Besluit ondermandaat en volmacht korpschef KLPD 2008

3 maart 2008

Nr. 2008-0000109981

DGV/DPol/BJZ

De directeur-generaal Veiligheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op paragraaf 7 van het Mandaat- en volmachtbesluit diensthoofden BZK (MV-besluit diensthoofden BZK) en de artikelen 2, derde lid, en 3, tweede lid, van het Mandaat- en volmachtbesluit gemandateerd beheerder KLPD 2008;

Besluit:

Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. KLPD: Korps landelijke politiediensten;

b. concerndiensthoofden: volgens de formatie van het KLPD aangestelde hoofden van de concerndiensten van het KLPD;

c. diensthoofden: volgens de formatie van het KLPD aangestelde hoofden van de diensten van het KLPD;

d. directeuren: volgens de formatie aangestelde directeuren van het KLPD;

e. directeur-generaal Veiligheid: directeur-generaal Veiligheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

f. hoofden stafafdelingen: volgens de formatie van het KLPD aangestelde hoofden van de stafbureaus van het KLPD;

g. korpschef: korpschef van het KLPD;

h. minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

i. Wet MOT: Wet melding ongebruikelijke transacties;

j. FIU-Nederland: Financial Intelligence Unit-Nederland.

Artikel 2 (Algemeen mandaat en volmacht)

1. De korpschef is bevoegd om namens de minister besluiten te nemen en stukken te ondertekenen met betrekking tot:

a. het beheer van het KLPD, bedoeld in artikel 38, derde lid, van de Politiewet 1993, met uitzondering van de aangelegenheden opgenomen in de bijlage;

b. het als verantwoordelijke verwerken van gegevens als bedoeld in de Wet politiegegevens en de Wet bescherming persoonsgegevens;

c. het toewijzen van verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur;

d. bestuursrechtelijke procedures, waaronder het beslissen op bezwaarschriften;

e. het behandelen van klachten ingevolge een wettelijke regeling met betrekking tot klachtrecht;

f. het aanwijzen van ambtenaren van het KLPD, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die gebruik mogen maken van de Imsi Catcher, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie;

g. het aanwijzen van een plaats voor de opslag van technische hulpmiddelen alsmede van ambtenaren van het KLPD belast met die opslag, als bedoeld in artikel 5 van het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering.

2. De korpschef is bevoegd om namens de minister voor de Staat privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten tot een bedrag van € 450.000,- exclusief BTW.

3. De korpschef is bevoegd tot het vertegenwoordigen van de minister in gerechtelijke procedures waarbij het KLPD is betrokken, met uitzondering van civiele procedures.

Artikel 3 (Doorverlening mandaat en volmacht)

1. De korpschef kan ten aanzien van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 2, ondermandaat, waaronder begrepen machtiging tot het vertegenwoordigen van de minister in gerechtelijke procedures, verlenen en de volmacht doorgeven aan onder hem ressorterende functionarissen van het KLPD, met uitzondering van het toewijzen van verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, het nemen van beslissingen op bezwaar en het afdoen van klachten.

2. Ondermandaat ten aanzien van het toewijzen van verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur kan wel worden verleend aan een directeur of diensthoofd voor zover het betreft verzoeken om informatie over de handhaving van de wet- en regelgeving op het terrein van het weg- spoor- of waterverkeer.

3. Het ondermandaat en de volmacht, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden schriftelijk doorverleend en ter kennis gebracht van de minister en de directeur-generaal Veiligheid.

Artikel 4 (Bevoegdheden FIU-Nederland)

1. De korpschef wordt mandaat, volmacht tot een bedrag van € 450.000,- exclusief BTW en machtiging verleend ten aanzien van het namens de Minister van Justitie voeren van de algemene leiding, de organisatie en het beheer van het meldpunt, bedoeld in artikel 5 van de Wet MOT.

2. Besluiten met betrekking tot aanstelling, schorsing of ontslag van het unithoofd FIU-Nederland worden genomen na overleg met een vertegenwoordiger van het ministerie van Financiën.

3. Met inachtneming van het vierde lid, kan de korpschef ondermandaat verlenen en de volmacht en machtiging doorgeven aan onder hem ressorterende ambtenaren van het KLPD of ambtenaren werkzaam bij FIU-Nederland.

4. De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, worden verleend onder de voorwaarde dat het unithoofd FIU-Nederland de volgende bevoegdheden kan uitoefenen:

a. het, met instemming van de korpschef, nemen van besluiten als bedoeld in de artikelen 2, 3, 3a, 4 en 65 van het Besluit algemene rechtspositie politie en artikel 2 juncto artikel 6, eerste lid, van het Besluit bezoldiging politie, ten aanzien van medewerkers van FIU-Nederland, overeenkomstig het bijbehorende organisatie- en formatierapport en de daarbij vastgestelde waardering, met uitzondering van het plaatsvervangend hoofd;

b. het als enige verdacht verklaren van ongebruikelijke transacties als bedoeld in de Wet MOT;

c. het in goed overleg met het openbaar ministerie (functioneel parket) adviseren van de bij FIU-Nederland betrokken ministeries;

d. het, met instemming van de landelijke officier van justitie, onderhandelen over Memoranda of Understanding en afsluiten van convenanten met andere FIU’s;

e. het in goed overleg met het openbaar ministerie (functioneel parket) deelnemen aan besprekingen ten aanzien van FIU-Nederland;

f. het afsluiten van overeenkomsten tot een bedrag van 60.000 euro ten aanzien van FIU-Nederland.

5. Ondermandaat, volmacht en machtiging als bedoeld in het derde en vierde lid worden schriftelijk verleend en ter kennis gebracht van de Ministers van Justitie en van Financiën en de directeur-generaal Veiligheid.

6. Over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in dit artikel, voeren de korpschef en het unithoofd FIU-Nederland regelmatig overleg met de Begeleidingscommissie voor het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties.

Artikel 5 (Beperking mandaat en volmacht)

Het mandaat en de volmacht van de korpschef zijn niet van toepassing op besluiten en stukken met betrekking tot politiek-bestuurlijke of maatschappelijke aangelegenheden van principiële aard.

Artikel 6 (Verantwoordingsplicht)

De korpschef legt aan de directeur-generaal Veiligheid, in diens hoedanigheid van gemandateerd beheerder KLPD, verantwoording af over de door hem op grond van dit besluit uitgeoefende bevoegdheden. Ter uitvoering van dit artikel kan de directeur-generaal Veiligheid nadere regels stellen.

Artikel 7 (Ondertekening)

1. Ondertekening van besluiten en stukken op grond van het mandaat van de korpschef bedoeld in artikel 2, eerste lid, vindt plaats op de volgende wijze:

De beheerder van het KLPD,

voor deze:

de korpschef van het KLPD,

(handtekening)

(naam)

2. Ondertekening van besluiten en stukken op grond van het mandaat van de korpschef bedoeld in artikel 4, eerste lid, vindt plaats op de volgende wijze:

De Minister van Justitie,

voor deze:

de korpschef van het KLPD,

(handtekening)

(naam)

3. Bij ondertekening van besluiten en stukken op grond van de volmacht van de korpschef, bedoeld in artikel 2, tweede lid, respectievelijk 4, eerste lid, wordt de aanduiding van de beheerder van het KLPD, respectievelijk de Minister van Justitie, voorafgegaan door: Namens de Staat der Nederlanden.

Artikel 8 (Afwezigheid en verhindering)

1. Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de korpschef worden diens mandaat en volmacht volledig uitgeoefend door de plaatsvervangende korpschef.

2. Uitsluitend indien het belang van het KLPD dit noodzakelijk maakt, is bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van zowel de korpschef als de plaatsvervangende korpschef, een van de directeuren bevoegd tot het uitoefenen van het mandaat respectievelijk de volmacht.

Artikel 9 (Evaluatie)

Uiterlijk drie jaar na inwerkingtreding van dit besluit zendt de korpschef aan de directeur-generaal Veiligheid een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit in de praktijk.

Artikel 10 (Intrekking besluiten)

De mandaatbesluiten van 23 mei 2005, kenmerk 2005-58933 en 10 mei 2007, kenmerk 2007-153242, en het Besluit ondermandaat Financial Intelligence Unit KLPD, worden ingetrokken.

