periode: 1994–1999
Waardering: V, 7 jaar na eindafrekening
Aanpassing van de landbouwstructuur: modernisering, bedrijfsbeëindiging en samenwerking
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid betreffende de modernisering van de landbouwbedrijven
Periode: 1945–
Waardering: B 1-2
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van regelgeving betreffende de modernisering van de landbouwbedrijven
Periode: 1945–
Product: Investeringsregeling markt en concurrentiekracht (Stcrt. 1997, 131)
Waardering: B 5
Handeling: Het per kalenderjaar of per aanvraagperiode bepalen welke investeringskosten niet subsidiabel zijn in het kader van de Investeringsregeling markt en concurrentiekracht
Grondslag: Investeringsregeling markt en concurrentiekracht, art. 6.2-2
Periode: 1997–
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het per kalenderjaar of per aanvraagperiode vaststellen van een afwijkend subsidiepercentage voor bepaalde categorieën investeringsprojecten in het kader van de Investeringsregeling markt en concurrentiekracht
Grondslag: Investeringsregeling markt en concurrentiekracht, art. 6.8-2
Periode: 1997–
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het per kalenderjaar of per aanvraagperiode vaststellen van de categorieën investeringsprojecten waartoe subsidieverlening in het kader van de Investeringsregeling markt en concurrentiekracht wordt beperkt
Grondslag: Investeringsregeling markt en concurrentiekracht, art. 7.1- 2
Periode: 1997–
Product: Besluit Vaststelling investeringslijst markt en concurrentiekracht (Stcrt. 1998, 40)
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het instellen van Beoordelingscommissies investeringsprojecten
Grondslag: Investeringsregeling markt en concurrentiekracht, art. 7.4-1
Periode: 1997–
Waardering: B 4
Handeling: Het benoemen van de voorzitter en de leden van de Beoordelingscommissies investeringsprojectenGrondslag: Investeringsregeling markt en concurrentiekracht, art. 7.4-3
Periode: 1997–
Product: besluit Benoemingen Beoordelingscommissie investeringsprojecten (Stcrt. 1997, 238) Opmerking: Het secretariaat wordt gevoerd door LNV-ambtenaren.
Waardering: V, 2 jaar na einde betrekking
Handeling: Het goedkeuren van wijzigingen in voor de uitvoering van investeringsprojecten opgestelde projectplannen
Grondslag: Investeringsregeling markt en concurrentiekracht, art. 8.1-3
Periode: 1997–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verlenen van een bijdrage in het kader van de Investeringsregeling markt en concurrentiekracht
Grondslag: Investeringsregeling markt en concurrentiekracht
Periode: 1997–
Waardering: V, 7 jaar na eindafrekening
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid betreffende bedrijfsbeëindiging
Periode: 1963–
Waardering: B 1 en 2
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van regelgeving betreffende bedrijfsbeëindiging
Periode: 1945–
Waardering: B 5
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid betreffende de stimulering van samenwerkingsverbanden tussen landbouwbedrijven
Periode: 1945–
Waardering: B 1 en 2
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van regelgeving betreffende de stimulering van samenwerkingsverbanden tussen landbouwbedrijven
Periode: 1945–
Waardering: B 5
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid ten aanzien van de bedrijfsverzorgingsverenigingen
Periode: 1965–1995
Waardering: B 1 en 2
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid betreffende directe en indirecte inkomensondersteuning voor landbouwers
Periode: 1970–
Waardering: B 1 en 2
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van regelgeving betreffende inkomensondersteuning voor landbouwers bij omscholing
Periode: 1965–
Product: Bijdrageregeling bij omscholing samengaand met beroepsovergang uit de landbouw (Stcrt. 1970, 125); Bijdrageregeling voor oudere agrarische medewerkers (Stcrt. 1970, 125); Regeling stimulering combinatiebanen (Stcrt. 1986, 158); Vergoedingsregeling voor uittreding van werknemers in de landbouw (Stcrt. 1988, 114); Beschikking tijdelijke inkomenssteun in de akkerbouw (Stcrt. 1990, 147)
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van regelgeving betreffende inkomensondersteuning voor landbouwers in het kader van uittreding en afvloeiing
Periode: 1970–
Product: Bijdrageregeling voor oudere agrarische medewerkers (Stcrt. 1970, 125); Vergoedingsregeling voor uittreding van werknemers in de landbouw (Stcrt. 1988, 114)
Waardering: B 5
Handeling: Het opstellen van een programma met maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid en de geografische beroepsmobiliteit van landbouwers om aanspraak te maken op een bijdrage uit het ESF
Grondslag: Besluit van de Raad betreffende de bijstand van het ESF ten gunste van personen die de landbouw verlaten om een beroep buiten de landbouw te gaan uitoefenen, artt 1.1 en 2
Periode: 1972–
Waardering: B 5
Handeling: Het opstellen van een programma met maatregelen ter bevordering van de vervroegde uittreding van landbouwers om aanspraak te maken op een bijdrage uit het EOGFL
Grondslag: Verordening van de Raad tot instelling van een communautaire steunregeling voor vervroegde uittreding in de landbouwsector, artt. 1.2 en 4
Periode: 1992–
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van regelgeving betreffende ondersteuning voor Landelijke stichtingen in het kader van de vorming van combinatiebanen voor landbouwers
Periode: 1986–1987
Product: Regeling stimulering combinatiebanen (Stcrt. 1986, 158)
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van een (aanvullende) bijdrage aan Landelijke stichtingen als tegemoetkoming in de kosten van het formeren van combinatiebanen voor landbouwers
Grondslag: Regeling stimulering combinatiebanen, artt. 2.5 en 10
Periode: 1986–1987
Opmerking: Onderdeel van het verlenen van een bijdrage is het toetsen van de statuten van de Landelijke en de Gewestelijke stichtingen.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van regelgeving betreffende directe inkomensondersteuning voor agrariërs
Periode: 1989–
Product: Beschikking tijdelijke inkomenssteun in de akkerbouw (Stcrt. 1990, 147)
Waardering: B 5
Handeling: Het opstellen van het Programma Inkomenssteun in de Landbouw
Grondslag: Beschikking tijdelijke inkomenssteun in de akkerbouw, art. 2; Verordening (EEG) nr. 768/89, artt.2, 3.1 en 2a-2 e
Periode: 1989–1990
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van tijdelijke inkomenssteun aan akkerbouwers
Grondslag: Beschikking tijdelijke inkomenssteun in de akkerbouw, artt. 2 en 8.1
Periode: 1990–
Opmerking: Namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) uitgevoerd door de directeur Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid betreffende de verbetering van de arbeidsomstandigheden in de landbouwsector
Periode: 1978–
Waardering: B 1 en 2
Handeling: Het aangaan van het Arbo-convenant Agrarische Sectoren
Bron: Evaluatieonderzoek Arbo-convenant Agrarische Sectoren 1994–1999, blz. 1
Periode: 1994–1994
Product: Arbo-convenant Agrarische Sectoren
Opmerking: Het convenant werd met de sociale partners in de agrarische sector aangegaan
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van een financiële bijdrage aan de tenuitvoerlegging van projecten ter verbetering van de arbeidsomstandigheden in de agrarische sector
Grondslag: Arbo-convenant Agrarische Sectoren, artt.3 en 29.1
Periode: 1994–1999
Opmerking: Ook de sociale partners deden hieraan mee
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het uitvoeren van projecten ten behoeve van de uitvoering van het Arbo-convenant Agrarische Sectoren
Grondslag: Arbo-convenant Agrarische Sectoren, art. 3.1
Periode: 1994–1999
Opmerking: De sociale partners leverden hieraan ook een bijdrage
Waardering: V, 10 jaar na afloop project
Handeling: Het verlenen van een financiële bijdrage aan organisaties die agrarische arbo-projecten willen uitvoeren
Grondslag: Tijdelijke Bijdrageregeling Arbo-projecten, artt. 2, 12.1 en 15.1
Periode: 1995–1998
Opmerking: Het stellen van nadere voorschriften aan het besluit tot verlening van een bijdrage is een activiteit die de Minister in het kader van het verlenen van een bijdrage kan uitvoeren.
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het instellen van de Werkgroep Arbo-projecten
Bron: Evaluatieonderzoek Arbo-convenant Agrarische Sectoren 1994–1999, blz. 13-15
Periode: 1995–1995
Waardering: B 4
Handeling: Het bekend maken van het budget, de aanvraagtermijnen en de categorieën arbo-projecten die in aanmerking komen voor een hoger subsidiepercentage
Grondslag: Tijdelijke Bijdrageregeling Arbo-projecten, artt. 9.5, 10.1-2; Wijziging Tijdelijke Bijdrageregeling Arbo-projecten, art. I
Periode: 1995–1997
Opmerking: Het budget, de aanvraagtermijnen en de categorieën arbo-projecten worden jaarlijks bekend gemaakt in de Staatscourant
Waardering: V, 10 jaar na afloop project
Handeling: Het goedkeuren van wijzigingen in voor de uitvoering van arbo-projecten opgestelde projectplannen
Grondslag: Tijdelijke Bijdrageregeling Arbo-projecten, art. 13.2
Periode: 1995–1997
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het vaststellen van aanvraagformulieren voor de Tijdelijke Bijdrageregeling Arbo-projecten
Grondslag: Tijdelijke Bijdrageregeling Arbo-projecten, art. 11.2
Periode: 1995–1997
Opmerking: Namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit door de directeur Dienst Uitvoering Regelingen.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het instellen van de Stuurgroep Arbo-convenant Agrarische Sectoren
Grondslag: Arbo-convenant Agrarische Sectoren, art. 26.1
Periode: 1994–1994
Opmerking: Ook de sociale partners zijn bij de instelling van deze stuurgroep betrokken
Waardering: B 4
Regiobeleid en plattelandsontwikkeling
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het nationaal regiobeleid
Periode: 1945–
Waardering: B 1 en 2
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van regelgeving betreffende het nationaal regiobeleid
Periode: 1945–
Product: Besluit organisatie Integraal Structuurplan Noorden des Lands (Stcrt. 1973, 34); Besluit uitkeringen Integraal Structuurplan Noorden des Lands 1993/94 (Stb. 1993, 174); Besluit uitkeringen Integraal Structuurplan Noorden des Lands 1995/99 (Stb. 1994, 891)
Waardering: B 1
Handeling: Het nemen van op de noordelijke provincies gerichte stimuleringsmaatregelen ter verbetering van de landbouwkundige structuur
Bron: Nota Ontwikkeling van het Noorden des Lands. 1967-1968, blz. 2 en 17
Periode: 1968–
Opmerking: De Ministers van VROM, EZ en V&W nemen maatregelen op andere terreinen, zoals infrastructuur en sociaal-economische structuur
Waardering: B 5
Handeling: Het vanuit het perspectief van de landbouwstructuur voordragen van leden voor de Stuurgroep Integraal Structuurplan Noorden des Lands
Grondslag: Besluit Organisatie Integraal Structuurplan Noorden des Lands, art. 1.5d
Periode: 1973–2000
Opmerking: Andere Ministers (BZ, VWS, Financiën, OC&W, SZW, V&W, VROM, EZ) dragen leden voor die kennis en inbreng leveren voor aspecten van andere beleidsterreinen.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het bijdragen aan de totstandkoming van de Integrale Structuurplannen Noorden des Lands voorzover het de in de structuurplannen vermelde landbouwkundige maatregelen betreft
Grondslag: Besluit Organisatie Integraal Structuurplan Noorden des Lands, art. 1.2a-2b
Periode: 1973–
Product: Integraal Structuurplan Noorden des Lands
Waardering: B 1
Handeling: Het opstellen van maatregelen ten behoeve van de uitvoering van de Integrale Structuurplannen Noorden des Lands voorzover het de in de structuurplannen vermelde landbouwkundige maatregelen betreft
Bron: Integraal Structuurplan Noorden des Lands. 1978-1979, blz. 200
Periode: 1973–1993
Waardering: B 5
Handeling: Het toezien op een goede aanwending van de ISP-gelden voorzover het de gelden ten behoeve van de uitvoering van de in het structuurplan vermelde landbouwkundige maatregelen betreft
Bron: Integraal Structuurplan Noorden des Lands. 1978-1979, blz. 200
Periode: 1973–1993
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het opstellen van voortgangsrapportages van projecten die in het kader van het ISP worden uitgevoerd en waarbij LNV is betrokken
Bron: Integraal Structuurplan Noorden des Lands. 1978-1979, blz. 200
Grondslag: 1973–1993
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het nationaal beleid met betrekking tot Europees regiobeleid
Periode: 1945–
Waardering: B 1 en 2
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van nationale regelgeving met betrekking tot het Europees regiobeleid
Periode: 1945–
Waardering: B 5
Handeling: Het bijdragen aan de totstandkoming van regionale ontwikkelingsplannen die bij de Europese Commissie worden ingediend om aanspraak te maken op een bijdrage uit het EFRO of om aanspraak te maken op een bijdrage om doelstelling 5b of doelstelling 1 te realiseren
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 724/75, art. 6.3; Verordening (EEG) nr. 4253/88, art. 5.1; Verordening (EEG) nr. 2081/93, art.8.2 en 4; Verordening (EG) nr. 1260/99, art.15.1
Periode: 1975–
Waardering: B 5
Handeling: Het verstrekken van gegevens over bepaalde regio’s aan de Europese Commissie op basis waarvan de Commissie kan besluiten deze regio’s als doelstelling-5b of als doelstelling 1-gebied aan te wijzen
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 4253/88, art. 4.3; Verordening (EG), nr. 1260/99, artt. 3. 1-2
Periode: 1989–
Waardering: V, 12 jaar
Handeling: Het aanwijzen van nationale, regionale of andere instanties die de regionale ontwikkelingsplannen ter realisatie van doelstelling 5b of doelstelling 1 uitwerken
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 4253/88, art. 5.1; Verordening (EEG) nr. 2081/93, art. 4.1; Verordening (EG) nr. 1260/99, art. 15.1
Periode: 1989–
Opmerking: Hiertoe werden Gedeputeerde Staten en privaatrechtelijke instanties aangewezen, die ook zorgdragen voor de uitvoering van de plannen
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid betreffende plattelandsontwikkeling
Periode: 1975
Waardering: B 1 en 2
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van regelgeving betreffende plattelandsontwikkeling
Periode: 1975–
Product: Subsidieregeling eenmalige projecten plattelandsvernieuwing en agrarisch natuurbeheer (Stcrt. 1995, 251); Stimuleringsregeling vernieuwing landelijk gebied (Stcrt. 1997, 80)
Waardering: B 5
Handeling: Het beslissen op subsidieaanvragen van provincies, gemeenten of rechtspersonen die eenmalige regionale projecten op het gebied van plattelandsvernieuwing en agrarisch natuurbeheer willen uitvoeren
Grondslag: Subsidieregeling eenmalige projecten plattelandsvernieuwing en agrarisch natuurbeheer, art. 10.1
Periode: 1996–1998
Opmerking: Het op verzoek van de subsidieaanvrager verlenen van voorschotten op het ter beschikking gestelde subsidiebedrag is een van de activiteiten die in het kader van het beslissen op een subsidieaanvraag ondernomen wordt
Waardering: V, 20 jaar
Handeling: Het stellen van nadere eisen aan de wijze waarop subsidieaanvragen voor de uitvoering van eenmalige regionale projecten op het gebied van plattelandsvernieuwing en agrarisch natuurbeheer moeten worden ingediend
Grondslag: Subsidieregeling eenmalige projecten plattelandsvernieuwing en agrarisch natuurbeheer, art. 9.3
Periode: 1996–1997
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het vaststellen van voorschriften met betrekking tot het verlenen van voorschotten op het in de beschikking tot verlening van de subsidie vermelde maximumbedrag
Grondslag: Subsidieregeling eenmalige projecten plattelandsvernieuwing en agrarisch natuurbeheer, art. 11.1
Periode: 1996–1998
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het voorschrijven van een protocol dat de subsidieaanvrager aan zijn accountant dient te overleggen met de bedoeling dat deze accountant zijn controlerende werkzaamheden volgens het protocol uitvoert
Grondslag: Subsidieregeling eenmalige projecten plattelandsvernieuwing en agrarisch natuurbeheer, art. 14.5
Periode: 1996–1998
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het stellen van nadere eisen aan het verslag en de afrekening die de subsidieaanvrager na afloop van het regionale project op het gebied van plattelandsvernieuwing en agrarisch natuurbeheer aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) dient te overleggen
Grondslag: Subsidieregeling eenmalige projecten plattelandsvernieuwing en agrarisch natuurbeheer, art.15.2
Periode: 1996–1998
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het instellen van de Beoordelingscommissie vernieuwing landelijk gebied
Grondslag: Stimuleringsregeling vernieuwing landelijk gebied, art. 9.3; Besluit Benoeming Beoordelingscommissie vernieuwing landelijk gebied, artt. 1, 2 en 3
Periode: 1997–
Waardering: B 4
Handeling: Het benoemen van leden van de Beoordelingscommissie vernieuwing landelijk gebied
Grondslag: Stimuleringsregeling vernieuwing landelijk gebied, art. 9.3; Besluit Benoeming Beoordelingscommissie vernieuwing landelijk gebied, artt. 1, 2 en 3
Periode: 1997–
Waardering: V, 2 jaar na einde betrekking
Handeling: Het beslissen op subsidieaanvragen van natuurlijke of rechtspersonen die uitvoering willen geven aan innovatieprojecten met een landelijke uitstraling
Grondslag: Stimuleringsregeling vernieuwing landelijk gebied, artt. 2.1 en 21.1
Periode: 1997–
Opmerking: Het op verzoek van de subsidieaanvrager verlenen van voorschotten op het ter beschikking gestelde subsidiebedrag is een van de activiteiten die in het kader van het beslissen op een subsidieaanvraag ondernomen wordt
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het per kalenderjaar vaststellen van één of meer aanvraagperiode(n) waarin subsidie voor de uitvoering van op het landelijk gebied gerichte innovatieprojecten met een landelijke uitstraling aangevraagd kan worden
Grondslag: Stimuleringsregeling vernieuwing landelijk gebied, art. 7.1
Periode: 1997–
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het per kalenderjaar of per aanvraagperiode vaststellen van de categorieën innovatieprojecten waarvoor in het desbetreffende kalenderjaar of in de desbetreffende aanvraagperiode subsidieaanvragen kunnen worden ingediend
Grondslag: Stimuleringsregeling vernieuwing landelijk gebied, art. 7.2
Periode: 1997–
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen van de categorieën innovatieprojecten die met voorrang in aanmerking komen voor subsidie in het kader van de Stimuleringsregeling vernieuwing landelijk gebied
Grondslag: Stimuleringsregeling vernieuwing landelijk gebied, art. 7.2
Periode: 1997–
Waardering: B 5
Handeling: Het goedkeuren van wijzigingen in voor de uitvoering van innovatieprojecten opgestelde projectplannen
Grondslag: Stimuleringsregeling vernieuwing landelijk gebied, art. 14.2a-b
Periode: 1997–
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het stellen van nadere eisen aan het tussenverslag van de subsidieaanvrager omtrent de voortgang van het innovatieproject
Grondslag: Stimuleringsregeling vernieuwing landelijk gebied, art. 14.3
Periode: 1997–
Opmerking: Alleen subsidieaanvragers die een innovatieproject willen uitvoeren waarvan de projectduur langer is dan één jaar, dienen halverwege de projectduur een tussenverslag aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te overleggen.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het in samenwerking met de provincies, VROM en V&W opstellen van het Plattelandsontwikkelingsplan
Bron: Plattelandsontwikkelingsprogramma Nederland 2000–2006, Samenvatting. Blz. 3
Periode: 1999–
Product: Plattelandsontewikkelingsplan
Opmerking: In 1999 stelde de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een regiegroep in die de totstandkoming van het Plattelandsontwikkelingsplan begeleidde.
