Beleidsregel van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 oktober 2008, nr. PO&K/O&O/69958 houdende regels inzake de besteding van de specifieke uitkering op grond van artikel 4 van het Besluit vaststelling doelstelling en bekostiging onderwijsachterstandenbeleid 2006–2010 (Uitleg bestedingsmogelijkheid specifieke uitkering aan gemeenten Besluit OAB)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 4 van het Besluit vaststelling doelstelling en bekostiging onderwijsachterstandenbeleid 2006–2010;

Besluit:

Artikel 1. Uitleg besteding specifieke uitkering

De specifieke uitkering als bedoeld in artikel 4 van het Besluit vaststelling doelstelling en bekostiging onderwijsachterstandenbeleid 2006–2010 dient te worden besteed aan voorschoolse educatie en/of aan schakelklassen om onderwijsachterstanden te bestrijden.

Hieronder vallen naast personele en materiële uitgaven voor de primaire activiteiten ook uitgaven voor activiteiten die gericht zijn op:

  • a. de aantoonbare verhoging van het bereik van het aantal kinderen dat voorschoolse educatie nodig heeft;

  • b. de aantoonbare verhoging van de kwaliteit van voorschoolse educatie.

Artikel 2. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 3. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Uitleg bestedingsmogelijkheid specifieke uitkering aan gemeenten Besluit OAB.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma.

TOELICHTING

In deze beleidsregel wordt een nadere uitwerking gegeven van artikel 4 van het Besluit vaststelling doelstelling en bekostiging onderwijsachterstandenbeleid 2006–2010. Het doel hiervan is om gemeenten een duidelijker inzicht te geven in de bestedingsmogelijkheden onder dat besluit. Het gaat hier om een uitleg welke uitgaven geoorloofd zijn onder de specifieke uitkering, buiten de maximaal 15% die kan worden besteed aan coördinerende en/of overige activiteiten die zijn gerelateerd aan het onderwijsachterstandenbeleid.

Artikel 4 van het Besluit vaststelling doelstelling en bekostiging onderwijsachterstandenbeleid 2006–2010 luidt:

‘De gemeente besteedt de specifieke uitkering aan voorschoolse educatie en/of aan schakelklassen om onderwijsachterstanden te bestrijden, met dien verstande dat maximaal 15% van de in dat jaar verstrekte specifieke uitkering kan worden besteed aan coördinerende en/of overige activiteiten die zijn gerelateerd aan het onderwijsachterstandenbeleid.’

De beperkte bestedingsruimte onder de specifieke uitkering van maximaal 15% voor coördinerende en overige activiteiten is ingevoerd om zowel de bureaucratie in de hand te houden, alsook om nog enige ruimte te bieden aan gemeenten voor een ‘eigen’ onderwijsachterstandenbeleid. Laatstgenoemde heeft betrekking op de overgang van het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOA) naar het onderwijsachterstandenbeleid (OAB) in 2006, waarin de onderwerpen op landelijk niveau werden voorgeschreven.

Het is gebleken dat gemeenten een grote behoefte hebben aan meer duidelijkheid waar zij hun specifieke uitkering voor onderwijsachterstandenbeleid aan mogen besteden. Deze beleidsregel geeft hieraan een nadere uitwerking.

Het Besluit doelstelling en bekostiging onderwijsachterstandenbeleid 2006–2010, waar deze beleidsregel een uitwerking van vormt geldt alleen voor gemeenten, niet zijnde de 31 grote gemeenten. Hierdoor is onderhavige beleidsregel ook enkel van toepassing op gemeenten, niet zijnde de 31 grote gemeenten.

Voorbeelden van activiteiten die bekostigd kunnen worden uit de specifieke uitkering zijn onder meer (niet limitatief):

Organiseren van bijeenkomsten waarin informatie wordt verschaft over voorschoolse educatie aan ouders/verzorgers van doelgroepkinderen (vergroten van het bereik)

Door gemeenten worden ouders van doelgroepkinderen op verschillende manieren geïnformeerd over de mogelijkheden van voorschoolse educatie. Succesvolle methoden om moeilijk bereikbare kinderen met risico op een taalachterstand toch te bereiken zijn:

  • samenwerking met jeugdgezondheidszorginstellingen en andere instellingen die door hun werkzaamheden in contact komen met ouders van doelgroepkinderen.

  • activiteiten organiseren in samenwerking met sociale en/of culture instellingen in buurten waar relatief veel doelgroepkinderen wonen, waarbij ouders vrijblijvend geïnformeerd worden over voorschoolse educatie.

  • initiatieven waarbij moeders van wie de kinderen deelnemen aan vve huisbezoeken afleggen om andere moeders te informeren over het belang van voorschoolse educatie. De volgende stap kan dan zijn dat deze moeders een bezoek brengen aan een peuterspeelzaal of kinderopvanginstelling om nader kennis te maken.

Ontwikkelen van (schriftelijk) informatiemateriaal over voorschoolse educatie op kinderdagverblijf en peuterspeelzaal (vergroten bereik)

Het is belangrijk dat ouders van doelgroepkinderen schriftelijke informatie kunnen ontvangen over voorschoolse educatie, niet alleen om ouders bewust te maken van het belang van vve, maar ook om eventuele financiële of andere bezwaren weg te nemen.

Aanschaf van programma’s voor voorschoolse educatie, te gebruiken op kinderdagverblijf of peuterspeelzaal (verhoging kwaliteit)

Van enkele vve-programma’s is wetenschappelijk aangetoond dat zij effectief zijn in het bestrijden van taal- en leerachterstanden bij kinderen. Een overzicht hiervan is te vinden in de databank effectieve jeugdinterventies (te vinden op de website van het Nederlands Jeugd Instituut.

Training van direct betrokken personeel bij voorschoolse educatie (verhoging kwaliteit)

Trainingen die horen bij de voorschoolse programma’s kunnen bekostigd worden uit de specifieke uitkering.

Activiteiten ter vergroting van de ouderbetrokkenheid

Ouderactiviteiten kunnen bijdragen aan een beter rendement en hogere kwaliteit van voorschoolse educatie. Ouderbetrokkenheid kan gestimuleerd worden door het aanbieden van ouderonderdelen in de vve-programma’s. Bijvoorbeeld door het verspreiden van inhoudelijke ouderbrieven rond de thema’s van het programma, het stimuleren van inloopmomenten en thuisactiviteiten.

Gezinsgerichte programma’s (verhoging kwaliteit)

Uit onderzoek is gebleken dat een combinatie van een gezinsgericht programma met een centrumgericht programma een positief effect heeft. Dit betekent dat een kind deelneemt aan vve op de peuterspeelzaal of kinderdagverblijf en tevens thuis een gezinsgericht programma volgt.

Indien gezinsgerichte programma’s niet in combinatie met een centrumgericht programma worden uitgevoerd dan blijven deze vallen onder de 15% bestedingsruimte voor coördinerende/overige activiteiten.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma.

Naar boven