Regeling van de Minister van Economische Zaken van 22 oktober 2008, nr. WJZ/8157360, houdende regels voor de meettarieven van netbeheerders van elektriciteitsnetten voor 2009 (Regeling meettarieven elektriciteit 2009)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 40a van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. De tarieven welke netbeheerders voor het jaar 2009 in rekening brengen voor de meting van elektriciteit als bedoeld in artikel 30a van de Elektriciteitswet 1998 voor afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, van die wet worden berekend op basis van de tarieven zoals die voor die afnemers golden voor het jaar 2008, gecorrigeerd tot 2009 met inflatie.

  • 2. De inflatie, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend als de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex (alle huishoudens), berekend uit het quotiënt van deze prijsindex, gepubliceerd in augustus van het jaar 2008, en van deze prijsindex, gepubliceerd in augustus van het jaar 2007, zoals deze maandelijks wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling meettarieven elektriciteit 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 oktober 2008

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

TOELICHTING

1. Doel en aanleiding

In deze regeling worden op basis van artikel 40a van de Elektriciteitswet 1998 regels gesteld voor de wijze van berekening van de meettarieven van elektriciteitsnetbeheerders voor het jaar 2009. Net als voor het jaar 2008 beperkt deze regeling zich tot elektriciteit. In paragraaf 2.2 wordt uiteengezet waarom voor gas nog geen meettarieven worden vastgesteld. De periode waarop de regeling betrekking heeft is het jaar 2009. Voor de vaststelling van tarieven door de NMa gelden bepaalde wettelijke procedures. In dat kader dienen de voorbereidingen voor deze tariefregulering op zo kort mogelijke termijn te kunnen starten. Een en ander maakt het wenselijk thans deze regels vast te stellen.

2. Inhoud regeling

2.1. Periode waarvoor de regeling geldt

De periode voor de regeling betreft het jaar 2009. Hiervoor is gekozen omdat evenals in 2008 nog sprake is van een overgangsperiode. Een meerjarige tariefstructuur voor meettarieven is uiteindelijk de doelstelling maar vooralsnog niet opportuun. Het wetsvoorstel Wijziging van Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt (Kamerstukken II, 2007/08, 31 374, nr. 2) voorziet in 2010 invoering van het leveranciersmodel en de omkering van de meetketen. Uit de invoering van het leveranciersmodel en de omkering van de meetketen vloeit voort dat vanaf dat moment de meettarieven deels op andere diensten betrekking zullen hebben. Daardoor is aanpassing van de wijze voor de berekening van tarieven alsdan wenselijk. Tevens zorgen de grootschalige investeringen die gepaard gaan met de introductie van de slimme meter ervoor dat een stabiele situatie ten aanzien van de kostenstructuur van de meter voorlopig ontbreekt. Daardoor kan vooralsnog geen goed meerjarig tarief vastgesteld worden en zal hierin pas in een later stadium worden voorzien.

2.2. Reikwijdte

De regeling heeft betrekking op de berekening van tarieven voor de meting van elektriciteit als bedoeld in artikel 30a van de Elektriciteitswet 1998. Hetgeen daaromtrent in paragraaf 2.1 bij de Regeling meettarieven elektriciteit 2008 wordt toegelicht, blijft ook voor onderhavige regeling opgaan. Voor de gasmarkt worden net als voor 2008 nog geen meettarieven vastgesteld. Anders dan bij elektriciteit bestaan ten tijde van de totstandkoming van deze regeling in de Gaswet nog geen bepalingen omtrent het beheer van in het verleden geplaatste gasmeters. Het eerder aangehaalde wetsvoorstel Wijziging van Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt zal hier verandering in gaan brengen. Daarom is ervoor gekozen om op dit moment nog te wachten met het stellen van regels voor de meettarieven voor gas. Na inwerkingtreding van het betreffende wetsvoorstel, zullen zo snel mogelijk alsnog regels gesteld worden voor de meettarieven van gas.

2.3. Meettarieven

Deze regeling heeft tot doel regels te stellen voor de wijze van berekening van de meettarieven van elektriciteitsnetbeheerders voor het jaar 2009 en om tariefstijgingen voor de meting van elektriciteit in het jaar 2009 net als in 2008 aan banden te leggen. Daaraan liggen dezelfde overwegingen ten grondslag als in de regeling van 2008. Verder berust ook de berekening van de tarieven voor meting voor het jaar 2009 op dezelfde berekeningswijze als die in 2008 werd voorgeschreven. Dit betekent dat de tarieven zoals die door de Nederlandse Mededingingsautoriteit voor het jaar 2008 zijn vastgesteld op grond van de Regeling meettarieven elektriciteit 2008, uitsluitend voor inflatie voor het jaar 2009 dienen te worden gecorrigeerd om de meettarieven voor het jaar 2009 te berekenen. Artikel 1 van de regeling brengt deze wijze van berekening tot uitdrukking en waarborgt daarmee dat ook voor het jaar 2009 de stabiliteit van de tariefontwikkeling gegarandeerd blijft.

