Mandaat- en volmachtbesluit gemandateerd beheerder KLPD 2008

3 maart 2008

Nr. 2007-0000509687

DGV/DPol/BJZ

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 6:4 van het Mandaat- en volmachtbesluit secretaris-generaal BZK (MV-besluit secretaris-generaal BZK), artikel 3.45 van het Organisatiebesluit BZK 2006, artikel 5:6 van het Mandaat- en volmachtbesluit diensthoofden BZK (MV-besluit diensthoofden BZK) en artikel 2 van de Mandaatregeling meldpunt ongebruikelijke transacties;

Besluit:

Artikel 1

Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. directeur-generaal Veiligheid: directeur-generaal Veiligheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

b. FIU-Nederland: Financial Intelligence Unit-Nederland;

c. KLPD: Korps landelijke politiediensten;

d. Minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

e. MV-besluit diensthoofden BZK: Mandaat- en volmachtbesluit diensthoofden BZK;

f. Wet MOT: Wet melding ongebruikelijke transacties.

Artikel 2

Algemeen mandaat en volmacht

1. Van het mandaat en de volmacht van de directeur-generaal Veiligheid, bedoeld in de paragrafen 2 en 3 van het MV-besluit diensthoofden BZK, zijn met betrekking tot het beheer van het KLPD uitgesloten de bevoegdheden op grond van de artikelen 38b, tweede tot en met vierde lid, en 42 van de Politiewet 1993 en het Besluit Kroonbenoemingen politie.

2. De directeur-generaal Veiligheid is bevoegd om:

a. namens de Minister te beslissen op bezwaarschriften gericht tegen besluiten met betrekking tot een personele aangelegenheid van het KLPD en

b. de Minister namens de Staat te vertegenwoordigen in gerechtelijke procedures met betrekking tot een personele aangelegenheid van het KLPD.

3. In afwijking van artikel 7:2, onderdeel i, van het MV-besluit diensthoofden BZK kan de directeur-generaal Veiligheid ten aanzien van de bevoegdheid te beslissen op bezwaarschriften ondermandaat verlenen aan de korpschef van het KLPD.

Artikel 3

Bijzonder mandaat en volmacht

1. Aan de directeur-generaal Veiligheid wordt in het bijzonder mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien van het namens de Minister van Justitie voeren van de algemene leiding, de organisatie en het beheer van het meldpunt, bedoeld in artikel 5 van de Wet MOT.

2. De directeur-generaal Veiligheid kan ten aanzien van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, ondermandaat verlenen en de volmacht en machtiging doorgeven aan de korpschef van het KLPD. Hij kan daarbij bepalen dat de korpschef ondermandaat kan verlenen en de volmacht en machtiging kan doorgeven aan onder de korpschef ressorterende ambtenaren van het KLPD of aan ambtenaren van FIU-Nederland.

Artikel 4

Ondertekening

1. In afwijking van artikel 4 van het MV-besluit diensthoofden BZK vindt ondertekening van besluiten en stukken op grond van het mandaat van de directeur-generaal Veiligheid met betrekking tot het beheer van het KLPD plaats op de volgende wijze:

De beheerder van het KLPD,

voor deze:

de directeur-generaal Veiligheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

(handtekening)

(naam)

2. Ondertekening van besluiten en stukken op grond van het mandaat van de directeur-generaal Veiligheid, bedoeld in artikel 3, vindt plaats op de volgende wijze:

De Minister van Justitie,

voor deze:

de directeur-generaal Veiligheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

(handtekening)

(naam)

3. Bij ondertekening van besluiten en stukken op grond van de volmacht van de directeur-generaal Veiligheid met betrekking tot het beheer van het KLPD en de volmacht, bedoeld in artikel 3, wordt de aanduiding van de beheerder van het KLPD, respectievelijk de Minister van Justitie, voorafgegaan door: Namens de Staat der Nederlanden.

Artikel 5

Afwezigheid en verhindering

1. Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de directeur-generaal Veiligheid worden diens mandaat en volmacht met betrekking tot het beheer van het KLPD en de bevoegdheden, bedoeld in artikel 3, volledig uitgeoefend door de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

2. Bij gelijktijdige tijdelijke afwezigheid of verhindering van de directeur-generaal Veiligheid en de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn de regels voor vervanging van de secretaris-generaal van het Mandaat- en volmachtbesluit secretaris-generaal BZK van toepassing.

Artikel 6

Intrekking besluiten

De Mandaatregeling Korps landelijke politiediensten 2003 en het Besluit gemandateerd beheerder KLPD worden ingetrokken.

Artikel 7

Publicatie en inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 8

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaat- en volmachtbesluit gemandateerd beheerder KLPD 2008.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, G. ter Horst.

Toelichting

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in 2001 met het Besluit gemandateerd beheerder KLPD een aantal bevoegdheden aan de toenmalig directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid gemandateerd. Vervolgens heeft de Minister in 2003 een aantal bevoegdheden ook rechtstreeks gemandateerd aan de korpschef van het KLPD in de Mandaatregeling Korps landelijke politiediensten 2003. Daarbij is het mandaatbesluit uit 2001 niet ingetrokken. Sindsdien hebben daardoor twee soortgelijke mandaatbesluiten naast elkaar bestaan. Dit was een onduidelijke situatie. Met het intrekken van beide besluiten wordt hieraan een einde gemaakt.

