Openstellingsbesluit innovatie groen onderwijs 2008

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 7 maart 2008, nr. TRCJZ/2008/693, houdende openstelling van de Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs 2008 (Openstellingsbesluit innovatie groen onderwijs 2008)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies en op de artikelen 3, 4, 5, onderdeel a, b en d, 6, vierde en vijfde lid, 9, tweede lid, 10, tweede lid, 15, tweede lid, onderdeel c, en 16 tweede lid, onderdeel c, van de Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. regeling: Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs;

b. project: geheel van activiteiten gericht op concrete resultaten ter verwezenlijking van de subsidiedoelstellingen, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de regeling;

c. programma: programma, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de regeling;

d. programmaonderdeel: project, passend binnen één van de programma’s, waarvoor de Minister, op grond van artikel 14 van de regeling, subsidie heeft verleend.

Artikel 2

De instellingen, genoemd in artikel 1, onderdeel b, van de regeling, kunnen met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 1 april 2008 een aanvraag als bedoeld in artikel 7 of 8 van de regeling indienen.

Artikel 3

1. Subsidie kan worden verleend voor programma’s en programmaonderdelen, ingediend in de periode, bedoeld in artikel 2, voor de categorieën en de thema’s, genoemd in de bijlage bij dit openstellingsbesluit.

2. Subsidie voor een project, niet zijnde een programmaonderdeel, wordt uitsluitend verleend voor de categorie kenniscirculatie.

3. Onverminderd artikel 9 en 10 van de regeling beoordeelt de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een aanvraag als bedoeld in artikel 1 in voorkomend geval op de mate waarin de activiteiten gericht zijn op de doelgroepen, genoemd in de bijlage bij dit openstellingsbesluit, behorende bij het thema, waarop de aanvraag is gericht.

4. De thema’s, bedoeld in het eerste lid, zijn gerangschikt binnen de hoofdthema’s, genoemd in de bijlage bij dit openstellingsbesluit.

Artikel 4

De aanvraag voor een programma omvat in ieder geval:

a) een beschrijving van de aanleiding, van het doel en van de doelgroep of doelgroepen van het programma in relatie tot het doel van de regeling, en in relatie tot één of meer van de thema’s, bedoeld in artikel 3, eerste lid;

b) een beschrijving van de doelstellingen van het programma, gedetailleerd voor de twee jaren, na aanvang van het programma en op hoofdlijnen voor de lange termijn;

c) een beschrijving van de voorgenomen activiteiten binnen het aangevraagde programma en gedurende de looptijd van dat programma en van de relatie van die activiteiten met activiteiten binnen het landbouwonderwijs en het landbouwkundige onderzoek;

d) een activiteitenplan, gedetailleerd voor het eerste jaar na aanvang van het programma en opgesteld op hoofdlijnen voor de overige jaren, inclusief samenvattingen van uitvoeringsplannen van lopende en voorgenomen programmaonderdelen;

e) een beschrijving van de programmaorganisatie, waarbij in ieder geval de personele inzet van de penvoerder, deelnemende instellingen, ondersteunende organisaties en onderzoeksinstellingen worden vermeld;

f) een sluitende en onderbouwde begroting, in voorkomend geval gespecificeerd naar de verschillende samenwerkende instellingen en gespecificeerd naar de verschillende subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 5 van de regeling;

g) een beschrijving van de wijze waarop de resultaten van het programma gedurende en na afloop van de looptijd daarvan beschikbaar worden gesteld en de wijze waarop die resultaten worden verspreid;

h) een beschrijving van de wijze waarop relevantie en succes van het programma worden gemeten;

i) de looptijd van het programma, inclusief de start- en einddatum;

j) een beschrijving van de wijze waarop de kwaliteit van de activiteiten binnen het programma wordt geborgd, en

k) in voorkomend geval, een beschrijving van het samenwerkingsverband, dat aantoonbaar tot uitdrukking komt in de activiteiten en financiering van het project en vastgelegd is in één door de partners getekende samenwerkingsovereenkomst, waarin de personele en financiële bijdrage van de partners zijn vermeld.

