Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2008/12)

Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 13 maart 2008, nr. 2008/12, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C24/Somalië Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

Het asielbeleid ten aanzien van Somalië

1 Achtergrond

Deze landenparagraaf bevat het landgebonden asielbeleid voor Somalië. Het landgebonden asielbeleid is een uitwerking van het algemene beleid van C1 tot en met C23 en kan niet worden gezien als een uitzonderingsregeling. De algemene wet- en regelgeving blijft steeds de basis voor de individuele beoordeling van een asielaanvraag.

De beleidsconclusies in dit hoofdstuk zijn mede gebaseerd op het algemeen ambtsbericht van de Minister van BuZa van 27 november 2007 over de situatie in Somalië (zie de website van het Ministerie van BuZa).

De beleidsconclusies in dit hoofdstuk zijn tevens gebaseerd op de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 11 januari 2007 (Salah Sheekh).

2 Besluitmoratorium

Ten aanzien van asielzoekers uit Somalië geldt geen besluit in de zin van artikel 43 Vw.

3 Groepen van personen die verhoogde aandacht vragen

3.1 Clanfamilies en minderheden

3.1.1 Algemeen

Het ambtsbericht van de Minister van BuZa meldt dat de positie van minderheden in Centraal- en Zuid-Somalië als slecht is te bestempelen. Desondanks is het niet zo dat alle personen die tot een minderheidsgroep behoren voor (op de persoon gerichte) vervolging te vrezen hebben, enkel wegens het behoren tot een minderheid. In Somaliland, Puntland, Sool en Sanaag en de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië worden minderheden in het algemeen niet vervolgd vanwege hun afkomst.

Indien de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij vanwege zijn etnische afkomst te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag kan hij op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

De vreemdeling dient hierbij aannemelijk te maken dat de autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden. Voor Centraal- en Zuid-Somalië geldt dat de lokale autoriteiten in beginsel niet in staat zijn om bescherming aan de bevolking te bieden. Van asielzoekers uit deze gebieden wordt niet verlangd dat zij zich tot de autoriteiten hebben gewend voor bescherming.

Het enkel behoren tot een specifieke clanfamilie of minderheid vormt op zichzelf geen aanleiding tot verlening van een verblijfsvergunning asiel.

3.1.2 Reer Hamar/Benadiri

In brede zin wordt de term Reer Hamar gebruikt als synoniem voor Benadiri. Naast de Reer Hamar zelf (in enge zin), kunnen hier ook Reer Brava, Reer Merka en Ashraf onder vallen. Ashraf uit het binnenland worden ook onder de Reer Hamar (Benadiri) in brede zin geplaatst. Andere minderheden uit het zuiden van Somalië, zoals Bantu, Bajuni en Midgan, vallen niet onder de Reer Hamar (Benadiri) in brede zin.

Risicogroep

Bij de beoordeling van asielaanvragen van Reer Hamar (in brede zin) is het volgende van belang. De positie van de Reer Hamar is zodanig dat deze bevolkingsgroep moet worden gezien als een risicogroep in de zin van C14/4.5. Dit houdt in dat een individueel lid van deze bevolkingsgroep reeds in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, aanhef en onder a, Vw, indien slechts in geringe mate blijkt van op de persoon gerichte daden van vervolging welke in verband gebracht kunnen worden met de etnische afkomst. Daarbij ziet de term “in geringe mate” op aantal en ernst van de gestelde gebeurtenissen, niet op de aard daarvan. De asielzoeker zal de aard van de vervolgingsgronden op de gebruikelijke wijze aannemelijk moeten maken. Hierbij staat het criterium centraal dat de gebeurtenissen die betrokkene heeft ondervonden of vreest verband houden met zijn persoon én met zijn etnische afkomst.

Kwetsbare minderheidsgroep

De Reer Hamar (in brede zin) worden voorts aangemerkt als kwetsbare minderheidsgroep in de zin van C2/3.1.3.