Op grond van het Mandaat- en volmachtbesluit diensthoofden BZK (MV-besluit diensthoofden BZK) juncto het Organisatiebesluit BZK 2006, beschikt de directeur-generaal Veiligheid ten aanzien van het beheer van het KLPD reeds over een algemeen mandaat en algemene volmacht. In aanvulling hierop wordt in dit besluit aan de directeur-generaal Veiligheid ondermandaat en volmacht verleend voor enkele specifieke andere zaken die het beheer van het KLPD betreffen (artikel 2), alsmede voor aangelegenheden met betrekking tot de projectorganisatie MOT/BLOM, waarvan het beheer is ondergebracht bij het KLPD (artikel 3). Hieronder wordt een en ander nader toegelicht.

Uit het algemene MV-besluit diensthoofden BKZ vloeit voort dat de directeur-generaal Veiligheid optreedt als gemandateerd of gevolmachtigd beheerder namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in publiekrechtelijke respectievelijk privaatrechtelijke zaken, voorzover deze het beheer van het KLPD betreffen. De directeur-generaal Veiligheid is uit dien hoofde onder meer bevoegd te beslissen op bezwaarschriften en tot het vertegenwoordigen van de Minister namens de Staat in gerechtelijke procedures (artikel 2:3, onderdelen i en e, van het MV-besluit diensthoofden BZK). Ter uitvoering van artikel 5:6 van het MV-besluit diensthoofden BZK wordt in artikel 2, tweede lid, van het onderhavige besluit geregeld dat hij over deze bevoegdheden ook beschikt als het om personele aangelegenheden van het KLPD gaat. Daarnaast is de directeur-generaal Veiligheid, ingevolge artikel 3:4, onderdeel a, van het MV-besluit diensthoofden BZK, bijvoorbeeld bevoegd te beslissen op verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur met betrekking tot het KLPD.

De directeur-generaal dient bij ondertekening van stukken aan te geven dat hij namens de beheerder van het KLPD (de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) handelt. De hem toegekende bevoegdheden kan de directeur-generaal op zijn beurt doorverlenen aan de korpschef KLPD door middel van ondermandaat of volmacht.

In afwijking van artikel 7:2, onderdeel i, van het MV-besluit diensthoofden BZK is het de directeur-generaal Veiligheid daarbij toegestaan tevens de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaarschriften onder te mandateren aan de korpschef van het KLPD. Dit is in lijn met de tot dusver geldende mandaatbesluiten. Uiteraard kan een beslissing op bezwaar, ingevolge artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, niet in mandaat worden genomen door de directeur-generaal Veiligheid, dan wel in ondermandaat door de korpschef KLPD, indien deze in mandaat ook het primaire besluit heeft genomen waartegen het bezwaar zich richt.

Een aantal bevoegdheden uit de Politiewet 1993 en het Besluit Kroonbenoemingen politie blijft uitgesloten van het mandaat en de volmacht. Dit betreft met name bevoegdheden ten aanzien van gegevensregistratie door het KLPD (artikelen 38b, tweede, derde en vierde lid, van de Politiewet 1993) en benoeming, schorsing en ontslag van het hoger management van het KLPD (artikel 42 Politiewet 1993 en het Besluit Kroonbenoemingen politie). Deze bevoegdheden komen de Minister namelijk niet toe in haar rol van beheerder van het KLPD maar in de hoedanigheid van Minister.

In artikel 3 van dit mandaat- en volmachtbesluit zijn de bevoegdheden opgenomen ten aanzien van de projectorganisatie Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT) en het Bureau ter politiële ondersteuning van de landelijke officier van justitie inzake de Wet melding ongebruikelijke transacties (BLOM), inmiddels genaamd FIU-Nederland (Financial Intelligence Unit-Nederland). Op grond van artikel 5 van voornoemde wet berusten de algemene leiding, de organisatie en het beheer van het MOT bij de Minister van Justitie. In voorbereiding is een wijziging van de Wet MOT waarbij het beheer van deze projectorganisatie over zal gaan van de Minister van Justitie naar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

In afwachting van deze wetswijziging is op 13 oktober 2006 in een overeenkomst tussen de Minister van Justitie en de korpschef van het KLPD de organisatorische overdracht van de projectorganisatie MOT/BLOM aan het KLPD vastgelegd. Daarnaast is op 22 december 2006 in werking getreden de Mandaatregeling Meldpunt ongebruikelijke transacties van de Minister van Justitie. In deze regeling worden mandaat, volmacht en machtiging (de bevoegdheid om de Minister in rechte te vertegenwoordigen wordt in genoemde regeling als machtiging aangeduid) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verleend met betrekking tot de projectorganisatie MOT/BLOM. Deze Minister kan de desbetreffende bevoegdheden op haar beurt doorverlenen aan onder haar ressorterende ambtenaren en aan ambtenaren van het KLPD of FIU-Nederland.

Het mandaat en de volmacht en machtiging van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de directeur-generaal Veiligheid, neergelegd in artikel 3 van het onderhavige besluit, betreffen derhalve een ondermandaat en een doorverleende volmacht en machtiging. Om die reden zal bij de ondertekening van stukken duidelijk moeten zijn dat dit namens de oorspronkelijke mandaat- en volmachtgever geschiedt, dat wil zeggen namens de Minister van Justitie. Dit is geregeld in artikel 4, tweede en derde lid, van dit besluit.

In artikel 5 van het besluit is bepaald dat bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de directeur-generaal Veiligheid diens bevoegdheden met betrekking tot het beheer van het KLPD en aangelegenheden inzake FIU-Nederland worden uitgeoefend door de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit is overeenkomstig de huidige taakverdeling.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven