Convenant ter oprichting van een Netherlands Space Office

De onderstaande partijen:

1 de minister van Economische Zaken, handelend als bestuursorgaan, hierna te noemen de coördinerend minister,

2 de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), handelend als bestuursorgaan,

3 de bewindslieden van Verkeer en Waterstaat (VenW), handelend als bestuursorgaan,

4 de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), vertegenwoordigd door de voorzitter van het algemeen bestuur.

overwegende:

dat de coördinerend minister, de minister van OCW en de bewindslieden van VenW, mede op basis van de evaluatie van het ruimtevaartbeleid, op 15 januari 2008 hebben besloten hun samenwerking in de uitvoering van het Nederlands ruimtevaartbeleid te versterken door de bij mandaat aangewezen uitvoeringsactiviteiten – nu nog gespreid over de betrokken departementen, het NIVR, NWO/SRON en het KNMI – te bundelen in een gezamenlijk uitvoeringsbureau,

dat de coördinerend minister, de minister van OCW en de bewindslieden van VenW hebben besloten beleid en uitvoering beter te onderscheiden en de uitvoeringsorganisatie verstrekkende bevoegdheden te geven,

dat het besluit in de Ministerraad is bekrachtigd op 4 april 2008,

dat dit besluit inmiddels per brief van 14 april 2008 aan de Tweede Kamer is kenbaar gemaakt en besproken in het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer van 26 juni 2008,

dat partijen nadere afspraken hebben gemaakt over de vormgeving van deze nieuwe uitvoeringsorganisatie, welke afspraken partijen wensen vast te leggen in een convenant,

dat aanvullende afspraken met betrekking tot mandaten, financiën en personeel separaat worden geregeld,

komen overeen:

Artikel 1. Oprichting

  • 1. Partijen richten een ruimtevaartbureau op, genaamd het Netherlands Space Office (NSO), waarin de bij mandaat aangewezen uitvoeringsactiviteiten op het gebied van ruimtevaart worden ondergebracht.

  • 2. Het bureau zal organisatorisch en beheersmatig worden ondergebracht bij het AgentschapSenterNovem, een Agentschap van het Ministerie van Economische Zaken.

  • 3. De eigenaarsrol berust bij de coördinerend minister. De opdrachtgeversrol berust bij partijen gezamenlijk die ten behoeve van de aansturing een Stuurgroep NSO oprichten.

Artikel 2. Doelstellingen

De oprichting van NSO strekt tot:

  • a. bevordering van eenheid, consistentie en effectiviteit in de aansturing, programmering en uitvoering van de aangewezen ruimtevaartactiviteiten;

  • b. versterking van synergie tussen wetenschappelijke, technologische en industriële excellenties in Nederland;

  • c. versterking van synergie tussen lucht- en ruimtevaart enerzijds, en andere innovatiethema’s anderzijds;

  • d. de totstandkoming van nieuwe infrastructuur voor de ruimtevaart;

  • e. versterking van de Nederlandse positie op technologisch en wetenschappelijk terrein en de ontwikkeling van de daarmee samenhangende instrumentatie;

  • f. bevordering van maatschappelijk gebruik van de ruimtevaart en in dat verband de stimulering van nieuwe technologische ontwikkeling.

Artikel 3. Missie en taken van de uitvoeringsorganisatie NSO

  • 1. De missie van het NSO is het uitvoeren van het ruimtevaartbeleid en het adviseren bij de voorbereiding ervan.

  • 2. Ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde missie heeft het NSO tot taak:

    • a. het opstellen van een concept-Meerjarenprogramma Ruimtevaart;

    • b. het opstellen van een concept-Jaarwerkplan Ruimtevaart op basis van het Meerjarenprogramma Ruimtevaart;

    • c. uitvoering van het vastgestelde Meerjarenprogramma Ruimtevaart en het Jaarwerkplan Ruimtevaart;

    • d. beheer van aan het NSO beschikbaar gestelde middelen;

    • e. advisering van de Interdepartementale Commissie Ruimtevaart (ICR);

    • f. versterken van de communicatie naar institutionele partijen, industrie, kennisinstellingen, dienstverleners en het publiek;

    • g. zorgdragen voor (nul)metingen en monitoring van het Meerjarenprogramma Ruimtevaart;

    • h. het uitbrengen van een Jaarverslag waarin inhoudelijk en financieel wordt gerapporteerd aan de Stuurgroep NSO;

    • i. vertegenwoordiging in door partijen aangewezen internationale gremia.