Artikel 11 (Inwerkingtreding)

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 12 (Citeertitel)

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ondermandaat en volmacht korpschef KLPD 2008.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Bijlage als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit ondermandaat en volmacht korpschef KLPD 2008

1. Het mandaat, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, is, niet van toepassing ten aanzien van de korpschef, directeuren, diensthoofden en concerndiensthoofden van het KLPD, met uitzondering van stukken en besluiten inzake vakantie, buitengewoon verlof, dienstreizen, studiefaciliteiten en ambtsjubilea.

2. Het mandaat, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing ten aanzien van de volgende bevoegdheden:

Politiewet 1993

Artikel 38b, tweede lid: Het kunnen bepalen welke gegevens in welke registers worden geregistreerd.

Artikel 38b, derde lid: Het kunnen geven van regels over de wijze waarop gegevens worden geregistreerd, verwijderd dan wel verstrekt en op welke wijze bestandsvergelijking met die gegevens plaatsvindt.

Artikel 38b, vierde lid: Het kunnen geven van regels over de schrijfwijze, classificatie of codering van gegevens en de samenstelling van gegevens in de vorm van berichten.

Artikel 38c: Opstellen van het ontwerpbeleidsplan voor het KLPD.

Artikel 42, eerste lid: Voordragen voor benoemen, schorsen en ontslaan bij koninklijk besluit van de korpschef van het KLPD.

Artikel 42, tweede lid: Voordragen voor benoemen, schorsen en ontslaan bij koninklijk besluit van de leiding van het KLPD.

Artikel 42, derde lid: Benoemen, bevorderen, schorsen en ontslaan en vervangen van ambtenaren van het KLPD als bedoeld in artikel 52 van de Politiewet 1993.

Besluit algemene rechtspositie politie (Barp)

Artikel 47: Oordelen over het algemeen belang bij het verlenen van buitengewoon verlof voor het vervullen van een functie in dienst van een volkenrechtelijke organisatie, ten behoeve van de Nederlandse Antillen en Aruba of als deskundige bij een vreemde mogendheid, tenzij het betreft het verlenen van buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging aan ambtenaren van het KLPD met het doel hen werkzaamheden te laten verrichten voor het recherche samenwerkingsteam op de Nederlandse Antillen en Aruba.

Artikel 53: Vaststelling van regels met betrekking tot het verlenen van een tegemoetkoming in de kosten die verband houden met ziekte.

Artikel 62, eerste lid, onder b: detachering bij het Ministerie van Justitie.

Artikel 71, eerste lid: Stellen van nadere regels ten aanzien van functioneringsgesprekken.

Artikel 71, tweede lid: Stellen van nadere regels ten aanzien van beoordelingen.

Artikel 71, derde lid: Stellen van nadere regels ten aanzien van toekomstverwachtingen.

Artikel 71, vijfde lid: Stellen van nadere regels ten aanzien van het kenbaar maken van bezwaren tegen de opgemaakte beoordeling of toekomstverwachting.

Artikel 77, eerste lid onder h, i en j, juncto het vierde lid: Opleggen van straffen: schorsing, plaatsing in een salarisschaal waarvoor een lager maximum salaris geldt alsmede ontslag.

Artikel 93: Ontslag ex artikel 125e, vierde lid van de Ambtenarenwet.

Artikel 95, eerste lid, eerste volzin: Ontslag op andere gronden.

Regeling aanstellingseisen politie 2002

Artikel 9: Aanwijzen geneeskundige.

Besluit vergoeding dienstreizen politie

Artikel 15, onder b: Stellen van regels ten aanzien van het verlenen van voorschotten.

Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994

Alle bevoegdheden.

Reglement Dienst Buitenlandse Zaken

Alle bevoegdheden, voor zover het gaat om detachering van medewerkers van het KLPD als ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij de vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland.

Besluit ondermandaat en volmacht algemeen directeur Politie Nederland

De bevoegdheden genoemd in bijlage 1 en 2 van dit besluit.