Dit betekent dat een asielzoeker die behoort tot deze groep reeds in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, aanhef en onder b, Vw, indien hij met op zichzelf beperkte individuele indicaties aannemelijk heeft gemaakt dat in samenhang met het behoren tot de Reer Hamar een dreigende schending van artikel 3 EVRM aanwezig is. Daarvoor is niet vereist dat betrokkene persoonlijk te maken heeft gehad met een behandeling die op zichzelf voldoet aan de omschrijving van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw. Ook indien er sprake is van mensenrechtenschendingen in de naaste omgeving van de vreemdeling bij personen die behoren tot de betreffende kwetsbare minderheidsgroep, kan dit voldoende grond zijn om zulks aan te nemen. Daarbij wordt niet van de vreemdeling verlangd om aannemelijk te maken dat de betreffende mensenrechtenschendingen zijn ingegeven door het behoren tot de betreffende kwetsbare minderheidsgroep.

3.2 Personen die zich geprofileerd hebben als politiek tegenstander

In het dagelijks leven wordt de vrijheid van vereniging en vergadering in het algemeen weinig in de weg gelegd in geheel Somalië. In Somaliland kan publiekelijk oppositie worden gevoerd. Politieke demonstraties zijn evenwel verboden. In Puntland is de ruimte voor oppositie kleiner, aangezien politieke partijen niet zijn toegestaan.

Een enkele kortdurende detentie als gevolg van politieke activiteiten leidt in beginsel niet tot verlening van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw.

Indien de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij vanwege zijn politieke opvattingen te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag van de zijde van de de-factoautoriteiten, kan hij op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

3.3 Journalisten

In Somalië wordt de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting gegarandeerd in de grondwet. Er hebben zich in alle delen van het land evenwel incidenten voorgedaan van hinder, arrestatie en detentie van journalisten.

Een enkele kortdurende detentie leidt in beginsel niet tot verlening van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, Vw.

Indien de vreemdeling aannemelijk maakt dat hij vanwege zijn werkzaamheden als journalist te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel een reëel risico loopt op een behandeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, Vw, kan hij op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

3.4 Vrouwen

3.4.1 Algemeen

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/2.11, C2/3.2 en C14/4.3, is van toepassing.

3.4.2 Vrouwenbesnijdenis

Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa komt naar voren dat indien een Somalisch meisje nog niet is besneden, bij terugkeer naar Somalië sprake kan zijn van een reëel risico als bedoeld in artikel 3 EVRM. Gezien de sociale druk om een besnijdenis uit te (laten) voeren, bestaat voor nog niet besneden meisjes tot zestien jaar een risico op genitale verminking. Dit kan ook gelden voor in Nederland geboren meisjes, die bij terugkeer naar Somalië bedreigd worden met genitale verminking.

Meisjes die bij terugkeer naar Somalië een reëel risico lopen dat zij zullen worden besneden, kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De ouder, die genitale verminking van zijn dochter vreest, kan in dat geval eveneens op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel.

Hierbij wordt van de betrokkenen niet verlangd dat zij zich tot de autoriteiten hebben gewend voor bescherming. Daarnaast wordt er in beginsel geen vestigingsalternatief in Somalië aanwezig geacht om zich te onttrekken aan genitale verminking.

3.4.3 (Seksueel) geweld

Mishandeling en verkrachting komen geregeld voor in Somalië. Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa komt naar voren dat het zeer moeilijk is om met succes aangifte te doen.

Vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij te vrezen hebben voor (seksuele) geweldpleging in Somalië, kunnen op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hierbij wordt niet verlangd dat zij zich tot de autoriteiten hebben gewend voor bescherming.

4 Traumatabeleid

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C2/4.2 is van toepassing. Voor het overige zijn er met betrekking tot Somalië geen bijzonderheden.

5 Categoriale bescherming

Uit het ambtsbericht van de Minister van BuZa blijkt dat Centraal en Zuid-Somalië nog steeds als categoriaal beschermingswaardig moet worden aangemerkt.

In Somaliland, Puntland en Sool en Sanaag is geen sprake zijn van een zodanig wijdverspreid, grootschalig en willekeurig geweld, dat deze gebieden eveneens als categoriaal beschermingswaardig dienen te worden aangemerkt.

Ten aanzien van de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië worden in het ambtsbericht geen gewelddadige gebeurtenissen gemeld, zodat deze niet categoriaal beschermingswaardig worden geacht.