Artikel 5

1. De aanvraag tot subsidieverlening voor een project omvat in ieder geval:

a) een beschrijving van het doel en van de doelgroepen van het project;

b) een beschrijving van de beoogde resultaten van het project, waaruit in ieder geval blijkt op welke wijze het project bijdraagt aan de ontwikkeling van landelijke activiteiten op het gebied van landbouwonderwijs en landbouwkundig onderzoek;

c) een beschrijving van de aard van het project en de positionering van dat project ten opzichte van activiteiten binnen het onderwijs, die op het moment van indienen van de aanvraag worden uitgevoerd;

d) een beschrijving van de redenen voor het uitvoeren van het project, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de problematiek die het project aanspreekt en de relatie van die problematiek tot het thema of de thema’s, waarbinnen het beoogde project valt;

e) een beschrijving van de begrenzing van de reikwijdte van het project en een beschrijving van de randvoorwaarden van het project;

f) een uitgewerkt activiteitenplan waarin in ieder geval de producten waartoe het project leidt worden beschreven;

g) de looptijd van het project, inclusief de start- en einddatum;

h) een beschrijving van de projectorganisatie, waarbij in ieder geval de instellingen die deel uitmaken van een eventueel samenwerkingsverband, de projectleider en de contactpersoon worden vermeld;

i) een sluitende en onderbouwde begroting, in voorkomend geval gespecificeerd naar de verschillende samenwerkende instellingen en gespecificeerd naar de verschillende subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 5 van de regeling;

j) in voorkomend geval, een beschrijving van het samenwerkingsverband, dat aantoonbaar tot uitdrukking komt in de activiteiten en financiering van het project en vastgelegd is in één door de partners getekende samenwerkingsovereenkomst, waarin de personele en financiële bijdrage van de partners zijn vermeld;

k) een beschrijving van de beoogde wijze van beschikbaar stellen en verspreiden van de resultaten van het project tijdens en na afloop van dat project, en

l) een beschrijving van de wijze waarop relevantie en succes van het project worden gemeten.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt, in een aanvraag tot subsidieverlening voor een programmaonderdeel, de relatie met het programma, waarbinnen het beoogde programmaonderdeel valt, beschreven.

3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt, in een aanvraag tot subsidieverlening voor een project, niet zijnde een programmaonderdeel, de wijze waarop de kwaliteit van dat project wordt geborgd, beschreven.

Artikel 6

1. Het subsidieplafond, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de regeling voor de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 2, is € 8 miljoen, waarvan

– € 7 mln beschikbaar is voor programma’s en programmaonderdelen, en

– € 1 mln beschikbaar is voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen.

2. De beschikbare subsidie voor programma’s en programmaonderdelen wordt als volgt verdeeld:

– € 4 mln. voor hoofdthema’s Groene economie en Gezonde voeding, genoemd in de bijlage bij deze regeling;

– € 2 mln. voor hoofdthema Natuur, Landschappen een Vitaal platteland, genoemd in de bijlage bij deze regeling, en

– € 1 mln. voor thema’s binnen de hoofdthema’s Systeemontwikkeling en Onderwijsvernieuwing, genoemd in de bijlage bij deze regeling.

3. Bij onderuitputting voor het budget voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen, wordt het restant van dat budget op basis van de verhouding, genoemd in het tweede lid, toegevoegd aan de budgetten, bedoeld in dat lid.

4. Bij onderuitputting van het budget dat beschikbaar is voor programmaonderdelen binnen een hoofdthema kan de minister besluiten het resterende budget beschikbaar te stellen voor één van de andere hoofdthema’s.

Artikel 7

1. De hoogte van het subsidiebedrag, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de regeling, is:

a) voor programma’s: maximaal € 200.000,- voor het eerste jaar en maximaal 100.000,– per jaar voor volgende jaren;

b) voor programmaonderdelen: minimaal € 50.000,– en maximaal € 300.000,–, en

c) voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen: minimaal € 50.000,– en maximaal € 100.000,–.