Toelichting

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in 2001 met het Besluit gemandateerd beheerder KLPD een aantal bevoegdheden aan de toenmalig directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid gemandateerd. Vervolgens heeft de Minister in 2003 een aantal bevoegdheden ook rechtstreeks gemandateerd aan de korpschef van het KLPD in de Mandaatregeling Korps landelijke politiediensten 2003. Hierbij is het mandaatbesluit uit 2001 niet ingetrokken. Sindsdien hebben daardoor twee soortgelijke mandaatbesluiten naast elkaar bestaan. Dit was een onduidelijke situatie. Met het intrekken van beide besluiten en het vaststellen van het nieuwe Mandaat- en volmachtbesluit gemandateerd beheerder KLPD 2008 is hieraan een einde gemaakt.

Uitgangspunt is dat de directeur-generaal Veiligheid op grond van het Mandaat- en volmachtbesluit diensthoofden BZK juncto het Organisatiebesluit BZK 2006, ten aanzien van het beheer van het KLPD beschikt over een algemeen mandaat en algemene volmacht. In het Mandaat- en volmachtbesluit gemandateerd beheerder KLPD is in aanvulling op dit algemene mandaat en deze algemene volmacht voorzien in enkele KLPD-specifieke bevoegdheden voor de directeur-generaal Veiligheid en in bevoegdheden ten aanzien van het beheer van FIU-Nederland (voorheen de projectorganisatie MOT/BLOM). FIU-Nederland is beheersmatig bij het KLPD is ondergebracht. Bij deze systematiek wordt in het onderhavige besluit aangesloten door te voorzien in ondermandaat en volmacht aan de korpschef van het KLPD, die op zijn beurt door middel van een separaat besluit ondermandaat en volmacht kan doorverlenen aan bepaalde personen werkzaam bij het KLPD dan wel bij FIU-Nederland. De mandaatregeling is tevens geactualiseerd, mede op basis van de driejaarlijkse evaluatie door het KLPD.

De belangrijkste wijzigingen op grond van de evaluatie zijn het opnemen van de bevoegdheid voor de korpschef tot het toewijzen van verzoeken in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Deze bevoegdheid kan hij ondermandateren aan een directeur of diensthoofd van het KLPD voor zover het verzoeken om informatie over de handhaving van de verkeersregelgeving betreft. Voor deze regeling is gekozen om de KLPD-organisatie adequaat in te richten op de afhandeling van de duizenden Wob-verzoeken die jaarlijks op dit terrein bij het korps binnenkomen. Afwijzende beslissingen op Wob-verzoeken vallen buiten het mandaat van de korpschef.

De directeur-generaal Veiligheid treedt op als gemandateerd beheerder KLPD namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Teneinde een efficiënte taakuitoefening te bevorderen wordt ingevolge het onderhavige besluit aan de korpschef ondermandaat verleend om namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beheersbevoegdheden ten aanzien van het KLPD uit te oefenen. De korpschef oefent de gemandateerde bevoegdheden uit met inachtneming van de regels of aanwijzingen die door of namens de minister zijn of kunnen worden gegeven. Enerzijds kunnen dit regels betreffen voor de uitvoering van de gemandateerde bevoegdheden bijvoorbeeld ter zake van de registratie en bestrijding van ziekteverzuim of ter zake van de uitvoering van de Arbeidsomstandighedenwet, en anderzijds aanwijzingen in concrete gevallen. De korpschef dient bij ondertekening van stukken aan te geven dat hij namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties handelt. Als algemeen uitgangspunt bij het onderhavige besluit geldt dat het KLPD zo zelfstandig mogelijk moet kunnen functioneren en dat zo veel mogelijk beheersverantwoordelijkheden binnen dit korps uitgeoefend dienen te worden. Om deze reden is er voor gekozen in de bijlage van het besluit aan te geven voor welke beheersaangelegenheden de korpschef niet gemandateerd is. Een en ander laat onverlet de bevoegdheid van de korpschef om in het kader van een doelmatig beheer initiatief te nemen tot het doen van voorstellen voor het beheer van het korps aan de gemandateerd beheerder van het KLPD .