Artikel 4. De struurgroep NSO

  • 1. Ten behoeve van de aansturing wordt een Stuurgroep NSO opgericht die bestaat uit vertegenwoordigers van partijen. De voorzitter van de ICR treedt op als lid-voorzitter van de Stuurgroep NSO.

  • 2. De Stuurgroep NSO heeft tot taak het vaststellen van het Meerjarenprogramma Ruimtevaart en het Jaarwerkplan Ruimtevaart en treedt op als opdrachtgever van het NSO.

  • 3. Benoeming en ontslag van de directeur NSO behoeven de instemming van de Stuurgroep NSO.

  • 4. De Stuurgroep NSO voert overleg met het NSO over:

    • a. het concept-Meerjarenprogramma Ruimtevaart van NSO en het daarop gebaseerde concept-Jaarwerkplan Ruimtevaart van NSO;

    • b. het concept-Jaarverslag met inbegrip van financiële verantwoording.

  • 5. Het overleg over het concept-Meerjarenprogramma Ruimtevaart van NSO vindt eens per 3 jaar plaats. Het overleg over het concept-Jaarwerkplan Ruimtevaart en het Jaarverslag vindt ten minste jaarlijks plaats.

Artikel 5. Beleidsproces en programmering

  • 1. Het Ruimtevaartbeleid wordt voorbereid door de ICR, die bestaat uit vertegenwoordigers van alle betrokken departementen.

  • 2. De coördinerend minister stelt gehoord de partijen, gehoord de directeur NSO en op basis van een advies van de ICR, eens in de 3 jaar het concept-Ruimtevaartbeleid op, inclusief het budget.

  • 3. Het beleid wordt vastgelegd in een Beleidsbrief Ruimtevaart met op hoofdlijnen een Meerjarenperspectief. Die Beleidsbrief wordt mede namens de minister van OCW en de bewindslieden van VenW door de coördinerend minister aan de voorzitter van de Tweede Kamer voorgelegd.

  • 4. In het kader van de totstandkoming van de Beleidsbrief, heeft de voorzitter van de Stuurgroep NSO samen met de directeur NSO rechtstreeks overleg met de coördinerend minister.

  • 5. Op basis van de Beleidsbrief stelt NSO een concept-Meerjarenprogramma Ruimtevaart op dat wordt voorgelegd aan de ICR en vastgesteld door de Stuurgroep NSO.

  • 6. Op basis van het Meerjarenprogramma Ruimtevaart legt het NSO aan de ICR een concept-Jaarwerkplan Ruimtevaart voor dat wordt vastgesteld door de Stuurgroep NSO. Het vastgestelde Jaarwerkplan Ruimtevaart vormt de basis voor de aan NSO te verstrekken gezamenlijke opdracht van de Stuurgroep NSO met bijbehorend budget.

Artikel 6. Inrichting van het NSO

  • 1. De coördinerend minister draagt als eigenaar zorg voor de inrichting.

    De inrichting behoeft de instemming van de Stuurgroep NSO.

  • 2. Belangrijke uitgangspunten voor de inrichting van het NSO zijn de noodzakelijke herkenbaarheid, flexibiliteit, korte lijnen, ambitie, toekomstvastheid en solide administratieve organisatie.

  • 3. Het NSO beschikt over een directeur, een ondersteunend bureau en een Programmaraad NSO.

  • 4. Het NSO is ondergebracht bij het Agentschap SenterNovem, waar ook de uitvoeringsactiviteiten met betrekking tot luchtvaart worden gehuisvest. Dit komt ten goede aan de gewenste synergie tussen lucht- en ruimtevaartactiviteiten en het nationale innovatiebeleid op andere samenhangende terreinen.

Artikel 7. Directeur NSO en medewerkers

  • 1. De directeur NSO geeft leiding aan het bureau en vertegenwoordigt de organisatie naar buiten.

  • 2. De aanstelling en het ontslag van de directeur NSO geschiedt door de coördinerend minister. Aanstelling en ontslag van de directeur NSO behoeven de instemming van de Stuurgroep NSO.

  • 3. De beoordeling van de directeur NSO wordt opgemaakt door de voorzitter van de Stuurgroep NSO en vastgesteld door de directeur Innovatie van SenterNovem.

  • 4. Er wordt zoveel mogelijk gewerkt met medewerkers gedetacheerd door het NIVR en medewerkers gedetacheerd door NWO/SRON-programmabureau, KNMI en Ministeries. Na invaring van lucht- en ruimtevaartactiviteiten in SenterNovem wordt gewerkt met gedetacheerden van de partijen en medewerkers van SenterNovem.

