Instellingsbesluit Commissie Kwaliteit en Bekostiging Hoger Onderwijs

29 februari 2008

Nr. HO&S/PROGR/2008/7946

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

b. commissie: de commissie bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

Instelling en taak

1. Er is een Commissie Kwaliteit en Bekostiging Hoger Onderwijs.

2. De commissie heeft tot taak:

a. Het uitvoeren van een nadere verkenning van de voor- en nadelen van het inbouwen van kwaliteitsaspecten in de bekostigingssystematiek hoger onderwijs, de zgn. ‘prestatiebekostiging’,

b. Het adviseren over de mogelijke meerwaarde en vormgeving van pilots op de korte termijn.

c. Indien de verkenning onder a. positief is het vervolgens opstellen van een concreet voorstel over vorm en invoering van kwaliteitsaspecten in de bekostiging.

Artikel 3

Instellingsduur

De commissie wordt ingesteld met ingang van heden en wordt uiterlijk opgeheven per 1 juli 2009.

Artikel 4

Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de Minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen.

Artikel 5

Leden

1. Tot leden van de commissie worden benoemd:

a. mw.mr. W. Sorgdrager, tevens voorzitter;

b. prof.dr. H.M. Amman.

c. B. Buijs;

d. dr. K.L.L.M. Dittrich;

e. drs. F.C. Gronsveld;

f. dr. B.W.A. Jongbloed;

g. mw.prof.dr. H. Maassen van den Brink;

h. A.G. Pomp;

i. A. Postema.

2. De commissie wordt bijgestaan door ambtenaren van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Zij zijn geen lid van de commissie.

3. De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

Artikel 6

Werkwijze

1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast binnen de kaders van dit instellingsbesluit.

2. De commissie of een deel van de commissie overlegt ten minste twee maal met een klankbordgroep bestaande uit VSNU, HBO-raad, ISO, LSVb, VNO-NCW en MKB-Nederland.

3. De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voorzover dat voor de vervulling van haar taak nodig is, waaronder, op persoonlijke titel, ambtelijke deskundigen.

Artikel 7

Rapportage

1. De commissie brengt uiterlijk 1 september 2008 een advies uit over de voor- en nadelen van het inbouwen van kwaliteitsaspecten in de bekostigingssystematiek hoger onderwijs en de mogelijke meerwaarde en vormgeving van pilots prestatiebekostiging. Op basis van dit advies beslist de Minister of een verdere verkenning zinvol is.

2. Afhankelijk van de uitkomst van het besluit van de Minister brengt de commissie uiterlijk 1 juli 2009 aan de Minister een notitie uit over de vorm en invoering van kwaliteitsaspecten in de bekostiging van het hoger onderwijs.

Artikel 8

Vergoeding

De voorzitter en andere leden van de commissie, voor zover geen ambtenaar, ontvangen per vergadering een beloning op basis van het Vacatiegeldenbesluit 1988 en de daarop gebaseerde voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geldende bepalingen, waarbij de commissie als zware commissie in de zin van het Vacatiegeldenbesluit 1988 wordt aangemerkt.

Artikel 9

Kosten van de commissie

De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

a. de kosten voor vergaderingen;

b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigen;

c. de kosten voor publicatie van de notitie.

Artikel 10

Verantwoording

De commissie biedt de Minister een notitie aan waaruit blijkt dat zij aan haar taak zoals genoemd in artikel 2 heeft voldaan.

Artikel 11

Geheimhouding

Een ieder die betrokken is geweest bij de werkzaamheden van de commissie en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij deze werkzaamheden de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Artikel 12

Openbaarmaking

De notitie die door de commissie wordt vervaardigd wordt niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister uitgebracht.

Artikel 13

Intellectuele eigendom

De leden van de commissie werken mee aan het tot stand komen van een overeenkomst indien dit naar het oordeel van de Minister noodzakelijk is om te komen tot het kosteloos overdragen aan de Minister van rechten met betrekking tot intellectuele eigendom.

Artikel 14

Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie Hoger Onderwijs en Studiefinanciering i.o. van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 15

Inwerkingtreding

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 juli 2009.

Artikel 16

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Kwaliteit en Bekostiging Hoger Onderwijs.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H.A. Plasterk.

Toelichting

1. Inleiding

Advies Onderwijsraad

De Onderwijsraad heeft in 2007 op verzoek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een advies uitgebracht over de vormgeving van de onderwijsopslag, een deel van de financiering van het hoger onderwijs, getiteld ‘Kwaliteit belonen in het hoger onderwijs?’ (24 juli 2007). Gevraagd is om een methodiek te ontwikkelen om bewezen voorsprong in kwaliteit financieel te ondersteunen.