Op grond van het bovenstaande komen asielzoekers uit Somalië met ingang van 1 juli 2005 behoudens contra-indicaties op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw, in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel (zie C2/5), tenzij de individuele vreemdeling onder naar plaatselijke maatstaven gemeten redelijke omstandigheden tenminste zes maanden heeft verbleven in:

– Puntland (met uitzondering van Noord-Galkayo), in de periode vanaf 1991;

– Somaliland, in de periode vanaf 1997;

– Sool; of

– Sanaag.

In deze gevallen is er sprake van een vreemdeling die ofwel afkomstig is uit de niet-categoriaal beschermingswaardige gebieden, ofwel aldaar een verblijfsalternatief heeft.

Een verblijf in een ontheemdennederzetting wordt niet aangemerkt als verblijf onder naar plaatselijke maatstaven gemeten redelijke omstandigheden.

Somalische asielzoekers die afkomstig zijn van de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië en voor wie geen verblijfsalternatief bestaat zoals hierboven omschreven, komen eveneens in aanmerking voor categoriale bescherming. De eilanden voor de kust van Zuid-Somalië worden weliswaar niet als categoriaal beschermingswaardig beschouwd, zij kunnen echter alleen via het categoriaal beschermingswaardige deel (op een niet-veilige wijze) worden bereikt.

6 Verdere beleidsconclusies en aandachtspunten

6.1 Vlucht- en/of vestigingsalternatief

Het algemene beleid, zoals weergegeven in C4/2.2 is van toepassing.

Ten aanzien van Somalië wordt aangenomen dat er in beginsel geen sprake is van een binnenlands vlucht- en/of vestigingsalternatief, tenzij de individuele vreemdeling onder naar plaatselijke maatstaven gemeten redelijke omstandigheden tenminste zes maanden heeft verbleven in:

– Puntland (met uitzondering van Noord-Galkayo), in de periode vanaf 1991;

– Somaliland, in de periode vanaf 1997;

– Sool; of

– Sanaag.

Hierbij geldt als verdere voorwaarde dat de vreemdeling in het desbetreffende gebied bescherming van de zijde van zijn clan kan krijgen.

Een verblijf in een ontheemdennederzetting wordt niet aangemerkt als verblijf onder naar plaatselijke maatstaven gemeten redelijke omstandigheden.

6.2 Veilig land van herkomst

Somalië wordt niet beschouwd als veilig land van herkomst.

6.3 Veilig derde land / land van eerder verblijf

Somalië wordt niet beschouwd als een veilig derde land.

6.4 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Het beleid zoals neergelegd in C4/3.11.3 is van toepassing. Voor de procedure omtrent getuigen van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid wordt verwezen naar C11/3.1.

7 Opvangmogelijkheden Amv’s

Ten aanzien van Amv’s uit Somalië kan niet op voorhand worden geconcludeerd dat adequate opvang aanwezig is. De aanwezigheid van adequate opvang dient per individueel geval te worden vastgesteld. Het algemene beleid is van toepassing. Bij de feitelijke terugkeer moet de toegang tot een concrete opvangplaats geregeld zijn, tenzij betrokkene zich zelfstandig kan handhaven.

8 Vertrekmoratorium

Ten aanzien van asielzoekers uit Somalië geldt geen besluit in de zin van artikel 45, vierde lid, Vw.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 maart 2008.
De Staatssecretaris van Justitie,
namens deze:
de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken, R.K. Visser.

Toelichting

Algemeen

De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in november 2007 een algemeen ambtsbericht Somalië uitgebracht. Het ambtsbericht beslaat de periode van januari tot en met augustus 2007. Het ambtsbericht heeft geen aanleiding gegeven tot wijziging van het beleid. In dit wijzigingsbesluit zijn wel enkele actualiseringen als gevolg van het ambtsbericht opgenomen. Daarnaast is de tekst op een aantal punten verduidelijkt. Ten aanzien van het categoriale beschermingsbeleid is gekozen voor een kortere tekst.

De Staatssecretaris van Justitie

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser

Naar boven