  • 5. Aanstelling en ontslag van de bij het NSO werkzame SenterNovem-medewerkers geschiedt op voordracht van de directeur NSO door de directeur Innovatie van SenterNovem.

  • 6. De beoordeling van de bij het NSO werkzame SenterNovem-medewerkers wordt opgemaakt door de directeur NSO en vastgesteld door de directeur Innovatie van SenterNovem. De beoordeling van het naar NSO gedetacheerde personeel wordt opgemaakt door de directeur NSO en vastgesteld door de uitlenende leidinggevende van de gedetacheerde.

Artikel 8. Programmaraad NSO

  • 1. De Programmaraad NSO zal evenwichtig worden samengesteld uit deskundigen uit de kring van wetenschap, industrie en institutionele gebruikers.

  • 2. De benoeming en het ontslag van de voorzitter en overige leden van de Programmaraad NSO geschiedt door de coördinerend minister gehoord de Stuurgroep NSO.

  • 3. De voorzitter en de leden worden benoemd voor een periode van maximaal 3 jaar.

    Eénmalige herbenoeming is mogelijk.

  • 4. De Programmaraad NSO heeft ter ondersteuning van de directeur de volgende taken:

    • a. adviseren inzake het concept-Meerjarenprogramma Ruimtevaart, concept-Jaarwerkplan Ruimtevaart en concept-Jaarverslag van het NSO;

    • b. het gevraagd en op eigen initiatief adviseren aan de directeur NSO;

    • c. het bevorderen van synergie tussen Lucht- en Ruimtevaart.

Artikel 9. Opdrachtverlening

  • 1. Van de met betrekking tot de ruimtevaart bij partijen rustende budgetten, maakt de coördinerend minister, mede namens de andere budget-leverende partijen, gehoord de Stuurgroep NSO, jaarlijks aan het NSO bekend welke middelen voor uitvoering van het Jaarwerkplan Ruimtevaart beschikbaar zijn.

  • 2. Nadat NSO een voorstel (offerte) heeft uitgebracht met betrekking tot de uitvoering, geeft de Stuurgroep NSO opdracht aan NSO met betrekking tot de uitvoering van het Jaarwerkplan Ruimtevaart. Binnen de Stuurgroep NSO worden afspraken gemaakt over de financiering van de uitvoeringskosten van de opdracht.

  • 3. NSO kan met instemming van de Stuurgroep NSO ook van andere publieke partijen betaalde opdrachten accepteren.

Artikel 10. Toezicht op het NSO

  • 1. De coördinerend minister is verantwoordelijk voor het toezicht op het NSO. Dit toezicht is ingekaderd in het bestaande eigenaars-toezicht van EZ op het Agentschap SenterNovem.

  • 2. In opdracht van de Stuurgroep NSO wordt NSO voor het eerst na 3 jaar en vervolgens ten minste elke 6 jaar extern geëvalueerd. Onderwerp van de evaluatie is de uitvoering van de opgedragen taken. De desbetreffende rapportage wordt aan de ICR ter kennis gebracht.

Artikel 11. Slotbepalingen

  • 1. Dit convenant treedt in werking met ingang van 1 januari 2009 en geldt voor onbepaalde tijd.

  • 2. Elke partij kan dit convenant met inachtneming van een opzegtermijn van minimaal een jaar voor aanvang van een begrotingsjaar schriftelijk opzeggen indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat dit convenant billijkheidshalve behoort te eindigen. De opzegging moet de verandering in de omstandigheden vermelden.

  • 3. Wijziging van het in dit convenant bepaalde is slechts mogelijk indien de partijen bij dit convenant daartoe schriftelijk tot overeenstemming zijn gekomen.

  • 4. Partijen beogen met dit convenant geen in rechte afdwingbare verplichtingen in het leven te roepen.

  • 5. Binnen 2 weken na ondertekening van dit convenant wordt de tekst ervan gepubliceerd in de Staatscourant.

Aldus in viervoud ondertekend.

Partij 1 Ondertekend op 24 oktober 2008 te Den Haag

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Partij 2 Ondertekend op 24 oktober 2008 te Den Haag

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.

Partij 3 Ondertekend op 24 oktober 2008 te Den Haag

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

Ondertekend op 24 oktober 2008 te Den Haag

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa.

Partij 4 Ondertekend op 24 oktober 2008 te Den Haag

Voorzitter van het Algemeen Bestuur van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek,

P. Nijkamp.

Naar boven