Wijziging Besluit toekenning geweldsbevoegdheid buitengewoon opsporingsambtenaar GVB Exploitatie BV 2007

Besluit van de Minister van Justitie van 11 maart 2008, nr. 5512506/Justis/07, houdende wijziging van het Besluit toekenning geweldsbevoegdheid buitengewoon opsporingsambtenaar GVB Exploitatie BV 2007, d.d. 7 augustus 2007, nr. 5493888/Justis/07

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Ministers die het aangaan;

Gelezen het verzoek van de directeur Vervoer van het GVB Amsterdam van 12 oktober 2007 en de daaropvolgende adviezen van de hoofdofficier van justitie te Amsterdam van 26 februari 2008 en de korpschef van het regiopolitiekorps Amsterdam-Amstelland van 16 november 2007;

Gelet op:

– artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c, en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

– artikel 8, zevende lid en artikel 9, van de Politiewet 1993;

– het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

– artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten;

– de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Buitengewoon Opsporingsambtenaar en ambtenaren van de Bijzondere Opsporingsdiensten.

Besluit:

Artikel I

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd.

Artikel 2

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de strafbare feiten waarvoor hij of zij is beëdigd, gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Maximaal 30 buitengewoon opsporingsambtenaren kunnen, gedurende de uitoefening van de functie als controleur openbaar vervoer, gebruik maken van handboeien van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie goedgekeurd merk en type en geldt slechts voor de periode van 1 jaar. Na dit jaar zal het gebruik van de handboeien worden geëvalueerd. Deze evaluatie voldoet aan nader door de toezichthouder te stellen voorwaarden.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en is geldig voor de periode van 1 jaar.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, Dienst Justis, afdeling BTR, Postbus 20300, 2500 EH Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit wordt met toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Den Haag, 11 maart 2008.
De Minister van Justitie,
namens deze:
de teammanager BTR, P.W.C. Collard.

Toelichting

In mijn Circulaire toekenning van politiebevoegdheden en geweldsmiddelen aan buitengewoon opsporingsambtenaren van 23 november 2005, kenmerk 5387601/505/CBK, heb ik bepaald dat de buitengewoon opsporingsambtenaar niet over politiebevoegdheden beschikt, tenzij deze hem uitdrukkelijk zijn toegekend. Onder politiebevoegdheden worden verstaan: de bevoegdheid om geweld te gebruiken, alsmede de bevoegdheid om een veiligheidsfouillering toe te passen (artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993). Met geweld wordt bedoeld: elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis uitgeoefend op personen of zaken (artikel 1, derde lid, onderdeel b en c, van de Ambtsinstructie voor de politie, Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar). Tevens kunnen aan een buitengewoon opsporingsambtenaar geweldsmiddelen worden toegekend. De toekenning van politiebevoegdheden en geweldsmiddelen vindt slechts plaats indien de noodzaak daartoe door de werkgever van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangetoond.

In het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar openbaar vervoersbedrijven 2005 wordt geregeld dat aan controleurs in het openbaar vervoer politiebevoegdheden, handboeien en een korte wapenstok toegekend kunnen worden. Slechts daar waar de noodzaak uitdrukkelijk is aangetoond en is vastgesteld door mij, kan een dergelijke bevoegdheid aan specifieke openbaar vervoersbedrijven in een apart besluit worden toegekend.

GVB Exploitatie BV heeft op 12 oktober 2007 het verzoek ingediend om aan de bij dit bedrijf in dienst zijnde buitengewoon opsporingsambtenaren de geweldsbevoegdheid ex artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993, toe te kennen. De reden hiervoor is, dat tijdens de uitoefening van de taken van de buitengewoon opsporingsambtenaar het regelmatig voorkomt dat een verdachte wordt aangehouden en als gevolg daarvan moet worden overgebracht naar een politiebureau.

Tot 1 juni 2007 brachten de controleurs Ondersteunende Taken van GVB deze verdachten zelf over naar het bureau.

Vanaf 1 juni 2007 nam het Veiligheidsteam Openbaar Vervoer deze taak op zich, echter per 1 december 2007 is het Veiligheidsteam Openbaar Vervoer informatie gestuurd gaan werken en niet meer incident gestuurd. Dit houdt in dat zij niet langer op incidenten zullen aanrijden en door de kaarcontroleurs aangehouden verdachten kunnen overbrengen.

Gezien het verzoek van GVB Exploitatie BV en het daarover door de toezichthouder en de direct toezichthouder uitgebrachte advies, acht ik het voor een goed functioneren van de buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van GVB Exploitatie BV noodzakelijk dat aan hen de geweldsbevoegdheid van artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993 en het uitrusten met handboeien wordt toegekend. GVB Exploitatie BV voldoet aan de criteria als genoemd in voormelde Circulaire.

In het kader van de evaluatie zal het GVB het Arrondissementsparket Amsterdam om de 3 maanden gegevens aanleveren. Op basis van de door GVB aangeleverde gegevens en door mij in te winnen adviezen van de toezichthouder en de direct toezichthouder kan besloten worden of de handboeien structureel aan de GVB-medewerkers moeten worden toegekend.

De Minister van Justitie

namens deze:

de teammanager BTR,

P.W.C. Collard

Naar boven