In artikel 4 van het besluit zijn de bevoegdheden opgenomen ten aanzien van de projectorganisatie Meldpunt Ongebruikelijke Transacties en het Bureau ter politiële ondersteuning van de landelijke officier van justitie inzake de Wet melding ongebruikelijke transacties (MOT/BLOM), inmiddels genaamd FIU-Nederland. Op grond van artikel 5 van voornoemde wet berusten de algemene leiding, de organisatie en het beheer van het MOT bij de Minister van Justitie. In voorbereiding is een wijziging van de Wet MOT waarbij het beheer van deze projectorganisatie over zal gaan van de Minister van Justitie naar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In afwachting van deze wetswijziging is op 13 oktober 2006 in een overeenkomst tussen de Minister van Justitie en de korpschef van het KLPD de organisatorische overdracht van de projectorganisatie MOT/BLOM aan het KLPD vastgelegd.

Daarnaast is op 22 december 2006 in werking getreden de Mandaatregeling Meldpunt ongebruikelijke transacties van de Minister van Justitie. In deze regeling worden mandaat, volmacht en machtiging aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verleend met betrekking tot de projectorganisatie MOT/BLOM. Het mandaat en de volmacht via de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de directeur-generaal Veiligheid aan de korpschef KLPD betreft derhalve een ondermandaat en -volmacht. Hierdoor zal bij de ondertekening van besluiten duidelijk moeten zijn dat dit namens de mandaat- en volmachtgever geschiedt, dat wil zeggen namens de Minister van Justitie. Dit is aangegeven in artikel 7, tweede en derde lid.

Het ondermandaat en de volmacht en machtiging inzake FIU-Nederland worden aan de korpschef verleend onder de voorwaarde dat het unithoofd van FIU-Nederland in staat wordt gesteld om bepaalde bevoegdheden uit te oefenen.

Het mandaat van de korpschef betreft alleen de algemene leiding, organisatie en het beheer van het Meldpunt ongebruikelijke transacties als bedoeld in artikel 5 van de Wet MOT. Vanzelfsprekend laten zijn bevoegdheden de bevoegdheden die het meldpunt bij of krachtens de Wet MOT toekomen, onverlet.

Over het gevoerde beheer dient de korpschef overeenkomstig artikel 6 verantwoording af te leggen. Ten aanzien van de wijze waarop deze verantwoording moet plaatsvinden, kan de directeur-generaal Veiligheid nadere regels stellen. Uiterlijk drie jaar na inwerkingtreding van de regeling, zal een evaluatie plaatsvinden. Daartoe zendt de korpschef aan de directeur-generaal Veiligheid een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de regeling in de praktijk. Mede op basis van dit verslag zal de directeur-generaal Veiligheid bezien of aanpassing van het mandaatbesluit noodzakelijk is. Daarbij zal vooral worden bezien of bepaalde bevoegdheden die van mandaat zijn uitgezonderd wel in mandaat moeten kunnen worden uitgeoefend, of dat bepaalde bevoegdheden juist aan de directeur-generaal Veiligheid als gemandateerd beheerder moeten worden voorbehouden.

De in artikel 10 ingetrokken besluiten behelsden enkele bijzondere mandaten:

- het verlenen van buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging aan medewerkers van het KLPD, voorzover beoogd is dat deze werkzaamheden verrichten voor het recherche samenwerkingsteam (RST) op de Nederlandse Antillen en Aruba (23 mei 2005);

- het aanwijzen van opsporingsambtenaren van het KLPD tot het gebruik van de zogeheten Imsi Catcher als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie (23 mei 2005);

- het op grond van het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering aanwijzen van een plaats voor de opslag van technische hulpmiddelen alsmede van ambtenaren van het KLPD belast met die opslag (10 mei 2007);

- het Besluit ondermandaat Financial Intelligence Unit KLPD (19 juni 2007).

Deze mandaten van de korpschef worden thans omschreven in artikel 2, eerste lid, onderdelen a (juncto de bijlage), f en g, respectievelijk artikel 4 van dit besluit. Op deze wijze zijn alle gemandateerde bevoegdheden van de korpschef KLPD gebundeld in één besluit.

De beheerder van het KLPD,

voor deze,

de directeur-generaal Veiligheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

H.W.M. Schoof.

Naar boven