Waardering: B 1
Handeling: Het beslissen op subsidieaanvragen van provincies, gemeenten en Ministeries die aanspraak maken op een financiële bijdrage voor de uitvoering van projecten ten behoeve van de realisatie van het Plattelandsontwikkelingsplan
Bron: Plattelandsontwikkelingsplan Nederland 2000–2006, blz. 115
Periode: 2000–
Opmerking: Uitgevoerd door LASER en DLG namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
Waardering: V, 7 jaar na eindafrekening
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van beleid betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming
Periode: 1970–
Waardering: B 1 en 2
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van landbouwstructurele regelingen betreffende milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 2078/92 betreffende landbouwproduktiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer; Verordening (EG) nr. 1257/1999 inzake de steun voor plattelandsontwikkeling uit het EOGFL en tot wijziging van een aantal verordeningen
Periode: 1970–
Product: Regeling stimulering biologische productiemethode (Stcrt. 1994, 96); Bijdrageregeling demonstratie- en bewustmakingsprojecten milieu- en natuurvriendelijke landbouwproductiemethoden (Stcrt. 1994, 217); Subsidieregeling zeldzame landbouwhuisdierrassen (Stcrt 1998, 128); Subsidieregeling extensivering vleesstierenhouderij (Stcrt. 1996, 134)
Opmerking: De genoemde regelingen komen in de afzonderlijke (deel)beleidsterreinen aan de orde.
Waardering: B 5
Handeling: Het opstellen van (evaluatie) rapporten betreffende de toepassing van de landbouwmilieuverordening (EEG) nr. 2078/92
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 2078/92 betreffende landbouwproduktiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer, art. 7
Periode: 1992–1999
Product: Evaluatierapporten ‘Toepassing van de landbouwmilieuverordening 2078/92 in Nederland’
Opmerking: Deze worden voorgelegd aan de Europese Commissie.
Waardering: B 2
Handeling: Het verlenen van een bijdrage bij de oprichting van een milieucoöperatie
Periode: 1980–
Waardering: V, 15 jaar na eindafrekening
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van beleid ter stimulering van de biologische landbouwproductiemethode
Periode: 1970–
Waardering: B 1 en 2
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van landbouwstructurele regelingen betreffende biologische landbouw
Periode: 1990
Product: Regeling stimulering biologische productie methode (Stcrt. 1994, 96); Bijdrageregeling demonstratie- en bewustmakingsprojecten milieu- en natuurvriendelijke landbouwproductiemethoden (Stcrt. 1994, 217)
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van bijdragen ter versterking van het kennisbeleid ten behoeve van de biologische landbouw
Periode: 1980
Opmerking: De financiële bijdragen hadden betrekking op onder meer het BIOLA-project (binnen het Programma Heroriëntatie Landbouwbeleid); promotie-onderzoek bij de leerstoel Ecologische Landbouw van Wageningen UR; BIOM-projecten (Innovatie en omschakeling biologische landbouw in de akkerbouw en vollegrondsgroenteteelt) en BOVEEM (Innovatie en omschakeling biologische landbouw in de veehouderij); Louis Bolk Instituut, projecten Biologische glasgroenteteelt en Kennisuitwisseling biologische landbouw; DLO-instituten, o.a. programma Optimalisering van geïntegreerde biologische productiesystemen; programma voorlichting Biologische Landbouw van DLV-adviesgroep en SEV.
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het verlenen van een bijdrage ter bevordering van de extensivering van de productie van akker- en tuinbouwproducten
Grondslag: Beschikking extensivering akker- en tuinbouwprodukten, art. 2
Periode: 1991–1994
Opmerking: De vermindering van productie van overschotgewassen diende te geschieden door overgang naar de biologisch-dynamisch of ecologische teeltmethode (art. 5). De directeur LNO was belast met de uitvoering van deze regeling en beslist namens de Minister op de aanvraag
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het verlenen van een bijdrage ten behoeve van de biologische productiemethode en van biologische teelt van veevoedergewassen, ter vermindering van de belasting van het milieu en de natuur
Grondslag: Regeling stimulering biologische productiemethode, zoals gewijzigd in 1996 (Stcrt. 1996, 192), art. 2
Periode: 1994–
Opmerking: De directeur LNO is belast met de uitvoering van deze regeling en beslist namens de Minister op de aanvraag. De AID van het Ministerie van LNV is belast met het toezicht op de naleving van de in deze regeling gestelde voorschriften. Zij kan daartoe gebruik maken van de diensten van de stichting SKAL.
Waardering: V, 7 jaar na eindafrekening
Landbouwherstel en incidentele schade
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen of wijzigen van het beleid op het gebied van landbouwherstel en incidentele schade
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Handeling: Het vaststellen of wijzigen van de organisatie van (het beleid inzake) landbouwherstel en incidentele schade
Periode: 1945–
Opmerking: Deze handeling alleen gebruiken als er geen specifieke regeling aan ten grondslag ligt.
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van bijdragen voor landbouwherstel en bij incidentele schade
Periode: 1945–
Opmerking: Deze handeling alleen gebruiken als er geen specifieke regeling aan ten grondslag ligt.
Waardering: V, 7 jaar na eindafrekening
Handeling: Het aanwijzen van de directieleden van de Rijksdienst voor Landbouwherstel
Grondslag: Besluit instelling Rijksdienst voor Landbouwherstel, art. 2.2
Periode: 1945–1956
Waardering: V, 2 jaar na beëindiging werkzaamheden
Handeling: Het vaststellen van een instructie voor de directie van de Rijksdienst voor Landbouwherstel
Grondslag: Besluit instelling Rijksdienst voor Landbouwherstel, art. 3
Periode: 1945–1956
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen van onderwerpen waarover de Commissie van Advies voor de Rijksdienst voor Landbouwherstel wordt gehoord
Grondslag: Besluit instelling Rijksdienst voor Landbouwherstel, art. 6
Periode: 1945–1956
Waardering: B 5
Handeling: Het aanwijzen van een vastellend orgaan dat beoordeelt of herstel van overheidswege aan land-, tuin- en bosbouwgronden en woeste gronden heeft plaatsgehad
Grondslag: Wet op de watersnoodschade 1953, art. 9
Periode: 1953–1960
Waardering: B 5 en 6
Handeling: Het opstellen van incidentele schaderegelingen
Periode: 1945–
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van rentevergoedingen en vergoedingen van kapitaalverliezen voor door wateroverlast getroffen agrarische bedrijven
Bron: Begrotingen
Grondslag: Financieringsregeling voor door wateroverlast getroffen agrarische bedrijven
Periode: 1945–
Waardering: V, 7 jaar na eindafrekening
Handeling: Het verlenen van een bijdrage als tegemoetkoming voor schade ten gevolge van ongunstige weersomstandigheden
Grondslag: Toeslagbeschikking wateroverlast 1975, art. 2; Regeling oogstschade Noord-Nederland 1993; Tegemoetkomingsregeling bruinrot 1996; Regeling oogstschade 1994 Noord-Holland, art. 1; Regeling oogstschade 1998, art. 2; Regeling tegemoetkoming schade bij tweede extreem zware regenval 1998, art. 3
Periode: 1975–
Opmerking: De Tegemoetkomingsregeling bruinrot is ingesteld door het Landbouwschap; De Stichting tot Uitvoering van Landbouwmaatregelen (STULM) is uitvoerder van de Toeslagbeschikking 1975; De regeling oogstschade 1994 Noord-Holland is goedgekeurd door de EC op 30 augustus 1995, SG(95)D/11200
Waardering: V, 7 jaar na eindafrekening
Handeling: Het opstellen van regelingen voor het structureel afdekken van risico’s in de agrarische sector
Periode: 1998–
Product: Subsidieregeling nieuwe agrarische schadeverzekeringen (Stcrt 1998, 66)
Waardering: V 10 jaar
Handeling: Het verlenen van subsidies aan verzekeraars ter bevordering van het tot stand brengen van verzekeringsmogelijkheden voor nog niet onder standaardpolissen verzekerbare risico’s in de agrarische sector
Grondslag: Subsidieregeling nieuwe agrarische schadeverzekeringen, art. 2
Periode: 1998–
Opmerking: Gelet op artikel 2 en 7 van de Kaderwet LNV-subsidies; Gelet op de goedkeuring van de Commissie van de EG van 21 januari 1998, nr. (SG(98)D/030431
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het instellen van een adviescommissie Nieuwe agrarische schadeverzekeringen
Grondslag: Subsidieregeling nieuwe agrarische schadeverzekeringen, art. 9.1
Periode: 1998–
Opmerking: Deze heeft tot taak heeft de haar daartoe voorgelegde aanvragen te beoordelen en hierover advies uit te brengen aan de Minister
Waardering: B 4
Handeling: Het benoemen van de voorzitter en de leden van de adviescommissie Nieuwe agrarische schadeverzekeringen
Grondslag: Subsidieregeling nieuwe agrarische schadeverzekeringen, art. 9.2
Periode: 1998–
Waardering: V, 5 jaar na einde betrekking
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van beleid betreffende landbouwstructurele maatregelen in de plantaardige sectoren
Periode: 1945–
Waardering: B 1 en 2
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van landbouwstructurele regelingen betreffende meerdere plantaardige sectoren
Periode: 1945–
Waardering: B 5
Handeling: Het opstellen van (sectorale) beleidsnota’s betreffende de plantaardige productie
Bron: Begrotingen
Periode: 1945–
Product: O.a.: Nota plantaardige produktie, 1987; Sectornota plantaardige produktie 1992–1994
Opmerking: B 1
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van beleid ten aanzien van de herstructurering van de akkerbouw
Periode: 1945–
Product: o.a. sectorale beleidsnota’s; Regeringsbeslissing Structuurverbetering Akkerbouw
Waardering: B 1 en 2
Handeling: Het bij AMvB vaststellen van regels omtrent de erkenning van tuinbouwers
Grondslag: Wet erkenningen tuinbouw, art. 2.1
Periode: 1961–1971
Product: Besluit erkenningen bloembollenteelt (Stb. 1962, 72; stb. 1963, 476; stb. 1964, 174; stb. 1971, 804); Besluit erkenningen bloementeelt (Stb. 1962, 71; stb. 1964, 174; stb. 1971, 804); Besluit erkenningen boomteelt (Stb. 1962, 73; stb. 1964, 174; stb. 1971, 804); Besluit erkenningen groenteteelt (Stb. 1962, 70; stb. 1964, 174; stb. 1971, 804)
Opmerking: De wet zelf werd in 1999 door de Reparatiewet I ingetrokken. De formele bevoegdheid voor deze handeling bleef bestaan tot 1999
Waardering: B 5
Handeling: Het goedkeuren van de door het Landbouwschap opgestelde regels omtrent verlening van vergunningen om een tuinbouwbedrijf uit te oefenen
Grondslag: Wet erkenningen tuinbouw, art. 6.2
Periode: 1961–1971
Opmerking: De formele bevoegdheid voor deze handeling bleef bestaan tot 1999.
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van ontheffingen voor het zonder schriftelijke vergunning van het Landbouwschap uitoefenen van een tuinbouwbedrijf
Grondslag: Wet erkenningen tuinbouw, art. 7, 1 en 2; Besluit erkenningen groenteteelt, art. 2.2; Besluit erkenningen bloementeelt, art. 3; Besluit erkenningen boomteelt, art. 3
Periode: 1961–1972
Opmerking: De formele bevoegdheid voor deze handeling bleef bestaan tot 1999.
Waardering: V, 2 jaar na beëindiging ontheffing
Handeling: Het aanwijzen van producten waarvoor bij het bedrijfsmatig uitoefenen van de teelt door het Landbouwschap een vergunning kan worden verleend
Grondslag: Besluit erkenningen groenteteelt, art. 1; Besluit erkenningen bloementeelt, art. 1; Besluit erkenningen boomteelt, art.1
Periode: 1962–1972
Waardering: B 5
Handeling: Het instellen van een bijzondere cursus voor degenen die een vergunning hebben tot de uitoefening van een ander tuinbouwbedrijf
Grondslag: Besluit erkenningen groenteteelt, art. 3.5; Besluit erkenningen bloementeelt, art. 3.5; Besluit erkenningen bloembollenteelt, art. 3.5; Besluit erkenningen boomteelt, art. 4.5
Waardering: V, 10 jaar na vervanging cursus
Handeling: Het aanwijzen van buitenlandse diploma’s die gelijkwaardig zijn aan de diploma’s op grond waarvan de vergunning voor het uitoefenen van het tuinbouwbedrijf wordt verleend
Grondslag: Besluit erkenningen groenteteelt, art. 3.6; Besluit erkenningen bloementeelt, art. 3.6; Besluit erkenningen bloembollenteelt, art. 3.6; Besluit erkenningen boomteelt, art. 4. 6
Periode: 1962–1972
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van beleid ten aanzien van de herstructurering van de glastuinbouw
Periode: 1971–
Product: o.a. sectorale beleidsnota’s, zoals: Nota’s glastuinbouw, 1971–1975, 1976–1980, 1981–1985, 1986–1990
Waardering: B 1 + 2
Handeling: Het betalen van de verschuldigde rente van een aan een glastuinder verleend krediet voor de betaling van geleverde stookolie voor gebruik in zijn bedrijf
Grondslag: Beschikking voorschot aankoop stookolie, art. 3.1
Periode: 1970–1971
Opmerking: Als de gemiddelde prijs van de hoofdproducten van de glastuinbouw aan het eind van het stookseizoen 1970/1971 daartoe aanleiding geeft
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het verlenen van een bijdrage, gelijk aan de betaalde accijns, aan een glastuinder die bij de teelt voor verwarming minerale oliën verbruikt
Grondslag: Beschikking bijdrageregeling ter zake van de accijns op minerale oliën, art. 1
Periode: 1974–
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het verlenen van een bijdrage aan een glastuinder die bij de teelt voor verwarming minerale oliën verbruikt
Grondslag: Beschikking bijdrageregeling olie-aankoop glastuinbouw, art. 2
Periode: 1974–1978
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het verstrekken van een bijdrage aan een glastuinder voor de terugbetaling van een lening ter betaling van geleverde minerale oliën
Grondslag: Beschikking garantie olie-aankoop glastuinbouw, art. 2; Beschikking garantie olie-aankoop glastuinbouw 1974–1975, art.1; Kwijtschelding olievoorschotten 1974, art.1
Periode: 1974–1974
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het toekennen van een bijdrage voor de omschakeling van de verwarmingsinstallatie van een glastuinbouwbedrijf van stookolie op aardgas
Grondslag: Beschikking bijdrage omschakeling stookolie-installaties, art. 2
Periode: 1971–1972
Opmerking: De Algemeen Directeur Agrarische Produktie, Verwerking en Afzet was belast met de uitvoering van de in deze beschikking vervatte regeling.
Waardering: V, 10 jaar na eindafrekening
Handeling: Het verlenen van een bijdrage in de kosten van de ombouw van de verwarmingsinstallatie van een glastuinbouwbedrijf van zware stookolie op aardgas
Grondslag: Bijdrageregeling ombouw verwarmingsinstallaties op aardgas glastuinbouw 1975, art. 2
Periode: 1975–
Waardering: V, 10 jaar na eindafrekening
Handeling: Het beslissen op een aanvraag voor een bijdrage ter bevordering van de aanleg van drainstoomsystemen en van de aanschaf van gasgestookte mobiele stoomketels dan wel de omschakeling naar gasgestookte mobiele stoomketels
Periode: 1981–1985
Opmerking: Beschikking grondstomen, art. 2
Waardering: V, 10 jaar na eindafrekening
Handeling: Het verlenen van een bijdrage ter bevordering van het aanleggen van systemen bestemd voor de gescheiden afvoer van drainagewater in de glastuinbouw
Grondslag: Beschikking gescheiden afvoer van drainagewater, art. 2
Periode: 1981–
Waardering: V, 10 jaar na eindafrekening
Handeling: Het beslissen over het verlenen van een bijdrage ter besparing van energie in de tuinbouw
Grondslag: Beschikking energiebesparende maatregelen in de glastuinbouw, art. 2
Periode: 1981–
Waardering: V, 10 jaar na eindafrekening
Handeling: Het verlenen van een bijdrage voor bedrijfsverkleining door middel van glasafbraak
Grondslag: Beschikking bedrijfsverkleining glastuinbouw, art. 2
Periode: 1982–
Waardering: V, 10 jaar na eindafrekening
Handeling: Het verstrekken van subsidie voor afbraakkosten van verouderde glasopstanden en bedrijfsgebouwen
Grondslag: Regeling structuurverbetering glastuinbouw, art. 2a
Periode: 1997–
Waardering: V, 10 jaar na eindafrekening
Handeling: Het verstrekken van subsidie voor investeringen ten behoeve van de reconstructie van individule glastuinbouwbedrijven
Grondslag: Regeling structuurverbetering glastuinbouw, art. 2b
Periode: 1997–
Waardering: V, 7 jaar na eindafrekening
Handeling: Het vaststellen van een lijst met subsidiabele investeringen in duurzame productiemiddelen
Grondslag: Regeling structuurverbetering glastuinbouw, art. 4
Periode: 1997–
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen of herzien van het referentie-inkomen waaraan het glastuinbouwbedrijf van de aanvrager op het moment van de aanvraag tot subsidieverlening moet voldoen
Grondslag: Regeling structuurverbetering glastuinbouw, art. 10, 1
Periode: 1997–
Opmerking: Deze eis vloeit voort uit artikel 5, 2 van de Verordening (EEG) nr. 950/97 inzake de verbetering van de doelmatigheid van de landbouwstructuur.
De Minister geeft kennis van dit besluit in de Staatscourant. De Minister kan het referentie-inkomen jaarlijks herzien.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het opstellen van een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de op basis van de Regeling structuurverbetering glastuinbouw verstrekte subsidies in de praktijk
Grondslag: Regeling structuurverbetering glastuinbouw, art. 37
Periode: 1997–
Opmerking: Het verslag wordt één jaar na de inwerkingtreding van de regeling en daarna iedere drie jaar opgesteld.
Waardering: B 3
Handeling: Het verstrekken van subsidie ter verbetering van de infrastructuur in een glastuinbouwgebied
Grondslag: Infrastructuurregeling glastuinbouwgebieden, art.2
Periode: 1998–
Waardering: V, 7 jaar na eindafrekening
Handeling: Het opstellen van een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de op basis van de Infrastructuurregeling glastuinbouwgebieden verstrekte subsidies in de praktijk
Grondslag: Infrastructuurregeling glastuinbouwgebieden, art.23
Periode: 1998–
Opmerking: Het verslag wordt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de regeling opgesteld.
Waardering: B 3
Handeling: Het beslissen over de verstrekking van subsidie voor projecten ter verbetering van de structuur en vestigingsvoorwaarden voor nieuwe glastuinbouwbedrijven in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe
Grondslag: Kaderbeschikking structuurversterking glastuinbouw Noord-Nederland, art. 3.1 (12-08-1998, JZ 984924 TRCnr: 98/9697)
Periode: 1998–
Opmerking: Het Samenwerkingsverband Nederland (SNN) voert de projecten uit.
Waardering: V, 10 jaar na eindafrekening
Handeling: Het opstellen van een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de op basis van de Kaderbeschikking structuurversterking glastuinbouw Noord Nederland verstrekte subsidies in de praktijk
Grondslag: Kaderbeschikking structuurversterking glastuinbouw Noord-Nederland, art. 17
Periode: 1998–
Opmerking: Het verslag wordt vier jaar na inwerkingtreding van het besluit gepubliceerd.
Waardering: B 3
Handeling: Het verstrekken van subsidie aan gemeenten of gemeentelijke samenwerkingsverbanden voor de uitvoering van ontwikkelingsprojecten ter stimulering van de inrichting van duurzame glastuinbouwgebieden
Grondslag: Stimuleringsregeling inrichting duurzame glastuinbouwgebieden, art. 2
Periode: 2000–
Waardering: V, 7 jaar na eindafrekening
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van beleid ten aanzien van de herstructurering van de vollegrondsgroenteteelt
Periode: 1945–
Product: O.a. sectorale beleidsnota’s, zoals Nota’s vollegrondsgroenteteelt, 1971–1975, 1976–1980, 1981–1985, 1986–1990; Sectorvisie vollegrondsgroenten 2005 (directie Landbouw, 1998. Directie Noordwest heeft op basis daarvan een regionale verbijzondering opgesteld)
Waardering: B 1+ 2
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van beleid ten aanzien van de herstructurering van de fruitteelt
Periode: 1945–
Product: O.a. sectorale beleidsnota’s, zoals Nota’s fruitteelt, 1971–1975, 1976–1980, 1981–1985, 1986–1990
Waardering: B 1+ 2
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van beleid ten aanzien van de herstructurering van de bloembollen- en bolbloementeelt
Periode: 1945–
Product: O.a. sectorale beleidsnota’s, zoals: Nota’s bloembollenteelt, 1971–1975, 1976–1980, 1981–1985, 1986–1990
Waardering: B 1+ 2
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van beleid ten aanzien van de herstructurering van de boomteelt
Periode: 1945–
Product: O.a. sectorale beleidsnota’s, zoals: Nota’s boomteelt, 1971–1975, 1976–1980, 1981–1985, 1986–1990
Waardering: B 1+ 2
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van beleid ten aanzien van de herstructurering van de paddestoelenteelt
Periode: 1945–
Product: O.a. sectorale beleidsnota’s, zoals: Nota’s champignonteelt, 1971–1975, 1976–1980, 1981–1985, 1986–1990
Waardering: B 1+ 2
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van regelgeving ter bevordering van de ruwvoedervoorziening van veehouders tegen redelijke prijzen
Periode: 1976–
Product: Beschikking bevordering ruwvoedervoorziening 1976–I (Stcrt. 1976, 147); Beschikking bevordering ruwvoedervoorziening 1976–II (Stcrt. 1976, 147)
Waardering: B 5
Handeling: Het beoordelen van aanspraken op uitkering van een garantiesom met betrekking tot de inzaai van ruwvoeder
Grondslag: Beschikking bevordering ruwvoedervoorziening 1976–I, zoals gewijzigd bij beschikking van 26 augustus 1976, art. 9.1
Periode: 1976–
Opmerking: De garantiesom werd uitgekeerd door de directeur Bedrijfsstructurele Aangelegenheden.
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het beoordelen van aanvragen tot verlening van een bijdrage voor de vervoerskosten van ruwvoeder
Grondslag: Beschikking bevordering ruwvoedervoorziening 1976–I, art. 10.1, gewijzigd bij beschikking van 26 augustus 1976 (aanvullend 2)
Periode: 1976–
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het stellen van nadere regels betreffende de bijdrage voor de vervoerskosten van ruwvoeder
Grondslag: Beschikking bevordering ruwvoedervoorziening 1976–I, art. 10.2, gewijzigd bij beschikking van 26 augustus 1976 (2 wordt 3)
Periode: 1976–
Product: Beschikking ter uitvoering van artikel 10, derde, van de Beschikking bevordering ruwvoedervoorziening 1976–I (Stb. 1976, 166)
Opmerking: Deze regels betreffen de hoogte en uitbetaling van de bijdrage, de wijze van indiening van een aanvraag en de beslissing over aanvragen voor een vervoersbijdrage.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het beslissen over een aanvraag tot verlening van een bijdrage voor de vervoerskosten van ruwvoeder
Grondslag: Beschikking ter uitvoering van artikel 10.3 van de Beschikking bevordering ruwvoedervoorziening 1976–I, art. 14.1
Periode: 1976–
Opmerking: De directeur Bedrijfsstructurele Aangelegenheden draagt ook zorg voor de uitbetaling.
Waardering: V, 7 jaar na eindafrekening
Handeling: Het beoordelen van aanvragen tot verlening van een bijdrage voor de ombouw van bietenrooiers of de aanschaf van oogstwerktuigen
Grondslag: Beschikking bevordering ruwvoedervoorziening 1976–II, art. 1, gewijzigd bij beschikking van 26 augustus 1976 (aanvulling)
Periode: 1976–
Waardering: V, 7 jaar na eindafrekening
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van een beëindigingsvergoedingsregeling voor bepaalde intensieve veehouderijen
Periode: 1977–1978
Product: Tijdelijke beëindigingsvergoedingsregeling bepaalde intensieve veehouderijen (Stcrt. 1977, 96)
Waardering: B 5
Handeling: Het beslissen op een aanvraag tot betaling van een beëindigingsvergoeding voor bepaalde intensieve veehouderijen
Grondslag: Tijdelijke beëindigingsvergoedingsregeling bepaalde intensieve veehouderijen
Periode: 1977–1978
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het instellen van een commissie voor advisering over vraagstukken op het terrein van het flankerend beleid in het kader van de herstructurering van de veehouderij
Bron: brief van 10 september 1999 aan de Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 729, nr. 1
Periode: 1999–2000
Product: Regeling instelling tijdelijke Begeleidingscommissie herstructurering veehouderij (Stcrt. 1999, 235)
Opmerking: De commissie werd tijdelijk ingesteld, tot 1 december 2000.
Waardering: B 4
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van regelgeving betreffende het flankerend beleid in het kader van de herstructurering van de veehouderij
Bron: Brief van de Ministers van VROM en LNV d.d. 25 februari 2000
Periode: 2000–
Product: Regeling beëindiging veehouderijtakken (Stcrt. 2000, 55)
Waardering: B 5
Handeling: Het beslissen op een aanvraag voor een subsidie voor de beëindiging van een of meer veehouderijtakken op een bedrijf, alsmede voor de daarop volgende afbraak van gebouwen
Grondslag: Regeling beëindiging veehouderijtakken, artt. 5 en 9
Periode: 2000–
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van regelgeving betreffende het blijven houden van zeldzame landbouwhuisdieren
Periode: 1998–
Product: Subsidieregeling zeldzame landbouwhuisdierrassen (Stcrt. 1998, 128)
Waardering: B 5
Handeling: Het beslissen op aanvragen voor subsidie voor het blijven houden van zeldzame landbouwhuisdierrassen
Grondslag: Subsidieregeling zeldzame landbouwhuisdierrassen, art. 2
Periode: 1998–
Opmerking: Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst, totdat het totaal beschikbare bedrag is bereikt.
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het aanwijzen van personen belast met het toezicht op handhaving van de Subsidieregeling zeldzame landbouwhuisdierrassen
Grondslag: Subsidieregeling zeldzame landbouwhuisdierrassen, art. 13
Periode: 1998–
Opmerking: Het gaat om medewerkers van de Stichting Zeldzame Huisdierrassen en LNV-ambtenaren.
Waardering: V, 3 jaar
Handeling: Het rapporteren in het kader van het toezicht op handhaving van de Subsidieregeling zeldzame landbouwhuisdierrassen
Grondslag: Subsidieregeling zeldzame landbouwhuisdierrassen, art. 13
Periode: 1998–
Waardering: B 3
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid ten aanzien van structuurmaatregelen betreffende de rundveehouderij in het algemeen
Grondslag: begrotingen
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van regelgeving betreffende de structuur van de rundveehouderij in het algemeen
Periode: 1945–
Product: Bijv. Beschikking kleine melkveehouders (Stcrt. 1982, 252)
Waardering: B 5
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid ten aanzien van structuurmaatregelen voor de melkveehouderij
Grondslag: begrotingen
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van regelgeving betreffende de structuur van de melkveehouderij
Periode: 1945–
Product: Bijv. Beschikking kleine melkveehouders (Stcrt. 1982, 252)
Waardering: B 5
Handeling: Het instellen van een commissie voor advisering over stimulerende maatregelen in het kader van de herstructurering van de melkveehouderij
Bron: Regeling instelling Commissie Herstructurering Melkveehouderij
Periode: 2000–
Product: Regeling instelling Commissie Herstructurering Melkveehouderij (Stcrt. 2000, 166)
Waardering: B 4
Handeling: Het benoemen van de leden van de commissie voor advisering over stimulerende maatregelen in het kader van de herstructurering van de melkveehouderij
Periode: 2000–
Product: Besluit Benoeming leden Commissie Herstructurering Melkveehouderij (Stcrt. 2000, 168)
Waardering: V, 2 jaar na einde betrekking
Handeling: Het beslissen op een aanvraag voor een bijdrage in het kader van de Beschikking kleine melkveehouders
Grondslag: Beschikking kleine melkveehouders, art. 2.1
Periode: 1983–1984
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid ten aanzien van structuurmaatregelen betreffende de vleesveehouderij
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van regelgeving betreffende de structuur van de vleesveehouderij
Periode: [1945]–
Product: Bijv. Bijdrageregeling extensivering vleesstierenhouderij (Stcrt. 1996, 65), vervangen door Subsidieregeling extensivering vleesstierenhouderij (Stcrt. 1996, 134)
Opmerking: Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 5
Handeling: Het beslissen op een aanvraag voor een bijdrage in het kader van de Bijdrageregeling extensivering vleesstierenhouderij
Grondslag: Bijdrageregeling extensivering vleesstierenhouderij, art. 2; Subsidieregeling extensivering vleesstierenhouderij, art. 2
Periode: 1996–
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het vaststellen van nadere bepalingen betreffende het verlenen en vaststellen van bijdragen in het kader van de Bijdrageregeling extensivering vleesstierenhouderij
Grondslag: Bijdrageregeling extensivering vleesstierenhouderij, artt. 8 en 16
Periode: 1996–
Opmerking: Het betreft in de Staatscourant te publiceren bepalingen betreffende de aanvraagperioden en overschrijding van het subsidiebudget.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid ten aanzien van structuurmaatregelen betreffende de varkenshouderij
Bron: O.a. discussienota ‘Structuurveranderingen in de varkenshouderij (Kraamkamer of Denemarken)’, februari 1997; brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) d.d. 10 juli 1997
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wetgeving ten aanzien van structuurmaatregelen betreffende de varkenshouderij
Periode: 1945–
Product: Wet herstructurering varkenshouderij (Stb. 1998, 236); Uitvoeringsbesluit Wet herstructurering varkenshouderij (Stb. 1998, 417)
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van regelgeving ten aanzien van structuurmaatregelen betreffende de varkenshouderij
Periode: 1945–
Product: Bijv. Opkoopregeling varkenshouderij (Stcrt. 1997, 231); Beëindigingsregeling varkensbedrijven in de EHS (Stcrt. 1998, 245)
Opmerking: Het betreft hier regelgeving die niet rechtstreeks uit de in dit hoofdstuk genoemde wetgeving voortvloeit.
Waardering: B 5
Handeling: Het bij de Europese Commissie aanvragen van een machtiging tot aanpassing van het aantal plaatsen voor varkens in het kader van een ontwikkelingsplan
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 2180/81, art. 3
Periode: 1981–
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het aan de Europese Commissie verslag doen over bijzondere gevallen waarin een aanpassing van het aantal plaatsen voor varkens in het kader van een ontwikkelingsplan heeft plaatsgevonden
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 2180/81, art. 4
Periode: 1981–
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het bij Ministeriële regeling stellen van regels betreffende de bepaling van het al dan niet in een concentratiegebied liggen van een varkenshouderij
Grondslag: Wet herstructurering varkenshouderij, art. 17.4
Periode: 1998–
Waardering: B 5
Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur vaststellen van afwijkende percentages voor vermindering van de omvang van de varkensrechten bij overgang van varkensrechten
Grondslag: Wet herstructurering varkenshouderij, art. 21.1-2
Periode: 1998–
Waardering: B 5
Handeling: Het bij Ministeriële regeling stellen van regels betreffende een financiële tegemoetkoming aan varkenshouders die worden gekort op overgedragen varkensrechten
Grondslag: Wet herstructurering varkenshouderij, art. 21.3
Periode: 1998–
Product: Regeling financiële tegemoetkoming Wet herstructurering varkenshouderij (Stcrt. 1998, 131), gewijzigd bij regelingen gepubliceerd in Stcrt. 1998, 245 en Stcrt. 1999, 252
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen en verstrekken van een financiële tegemoetkoming aan varkenshouders die in verband met overgang van varkensrechten of bedrijfsoverdracht worden gekort op overgedragen varkensrechten
Grondslag: Regeling financiële tegemoetkoming Wet herstructurering varkenshouderij, art. 2.1
Periode: 1998–
Opmerking: De aanvraag wordt door de varkenshouder gelijktijdig met de kennisgeving van de overgang van het varkensrecht ingediend bij het Bureau Heffingen.
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het bij Ministeriële regeling stellen van regels betreffende gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de 10%-vermindering voor bedrijven die vooroplopen op het gebied van milieu of dierenwelzijn
Grondslag: Wet herstructurering varkenshouderij, art. 24.5
Periode: 1998–
Product: Regeling voorloperbedrijven varkenshouderij (Stcrt. 1998, 149)
Waardering: B 5
Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur stellen van regels voor afwijking van de voorgeschreven hoogte van de varkensrechten wegens onbillijkheden van overwegende aard
Grondslag: Wet herstructurering varkenshouderij, art. 25
Periode: 1998–
Product: Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij (Stb. 1998, 368)
Waardering: B 5
Handeling: Het bij Ministeriële regeling stellen van regels betreffende ambtshalve vaststelling van de omvang van de varkensrechten van een bedrijf
Grondslag: Wet herstructurering varkenshouderij, art. 26, 1 en 2
Periode: 1998–
Waardering: B 5
Handeling: Het bepalen van een maximumaantal varkens dat op een bedrijf mag worden gehouden
Grondslag: Wet herstructurering varkenshouderij, art. 27.1
Periode: 1998–
Waardering: B 5 mbt gevallen van algemene strekking
V, 5 jaar voor beschikkingen
Handeling: Het bij Ministeriële regeling stellen van regels betreffende verlaging van het percentage van de tweede generieke korting per 1 januari 2000
Grondslag: Wet herstructurering varkenshouderij, art. 31.2
Periode: 1998–
Waardering: B 5
Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur stellen van regels betreffende de mogelijkheid om op grond van genomen maatregelen ter reductie van meststoffen meer dan het toegestane aantal varkens te houden
Grondslag: Wet herstructurering varkenshouderij, art. 32.2
Periode: 1998–
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen van regels betreffende modelformulieren voor de aanmelding bij het Bureau Heffingen van (de wijziging van) de omvang van het varkensrecht
Grondslag: Wet herstructurering varkenshouderij, artt. 7.2, 18.1 en 30; Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij, artt. 2 en 3
Periode: 1998–
Product: Regeling vaststelling formulieren Wet herstructurering varkenshouderij (Stcrt. 1998, 163)
Opmerking: De omvang van de varkensrechten kan veranderen door overgang van (een gedeelte van) het varkensrecht, samenvoeging van bedrijven met varkensrechten, splitsing van een bedrijf met varkensrechten, doorhaling van varkensrechten of overdracht van een geheel bedrijf tezamen met het daarop rustende mestproductierecht en varkensrecht.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het bij Ministeriële regeling stellen van nadere voorwaarden voor registratie van de kennisgeving van de overgang van varkensrechten
Grondslag: Wet herstructurering varkenshouderij, artt. 22.2-3 en 23.1
Periode: 1998–
Product: Regeling leges en blokkade Wet herstructurering varkenshouderij (Stcrt. 1998, 140)
Opmerking: De voorwaarden hebben betrekking op mededeling aan derde-belanghebbenden (bijv. hypotheekhouders) of het voorafgaand aan registratie betalen van een bedrag (bijv. leges).
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het registreren van kennisgevingen betreffende de overgang van varkensrechten
Grondslag: Wet herstructurering varkenshouderij, o.a. art. 18.2-3
Periode: 1998–
Opmerking: De juridische verkleining of vergroting treedt in op het moment van registratie.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het stellen van regels betreffende de administratieve verplichtingen voortvloeiend uit de Wet herstructurering varkenshouderij
Grondslag: Wet herstructurering varkenshouderij, art. 29.1-3
Periode: 1998–
Product: Regeling administratieve verplichtingen Wet herstructurering varkenshouderij (Stcrt. 1998, 143)
Opmerking: Het betreft onder andere regels voor het opmaken, bewaren, overleggen en afdragen van gegevens door varkenshouders en regels voor de berekening van het aantal varkens dat gedurende een jaar gemiddeld op een bedrijf is gehouden. Met de regeling wordt volledig aangesloten bij de administratieve verplichtingen zoals die in het kader van de Meststoffenwet bestaan.
Waardering: B 5
Handeling: Het beslissen op een aanvraag tot opkoop van niet-gebonden mestproductierechten in het kader van de herstructurering van de varkenshouderij
Grondslag: Opkoopregeling varkenshouderij, art. 10
Periode: 1997–1998
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het beslissen op een aanvraag voor een subsidie voor de beëindiging van varkenshouderijen
Grondslag: Beëindigingsregeling varkensbedrijven in de EHS, artt. 2 en 7
Periode: 1999–
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het besluiten tot sluiting van de indieningstermijn voor subsidieaanvragen voor bepaalde categorieën van bedrijven of voor bedrijven in bepaalde concentratiegebieden
Grondslag: Beëindigingsregeling varkensbedrijven in de EHS, art. 15.1
Periode: 1999–
Opmerking: Een dergelijk besluit dient in de Staatscourant te worden gepubliceerd.
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid ten aanzien van structuurmaatregelen betreffende de pluimveehouderij
Bron: o.a. Brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) aan de Tweede Kamer, d.d. 6 november 1998
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wetgeving ten aanzien van structuurmaatregelen betreffende de pluimveehouderij
Grondslag: Brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) aan de Tweede Kamer, d.d. 6 november 1998; e.a.
Periode: 1945–
Product: Wet tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van pluimveerechten (Stb. 2000, 538)
Waardering: B 1
Handeling: Het instellen van een stuurgroep voor advisering over maatregelen in het kader van de herstructurering van de pluimveehouderij
Bron: MvT Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van pluimveerechten, Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 473, nr. 3
Periode: 1999–1999
Waardering: B 4
Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur stellen van nadere regels betreffende de uitvoering van de Wet tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van pluimveerechten
Grondslag: Wet tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van pluimveerechten, artt. 58k en 58t
Periode: 2000–
Product: Uitvoeringsbesluit pluimveerechten Meststoffenwet (Stb. 2000, 599)
Waardering: B 5
Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur vaststellen van afwijkende percentages voor vermindering van de omvang van de pluimveerechten bij overgang van pluimveerechten
Grondslag: Wet tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van pluimveerechten, art. 58t
Periode: 2000–
Waardering: B 5
Handeling: Het bepalen van een maximumaantal kippen en kalkoenen dat op een bedrijf mag worden gehouden
Grondslag: Wet tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van pluimveerechten, art. 58 e.1
Periode: 1998–
Waardering: B 5 voor stukken van algemene strekking
V, 5 jaar voor beschikkingen
Handeling: Het bij Ministeriële regeling stellen van nadere voorwaarden voor registratie van de kennisgeving van de overgang van pluimveerechten
Grondslag: Wet tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van pluimveerechten, artt. 58u en 58v
Periode: 2000–
Product: Regeling leges en blokkade pluimveerechten Meststoffenwet (Stcrt. 2000, 247)
Opmerking: De voorwaarden hebben betrekking op mededeling aan derde-belanghebbenden (bijv. hypotheekhouders) of het voorafgaand aan registratie betalen van een bedrag (bijv. leges).