In het advies van de Onderwijsraad staat dat het mogelijk is om kwaliteit te koppelen aan bekostiging. De raad adviseert om kwaliteit te definiëren als kwaliteit die boven de basiskwaliteit van de NVAO-beoordeling uitgaat en de middelen te koppelen aan bewezen kwaliteit, dus achteraf. Er worden twee indicatoren voorgesteld uit de NVAO-criteria voor excellentie, die volgens de raad de kern van de kwaliteit van het onderwijs weergeven: de kwaliteit en opleidingsniveau van docenten en het gerealiseerd niveau van de studenten.

Strategische agenda hoger onderwijs

In de Strategische agenda voor het hoger onderwijs-, onderzoek- en wetenschapsbeleid (‘Het Hoogste Goed’, 23 november 2007), verder te noemen Strategische agenda, heb ik aangekondigd dat ik wil onderzoeken of de kwaliteitsprikkels in het bestel van hoger onderwijs en onderzoek niet verder verbeterd kunnen worden, om de ambities in deze agenda te ondersteunen. Uit verschillende adviezen en onderzoeken blijkt dat de prikkels nog niet optimaal zijn. Er is dus aanleiding om meer prikkels in het stelsel te introduceren die zijn gericht op het vergroten van de onderwijskwaliteit. Hierbij gaat het om:

– vernieuwing van accreditatie;

– experimenten en stimuleringssubsidies voor selectie van studenten, collegegelddifferentiatie en een open bestel;

– de instellingsspecifieke onderwijsopslag deels laten afhangen van bewezen extra kwaliteit en andere bijzondere prestaties van instellingen, al dan niet door middel van extra investeringen.

Naar aanleiding van de behandeling van de Strategische agenda in de Tweede Kamer is de motie Zijlstra - Besselink aangenomen (TK 2007–2008, 31 288, nr. 15) waarin wordt gesteld dat er aanpassingen in de bekostigingssystematiek in het hoger onderwijs nodig zijn om te komen tot een hogere basiskwaliteit, meer excellentie en een betere internationale positie van het Nederlandse hoger onderwijs. In de motie wordt gevraagd om in de nieuwe bekostigingssystematiek voor het hoger onderwijs kwaliteitsaspecten op te nemen, waarbij voorkomen dient te worden dat deze kwaliteitsaspecten door perverse prikkels tot averechtse effecten leiden.

2. De Commissie Kwaliteit en Bekostiging Hoger Onderwijs

Taak commissie

Over het koppelen van de instellingsspecifieke onderwijsopslag aan extra kwaliteit en andere bijzondere prestaties van instellingen wil ik de Commissie Kwaliteit en Bekostiging Hoger Onderwijs vragen om een nadere verkenning uit te voeren van de voor- en nadelen van het inbouwen van kwaliteitsaspecten in de bekostigingssystematiek hoger onderwijs, de zgn. ‘prestatiebekostiging’. Het advies van de Onderwijsraad, de Strategische agenda en de motie Zijlstra-Besselink dienen hierbij als uitgangspunt. Doel is het opstellen van een concreet voorstel over vorm en invoering, om besluitvorming over het al dan niet invoeren voor te bereiden.

Advies in twee fasen

Op korte termijn, namelijk uiterlijk 1 september 2008, verzoek ik de commissie een advies te geven over de voor- en nadelen van het inbouwen van kwaliteitsaspecten in de bekostigingssystematiek hoger onderwijs en de mogelijke meerwaarde en vormgeving van pilots om hiermee ervaring op te doen.

Op basis van dit advies wordt besloten of een verdere verkenning zinvol is.

Indien verdere verkenning zinvol is verzoek ik de commissie vervolgens om uiterlijk 1 juli 2009 een notitie uit te brengen over de vorm en invoering van prestatiebekostiging in het hoger onderwijs.

Klankbordgroep

In de Strategische agenda is vermeld dat er over de uitwerking van de onderwijsopslag, inclusief het koppelen van een deel van de opslag aan extra kwaliteit en andere bijzondere prestaties, met het onderwijs nog uitgebreid overleg zal worden gevoerd. Voor de commissie betekent dit dat zij ten minste twee maal overleg pleegt met een klankbordgroep bestaande uit VSNU, HBO-raad, ISO, LSVb, VNO-NCW en MKB-Nederland, namelijk in ieder geval na de eerste en laatste bijeenkomst van de commissie.

Na het uitkomen van het voorstel van de commissie zal ik het overleg met deze partijen voortzetten.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Naar boven