Besluit van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat tot aanwijzing van ambtenaren die zijn belast met het toezicht op de naleving van de voorschriften van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Ontgrondingenwet, de Wet verontreiniging zeewater, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet op de waterhuishouding (Besluit aanwijzing toezichthouders waterbeheer)

30 oktober 2008

Nr. CEND/HDJZ-2008/1399 sector WAT

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 5, eerste lid, van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 22 van de Ontgrondingenwet juncto artikel 18.4 van de Wet milieubeheer, artikel 30 Wet verontreiniging oppervlaktewateren juncto artikel 18.4 van de Wet milieubeheer, artikel 12 Wet verontreiniging zeewater juncto artikel 18.4 van de Wet milieubeheer en artikel 53, eerste lid, van de Wet op de waterhuishouding;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, met uitzondering van de rijkswegen, de Ontgrondingenwet, voor zover die de rijkswateren betreft, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet verontreiniging zeewater en de Wet op de waterhuishouding zijn belast de ambtenaren van de Rijkswaterstaat, werkzaam bij:

    • I. de regionale diensten:

      • a. de hoofdingenieur-directeur;

      • b. de hoofdafdelingshoofden (of directeuren);

      • c. de districtshoofden van de waterdistricten;

      • d. de plaatsvervangers van de onder a tot en met c genoemde functionarissen;

      • e. de onder de directeur water en scheepvaart ressorterende functionarissen;

      • f. de onder de districtshoofden van de waterdistricten ressorterende functionarissen.

    • II. de waterdienst:

      • a. de laboratoriummedewerkers;

      • b. het hoofd en de medewerkers van de afdeling emissiebeheer.

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet verontreiniging zeewater belast de inspecteur-generaal en de inspecteur van het Inspectoraat-Generaal VROM in de betrokken regio en de onder hun gezag werkzame ambtenaren, met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen.

Artikel 2

De volgende besluiten van de Minister van Verkeer en Waterstaat worden ingetrokken:

a. het besluit van 29 november 1990 (Stcrt. 1990, 243), houdende een aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren Wet op de waterhuishouding;

b. het besluit van 23 december 1993 (Stcrt. 1994, 12), houdende een aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren Wet verontreiniging oppervlaktewateren;

c. het besluit van 23 december 1993 (Stcrt. 1994, 12), houdende een aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren Wet verontreiniging zeewater;

d. het besluit van 24 februari 1997 (Stcrt. 1997, 42), houdende een aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren Wet beheer rijkswaterstaatswerken en Ontgrondingenwet;

e. het besluit van 15 mei 2000 (Stcrt. 2000, 101), houdende een aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren Wet beheer rijkswaterstaatswerken jo interimbesluit vergunningplicht, en

f. het Besluit aanwijzing toezichtambtenaren Wet verontreiniging oppervlaktewateren en Wet verontreiniging zeewater.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichthouders waterbeheer.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa.

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Verkeer en Waterstaat, ter attentie van de Hoofddirectie Juridische Zaken, sector Algemeen Bestuurlijk-Juridische Zaken, postbus 20906, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum, nummer of kenmerk);

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

TOELICHTING

Dit besluit strekt ertoe om de aanwijzing van toezichthouders op rijksniveau krachtens de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Ontgrondingenwet, de Wet verontreiniging zeewater, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet op de waterhuishouding te bundelen. Dit om de overzichtelijkheid rondom aanwijzing van toezichthouders te vergroten en daarmee de transparantie ervan te bevorderen voor zowel de medewerkers van de betroffen diensten als voor de betrokken burgers en bedrijven. Ook is de verwachting dat een dergelijke bundeling van aanwijzingen zal leiden tot een meer integraal handhavingsproces.

De aanwijzing van toezichthouders voor de wetten die in de toekomst geheel of gedeeltelijk op zullen gaan in de Waterwet is, vooruitlopend op de inwerkingtreding van die wet, gelijkgetrokken en samengevoegd in artikel 1 van dit besluit. Het toezicht op de naleving van wetten voor het waterbeheer is daarmee generiek geregeld. Deze regeling kan ter gelegenheid van de inwerkingtreding van de Waterwet op eenvoudige wijze worden hernieuwd. In artikel 2 worden enkele beschikkingen ingetrokken. In dit artikel is gekozen voor het woord ‘besluiten’ in het kader van vernieuwde terminologie.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa.

Naar boven