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het registreren van kennisgevingen betreffende de overgang van pluimveerechten
Grondslag: Wet tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van pluimveerechten, artt. 58q., en 58r.2
Periode: 2000–
Opmerking: De juridische verkleining of vergroting treedt in op het moment van registratie.
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid ten aanzien van structuurmaatregelen voor de schapen- en geitenhouderij
Periode: 1945–
Product: Nota’s, bijv. Structuurnota schapenhouderij (discussienota), 1979
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van regelgeving betreffende structuurmaatregelen voor de schapen- en geitenhouderij
Periode: 1945–
Waardering: B 5
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid ten aanzien van steun aan de bijenteelt
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van regelgeving betreffende de structuur van de bijenhouderij
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 1196/81; Verordening (EG) nr. 1221/97
Periode: 1945–
Product: Beschikking steunverlening bijenteelt 1981 (Stcrt. 1981, 100)
Waardering: B 5
Handeling: Het in het kader van steunverlening aan de bijenteelt opstellen van nationale programma’s
Grondslag: Richtlijn 74/409/EEG betreffende de harmonisatie van de wettelijke voorschriften van de staten inzake honing
Periode: 1974–
Product: Beschikking steunverlening bijenteelt 1981 (Stcrt. 1981, 100)
Waardering: B 5
Handeling: Het in het kader van steunprogramma’s (doen) uitvoeren van een studie naar de bijenteelt
Grondslag: Verordening (EG) nr. 1221/97 houdende algemene regels voor de uitvoering van de maatregelen tot verbetering van de productie en de afzet van honing, art. 2
Periode: 1997–
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen en vaststellen van financiële steun aan programma’s ter versterking van de bijenteelt
Grondslag: Verordening (EG) nr. 1221/97 houdende algemene regels voor de uitvoering van de maatregelen tot verbetering van de productie en de afzet van honing, art. 3
Periode: 1997–
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het beslissen op een aanvraag tot toekenning en uitkering van financiële steun aan erkende verenigingen van bijenhouders
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 1196/81 tot invoering van een steunregeling voor de bijenteelt in de verkoopseizoenen 1981/1982, 1982/1983 en 1983/1984, art. 1; Beschikking steunverlening bijenteelt 1981, art. 2.1
Periode: 1981–1984
Opmerking: De steunbedragen worden uitbetaald aan de verenigingen, die het geld mogen besteden aan aankoop van suiker voor bijenvoeding of aan vooraf door de staat goedgekeurde programma’s ter verbetering van de honingproductie, de technologie en de afzet.
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het in het kader van steunverlening aan de bijenteelt beslissen op een verzoek tot erkenning van een organisatie van bijenhouders
Grondslag: Beschikking steunverlening bijenteelt 1981, art. 3
Periode: 1981–1984
Waardering: B 5
Handeling: Het in het kader van steunverlening aan de bijenteelt beoordelen van een programma waarvoor steun kan worden verleend
Grondslag: Beschikking steunverlening bijenteelt 1981, art. 5.
Periode: 1981–1984
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het structuurbeleid ten aanzien van de pelsdierenhouderij
Periode: 1945–
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van regelgeving betreffende de structuur van de pelsdierenhouderij
Periode: 1945–
Waardering: B 5
Verwerking en afzet van agrarische producten
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid ten aanzien van structuurmaatregelen betreffende de verwerking en afzet van agrarische producten
Grondslag: begrotingen
Periode: 1945–
Opmerking: Hieronder valt tevens het voeren van overleg met centrale en branche-organisaties van de agrarische industrie en handel.
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van regelgeving betreffende de structuur van de verwerking en afzet van agrarische producten
Periode: 1945–
Opmerking: Het betreft hier regelgeving die niet elders in dit hoofdstuk is gespecificeerd.
Waardering: B 5
Handeling: Het voorbereiden van de Nederlandse inbreng in internationale fora betreffende het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale regelingen op het gebied van de structuur van de verwerking en afzet van agrarische producten
Periode: 1945–
Opmerking: Het betreft met name de inbreng in EU-verband.
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van de Minister van Economische Zaken (EZ) over de toepassing van financiële instrumenten op bedrijven in de agrarische industrie en handel
Bron: begrotingen, interne notities
Periode: [1965]–
Opmerking: Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 5
Handeling: Het adviseren van andere Ministers dan die van Economische Zaken over de toepassing van subsidieregelingen op bedrijven in de agrarische industrie en handel
Bron: Begrotingen, afbakeningsbrieven
Periode: [1970]–
Opmerking: Sociale Zaken: toekenning van arbeidsplaatsverbeterende subsidies aan agrarische bedrijven (vanaf ca. 1970).
VROM: subsidieregelingen voor milieutechnologie (vanaf 1989). Zo gaat het bij de VROM-Stimuleringsregeling ontwikkeling en toepassing milieutechnologie om de prioriteitenstelling en praktijkwaarde van ingediende agrarische projecten.
Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 5
Handeling: Het preciseren van de taakverdeling op het gebied van het industrieel structuurbeleid
Bron: Interne notities
Periode: 1976–
Product: Afbakeningsbrieven en notities, zoals van LNV: VA/1489 (1977), J 7996 (1985), J 931 (1986) en van EZ: 1276/I/8468 (1976) en 786/VI/79 (1986)
Opmerking: Ten dele hebben deze stukken betrekking op andere beleidsterreinen, zoals de exportbevordering.
Waardering: B 5
Handeling: Het ontwikkelen, wijzigen en intrekken van stimuleringsbeleid voor de structuurversterking van sectoren van de agrarische verwerking en afzet
Bron: Begrotingen
Periode: 1945–
Product: Bijv. steunregeling voor de vlasindustrie (jaren ‘50)
Opmerking: Het gaat hier om maatregelen die geen deel uitmaken van een van de hierna besproken kaders, zoals herstructurering, innovatie of EU-verordeningen.Tussentijdse evaluaties en eventuele herziening van prioriteiten of criteria voor steunverlening maken deel uit van deze handeling, ook wanneer de regeling ongewijzigd blijft.
Waardering: B 1
Handeling: Het in het kader van de uitvoering van subsidieregelingen voor de structuurversterking van sectoren van de agrarische verwerking en afzet verlenen van subsidies
Bron: Begrotingen
Periode: 1945–
Opmerking: Het gaat om maatregelen die geen deel uitmaken van specifiekere kaders zoals herstructurering, innovatie of EU-verordeningen.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het subsidiëren van activiteiten die de structuur van de agrarische verwerking en afzet kunnen bevorderen en die niet onder een subsidieregeling vallen
Bron: Begrotingen
Periode: 1945–
Opmerking: De financiering gebeurt meestal op basis van een bestaande begrotingspost. Het gaat hier om maatregelen die geen deel uitmaken van specifiekere kaders zoals herstructurering, innovatie of EU-verordeningen.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het (doen) verrichten van structuuronderzoeken in sectoren van de agrarische verwerking en afzet
Bron: Begrotingen; bedrijfstakverkenningen VG-industrie
Periode: [1965]
Product: Sectorstructuuronderzoeken en (vanuit LNV) sectorvisies; rapporten over groenten- en fruitveilingen (1971); rapport: ‘Beeldvorming slachtpluimveebranche’ (1975); rapport; ‘Voedsel- en agrarische industrie’(1976); rapport: ‘Beeld van de Nederlandse Zuivel: een structuurstudie’ (PZ)
Opmerking: Inbreng van bedrijfsorganisaties door onder andere het Produktschap voor Vee en Vlees (PVV) en het Bedrijfschap voor de Groothandel in Bloemkwekerijproducten. Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 5 opdracht en eindproduct
V, 10 voor overige neerslag
Handeling: Het ontwikkelen, wijzigen en intrekken van stimuleringsmaatregelen in het kader van de herstructurering van sectoren van de agrarische verwerking en afzet
Bron: begrotingen
Periode: [1970]–
Product: Bijv. overbruggingstoeslagen aan gemeenten met openbare slachthuizen (jaren ‘70).
Opmerking: Tussentijdse evaluaties en eventuele herziening van prioriteiten of criteria voor steunverlening maken deel uit van deze handeling, ook wanneer de regeling ongewijzigd blijft. Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 1
Handeling: Het bijdragen aan de totstandkoming van herstructureringsplannen voor de agrarische verwerking en afzet
Bron: Bedrijfstakverkenning VG-industrie 1980
Periode: [1975]–
Opmerking: Het gaat vooral om een inhoudelijke en coördinerende inbreng. Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 1
Handeling: Het vaststellen of bekrachtigen van herstructureringsplannen voor sectoren van de agrarische verwerking en afzet
Bron: Economische structuurnota
Periode: [1975]–
Product: Herstructureringsplannen, PBO-verordeningen
Opmerking: Bekrachtiging impliceert (mede)financiering, waartoe kaderregelingen worden ingesteld; de uitvoering ervan komt in veel gevallen onder autonomie van de NEHEM te berusten. Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 1
Handeling: Het uitwerken van herstructureringsplannen in sectoren van de agrarische verwerking en afzet
Bron: Bedrijfstakverkenning VG-industrie 1980; Jaarverslag SHB 1996
Periode: [1975]–
Opmerking: Soms wordt maar een deel van een herstructureringsplan uitgewerkt, zoals de Onderzoeks- en Ontwikkelingsprogramma’s (zie rubriek Innovatie). Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 1
Handeling: Het opstellen en actualiseren van bedrijfstakverkenningen voor de agrarische verwerking en afzet
Bron: Economische structuurnota
Periode: 1977–
Product: Hoofdstukken over de voedings- en genotmiddelenindustrie in ‘Bedrijfstakken verkend 1977’ en ‘Bedrijfstakverkenning 1980’, actualiseringen
Opmerking: In 1995 is de naam, bedrijfstakverkenningen, veranderd is ‘bedrijfstaktoetsen’.
Waardering: B 1
Handeling: Het subsidiëren van activiteiten die innovatie binnen de voedingsmiddelenindustrie kunnen bevorderen en die niet onder een subsidieregeling vallen
Bron: Begrotingen
Periode: 1945–
Opmerking: De financiering gebeurt meestal op basis van een bestaande begrotingspost. Het gaat hier om maatregelen buiten de kaders van herstructureringen of EU verordeningen. Sinds eind jaren ’40 kon subsidiëring plaatsvinden van onderzoeksinstituten (bijv. IBVL: Instituut voor het Onderzoek van de Bewaring, Bewerking en Verwerking van Plantaardige Landbouwproducten; dit was een DLO-instituut) of van specifieke onderzoeken (bijv. door TNO of door het Centraal Instituut voor Industrialisatie).
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid op het gebied van de innovatie ten behoeve van de agrarische verwerking en afzet
Bron: Begrotingen
Periode: [1968]–
Product: O.a. ‘Notitie agrificatie’ (directie I&H, 1993)
Opmerking: Het Landbouwschap stelde de Taakgroep Agrificatie in ter bevordering van de aansluiting tussen akkerbouwsector, industrie en markt. Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 1
Handeling: Het opstellen, wijzigen en intrekken van stimuleringsregelingen en programma’s voor innovatie van de agrarische verwerking en afzet
Bron: Begrotingen
Periode: [1968]–
Product: Bijv. Onderzoeks- en Ontwikkelingsprogramma’s voor de groenten- en fruitverwerkende industrie (1985–1986) en de varkensvleessector (1985–1987); IKB-project slachtkuikens (1987); Programma collectief marktonderzoek (1988–1996); Stimuleringsregeling milieuvriendelijke agrificatie (MVA, 1989–1995); Programma natuurlijke vezels in bouw- en compositiematerialen; Bijdrageregeling innovatieprojecten (1991–1997); Bijdrageregeling kwaliteitsprojekten agrarische producten en productieprocessen (1992–1995)
Opmerking: Tussentijdse evaluaties en eventuele herziening van prioriteiten of criteria voorsteunverlening maken deel uit van deze handeling, ook wanneer de regelingongewijzigd blijft. Afstemming met andere Ministeries (vooral Economische Zaken en VROM) moet overlapping met aanverwante regelingen voorkomen. Zo is in de MVA-regeling geen cumulatie mogelijk met de Regeling technische ontwikkelingskredieten 1987 (TOK) of de Stimuleringsregeling ontwikkeling en toepassing milieutechnologie. Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 5
Handeling: Het verstrekken van ontwikkelingskredieten aan agrarische industriële ondernemingen
Bron: begrotingen
Periode: [1968]–[1987]
Opmerking: Het gaat om ‘zachte’ leningen, die in sommige gevallen kwijtgescholden konde worden. Vanaf 1987 is er de EZ-regeling Technische ontwikkelingskredieten (TOK). De aangegeven periode is indicatief.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het opstellen van programma’s voor milieuvriendelijke technologie die mede van toepassing is op de agrarische verwerking en afzet
Bron: Toelichting Stimuleringsregeling ontwikkeling en toepassing milieutechnologie
Periode: [1975]–
Product: Bijv. Stimuleringsregeling ontwikkeling en toepassing milieutechnologie (Stcrt. 1988, 252)
Opmerking: Op het gebied van bestrijdingstechnieken van waterverontreiniging bij de bron werd voor 1988 al jarenlang samengewerkt tussen VROM, LNV en VW. Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 5
Handeling: Het bevorderen van deelname door Nederlandse agrarische bedrijven en instellingen aan onderzoeksprogramma’s van Economische Zaken of van de EU
Bron: Begrotingen
Periode: [1980]–
Opmerking: Dit gebeurt onder meer door de inbreng van LNV in de stuurgroep- Eureka, waarin ook Economische Zaken vertegenwoordigd is. Als een project de Eureka-status krijgt, kan het in aanmerking komen voor EZ-subsidies zoals het Besluit subsidies bedrijfsgerichte technologiestimulering internationale programma’s (Betip). Andere instrumenten waarbij aangesloten wordt, zijn het Agro-Industriële Researchprogramma voor agrificatie-onderzoek (EU) en de begrotingsmiddelen ‘research op aandachtsgebieden’ van Economische Zaken. Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 5
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van stimuleringsregelingen voor milieuvriendelijke agrificatie
Grondslag: Stimuleringsregeling milieuvriendelijke agrificatie, art. 12, 1, en art. 16.2
Periode: 1989–
Opmerking: Vanaf 1996 in het kader van het bredere stimuleringskader voor innovatieprojecten.
Waardering: B 5
Handeling: Het beslissen op een aanvraag voor een bijdrage in het kader van de Stimuleringsregeling milieuvriendelijke agrificatie
Grondslag: Stimuleringsregeling milieuvriendelijke agrificatie, artt.12.1 en 16.2
Periode: 1989–1995
Product: In de Staatscourant moesten het jaarlijkse totale subsidiebedrag en de namen van de gesubsidieerde belanghebbenden worden gepubliceerd.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het instellen van een commissie voor advisering over aanvragen voor een bijdrage voor haalbaarheids- en onderzoeksprojecten in het kader van de Stimuleringsregeling milieuvriendelijke agrificatie
Periode: 1990–995
Product: Beschikking Instelling Adviescommissie Milieuvriendelijke Agrificatie (Stcrt. 1990, 118)
Waardering: B 4
Handeling: Het instellen van een interdepartementale stuurgroep agrificatie
Bron: Toelichting bij Stimuleringsregeling milieuvriendelijke agrificatie (1989) en Notitie Agrificatie (1993)
Periode: 1994–
Waardering: B 4
Handeling: Het instellen van de Commissie van Advies voor de Agrarische Marktstructuur
Periode: 1964–
Opmerking: Besluit Instelling Commissie van Advies voor de Agrarische Marktstructuur (Stcrt. 1964, 67)
Waardering: B 4
Handeling: Het beslissen over de toekenning van financiële bijdragen aan investeringsprojecten in het kader van specifieke programma’s voor de ontwikkeling of rationalisering van ondernemingen op het gebied van de behandeling, verwerking en/of afzet van landbouwproducten
Grondslag: Verordening 17/64/EEG, art. 20.3; Verordening (EEG) nr. 355/77, art. 13.3; Verordening (EEG) nr. 866/90, art. 16.3
Periode: 1964–
Opmerking: Over de aanvragen werd de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) geadviseerd door de Commissie van Advies voor de Agrarische Marktstructuur, vanaf 1968 opgevolgd door de Commissie voor Marktstructuur en de Projecten adviescommissie (PAC).Na bekendmaking van de subsidiemogelijkheden werden de aanvragen behandeld volgens een tendersysteem. Onder deze handeling vallen derhalve ook de bijdragenaan het bedrijfsleven i.v.m.verbetering van de marktstructuur.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het vaststellen van specifieke programma’s voor de ontwikkeling of rationalisering van ondernemingen op het gebied van de behandeling, verwerking en/of afzet van landbouwproducten, waarbinnen (individuele) projecten mede door de EU gesubsidieerd kunnen worden
Bron: Begrotingen
Periode: 1964–1977
Opmerking: Het formuleren en wijzigen van prioriteiten of criteria voor steunverlening maakt deel uit van deze handeling.
Waardering: B 5
Handeling: Het bij de Europese Commissie indienen van verzoeken om subsidie voor Nederlandse (individuele) projecten voor de ontwikkeling of rationalisering van ondernemingen op het gebied van de behandeling, verwerking en/of afzet van landbouwproducten
Grondslag: Verordening 17/64/EEG
Periode: 1964–1977
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het vaststellen van sectorprogramma’s voor de ontwikkeling of rationalisering van Nederlandse ondernemingen op het gebied van de be- en verwerking of afzet van landbouwproducten, waarbinnen projecten mede door de EU gesubsidieerd kunnen worden
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 355/77, art. 2
Periode: 1981–1989
Product: sectorprogramma’s (ook: specifieke programma’s) en aanpassingen
Opmerking: De programma’s worden opgesteld in samenwerking met het bedrijfsleven en met de productschappen.
Waardering: B 5
Handeling: Het ter goedkeuring bij de Europese Commissie indienen van sectorprogramma’s voor de ontwikkeling of rationalisering van Nederlandse ondernemingen op het gebied van de be- en verwerking of afzet van landbouwproducten
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 355/77, art. 4
Periode: 1981–1989
Opmerking: Hieronder valt tevens het verstrekken van aanvullende gegevens.
Waardering: B 5
Handeling: Het instellen van jaarlijkse tenders op basis van sectorprogramma’s (later ook enige programmeringsdocumenten) voor de ontwikkeling of rationalisering van ondernemingen op het gebied van de be- en verwerking of afzet van landbouwproducten, waarbinnen projecten mede door de EU gesubsidieerd kunnen worden
Bron: Begrotingen
Periode: 1977–
Opmerking: De tenders, waarop door bedrijven kan worden ingeschreven, noemen de criteria en het te verdelen subsidiebedrag.
Waardering: B 5
Handeling: Het bij de Europese Commissie indienen van verzoeken om subsidie voor Nederlandse projecten binnen sectorprogramma’s voor de ontwikkeling of rationalisering van ondernemingen op het gebied van de be- en verwerking of afzet van landbouwproducten
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 355/77, art. 13, 1
Periode: 1977–1990
Opmerking: De verzoeken gaan vergezeld van een gunstig advies en een formeel besluit tot financiële ondersteuning door de Nederlandse regering. De Europese Commissie doet de beschikkingen inzake toekenning van subsidie toekomen aan de staat (de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en aan de begunstigde.
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen van meerjarenplannen voor de structurele verbetering van de agrarische verwerking en afzet, waarbinnen projecten mede door de EU gesubsidieerd kunnen worden
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 866/90, artt. 2.1, 6 en 10bis
Periode: 1990–
Product: Sectorplannen en Nederlands Plan 1994–1999 ter verbetering en de rationalisatie van de behandeling, de verwerking en afzet van landbouwproducten Verordening (EEG) nr. 866/90
Opmerking: In de eerste financieringsperiode ging het om een zestal sectorplannen. Daarna is gebruikgemaakt van de mogelijkheid tot bundeling van de gegevens uit een plan en een bijstandsaanvraag in een zogenaamd ‘enig programmeringsdocument’ (EPD). De plannen worden opgesteld in samenwerking met het bedrijfsleven en de productschappen.
Waardering: B 5
Handeling: Het bij de Europese Commissie indienen van meerjarenplannen voor de structurele verbetering van de agrarische verwerking en afzet in Nederland, en van wijzigingen daarvan
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 866/90, artt. 2.1, 6 en 10bis
Periode: 1990–
Waardering: B 5
Handeling: Het bijdragen aan de totstandkoming van communautaire bestekken voor de agrarische verwerking en afzet
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 866/90, art. 2.1; Verordening (EEG) nr. 4253/88, art. 8
Periode: 1990–1993
Opmerking: In de bestekken wordt het financiële kader gegeven voor de afzonderlijke sectorplannen. Voor de financieringsperiode 1994–1999 is deze procedure niet van toepassing, aangezien het financiële kader deel uitmaakt van het EPD. De bestekken worden in het kader van het partnerschap vastgesteld volgens de procedure van Verordening (EEG) nr. 4253/88, art. 29.
Waardering: B 5
Handeling: Het opstellen van operationele programma’s voor investeringen ten behoeve van de structurele verbetering van de agrarische verwerking en afzet
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 866/90, art. 10
Periode: 1990–1993
Product: Operationele programma’s
Opmerking: Deze jaarlijkse programma’s geven een overzicht van de voorgenomen investeringenin alle sectoren.Voor de financieringsperiode 1994–1999 is deze procedure niet meer van toepassing, aangezien het overzicht al gegeven is in het EPD.
Waardering: B 5
Handeling: Het bij de Europese Commissie indienen van operationele programma’s voor investeringen ten behoeve van de structurele verbetering van de agrarische verwerking en afzet
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 866/90, art. 10
Periode: 1990–1993
Opmerking: De Europese Commissie doet de beschikkingen inzake toekenning van subsidie toekomen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en aan de uitbetalende instantie.
Waardering: B 5
Handeling: Het desgevraagd informeren van de Europese Commissie over het verloop van projecten waarvoor EOGFL-subsidie krachtens een van de verwerking/afzet-verordeningen is toegekend
Grondslag: Verordening 17/64/EEG, art. 22.2; Verordening (EEG) nr. 355/77, art. 19.2; Verordening (EEG) nr. 866/90, artt. 17 en 21.1
Periode: 1964–
Product: O.a. kwartaaloverzichten van overgemaakt subsidies en jaarverslagen
Opmerking: Het gaat onder meer om het controleren van de juistheid van ingediende gegevens en van de rechtmatigheid van uitgaven door de begunstigden, en het terugvorderen van ten onrechte verleende subsidies.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het ten behoeve van de Europese Commissie opstellen van verslagen over de financiële resultaten van afgeronde projecten betreffende de verwerking en afzet van agrarische producten waarvoor EOGFL-subsidie is toegekend
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 355/77, art. 22.1
Periode: 1978–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het treffen van maatregelen die de naleving van communautaire milieuvoorschriften garanderen bij de uitvoering van acties in het kader van plannen voor de structurele verbetering van de agrarische verwerking en afzet
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 866/90, art. 3.1c (zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3669/93)
Periode: 1994–
Opmerking: Gezien de uitgebreide milieuvoorschriften waaraan ieder Nederlands bedrijf moet voldoen, heeft de Minister het niet nodig gevonden om aparte milieumaatregelen te treffen (mededeling dhr. R. van den Bergh, 15-4-1997).
Waardering: B 5
Verordening (EEG) nr. 159/66 e.v. inzake telersverenigingen
Handeling: Het treffen van maatregelen ter ondersteuning van de oprichting van telersverenigingen
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 159/66, art. 2.1; Verordening (EEG) nr. 1035/72, art. 14; Verordening (EG) nr. 2200/96, art. 14
Periode: 1966–
Product: 3, 2, 1%-regeling hardfruit (Stcrt. 1974, 68; ingetrokken Stcrt. 1984, 155)
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van financiële bijdragen aan telersverenigingen
Grondslag: Verordening (EG) nr. 2200/96, art.14; 3, 2, 1 %-Regeling hardfruit, art. 2
Periode: 1972–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het vaststellen van verslagen voor de Europese Commissie over de genomen steunmaatregelen ten aanzien van telersverenigingen
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 159/66, art. 2.3; Verordening (EEG) nr. 1935/72, art. 14.3; Verordening (EEG) nr. 3284/83, art. 3.5; Verordening (EG) nr. 2200/96, art. ?
Periode: 1967–
Opmerking: Het gaat om verleende steun voor de oprichting van telersverenigingen en voor het gedeeltelijk dekken van te voorziene interventiekosten. Nadere specificatie van de reële oprichtings- en beheerskosten wordt gegeven in Verordening (EEG) nr. 2118/78 (PbEG L 246).
Waardering: B 3
Handeling: Het opstellen van verslagen voor de Europese Commissie over de genomen beslissingen inzake erkenning van telersverenigingen
Grondslag: Verordening (EEG) nr. 3284/83, art. 2; Verordening (EG) nr. 2200/96, art. 12.1c
Periode: 1985–
Waardering: B 3
Handeling: Het door middel van subsidies ondersteunen van behoud en versterking van bijzondere kwaliteiten van gebieden in samenhang met duurzame landbouw
Bron: Besluit projectbijdragen waardevolle cultuurlandschappen art. ….
Periode: 1994–2001
Opmerking: Dit zijn de zogenaamde WCL-projecten. Waardevolle cultuurlandschappen zijn gebieden waar de landbouw, recreatie en natuur in sterke mate aan elkaar zijn gekoppeld. De landbouw in deze gebieden is in belangrijke mate drager van natuur- en landschapswaarde. Subsidies zijn bestemd voor maatschappelijke organisaties, gemeenten, provincies, waterschappen, bedrijfsleven, beheerders en particulieren
Waardering: B 5
Handelingen van actoren die vallen onder het zorgdragersschap van de Minister van LNV
Adviescommissie Borgstellingsfonds
Handeling: Het adviseren van het bestuur van het Borgstellingsfonds over beleidsaspecten
Bron: Boek: ‘Niet alle borgen zijn gelijk’
Periode: 1964–1968
Waardering: B 1
Adviescommissie Milieuvriendelijke Agrificatie
Handeling: Het adviseren van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) over aanvragen voor een bijdrage voor haalbaarheids- en onderzoeksprojecten in het kader van de Stimuleringsregeling milieuvriendelijke agrificatie
Grondslag: Beschikking Instelling Adviescommissie Milieuvriendelijke Agrificatie (Stcrt. 1990, 118), art. 3
Periode: 1990–1995
Waardering: V, 10 jaar
Adviescommissie Nieuwe Agrarische Schadeverzekeringen
Handeling: Het adviseren van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) over verzekeringsovereenkomsten, op grond waarvan subsidieverlening kan worden aangevraagd
Grondslag: Subsidieregeling nieuwe agrarische schadeverzekeringen, art. 9.4
Periode: 1998–
Waardering: V, 10 jaar
Beoordelingscommissie vernieuwing landelijk gebied
Handeling: Het adviseren van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de wijze waarop de Minister op subsidieaanvragen in het kader van de Stimuleringsregeling vernieuwing landelijk gebied kan beslissen
Grondslag: Stimuleringsregeling vernieuwing landelijk gebied, art. 9.1
Periode: 1997–
Waardering: B 1
Beoordelingscommissies investeringsprojecten
Handeling: Het geven van advies aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over aanvragen in het kader van de Investeringsregeling markt en concurrentiekracht
Grondslag: Investeringsregeling markt en concurrentiekracht, art. 7.5-2
Periode: 1997–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het opstellen van de instructies voor de overige ambtenaren en rijkswerklieden van de proefstations voor landbouwkundig onderzoek en het Bodemkundig Instituut
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, artt. 20 en 23
Periode: 1945–1979
Opmerking: De formele bevoegdheid ligt bij de directeur.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het opstellen van een op de praktijkgericht landbouwkundig onderzoeksplan
Bron: Ontwikkelingsplan voor de instituten en proefstations van het Ministerie van Landbouw en Visserij, 1987-1990, blz. 22
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, art. 41
Periode: 1945–1979
Opmerking: De formele bevoegdheid ligt bij de directeur.
Waardering: B 5
Commissie Herstructurering Melkveehouderij (Commissie Koopmans)
Handeling: Het adviseren van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) over stimulerende maatregelen in het kader van de herstructurering van de melkveehouderij
Grondslag: Regeling instelling Commissie Herstructurering Melkveehouderij, art. 2.1
Periode: 2000–
Product: Advies ‘Grondgebonden melkveehouderij : regionaal maatwerk’
Waardering: B 1
Commissie Organisatie Slachthuiswezen / Commissie Herstructurering Slachthuiswezen (Commissie Franke)
Handeling: Het adviseren van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de staatssecretaris van Volksgezondheid over de herstructurering van het slachthuiswezen met het oog op de voorgenomen afschaffing van art. 8 Vleeskeuringswet
Periode: 1969–1976
Product: Begrotingen
Opmerking: In 1975 (Stcrt. 41) werd de Commissie Organisatie Slachthuiswezen opgevolgd door de Commissie Herstructurering Slachthuiswezen (kortweg Commissie-Franke), die eindrapport uitbracht in 1976 (Stcrt. 134).
Waardering: B 1
Commissie van advies van de proefstations voor landbouwkundig onderzoek en het Bodemkundig Instituut
Handeling: Het adviseren van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) over de werkplannen van de proefstations en andere voor de proefstations van het landbouwkundig onderzoek en het Bodemkundig Instituut van belang zijnde aangelegenheden
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, art. 38
Periode: 1945–1979
Waardering: V, 10 jaar
Commissie van Advies voor de Agrarische Marktstructuur
Handeling: Het adviseren van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) inzake de toepassing van subsidiemogelijkheden door het EOGFL-O ter zake van de verwerking en afzet van agrarische producten
Grondslag: Instellingsbeschikking (Stcrt. 1964, 67), art. 1
Periode: 1964–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het adviseren van de Minister van LNV over ingediende projecten ter verbetering van de agrarische marktstructuur
Grondslag:
Periode: 1968–
Waardering: B 1
Commissie van Advies voor de Rijksdienst voor Landbouwherstel
Handeling: Het adviseren van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) over het landbouwherstel
Grondslag: Besluit instelling Rijksdienst voor Landbouwherstel, art. 5
Periode: 1945–1956
Opmerking: De vergaderingen werden geleid door de Directeur Generaal waaronder de dienst ressorteerde (art. 7, 1). Het secretariaat werd gevoerd door de Rijksdienst voor Landbouwherstel.
Waardering: B 1
Herstructureringscommissies voor de Akkerbouw
Handeling: Het opstellen van herstructureringsplannen voor de akkerbouw
Periode: 1968–1995
Bron: Begrotingen
Waardering: B 1
Interdepartementale Stuurgroep Agrificatie
Handeling: Het adviseren van de Minister van LNV en het coördineren van het overheidsinstrumentarium voor agrificatie
Periode: 1994–
Grondslag: Toelichting bij Stimuleringsregeling milieuvriendelijke agrificatie (1989) en Notitie Agrificatie (1993)
Opmerking: De stuurgroep is enkele malen bijeengeweest.
Waardering: B 1
Landelijke Raad voor de Bedrijfsontwikkeling
Handeling: Het adviseren van het bestuur van het Borgstellingsfonds over beleidsaspecten
Bron: boek ‘Niet alle borgen zijn gelijk’
Periode: 1968–
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van het bestuur van het O&S-fonds of de uitvoerende beleidsdirectie betreffende het opstellen van O&S-regelingen of de uitvoering ervan
Bron: Begrotingen LNV; jaarverslagen O&S-fonds
Periode: 1963–
Opmerking: Dit gebeurde waarschijnlijk mondeling, of de adviezen werden rechtstreeks in de subsidiedossiers bij de Provinciale Directie v.d. Bedrijfsontwikkeling of STULM gedaan.
Waardering: B 1 en 5
Handeling: Het instellen van herstructureringscommissies voor de akkerbouw
Bron: Begrotingen
Periode: 1968–1995
Waardering: B 4
Handeling: Het evalueren van (de uitvoering van) herstructureringsplannen voor de akkerbouw
Bron: Commentaar RBD’s
Periode: 1968–1995
Waardering: B 2
Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek (NRLO)
Handeling: Het ontwikkelen van meerjarenvisies met betrekking tot landbouwkundige onderzoeksprogramma’s
Grondslag: Instellingsbeschikking Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek, art. 2.1; Regeling Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek, art. 4.a
Periode: 1986–
Opmerking: Vanaf 1995 worden deze visies ‘verkenningen’ genoemd (Regeling NRLO, Stcrt. 1994, 251). De Regeling NRLO trad in de plaats van de Instellingsbeschikking NRLO.
Waardering: B 5
Handeling: Het voeren van overleg met de in de NRLO deelnemende onderzoeksorganisaties over een doelmatige realisering van landbouwkundige onderzoeksprogramma’s
Grondslag: Instellingsbeschikking Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek, art. 2.2
Periode: 1986–1994
Opmerking: Deze handeling verviel bij de Regeling NRLO (Stcrt. 1994, 251)
Waardering: Deze handeling komt te vervallen
Handeling: Het adviseren van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en andere betrokken instellingen en organisaties over het landbouwkundig onderzoeks- en ontwikkelingsbeleid
Grondslag: Instellingsbeschikking Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek, art. 2.3; Regeling Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek, art. 4.b
Periode: 1986–
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen van de reglementen met betrekking tot het functioneren van de NRLO
Grondslag: Instellingsbeschikking Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek, art. 4.4
Periode: 1986–
Opmerking: Zes maanden na de inwerkingtreding van de instellings-beschikking moesten de reglementen zijn vastgesteld.
De bevoegdheid bestaat nog steeds (o.a. wijzigen van het eigen huishoudelijk reglement).
Waardering: B 4
Noordbrabantse/Zuidelijke adviescommissies
Handeling: Het adviseren van het bestuur van het Borgstellingsfonds over individuele aanvragen tot borgstelling
Bron: Boek: ‘Niet alle borgen zijn gelijk’
Periode: 1955-1964
Waardering: V, 10 jaar
Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw (ORS-fonds)
Handeling: Het mandateren van andere organen tot het namens het bestuur van het O&S-fonds nemen van beslissingen en ondertekenen van stukken
Grondslag: Statuten O&S-fonds
Periode: 1963–
Produkt: Bestuursbesluiten betreffende mandaatverlening, bijv. Bestuursbesluit nr. 497; Mandaatverlening O&S-fonds voor de Landbouw (Stcrt. 1997, 12)
Waardering: V, 10 jaar na afloop mandaat
Handeling: Het opstellen van bijdrageregelingen voor de ontwikkeling of sanering van de landbouwsector
Bron: Begrotingen
Periode: 1963–
Opmerking: Het bestuur is hierbij dikwijls bijgestaan door de Landelijke Raad voor de Bedrijfsontwikkeling. In de verschillende hoofdstukken van dit rapport wordt deze handeling steeds herhaald voor de daarin aan de orde komende sectoren/onderwerpen, waarbij de regelingen met name worden genoemd. Deze handeling dient daarom enkel als vangnet.
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen van richtlijnen of instructies betreffende de uitvoering van regelingen voor de ontwikkeling of sanering van de landbouwsector
Bron: Begrotingen
Periode: 1963–
Opmerking: Eind jaren ’80 werden de uitvoeringsrichtlijnen uitvoeringsinstructies, met als gevolg minder beleidsspeelruimte voor de uitvoerende instantie.
Waardering: B 5
Handeling: Het behandelen van bezwaarschriften ingediend tegen door het O&S-fonds genomen beslissingen
Bron: Begrotingen; mandaatsbesluiten O&S-fonds (bijv. Stcrt.1997, 12)
Periode: 1963–
Opmerking: In 1997 werd LASER hiertoe gemandateerd
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het beslissen op een aanvraag voor subsidies voor initiatieven betreffende de ontwikkeling en sanering van de landbouwsector
Grondslag: Statuten O&S-fonds, art. 3 en 4
Periode: 1963–
Produkt: Bestuursbesluiten
Opmerking: Alleen in bijzondere gevallen beslist het bestuur van het fonds zelf.
Waardering: B 5 voor bezwaarschriften waarop het bestuur van het fonds zelf beslist
V, 10 jaar overige neerslag
Handeling: Het instellen van Provinciale Adviescommissies
Bron: Bestuursbesluiten
Periode: 1964–
Produkt: Bestuursbesluit nr. 1 van 10 maart 1964, O&S-fonds; Instellingsbesluiten Provinciale Adviescommissies (o.a. 1976, 1982)
Waardering: B 4
Handeling: Het vaststellen van periodieke verslagen over de werkzaamheden van het O&S-fonds
Periode: 1963–
Produkt: Jaarverslagen
Waardering: B 3
Handeling: Het periodiek vaststellen van het referentie-inkomen in het kader van het verlenen van bijdragen ter ontwikkeling of sanering van de landbouw
Grondslag: Bijdrageregelingen, bijv.Kaderbesluit landbouwbedrijven met ontwikkelingsmogelijkheden, art. 8.1b; Besluit landbouwbedrijven met ontwikkelingsmogelijkheden, art. 6.1b; Besluit structuurverbetering landbouwbedrijven, art. 7.2a; Besluit stimulering duurzame landbouwbedrijven, art. 7.2
Periode: 1973–
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het opstellen van regelingen met betrekking tot activiteiten op het gebied van onderzoek en voorlichting
Periode: 1963–
Opmerking: Voor goedkeuring hiervan zie algemene handelingen van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV): het goedkeuren van O&S-bestuursbesluiten.
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van bijdragen aan activiteiten op het gebied van onderzoek en voorlichting
Grondslag: Statuten O&S-fonds, art. 3 en 4
Periode: 1963–
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het vaststellen van bijdrageregelingen voor de modernisering van de landbouwbedrijven
Periode: 1964–
Produkt: Kaderbesluit landbouwbedrijven met ontwikkelingsmogelijkheden (Stcrt. 1972, 221); Toepassingsbesluit fruitteeltbedrijven met ontwikkelingsmogelijkheden (Jaarverslag 1973); Toepassingsbesluit glastuinbouwbedrijven met ontwikkelingsmogelijkheden (Jaarverslag 1973); Toepassingsbesluit vollegrondstuinbouwbedrijven met ontwikkelingsmogelijkheden (Jaarverslag 1973); Besluit landbouwbedrijven met ontwikkelingsmogelijkheden (Stcrt. 1974, 83); Besluit structuurverbetering landbouwbedrijven (Stcrt. 1985, 188); Besluit stimulering duurzame landbouwbedrijven (Stcrt. 1996, 57); Investeringsregeling markt en concurrentiekracht (Stcrt. 1997, 131); Bijdrageregeling verbetering agrarische bedrijfsgebouwen in het noorden (Stcrt. 1972, 42)
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van een bijdrage voor initiatieven betreffende de modernisering van de landbouwbedrijven
Grondslag: Bijdrageregelingen, o.a. Kaderbesluit landbouwbedrijven met ontwikkelingsmogelijkheden (Stcrt. 1972, 221); Toepassingsbesluit fruitteeltbedrijven met ontwikkelingsmogelijkheden (Jaarverslag 1973); Toepassingsbesluit glastuinbouwbedrijven met ontwikkelingsmogelijkheden (Jaarverslag 1973)
Periode: 1964–
Opmerking: Hieronder valt naast bijdragen voor de bijdrageregelingen ook steun voor individuele (structuur)projecten. Opmerking selectie: cf. lijst individuele vernietiging 1993, dir. Materiële Zaken, briefnr. MZ 93468
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het jaarlijks vaststellen van de rentevoet op basis waarvan het arbeidsinkomen van landbouwbedrijven berekend wordt die subsidie aanvragen voor investeringen ter modernisering van de landbouwstructuur
Grondslag: Kaderbesluit landbouwbedrijven met ontwikkelingsmogelijkheden, art. 9; Besluit landbouwbedrijven met ontwikkelingsmogelijkheden, art. 7; Besluit structuurverbetering landbouwbedrijven, art. 8.1b
Periode: 1973–1995
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het toekennen van een oriëntatiepremie aan bedrijfshoofden die hun investeringen ter modernisering van de landbouwstructuur op de rund- of schapenvleesproductie richten
Grondslag: Besluit landbouwbedrijven met ontwikkelingsmogelijkheden, art. 17.1
Periode: 1974–1984
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het vaststellen van lijsten waarin de subsidiabele investeringen ter modernisering van de landbouwstructuur worden vermeld
Grondslag: Besluit stimulering duurzame landbouwbedrijven, art. 3
Periode: 1996-1997
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen van bijdrageregelingen voor bedrijfsbeëindiging
Periode: 1964–
Produkt: Beëindigingsvergoedingsbesluit (Stcrt. 1972, 221); Stimuleringsregeling bedrijfsbeëindiging en structuurverbetering akkerbouw (Stcrt. 1990, 157)
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van een bijdrage voor initiatieven betreffende bedrijfsbeëindiging
Grondslag: Beëindigingsvergoedingsbesluit, artt.2 en 21; Stimuleringsregeling bedrijfsbeëindiging en structuurverbetering akkerbouw, artt. 2 en 12.2
Periode: 1964–
Opmerking: Hieronder valt naast bijdragen voor de bijdrageregelingen ook steun voor individuele (structuur)projecten. Opmerking selectie: cf. lijst individuele vernietiging 1993, dir. Materiële Zaken, briefnr. MZ 93468
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het vaststellen van bijdrageregelingen voor de stimulering van samenwerkingsverbanden tussen landbouwbedrijven
Periode: 1964–
Produkt: Bijdrageregeling ter bevordering van samenwerkingsvormen in land- en tuinbouw (Stcrt. 1969, 200); Bijdrageregeling ter bevordering van samenwerkingsverbanden tussen landbouwbedrijven (Stcrt. 1974, 144)
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van een bijdrage voor initiatieven betreffende de stimulering van samenwerkingsverbanden tussen landbouwbedrijven
Grondslag: Bijdrageregeling ter bevordering van samenwerkingsvormen in land- en tuinbouw; Bijdrageregeling ter bevordering van samenwerkingsverbanden tussen landbouwbedrijven, artt. 2.1 en 10.1-2
Periode: 1964–
Opmerking: Hieronder valt naast bijdragen voor de bijdrageregelingen ook steun voor individuele (structuur)projecten. Opmerking selectie: cf. lijst individuele vernietiging 1993, dir. Materiële Zaken, briefnr. MZ 93468
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het vaststellen van regelgeving betreffende de bedrijfsverzorgingsverenigingen
Periode: 1965–1995
Produkt: Bijdrageregeling voor verenigingen voor bedrijfsverzorging (Stcrt. 1974, 83); Bestuursbesluit nr. 147 inzake de vaststelling van een bijdrageregeling ter bevordering van de ontwikkeling van de bedrijfsverzorging (Stcrt. 1975, 194)
Waardering: B 5
Handeling: Het erkennen van bedrijfsverzorgingsverenigingen, samenwerkingsverbanden voor bedrijfsverzorging en/of een rechtspersoon ten behoeve van deze samenwerkingsverbanden
Grondslag: Bijdrageregeling voor verenigingen voor bedrijfsverzorging, art. 8; Bestuursbesluit nr. 175 inzake de wijziging van een bijdrageregeling voor verenigingen voor bedrijfsverzorging, punt B; Begroting LNV 1971–1972, blz. 25
Periode: 1965–1995
Opmerking: Namens het O&S-fonds uitgevoerd door de directeur AVA en zijn taakopvolgers.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verlenen van een uitkering voor de ontwikkeling van bedrijfsverzorgingsverenigingen
Grondslag: Bijdrageregeling voor verenigingen voor bedrijfsverzorging, art. 8; Bestuursbesluit nr. 175 inzake de wijziging van een bijdrageregeling voor verenigingen voor bedrijfsverzorging, punt B; Begroting LNV 1971–1972, blz. 2
Periode: 1965–1995
Opmerking: Namens het O&S-fonds uitgevoerd door de directeur AVA en zijn taakopvolgers. Opmerking selectie: cf. lijst individuele vernietiging 1993, dir. Materiële Zaken, briefnr. MZ 93468
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het opstellen van overeenkomsten met bonden die een bijdrage voor de verlaging van het tarief voor bedrijfshulp ontvangen
Grondslag: Bestuursbesluit nr. 147 inzake de vaststelling van een bijdrageregeling ter bevordering van de ontwikkeling van de bedrijfsverzorging, art. 10; Bestuursbesluit nr. 308 inzake de vaststelling van een bijdrageregeling ter bevordering van de ontwikkeling van de bedrijfsverzorging, art. 10
Periode: 1975–1995
Opmerking: Namens het O&S-fonds uitgevoerd door de directeur AVA en zijn taakopvolgers.
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het verlenen van een bijdrage voor de verlaging van het tarief voor bedrijfshulp
Grondslag: Bestuursbesluit nr. 147 inzake de vaststelling van een bijdrageregeling ter bevordering van de ontwikkeling van de bedrijfsverzorging, art.12.a; Bestuursbesluit nr. 308 inzake de vaststelling van een bijdrageregeling ter bevordering van de ontwikkeling van de bedrijfsverzorging, artt. 9.1 en 12.a
Periode: 1975–1995
Opmerking: Namens het O&S-fonds uitgevoerd door de directeur AVA en zijn taakopvolgers.
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van regelgeving betreffende inkomensondersteuning voor landbouwers bij omscholing
Periode: 1965–
Produkt: Bijdrageregeling bij omscholing samengaand met beroepsovergang uit de landbouw (Stcrt. 1970, 125); Bijdrageregeling voor oudere agrarische medewerkers (Stcrt. 1970, 125); Regeling stimulering combinatiebanen (Stcrt. 1986, 158); Vergoedingsregeling voor uittreding van werknemers in de landbouw (Stcrt. 1988, 114); Beschikking tijdelijke inkomenssteun in de akkerbouw (Stcrt. 1990, 147)
Waardering: B 5
Handeling: Het beslissen op aanvragen van bedrijfshoofden en/of agrarische werknemers om inkomensondersteuning voor de omscholing
Grondslag: Bijdrageregeling bij omscholing samengaand met beroepsovergang uit de landbouw; Wijziging van enige bestuursbesluiten, art. 1; Vergoedingsregeling voor uittreding van werknemers in de landbouw, art. 9.1; Wijziging Vergoedingsregeling voor uittreding van landbouwwerknemers, punt A
Periode: 1965–
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van regelgeving betreffende inkomensondersteuning voor landbouwers in het kader van uittreding en afvloeiing
Periode: 1965–
Produkt: Bijdrageregeling voor oudere agrarische medewerkers (Stcrt. 1970, 125); Vergoedingsregeling voor uittreding van werknemers in de landbouw (Stcrt. 1988, 114)
Waardering: B 5
Handeling: Het beslissen op aanvragen van oudere agrarische werknemers die in het kader van uittreding en afvloeiing om inkomensondersteuning verzoeken
Grondslag: Bijdrageregeling voor oudere agrarische werknemers; Wijziging van enige bestuursbesluiten, art 1; Vergoedingsregeling voor uittreding van werknemers in de landbouw, art. 9, 1; Wijziging Vergoedingsregeling voor uittreding van landbouwwerknemers, punt A
Periode: 1965–
Opmerking: Namens het O&S-fonds uitgevoerd door de directeur AVA en zijn taakopvolgers, DUR en LASER.
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het vaststellen van regelgeving betreffende de verbetering van de arbeidsomstandigheden in de landbouwsector
Periode: 1978-
Produkt: O.a.: Bijdrageregeling verbetering werksituatie melkveehouderij (Stcrt. 1978, 46); Complementaire regeling voor investeringen in landbouwbedrijven (Stcrt. 1989, 221); Tijdelijke Bijdrageregeling Arbo-projecten (Stcrt. 1995, 174)
Waardering: B 5
Handeling: Het beslissen op aanvragen van ondernemers in de melkveehouderij voor een bijdrage voor investeringen ter verbetering van de werksituatie
Grondslag: Bijdrageregeling verbetering werksituatie melkveehouderij 1978, art. 12.1
Periode: 1978
Opmerking: Namens het O&S-fonds uitgevoerd door de directeur Bedrijfsstructurele Aangelegenheden.
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het beslissen op aanvragen voor een bijdrage voor investeringen ter verbetering van het milieu, de kwaliteit van de productie en/of ter verbetering van de arbeidsomstandigheden op een agrarisch bedrijf
Grondslag: Complementaire regeling voor investeringen in landbouwbedrijven, art. 12.1
Periode: 1989–1995
Opmerking: Namens het O&S-fonds uitgevoerd door de directeur Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie.
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het opstellen van landbouwstructurele regelingen betreffende meerdere plantaardige sectoren
Periode: 1951–
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van bijdragen in het kader van landbouwstructurele maatregelen betreffende meerdere plantaardige sectoren
Grondslag: Statuten O&S-fonds, art. 3 en 4
Periode: 1963–
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het opstellen van landbouwstructurele regelingen betreffende de akkerbouw
Periode: 1951–
Opmerking: Voor goedkeuring hiervan zie algemene handeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV): het goedkeuren van O&S-bestuursbesluiten.
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van bijdragen in het kader van landbouwstructurele maatregelen in de akkerbouw
Grondslag: Statuten O&S-fonds, art. 3 en 4
Periode: 1963–
Waardering: V, 7 jaar na eindafrekening
Handeling: Het opstellen van landbouwstructurele regelingen betreffende de glastuinbouw
Periode: 1963–
Opmerking: Voor goedkeuring hiervan zie algemene handeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV): het goedkeuren van O&S-bestuursbesluiten.
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van bijdragen in het kader van landbouwstructurele maatregelen in de glastuinbouw
Grondslag: Statuten O&S-fonds, art. 3 en 4
Periode: 1963–
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het opstellen van landbouwstructurele regelingen betreffende de bloembollenteelt
Periode: 1963–
Opmerking: Voor goedkeuring hiervan zie algemene handeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV): het goedkeuren van O&S-bestuursbesluiten.
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van bijdragen in het kader van landbouwstructurele maatregelen in de bloembollenteelt
Grondslag: Statuten O&S-fonds, art. 3 en 4
Periode: 1963–
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het opstellen van landbouwstructurele regelingen betreffende de bloembollenteelt
Periode: 1963–
Opmerking: Voor goedkeuring hiervan zie algemene handeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit: het goedkeuren van O&S-bestuursbesluiten.
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van bijdragen in het kader van landbouwstructurele maatregelen in de boomteelt
Grondslag: Statuten O&S-fonds, art. 3 en 4
Periode: 1963–
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het vaststellen van bijdrageregelingen voor de ontwikkeling of sanering van de rundveehouderijsector in het algemeen
Periode: 1963–
Produkt: O.a: Bijdrageregeling voor rundveestallen gebouwd volgens een arbeidsbesparend bouwsysteem (montagestallen) (jaarverslag 1963–1965); Bijdrageregeling voor het centraal opfokken van jongvee (jaarverslag 1969)
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van een bijdrage voor initiatieven betreffende de ontwikkeling of sanering van de rundveehouderijsector in het algemeen
Grondslag: Bijdrageregeling voor rundveestallen gebouwd volgens een arbeidsbesparend bouwsysteem (montagestallen); Bijdrageregeling voor het centraal opfokken van jongvee
Periode: 1963–
Opmerking: Hieronder valt naast bijdragen voor de bijdrageregelingen ook steun voor individuele (structuur)projecten.
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het vaststellen van bijdrageregelingen voor de ontwikkeling of sanering van de melkveehouderijsector
Periode: 1963–
Produkt: O.a. Bijdrageregeling voor de proef met bewaring en transport van boerderijmelk in/buiten Oostelijk Flevoland (jaarverslag 1966); Bijdrageregeling voor de bouw van koeienhutten (jaarverslag 1969); Bijdrageregeling voor de bouw van gestandaardiseerde ligboxenstallen voor melkvee (jaarverslag 1969); Bijdrageregeling voor de bouw van experimentele, relatief goedkope rundveestallen (jaarverslag 1969); Melktankbesluit (jaarverslag 1976)
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van een bijdrage voor initiatieven betreffende de ontwikkeling of sanering van de melkveehouderijsector
Grondslag: Bijdrageregeling voor de proef met bewaring en transport van boerderijmelk in/buiten Oostelijk Flevoland; Bijdrageregeling voor de bouw van koeienhutten; Bijdrageregeling voor de bouw van gestandaardiseerde ligboxenstallen voor melkvee; Bijdrageregeling voor de bouw van experimentele, relatief goedkope rundveestallen; Melktankbesluit
Periode: 1963–
Opmerking: Hieronder valt naast bijdragen voor de bijdrageregelingen ook steun voor individuele (structuur)projecten.
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het vaststellen van bijdrageregelingen voor de ontwikkeling of sanering van de vleesveehouderijsector
Periode: 1963–
Produkt: O.a. Bijdrageregeling tot uitbreiding van de rundvleesproduktie door middel van kruising van zwartbonte koeien met stieren van het Charolaisras (jaarverslag 1969); Bijdrageregeling ter bevordering van proefnemingen op het gebied van rationele rundvleesproductie (jaarverslag 1971)
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van een bijdrage voor initiatieven betreffende de ontwikkeling of sanering van de vleesveehouderijsector
Grondslag: Bijdrageregeling tot uitbreiding van de rundvleesproduktie door middel van kruising van zwartbonte koeien met stieren van het Charolaisras; Bijdrageregeling ter bevordering van proefnemingen op het gebied van rationele rundvleesproductie
Periode: 1963–
Opmerking: Hieronder valt naast bijdragen voor de bijdrageregelingen ook steun voor individuele (structuur)projecten.
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het vaststellen van bijdrageregelingen voor de ontwikkeling of sanering van de varkenshouderijsector
Periode: 1963–
Produkt: O.a. Toepassingsbesluit varkenshouderijbedrijven met ontwikkelingsmogelijkheden (bestuursbesluit nr. 125); Besluit stimulering investeringen varkenshouderij (SIV – bestuursbesluit nr. 486, Stcrt. 1996, 57)
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van een bijdrage voor initiatieven betreffende de ontwikkeling of sanering van de varkenshouderijsector
Grondslag: Toepassingsbesluit varkenshouderijbedrijven met ontwikkelingsmogelijkheden (bestuursbesluit nr. 125); Besluit stimulering investeringen varkenshouderij (SIV – bestuursbesluit nr. 486, Stcrt. 1996, 57)
Periode: 1963–
Opmerking: Hieronder valt naast bijdragen voor de bijdrageregelingen ook steun voor individuele projecten.
Waardering: V, 7 jaar
Proefstations voor het controle-onderzoek
Handeling: Het op aanvraag onderzoeken van de proefnemingen uitgevoerd door de proefstations voor het landbouwkundig onderzoek en het Bodemkundig Instituut en het opsporen van vervalsingen
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, art. 53
Periode: 1945–1979
Opmerking: De proefstations voor het controle-onderzoek waren tevens belast met werkzaamheden ingevolge van de Wet van 31 december 1920 (Stb. 957) tot bestrijding van het bedrog in de handel in meststoffen, zaaizaden en veevoeder
Waardering: V, 10 jaar
Proefstations voor landbouwkundig onderzoek
Handeling: Het opstellen van de instructies voor de overige ambtenaren en rijkswerklieden van de proefstations voor landbouwkundig onderzoek en het Bodemkundig Instituut
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, art. 20 en 23
Periode: 1945–1979
Opmerking: De formele bevoegdheid ligt bij de Raad van Bestuur
Waardering: B 4
Handeling: Het opstellen van het huishoudelijk reglement van een proefstation
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, art. 14 en 50
Periode: 1945–1979
Opmerking: De formele bevoegdheid ligt bij de hoofddirecteur, de Raad van Bestuur en het college van directeuren
Waardering: B 5
Handeling: Het opstellen van een op de praktijkgericht landbouwkundig onderzoeksplan
Grondslag:
Bron: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, art. 41. Ontwikkelingsplan voor de instituten en proefsstations van het Ministerie van Landbouw en Visserij, 1987-1990, blz. 22
Periode: 1945–1979
Opmerking: De formele bevoegdheid ligt bij de Raad van Bestuur. In het Besluit van de dienst der Rijkslandbouwproefstations spreekt men over ‘werkplannen’. Werkplannen moesten gericht zijn op vragen die zich voordeden in verband met de praktijk van de akker- en weidebouw, de zuivelbereiding en de veevoeding
Waardering: B 5
Programmacommissie IOP-Koolhydraten
Handeling: Het opstellen van meerjarige werkplannen en stimuleringsmaatregelen voor de koolhydraatchemie
Bron: Eindverslag Innovatiegericht Onderzoeksprogramma Biotechnologie (IOP-b)
Periode: 1985–1993
Waardering: B 5
Projecten Advies Commissie (PAC)
Handeling: Het adviseren van de Minister van LNV over ingediende projecten ter verbetering van de agrarische marktstructuur
Grondslag:
Periode: 1968–
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van het bestuur van het Borgstellingsfonds over beleidsaspecten
Bron: boek ‘Niet alle borgen zijn gelijk’
Periode: 1954–1964
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van het bestuur van het Borgstellingsfonds over individuele aanvragen tot borgstelling
Bron: boek ‘Niet alle borgen zijn gelijk’
Periode: 1954–1964
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het adviseren van het bestuur van het O&S-fonds betreffende te nemen bestuursbesluiten
Grondslag: Instellingsbesluit Provinciale Adviescommissies, art. 10
Periode: 1964–
Opmerking: Feitelijk wordt niet het bestuur maar de gemandateerde beslissingsbevoegde autoriteit van advies gediend. Het is zelfs zo dat de PAC eigenlijk beslist, daar alleen een positief advies wordt doorgestuurd naar bovenbedoelde autoriteit. Voor wat betreft advisering over een aanvraag inzake bedrijfsbeëindiging of uittreding, zie de desbetreffende handeling in het Pivot-rapport over landinrichting
Waardering: B 5
Handeling: Het instellen van herstructureringscommissies voor de akkerbouw
Bron: Begrotingen
Periode: 1968–1995
Waardering: B 4
Handeling: Het evalueren van (de uitvoering van) herstructureringsplkannen voor de akkerbouw
Bron: Commentaar RBD’s
Periode: 1968–1995
Waardering: B 2
Provinciale Raden voor de Rijkslandbouwvoorlichting
Handeling: Het voeren van overleg met betrekking tot problemen op het gebied van de landbouwvoorlichting in de betrokken provincies
Grondslag: o.a. Besluit instelling Provinciale Landbouwvoorlichtingsraad in Zuidholland, art. 1; Besluit instelling Provinciale Landbouwvoorlichtingsraad in Noordholland, art. 1
Periode: 1955–1968
Opmerking: Regionale consulenten waren secretaris van de Provinciale Raden.
Waardering: B 4
Provinciale Raden voor de Bedrijfsontwikkeling
Handeling: Het adviseren van het bestuur van het Borgstellingsfonds over beleidsaspecten
Bron: boek ‘Niet alle borgen zijn gelijk’
Periode: 1954–1964
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van het bestuur van het Borgstellingsfonds over individuele aanvragen tot borgstelling
Bron: boek ‘Niet alle borgen zijn gelijk’
Periode: 1954–1964
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het instellen van herstructureringscommissies voor de akkerbouw
Periode: 1968–1995
Bron: Begrotingen
Waardering: B 4
Handeling: Het opstellen van (de uitvoering van) herstructureringsplannen voor de akkerbouw
Periode: 1968–1995
Bron: Commentaar RBD’s
Waardering: B 2
Raad voor het Landelijk Gebied
Handeling: Het adviseren van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) over plattelandsontwikkeling
Bron: Advies EU-fondsen en geïntegreerde plattelandsontwikkeling. Raad voor het Natuurbeheer, voorwoord
Periode: 1996–
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) betreffende het maatschappelijk verantwoord produceren en de toekomst van de dierhouderij in Nederland
Bron: brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) d.d. 21 juli 2000
Periode: 2000–
Product: Rapport ‘Vóór het kalf verdronken is…,’ september 2000
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) over plattelandsontwikkeling
Bron: Advies EU-fondsen en geïntegreerde plattelandsontwikkeling. Raad voor het Natuurbeheer, voorwoord
Periode: 1996–
Waardering: B 1
Raden voor de Bedrijfsontwikkeling
Handeling: Het voeren van overleg met betrekking tot problemen op het gebied van de landbouwvoorlichting in de betrokken provincies
Grondslag: o.a. Besluit instelling Provinciale Landbouwvoorlichtingsraad in Zuidholland, art. 1; Besluit instelling Provinciale Landbouwvoorlichtingsraad in Noordholland, art. 1
Periode: 1968–1995
Opmerking: In alle provincies bestonden tot 1995 Provinciale Raden voor de Bedrijfsontwikkeling.
Waardering: B 4
Rijksdienst voor Landbouwherstel
Handeling: Het vaststellen van maatregelen voor het herstel van toegebrachte defensie-, bezettings- en oorlogsschaden aan land-, tuin- en bosbouwgronden en woeste gronden en de daarbij behorende gebouwen
Grondslag: Besluit instelling Rijksdienst voor Landbouwherstel, art. 1.a
Periode: 1945–1956
Waardering: B 1
Handeling: Het vaststellen van maatregelen ter bevordering van een geregelde bedrijfsvoering in de getroffen bedrijven
Grondslag: Besluit instelling Rijksdienst voor Landbouwherstel, art. 1.b
Periode: 1945–1956
Waardering: B 1
Handeling: Het regelen van vergoedingen van agrarische schaden
Grondslag: Besluit instelling Rijksdienst voor Landbouwherstel, art. 1.c
Periode: 1945–1956
Opmerking: O.a. op grond van de Wet op de Materiële Oorlogsschaden; afwikkelen van schadedossiers van individuele gedupeerden, occupatieschade (door de bezetter en /of geallieerden in beslag genomen terreinen), cultuurtechnisch herstel
Waardering: V, 7 jaar na eindafrekening
Handeling: Het adviseren van het bestuur van het Borgstellingsfonds over beleidsaspecten
Bron: boek ‘Niet alle borgen zijn gelijk’
Periode: 1954–1964
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van het bestuur van het Borgstellingsfonds over individuele aanvragen tot borgstelling
Bron: boek ‘Niet alle borgen zijn gelijk’
Periode: 1954–1964
Waardering: V, 10 jaar
Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw (SBF)
Handeling: Het opstellen van regelgeving voor het verlenen van borgstelling voor financiering van landbouwstructurele maatregelen
Bron: Begrotingen
Periode: 1951–
Product: Besluit Borgstellingsfonds voor de Landbouw (verschillende malen gewijzigd en vervangen, bijv. Stcrt. 1993,54)
Waardering: B 1
Handeling: Het instellen van commissies voor het uitbrengen van adviezen over beleidsaspecten en individuele aanvragen
Bron: boek ‘Niet alle borgen zijn gelijk’
Periode: 1954–
Waardering: B4
Handeling: Het benoemen van leden van door het Borgstellingsfonds ingestelde adviescommissies
Periode: 1954–
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het beslissen over aanvragen tot borgstelling voor rente en aflossing van aan landbouwbedrijven verstrekte kredieten ter verbetering of overname
Grondslag: Vaststelling Besluit Borgstellingsfonds voor de Landbouw, art. 2 en art. 10
Periode: 1951–
Opmerking: Alleen in bijzondere gevallen beslist het bestuur van het fonds.
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het mandateren van andere organen tot het namens het bestuur van het Borgstellingsfonds nemen van beslissingen en ondertekenen van stukken
Grondslag: statuten Borgstellingsfonds
Periode: 1951–
Product: bestuursbesluiten betreffende mandaatverlening
Opmerking: Deze handeling werd pas vanaf 1963 feitelijk toegepast, na decentralisatie van de activiteiten.
Waardering: V, 10 jaar na afloop mandaat
Handeling: Het behandelen van bezwaarschriften tegen beslissingen van het fonds
Bron: boek ‘Niet alle borgen zijn gelijk’
Periode: 1951–
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het vaststellen van periodieke verslagen over de werkzaamheden van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw
Periode: 1951–
Product: jaarverslagen
Waardering: B 2
Stichting Dienst Landbouwvoorlichting (DLV)
Handeling: Het geven van voorlichting, advies en begeleiding op het gebied van de techniek, de economie, de productie en de teelt aan ondernemers in de agrarische sector
Grondslag: Wet Stichting Landbouwvoorlichting, art. 2.3
Periode: 1990–1998
Opmerking: Vanaf 1998 door zelfstandige DLV Adviesgroep NV.
Waardering: B 5 voor 1 exemplaar van het eindproduct
V, 5 jaar overige neerslag
Handeling: Het benoemen van bestuursleden van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw alsmede van de secretaris en (vanaf 1990) de secretaris-penningmeester
Grondslag: statuten Borgstellingsfonds, art. 5
Opmerking: De Minister van Financiën benoemde (tot 1989) de penningmeester, terwijl de voorzitter werd benoemd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Benoeming van de secretaris en de secretaris-penningmeester (adviserend) geschiedt door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).
Periode: 1951–1955
Waardering: V, 5 jaar na einde betrekking
Handeling: Het ontwikkelen van herstructureringsplannen in sectoren van de agrarische verwerking en afzet
Grondslag:
Bron: Instellingsbeschikkingen structuurcommissies, zoals voor de vleesindustrie (Stcrt. 1981, 81)
Economische structuurnota; Bedrijfstakverkenning VG-industrie 1980
Periode: [1975]–
Produkt: O.a. herstructureringsplannen en daaronder vallende programma’s, PBO-verordeningen zoals Herstructurering Broodbakkerij (PBO-blad 1975, 26; 1984, 21; 1990, 13)
Opmerking: Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief
Waardering: B 1
Stuurgroep Arbo-convenant Agrarische Sectoren
Handeling: Het rapporteren in het kader van het houden van toezicht op de naleving van de in het Arbo-convenant Agrarische Sectoren vastgelegde afspraken
Grondslag: Arbo-convenant Agrarische Sectoren, art. 26.2c-d
Periode: 1994–1999
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het initiëren van arbo-projecten ten behoeve van de uitvoering van het Arbo-convenant Agrarische Sectoren
Grondslag: Arbo-convenant Agrarische Sectoren, art. 26.2b
Periode: 1994–1999
Waardering: V, 10 jaar na afloop project
Handeling: Het geven van advies aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de beslissing op aanvragen in het kader van de Tijdelijke Bijdrageregeling Arbo-projecten
Bron: Evaluatieonderzoek Arbo-convenant Agrarische Sectoren 1994–1999, blz. 14-15
Periode: 1995–1998
Waardering: V, 7 jaar
Stuurgroep Heroriëntatie Pluimveehouderij (Commissie-Alders)
Handeling: Het adviseren van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) over maatregelen in het kader van de herstructurering van de pluimveehouderij
Bron: Brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) aan de Tweede Kamer, d.d. 29 november 1999; e.a.
Periode: 1999
Product: Eindrapport Stuurgroep Heroriëntatie Pluimveehouderij, november 1999
Waardering: B 1
Tijdelijke begeleidingscommissie herstructurering veehouderij
Handeling: Het adviseren van de Minister van LNV over vraagstukken op het terrein van het flankerend beleid in het kader van de herstructurering van de veehouderij
Bron: Regeling instelling tijdelijke Begeleidingscommissie herstructurering veehouderij
Periode: 1999–2000
Waardering: B 1
Handeling: Het geven van advies aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) over het beslissen op aanvragen in het kader van de Tijdelijke Bijdrageregeling Arbo-projecten
Bron: Evaluatieonderzoek Arbo-convenant Agrarische Sectoren 1994–1999, blz. 13-15
Periode: 1995–1998
Waardering: V, 10 jaar na afloop project
Handeling: Het instellen van begeleidingsgroepen voor het volgen van en adviseren over agrarische arbo-projecten
Grondslag: Arbo-convenant Agrarische Sectoren, art. 26.3
Periode: 1994–1999
Waardering: V, 10 jaar na afloop project
Handelingen van overige actoren
Minister van Economische Zaken (EZ)
Handeling: Het instellen van programmacommissies in het kader van het innovatiegerichte onderzoeksprogramma (IOP) op agrarisch gebied
Bron: Eindverslag Innovatiegericht Onderzoeksprogramma Biotechnologie (IOP-b)
Periode: 1985–
Opmerking: De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) stelde de Programmacommissie voor Biotechnologie in (behandeld in een specifiek contextrapport) en (samen met Economische Zaken) de Programmacommissie IOP-Koolhydraten.
Waardering: B 4
Handeling: Het benoemen van leden van programmacommissies in het kader van het innovatiegerichte onderzoeksprogramma (IOP) op agrarisch gebied
Bron: Eindverslag Innovatiegericht Onderzoeksprogramma Biotechnologie (IOP-b)
Periode: 1985–
Waardering: V, 5 jaar na einde betrekking
Handeling: Het instellen van de Stuurgroep Integraal Structuurplan Noorden des Lands
Grondslag: Besluit Organisatie Integraal Structuurplan Noorden des Lands, art. 1.1
Periode: 1973–2000
Product: Instellingsbesluit
Waardering: B 4
Handeling: Het benoemen van leden voor de Stuurgroep Integraal Structuurplan Noorden des Lands
Grondslag: Besluit Organisatie Integraal Structuurplan Noorden des Lands, art. 1.5d
Periode: 1973–
Waardering: V, 5 jaar na einde betrekking
Handeling: Het vaststellen van de Integrale Structuurplannen Noorden des Lands
Bron: Integraal Structuurplan Noorden des Lands. 1978-1979, blz. 199-200
Periode: 1973–
Waardering: B 5
Handeling: Het toewijzen van ISP-middelen aan de bij de uitvoering van de Integrale Structuurplannen Noorden des Lands betrokken Ministeries en provincies
Bron:
Grondslag: Besluit Uitkeringen Integraal Structuurplan Noorden des Lands 1993/94, art. 7.1, 1a, 2a – c
Periode: 1973–1993
Opmerking: Uit het Integraal Structuurplan Noorden des Lands, 1978-1979, blz. 11 en 200 blijkt dat de Minister van Economische Zaken (EZ) de ISP-gelden vanaf 1973 toekende aan de bij de uitvoering van de Integrale Structuurplannen Noorden des Lands betrokken Ministeries en provincies.
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het verstrekken van uitkeringen ten behoeve van de uitvoering van het ISP aan een openbaar lichaam waarin de bij het ISP betrokken provincies samenwerken, aan gemeenten en aan privaat-rechtelijke rechtspersonen
Grondslag: Besluit Uitkeringen Integraal Structuurplan Noorden des Lands 1993/94, art. 7.1,
1a, 2a – c
Periode: 1993–
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het preciseren van de taakverdeling op het gebied van het industrieel structuurbeleid
Bron: Interne notities
Periode: 1976–
Product: Afbakeningsbrieven en notities, zoals van LNV: VA/1489 (1977), J 7996 (1985), J 931 (1986) en van EZ: 1276/I/8468 (1976) en 786/VI/79 (1986)
Opmerking: Ten dele hebben deze stukken betrekking op andere beleidsterreinen, zoals de exportbevordering.
Waardering: B 1
Handeling: Het instellen, instrueren en opheffen van structuurcommissies voor sectoren van de agrarische verwerking en afzet
Bron: Economische structuurnota; Jaarverslag 1996 SHB
Periode: [1975]–
Opmerking: De instelling gebeurt in overleg met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Enkele agrarische sectoren waarvoor structuurcommissies zijn ingesteld: slachtpluimvee, bloembollen, vleesindustrie en broodbakkerij (deze laatste werd in 1974 ingesteld door het PGZP). Bij de instelling van een structuurcommissie voor de agrarische sectoren kan besloten worden om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit eenlid, een adviseur of een vertegenwoordiger aan te wijzen. Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 4
Handeling: Het vaststellen of bekrachtigen van herstructureringsplannen voor sectoren van de agrarische verwerking en afzet
Bron: Economische structuurnota
Periode: [1975]–
Product: Herstructureringsplannen, PBO-verordeningen
Opmerking: Bekrachtiging impliceert (mede)financiering, waartoe kaderregelingen worden ingesteld; de uitvoering ervan komt in veel gevallen onder autonomie van de NEHEM te berusten. Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 1
Herstructureringsmaatschappij (NEHEM)
Handeling: Het (doen) verrichten van structuuronderzoeken in sectoren van de agrarische verwerking en afzet
Bron: begrotingen; bedrijfstakverkenningen VG-industrie
Periode: [1965]–
Product: Sectorstructuuronderzoeken en (vanuit LNV) sectorvisies; rapporten over groenten- en fruitveilingen (1971); rapport: ‘Beeldvorming slachtpluimveebranche’ (1975); rapport; ‘Voedsel- en agrarische industrie’(1976); rapport: ‘Beeld van de Nederlandse Zuivel: een structuurstudie’ (PZ)
Opmerking: Inbreng van bedrijfsorganisaties door onder andere het Produktschap voor Vee en Vlees (PVV) en het Bedrijfschap voor de Groothandel in Bloemkwekerijproducten. Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 5 opdracht en eindproduct
V, 10 jaar overige neerslag
Handeling: Het ontwikkelen van herstructureringsplannen in sectoren van de agrarische verwerking en afzet
Bron: Economische structuurnota; Bedrijfstakverkenning VG-industrie 1980
Grondslag: Instellingsbeschikkingen structuurcommissies, zoals voor de vleesindustrie (Stcrt. 1981, 81)
Periode: [1975]–
Product: O.a. herstructureringsplannen en daaronder vallende programma’s, PBO-verordeningen zoals Herstructurering Broodbakkerij (PBO-blad 1975, 26; 1984, 21; 1990, 13)
Opmerking: Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 1
Handeling: Het uitwerken van herstructureringsplannen in sectoren van de agrarische verwerking en afzet
Bron: Bedrijfstakverkenning VG-industrie 1980; Jaarverslag SHB 1996
Periode: [1975]–
Opmerking: Soms wordt maar een deel van een herstructureringsplan uitgewerkt, zoals de Onderzoeks- en Ontwikkelingsprogramma’s (zie rubriek Innovatie). Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 1
Handeling: Het ontwikkelen van herstructureringsplannen in sectoren van de agrarische verwerking en afzet
Grondslag:
Bron: Instellingsbeschikkingen structuurcommissies, zoals voor de vleesindustrie (Stcrt. 1981, 81) Economische structuurnota; Bedrijfstakverkenning VG-industrie 1980
Periode: [1975]–
Produkt: O.a. herstructureringsplannen en daaronder vallende programma’s, PBO-verordeningen zoals Herstructurering Broodbakkerij (PBO-blad 1975, 26; 1984, 21; 1990, 13)
Opmerking: Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief
Waardering: B 1
Stuurgroep Integraal Structuurplan Noorden des Lands
Handeling: Het opstellen van Integrale Structuurplannen Noorden des Lands
Grondslag: Besluit Organisatie Integraal Structuurplan Noorden des Lands, art. 1.2a-b
Periode: 1973–
Product: Integraal Structuurplan Noorden des Lands
Waardering: B 1
Handeling: Het adviseren van de Minister van Economische Zaken (EZ) over het toewijzen van ISP-middelen aan bij de uitvoering van het ISP betrokken Ministeries en provincies
Bron: Integraal Structuurplan Noorden des Lands. 1978-1979, blz. 200
Periode: 1973–1993
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het benoemen van bestuursleden van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw alsmede van de secretaris en (vanaf 1990) de secretaris-penningmeester
Grondslag: Statuten Borgstellingsfonds, art. 5
Periode: 1951–1989
Opmerking: De Minister van Financiën benoemde (tot 1989) de penningmeester, terwijl de voorzitter werd benoemd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Benoeming van de secretaris en de secretaris-penningmeester (adviserend) geschiedt door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Waardering: V, 2 jaar na einde betrekking
Handeling: Het beheren van de gelden van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw
Bron: boek ‘Niet alle borgen zijn gelijk’
Periode: 1951–1989
Waardering: V, 20 jaar
Handeling: Het instellen van de werkgroep ‘Fiscale opties bij herstructurering op bedrijfsniveau in de land- en tuinbouw’
Grondslag: regeerakkoord 1998, hfdst. IV (Ruimtelijk-economische inrichting en milieu), paragraaf 7 (Plattelandsbeleid, land- en tuinbouw, bio-industrie), als geciteerd in rapport ‘Fiscale opties bij herstructurering op bedrijfsniveau in de land- en tuinbouw’
Periode: 1999–
Product: Instellingsbeschikking werkgroep Fiscale opties bij herstructurering op bedrijfsniveau in de land- en tuinbouw (Stcrt. 1999, 44)
Opmerking: De formele bevoegdheid ligt bij de staatssecretaris
Waardering: B 1
Handeling: Het benoemen van leden van de werkgroep ‘Fiscale opties bij herstructurering op bedrijfsniveau in de land- en tuinbouw’
Periode: 1999–
Opmerking: De formele bevoegdheid ligt bij de staatssecretaris
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het verlenen van een bijdrage aan getroffenen van de stormvloedramp
Grondslag: Wet op de watersnoodschade 1953, art. 2
Periode: 1953–1978
Opmerking: Deze handeling is opgenomen in het rapport Materiele oorlogs- en watersnoodschade (nummer 128)
Waardering: B 6
Handeling: Het instellen van rampschadebureaus en het aanwijzen van ambtsgebieden
Grondslag: Wet op de watersnoodschade 1953, art. 4.1
Periode: 1953–
Waardering: B 4 en 6
Handeling: Het aanwijzen van het hoofd van het rampschadebureau
Grondslag: Wet op de watersnoodschade 1953, art. 4.2
Periode: 1953–1960
Opmerking: Deze handeling is opgenomen in het rapport Materiele oorlogs- en watersnoodschade (nummer 128)
Waardering: B 4 en 6
Handeling: Het aanwijzen van een vastellend orgaan voor het toezicht op de rampschadebureaus
Grondslag: Wet op de watersnoodschade 1953, art. 4.3
Periode: 1953–1960
Opmerking: Deze handeling is opgenomen in het rapport Materiele oorlogs- en watersnoodschade (nummer 128). Dit orgaan is bevoegd aan de hoofden van de bureaus instructies te geven omtrent de uitvoering van hun taak.
Waardering: B 5 en 6
Handeling: Het opstellen van regels over de fiscale aftrek van watersnoodschade
Grondslag: Wet op de waternoodschade 1953, art. 14
Periode: 1953–1960
Opmerking: In overeenstemming met Ministers van WV en LNV. Deze handeling is opgenomen in het rapport Materiele oorlogs- en watersnoodschade (nummer 128)
Waardering: B 5 en 6
Handeling: Het vaststellen van normen voor de afschrijving van heraanschrijvingskosten
Grondslag: Wet op de waternoodschade 1953, art. 16.2
Periode: 1953–1960
Opmerking: In overeenstemming met Ministers van VROM en LNV. Deze handeling is opgenomen in het rapport Materiele oorlogs- en watersnoodschade (nummer 128)
Waardering: B 5 en 6
Handeling: Het in een beschikking geven van voorschriften omtrent de berekening, de vaststelling en de uitbetaling van de vergoeding voor geleden schade
Grondslag: Wet op de waternoodschade 1953, art. 24
Periode: 1953–1960
Opmerking: In overeenstemming met Ministers van VROM en LNV. Deze handeling is opgenomen in het rapport Materiele oorlogs- en watersnoodschade (nummer 128)
Waardering: B 5 en 6
Handeling: Het opstellen van regels omtrent de wijze waarop de betaalbaarstelling van de bijdrage plaatsvindt
Grondslag: Wet op de waternoodschade 1953, artt. 37 en 43
Periode: 1953–1960
Opmerking: Ingeval meer dan een persoon rechthebbende is, alsmede omtrent de wijze waarop de verdeling van de bijdrage plaatsvindt. Deze handeling is opgenomen in het rapport Materiele oorlogs- en watersnoodschade (nummer 128)
Waardering: B 5 en 6
Handeling: Het vaststellen van voorschriften omtrent de uitvoering van de Wet op de watersnoodschade 1953
Grondslag: Wet op de waternoodschade 1953, art. 61
Periode: 1953–1960
Product: Besluit van 13 juli 1959, houdende een algemene maatregel van bestuur tot vaststelling van het tijdstip, bedoeld in artikel 3.1 der Wet op de Watersnoodschade 1953 en artikel 1 der Wet op de Financiering Stormvloedschade Publiekrechtelijke Lichamen, Stb. 1959, 224
Opmerking: In overeenstemming met Ministers van WV en LNV. Deze handeling is opgenomen in het rapport Materiele oorlogs- en watersnoodschade (nummer 128)
Waardering: B 5 en 6
Werkgroep ‘Fiscale opties bij herstructurering op bedrijfsniveau in de land- en tuinbouw’
Handeling: Het inventariseren en beoordelen van opties voor het wegnemen van eventueel bestaande fiscale belemmeringen voor landbouwstructurele maatregelen op bedrijfsniveau
Grondslag: Instellingsbeschikking werkgroep Fiscale opties bij herstructurering op bedrijfsniveau in de land- en tuinbouw
Periode: 1999–
Opmerking: rapport ‘Fiscale opties bij herstructurering op bedrijfsniveau in de land- en tuinbouw’
Waardering: B 1
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OC&W)
Handeling: Het benoemen van bestuursleden, leden, adviserende leden en een secretaris van de Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek
Grondslag: Instellingsbeschikking Nationale Raad voor het Landbouwkundig Onderzoek, art. 5. 2; Regeling Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek, art. 6
Periode: 1986–
Opmerking: De benoeming geldt voor vijf jaar. De Ministers van VROM en OC&W benoemen er ieder één.
Waardering: V, 5 jaar na einde betrekking
Stuurgroep Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma’s
Handeling: Het toetsen van meerjarenprogramma’s van de programmacommissies op agrarisch terrein en het adviseren van de betrokken Ministers
Bron: Eindverslag Innovatiegericht Onderzoeksprogramma Biotechnologie (IOP-b)
Periode: 1985–
Waardering: V 10 jaar
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid betreffende directe en indirecte inkomensondersteuning voor landbouwers
Periode: 1970–
Waardering: B 1 en 2
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van regelgeving betreffende inkomensondersteuning voor landbouwers bij omscholing
Periode: 1965–
Product: Bijdrageregeling bij omscholing samengaand met beroepsovergang uit de landbouw (Stcrt. 1970, 125); Bijdrageregeling voor oudere agrarische medewerkers (Stcrt. 1970, 125); Regeling stimulering combinatiebanen (Stcrt. 1986, 158); Vergoedingsregeling voor uittreding van werknemers in de landbouw (Stcrt. 1988, 114); Beschikking tijdelijke inkomenssteun in de akkerbouw (Stcrt. 1990, 147)
Waardering: B 1
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van regelgeving betreffende inkomensondersteuning voor landbouwers in het kader van uittreding en afvloeiing
Periode: 1970–
Product: Bijdrageregeling voor oudere agrarische medewerkers (Stcrt. 1970, 125); Vergoedingsregeling voor uittreding van werknemers in de landbouw (Stcrt. 1988, 114)
Waardering: B 1
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van regelgeving betreffende ondersteuning voor Landelijke stichtingen in het kader van de vorming van combinatiebanen voor landbouwers
Periode: 1986–1987
Product: Regeling stimulering combinatiebanen (Stcrt. 1986, 158)
Waardering: B 1
Handeling: Het aangaan van het Arbo-convenant Agrarische Sectoren
Bron: Evaluatieonderzoek Arbo-convenant Agrarische Sectoren 1994–1999, blz. 1
Periode: 1994
Product: Arbo-convenant Agrarische Sectoren
Opmerking: Het convenant werd met de sociale partners in de agrarische sector aangegaan.
Waardering: V, 5 jaar na einde convenant
Handeling: Het verlenen van een financiële bijdrage aan de tenuitvoerlegging van projecten ter verbetering van de arbeidsomstandigheden in de agrarische sector
Grondslag: Arbo-convenant Agrarische Sectoren, artt.3 en 29.1
Periode: 1994–1999
Opmerking: Ook de sociale partners deden hieraan mee.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het uitvoeren van projecten ten behoeve van de uitvoering van het Arbo-convenant Agrarische Sectoren
Grondslag: Arbo-convenant Agrarische Sectoren, art. 3.1
Periode: 1994–1999
Opmerking: De sociale partners leverden hieraan ook een bijdrage.
Waardering: V, 10 jaar na afloop project
Handeling: Het instellen van de Stuurgroep Arbo-convenant Agrarische Sectoren
Grondslag: Arbo-convenant Agrarische Sectoren, art. 26.1
Periode: 1994–1994
Opmerking: Ook de sociale partners zijn bij de instelling van deze stuurgroep betrokken.
Waardering: B 4
Minister van Verkeer en Waterstaat
Handeling: Het opstellen van programma’s voor milieuvriendelijke technologie die mede van toepassing is op de agrarische verwerking en afzet
Bron: Toelichting Stimuleringsregeling ontwikkeling en toepassing milieutechnologie
Periode: [1975]–
Product: Bijv. Stimuleringsregeling ontwikkeling en toepassing milieutechnologie (Stcrt. 1988, 252)
Opmerking: Op het gebied van bestrijdingstechnieken van waterverontreiniging bij de bron werd voor 1988 al jarenlang samengewerkt tussen VROM, LNV en VW. Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 1
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM)
Handeling: Het aangaan van de bestuursovereenkomst Plattelandsontwikkelingsplan Nederland. (POP)
Bron: Plattelandsontwikkelingsplan Nederland 2000–2006, blz. 113; Persbericht ‘Bestuursovereenkomst POP ondertekend.’ Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. 2001.
Periode: 2001–
Product: Bestuursovereenkomst POP
Opmerking: Ook Gedeputeerde Staten zijn partij bij een dergelijke overeenkomst.
Waardering: B 5
Handeling: Het stellen van voorwaarden aan het betaalbaarstellen van bijdragen wegens herstelschade aan onroerend goed
Grondslag: Wet op de waternoodschade 1953, art 30.1
Periode: 1953–1960
Product: Bepalingen
Waardering: Vervallen
Handeling: Het verlenen van ontheffingen voor de bouw van een onroerend goed in een andere gemeente dan waarin het pand waarop de bijdrage betrekking heeft, gelegen was
Grondslag: Wet op de waternoodschade 1953, art 30.3
Periode: 1953–1960
Product: Ontheffingen, beschikkingen
Waardering: Vervallen
Handeling: Het geven van aanwijzingen voor de uitvoering van de werkzaamheden op basis waarvan de bijdrage wegens schade aan onroerend goed wordt uitbetaald
Grondslag: Wet op de waternoodschade 1953, art 31
Periode: 1953–1960
Product: Aanwijzingen
Waardering: Vervallen
Handeling: Het, in geval van onherstelbare schade aan een gebouwd onroerend goed, bepalen in hoeverre de bijdrage zal worden aangewend ter voldoening van een hypothecaire vordering
Grondslag: Wet op de waternoodschade 1953, art 38
Periode: 1953–1960
Product: Beschikkingen
Waardering: Vervallen
Handeling: Het opstellen van programma’s voor milieuvriendelijke technologie die mede van toepassing is op de agrarische verwerking en afzet
Bron: Toelichting Stimuleringsregeling ontwikkeling en toepassing milieutechnologie
Periode: [1975] –
Product: Bijv. Stimuleringsregeling ontwikkeling en toepassing milieutechnologie (Stcrt. 1988, 252)
Opmerking: Op het gebied van bestrijdingstechnieken van waterverontreiniging bij de bron werdvoor 1988 al jarenlang samengewerkt tussen VROM, LNV en VW. Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 1
Productschap Vee en Vlees en Productschap Pluimvee en Eieren (PVV/PPE)
Handeling: Het opleggen van heffingen aan boeren en tuinders om exploitatietekorten van proefstations en regionale onderzoekscentra te financieren
Periode: 1979–
Product: PZ-verordeningen
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het ontwikkelen van herstructureringsplannen in sectoren van de agrarische verwerking en afzet
Bron: Economische structuurnota; Bedrijfstakverkenning VG-industrie 1980
Grondslag: Instellingsbeschikkingen structuurcommissies, zoals voor de vleesindustrie (Stcrt. 1981, 81)
Periode: [1975]–
Product: O.a. herstructureringsplannen en daaronder vallende programma’s, PBO-verordeningen zoals Herstructurering Broodbakkerij (PBO-blad 1975, 26; 1984, 21; 1990, 13)
Opmerking: Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief. Bijv. PGZP en PVV.
Waardering: B 1
Handeling: Het vaststellen of bekrachtigen van herstructureringsplannen voor sectoren van de agrarische verwerking en afzet
Bron: Economische structuurnota
Periode: [1975]–
Product: Herstructureringsplannen, PBO-verordeningen
Opmerking: Bekrachtiging impliceert (mede)financiering, waartoe kaderregelingen worden ingesteld; de uitvoering ervan komt in veel gevallen onder autonomie van de NEHEM te berusten. Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 1
Handeling: Het uitwerken van herstructureringsplannen in sectoren van de agrarische verwerking en afzet
Bron: Bedrijfstakverkenning VG-industrie 1980; Jaarverslag SHB 1996
Periode: [1975]–
Opmerking: Soms wordt maar een deel van een herstructureringsplan uitgewerkt, zoals de Onderzoeks- en Ontwikkelingsprogramma’s (zie rubriek Innovatie). Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid op het gebied van de innovatie ten behoeve van de agrarische verwerking en afzet
Bron: Begrotingen
Periode: [1968]–
Product: O.a. ‘Notitie agrificatie’ (directie I&H, 1993)
Opmerking: Het Landbouwschap stelde de Taakgroep Agrificatie in ter bevordering van de aansluiting tussen akkerbouwsector, industrie en markt. Het aangegeven aanvangsjaar is indicatief.
Waardering: B 1
Raad van Toezicht van de Stichting DLO (DLO/WUR)
Handeling: Het vaststellen van een bestuurs- en beheerreglement ter regeling van het bestuur, het beheer en de inrichting van de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 7A.1
Periode: 1999–
Waardering: B 4
Handeling: Het vaststellen van het onderzoeksplan en de begroting
Bron: 1999–
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 7B.2
Waardering: B 5
Handeling: Het houden van toezicht op het beleid en het bestuur en op de algemene gang van zaken in de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 8.1
Periode: 1999–
Waardering: B 2
Handeling: Het aanwijzen van een plaatsvervangend voorzitter en secretaris van de raad
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 8.2
Periode: 1999–
Waardering: V 5 jaar
Handeling: Het vaststellen van een strategisch plan
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 9A.1
Periode: 1999–
Opmerking: Het strategisch plan wordt tenminste één maal in de vier jaar vastgesteld. In de praktijk komt het er op neer dat er één strategisch plan WUR is en geen apart strategisch plan DLO.
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en goedkeuren van de statuten van de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 11.1
Periode: 1999–
Opmerking: Het besluit van de Raad van Toezicht tot statutenwijziging is onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Waardering: B 4
Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) (DLO/WUR)
Handeling: Het opstellen van programmavoorstellen voor fundamenteel en toegepast landbouwkundig onderzoek
Grondslag: Regeling subsidie Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 4.2
Periode: 1999–
Opmerking: Tot 1999 uitgevoerd door DLO als onderdeel van LNV, sindsdien alleen door DLO als zelfstandige organisatie.
Waardering: B 5
Handeling: Het verrichten van strategisch en toepassingsgericht landbouwkundig onderzoek
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 2.2a
Periode: 1999–
Opmerking: Tot 1999 uitgevoerd door DLO als onderdeel van LNV, sindsdien alleen door DLO als zelfstandige organisatie.
Waardering: B 5 voor opdracht, tussenrapporten, eindrapporten en publicaties
V, 10 jaar overige neerslag
Handeling: Het toegankelijk maken en overdragen van onderzoeksresultaten van strategisch en toepassingsgericht landbouwkundig onderzoek
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 2.2b
Periode: 1999–
Opmerking: Tot 1999 uitgevoerd door DLO als onderdeel van LNV, sindsdien alleen door DLO als zelfstandige organisatie. Het toegankelijk maken en overdragen van onderzoek gebeurt onder andere door middel van informatieverstrekking en advisering alsmede het begeleiden en ondersteunen van derden bij toepassing van resultaten van dat onderzoek.
Waardering: B 5
Handeling: Het samenwerken met andere kennisinstellingen (nationaal en internationaal) op gebied van strategisch en toepassingsgericht landbouwkundig onderzoek
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 2.2c
Periode: 1999–
Opmerking: Tot 1999 uitgevoerd door DLO als onderdeel van LNV, sindsdien alleen door DLO als zelfstandige organisatie.
Waardering: B 5
Handeling: Het leveren van een bijdrage aan de coördinatie van het strategisch en toepassingsgericht onderzoek op nationaal en internationaal niveau
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 2. 2d
Periode: 1999–
Waardering: B 1
Handeling: Het jaarlijks opstellen van een onderzoeksplan en een begroting
Grondslag: Statuten Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek, art. 7B.1
Periode: 1999–
Opmerking: De formele bevoegdheid ligt bij het bestuur. Het onderzoeksplan bevat op hoofdlijnen een uitwerking van het strategisch plan naar de voorgenomen onderzoeksactiviteiten voor het volgende boekjaar.
Waardering: B 5
Handeling: Het uitvoeren van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s ter realisatie van de landbouwkundige doelstellingen van de Kaderprogramma’s Onderzoek en Technologische Ontwikkeling
Bron: EU-handboek 1997, blz. 18
Periode: 1999–
Opmerking: Tot 1999 uitgevoerd door DLO als onderdeel van LNV, sindsdien alleen door DLO als zelfstandige organisatie.
Waardering: B 5 voor opdracht, tussenrapporten, eindrapporten en publicaties
V, 10 jaar overige neerslag
Stichting Zeldzame Huisdierrassen
Handeling: Het rapporteren in het kader van het toezicht op handhaving van de Subsidieregeling zeldzame landbouwhuisdierrassen
Grondslag: Subsidieregeling zeldzame landbouwhuisdierrassen, art. 13
Periode: 1998–
Waardering: B 3
Handeling: Het opstellen van een op de praktijkgericht landbouwkundig onderzoeksplan
Bron: Ontwikkelingsplan voor de instituten en proefstations van het Ministerie van Landbouw en Visserij, 1987-1990, blz. 22
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, art. 41
Periode: 1979–
Waardering: B 5
Handeling: Het verrichten van wetenschappelijk, op de praktijk gericht landbouwkundig onderzoek en het leiden en uitvoeren van landbouwkundige proefnemingen
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, art. 4; Wet Stichting Proefstation voor de Varkenshouderij, art. 3.2a
Periode: 1979–
Opmerking: Zie ook nog te verschijnen RIO Algemeen LNV beleid voor uitwerking onderzoekshandelingen.
Waardering: B 5
Handeling: Het publiceren en anderszins uitdragen van de verkregen inzichten en resultaten van het wetenschappelijk, op de praktijk gericht landbouwkundig onderzoek en landbouwkundige proefnemingen
Grondslag: o.a. Wet Stichting Proefstation voor de Varkenshouderij, art. 3.2b
Periode: 1979–
Waardering: B 2
Handeling: Het functioneel begeleiden van de regionale voorlichting ten behoeve van het wetenschappelijk, op de praktijk gericht landbouwkundig onderzoek
Grondslag: o.a. Wet Stichting Proefstation voor de Varkenshouderij, art. 3.2c
Periode: 1979–
Waardering: V, 5 jaar
Stichtingen Regionale Onderzoekscentra
Handeling: Het opstellen van een op de praktijk gericht landbouwkundig onderzoeksplan
Bron: Ontwikelingsplan voor de instituten en proefstations van het Ministerie van Landbouw en Visserij, 1987-1990, blz. 22
Grondslag: Besluit tot regeling van de dienst der Rijkslandbouwproefstations, art. 41
Periode: 1979–
Opmerking: Archieven waarschijnlijk bij verschillende proefstations ondergebracht
Waardering: B 5
Handeling: Het toetsen van landbouwkundige kennis onder uiteenlopende geografische omstandigheden in bedrijfsverband
Bron: Ontwikkelingsplan voor de instituten en proefstations van het Ministerie van Landbouw en Visserij, 1987-1990, blz. 17
Periode: 1979–
Opmerking: Archieven waarschijnlijk bij verschillende proefstations ondergebracht
Waardering: V, 5 jaar.
1
De opvattingen over grenzen en doelstellingen van het agrarisch structuurbeleid zijn in de loop der tijd veranderd en ook in de literatuur lijkt hierover eenduidigheid te ontbreken. In dit hoofdstuk is ervoor gekozen een combinatie van een aantal min of meer met elkaar overeenkomende opvattingen tot een enkele, hanteerbare omschrijving om te smeden. Daarbij zal opvallen dat de economische invalshoek voor de begripsbepaling overheerst. In het verdere contextverhaal wordt die als vanzelf aangevuld c.q. genuanceerd.
2
Van den Brink 1990.
3
Idem.
4
Economische structuurnota, 243–245; Sectornota, 28 en 68; brief minister van EZ (Stcrt. 1978, 203).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2008-60-p26-SC84872.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.