De NMa heeft eerder tariefstijgingen geconstateerd tussen 2001 en 2007, waarvan waarschijnlijk is dat die niet zijn gebaseerd op onderliggende kostenstijgingen. Voor de tarieven van 2008 is bij de vaststelling van de regeling 2008 het gewogen gemiddelde tarief van 2005 vastgesteld en gecorrigeerd voor inflatie. Een verdere neerwaartse aanpassing van het meettarief voor elektriciteit is op dit moment niet gewenst. Deze overweging hangt mede samen met de introductie van de slimme meter in het wetsvoorstel Wijziging van Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt. De grootschalige uitrol van de slimme meter is voorzien nadat eerst een getemporiseerde uitrol plaatsvindt, gepaard met een evaluatie. Desalniettemin zijn er ook tijdens de getemporiseerde uitrol aanzienlijke investeringen die netbeheerders al moeten doen in informatietechnologie en de communicatie infrastructuur ter ondersteuning van de op afstand afleesbare meter. Daarbij is een jojo-effect in de tariefstelling voor consumenten als gevolg van deze investeringen niet wenselijk. Bovendien draagt dit niet bij aan de acceptatie van de ‘slimme’ meter. Hiermee biedt onderhavige regeling enerzijds ruimte voor dekking van kosten voor enkel 2009, maar ook deels voor de noodzakelijke investeringen in 2009 in de slimme meter netwerk infrastructuur.

Uitgangspunt voor de langere termijn is dat in de tarifering rekening wordt gehouden met het feit dat het beheer van de slimme meter door de netbeheerder gefinancierd kan worden. Daarom is na een aantal jaren van uitrol, als er een stabiel beeld van de kosten is ontstaan, een overgang voorzien naar kostenoriëntatie. Eerst dan is het goed mogelijk een stabiele, op kosten gebaseerde, tariefontwikkeling te realiseren. Een afweging daarbij is dat dit niet tot een onredelijke verhoging van de meettarieven zal leiden. De meettarieven van 2005, gecorrigeerd voor inflatie en eventuele extra eisen aan de meter, gelden daarbij als uitgangpunt.

3. Financiële gevolgen consumenten en bedrijven

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de netbeheerders, anders dan de vaststelling van de tarieven. Aangezien deze tarieven niet anders worden vastgesteld dan voor het jaar 2008 het geval was, worden de financiële gevolgen als ongewijzigd beschouwd.

4. Dienstenrichtlijn

Voor de goede orde wordt nogmaals opgemerkt dat deze regeling, evenals de regeling voor het jaar 2008, niet onder de reikwijdte van de zogenaamde Dienstenrichtlijn valt (richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (PbEG L 376). Het gaat hier namelijk om regels die zich richten tot de raad van bestuur van de NMa en niet tot degenen die de diensten verrichten. De vaststelling van de meettarieven als zodanig door de NMa valt wel onder de richtlijn, en zal daaraan dan ook moeten worden getoetst.

5. Actal

In het kader van de kabinetsdoelstelling om de administratieve lasten te verlagen, heeft een interne beoordeling plaatsgevonden van het effect van de regeling. Voor deze regeling is geen adviesaanvraag bij Actal gedaan. De administratieve lasten worden namelijk geacht nihil te zijn, omdat er sprake is van een bestaande inhoudelijke verplichting en niet van een informatie- of inspanningsverplichting van de regionale netbeheerders. Er worden geen nieuwe of extra informatieverplichtingen opgelegd in deze regeling.

6. Uitvoerings- en handhavingtoets NMa

De NMa komt, na toetsing van een ontwerp van onderhavige regeling, tot de conclusie dat de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar is. De NMa vraagt wel om de mogelijkheid om eventuele marges die worden gemaakt op analoge meters te kenmerken als gelden ten behoeve van toekomstige investeringen in op afstand afleesbare meters. Met het oog op een beheersbare en gelijkmatige ontwikkeling van de kosten- en batenstructuur gedurende de introductie van de slimme meter begrijpt de regering deze wens. De NMa gaat er kennelijk van uit dat de temporisering van de uitrol ook zal leiden tot uitstel van grootschalige investeringen. Het is van belang hierbij op te merken dat netbeheerders niet alleen dienen te investeren in meters zelf, maar tevens in de achterliggende systemen en communicatie-infrastructuur ter ondersteuning van deze meters. Investeringen in dat kader zullen juist in het begin van het traject, dus vooral in de komende twee jaar (binnen de proefperiode), plaatsvinden. Een deel van de door de NMa gevraagde waarborg zit dus al besloten in de gegeven situatie van noodzakelijke investeringen in 2009–2010. Er zal in nader overleg met de NMa worden gesproken over de noodzaak en mogelijke invulling van dit verzoek. Het reserveren van gelden voor investeringen in de toekomst zal in een breder regulatoir kader moeten worden bezien. Tot slot, de NMa heeft nog enkele procedurele overige punten opgemerkt, deze zijn meegenomen in de afronding van onderhavige regeling.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Naar boven