Tijdstip inwerkingtreding deel paragraaf 3.3.4 Regeling algemene regels
voor inrichtingen milieubeheer
Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer van 8 februari 2008, nr. DJZ2008012323, houdende vaststelling
van het tijdstip van inwerkingtreding van een deel van paragraaf 3.3.4 van
de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat;
Gelet op artikel 6.15, vierde lid, van de Regeling algemene regels voor
inrichtingen milieubeheer;
Besluit:
Enig artikel
Paragraaf 3.3.4 van de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
treedt, voor zover het de opslag van afgewerkte olie in ondergrondse opslagtanks
betreft, ten aanzien van inrichtingen waar geen gelegenheid wordt geboden
voor het afmeren van pleziervaartuigen, in werking met ingang van 17 maart
2008.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 8 februari 2008.
De Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,J.M. Cramer.
Toelichting
De Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer is met ingang
van 1 januari 2008 in werking getreden. De inwerkingtreding is geregeld in
artikel 6.15 van de betref-fende regeling van 9 november 2007 (Stcrt. 2007,
nr. 223).
In artikel 6.15, eerste lid, van de Regeling algemene regels voor inrichtingen
milieubeheer is voor een aantal artikelen van de regeling een uitzondering
gemaakt ten aanzien van de inwerkingtreding op 1 januari 2008.
Ten aanzien van één van die uitzonderingen is echter gebleken
dat die te ruim was geformuleerd. Het gaat om de uitzondering zoals die is
opgenomen in artikel 6.15, eerste lid, onder d, ten aanzien van de inwerkingtreding
van paragraaf 3.3.4. Deze paragraaf is deels in werking getreden. De uitzondering
houdt in dat paragraaf 3.3.4, voor zover het de opslag van bilgewater en afgewerkte
olie in ondergrondse opslagtanks betreft, niet per 1 januari 2008 in werking
is getreden. Die uitzondering had echter beperkt moeten worden tot ‘de
opslag van bilgewater en afgewerkte olie in ondergrondse opslagtanks ten aanzien
van inrichtingen waar gelegenheid wordt geboden voor het afmeren van pleziervaartuigen’.
Deze omissie wordt met de onderhavige regeling opgeheven.
Aangezien binnen de werkingssfeer van de Regeling algemene regels voor
inrichtingen milieubeheer opslag van bilgewater alleen voor kan komen bij
inrichtingen waar gelegenheid wordt geboden voor het afmeren van pleziervaartuigen,
richt de opheffing van de omissie zich alleen tot afgewerkte olie.
De Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer is voor zover
het betreft paragraaf 3.3.4 gebaseerd op artikel 3.30 van het Besluit algemene
regels voor inrichtingen milieubeheer. Dat artikel is onderdeel van paragraaf
3.3.5 van dat besluit. Ten aanzien van paragraaf 3.3.5 doet zich eveneens
de omissie voor zoals hierboven voor paragraaf 3.3.4 van de regeling is beschreven.
Ook deze omissie in het besluit wordt hersteld.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J.M. Cramer.