2. De uurtarieven, bedoeld in artikel 5, onderdeel a van de regeling zijn:

a) € 53,–, voor medewerkers, waarvan het salaris het dichtst gelegen is bij het gemiddelde salaris, dat geldt voor één van de schalen 1 tot en met 9, bedoeld in het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984;

b) € 67,–, voor medewerkers, waarvan het salaris het dichtst gelegen is bij het gemiddelde salaris, dat geldt voor één van de schalen 10 tot en met 12, bedoeld in het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984, en

c) € 88,–, voor medewerkers, waarvan het salaris het dichtst gelegen is bij het gemiddelde salaris, dat geldt voor één van de schalen 13 tot en met 18, bedoeld in het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984.

Artikel 8

1. De hoogte van het subsidiepercentage met betrekking tot de vergoeding van de subsidiabele kosten voor programma’s is maximaal 100% voor kosten, genoemd in artikel 5 van de regeling.

2. De hoogte van het subsidiepercentage met betrekking tot de vergoeding van de subsidiabele kosten voor projecten is 50% voor kosten, bedoeld in artikel 5, onderdeel a, van de regeling en maximaal 75% voor kosten genoemd in artikel 5, onderdeel b tot en met d, van de regeling.

3. Het percentage, bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de regeling voor een project is maximaal 20% van de aangevraagde subsidie voor loonkosten, bedoeld in artikel 5, onderdeel a, van de regeling.

4. Het percentage, bedoeld in artikel 5, onderdeel d, van de regeling is maximaal 5% van de aangevraagde subsidie voor loonkosten, bedoeld in artikel 5, onderdeel a, van de regeling.

Artikel 9

De duur van de subsidieverlening, bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van de regeling, is maximaal:

a. twee jaar en zes maanden voor programmaonderdelen;

b. één jaar en zes maanden voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen.

Artikel 10

De hoogte van de voorschotten, bedoeld in artikel 18, eerste en tweede lid, van de regeling, bedraagt:

a) bij subsidieverlening voor een programma maximaal 60% van het bedrag dat door de aanvrager voor een programma is begroot, gedeeld door de beoogde looptijd van dat programma in jaren, en

b) bij subsidieverlening voor een project maximaal 60% van het toegekende subsidiebedrag.

Artikel 11

De overheidsbijdragen, bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van de regeling, zijn:

a) subsidies, verstrekt op grond van de Regeling bekostiging praktijkleren AOC, de Regeling Innovatiebox beroepsonderwijs, de Regeling Innovatiearrangement 2003/2004/2005/2006–2009, de Tijdelijke stimuleringsregeling leren en werken 2007 en de Subsidieregeling ondernemerschap en onderwijs 2007;

b) bijdrage, verstrekt door de Stichting Innovatie Alliantie;

c) bijdrage, verstrekt door de minister in het kader van School als kenniscentrum;

d) bijdragen ten behoeve van het groene onderwijs, verstrekt door het Deltapunt Beta/techniek.

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 13

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit innovatie groen onderwijs 2008.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.

Bijlage bij Openstellingsbesluit KIGO 2008:

1. Categorieën, bedoeld in artikel 3 en hoofdthema’s, bedoeld in artikel 6 van het openstellingsbesluit

Thema’s, bedoeld in artikel 3 van het openstellingsbesluit

Doelgroepen, bedoeld in artikel 9 van het openstellingsbesluit

1. Categorie Kenniscirculatie

 

1.1 Hoofdthema Groene economie:

Duurzaam ondernemen

Biologische Landbouw

Multifunctionele landbouw

Mest en mineralen

Gewasbescherming

Duurzame visserij en aquacultuur

Agrologistiek

Biobased economie

Tuinbouw

Open teelten

Intensieve veehouderij

Melkveehouderij

Loonwerk

Paardenhouderij

Huisdierverzorgers

Hoveniers en groenvoorziening

Ondernemers

1.2 Hoofdthema Natuur, Landschap en een vitaal platteland

Realisatie en beheer EHS

Biodiversiteit

Landschap en platteland

Natuur en jongeren

Groen/recreatie in en om de stad

Omgeving (klimaat, bodem, water)

Decentrale overheden

Beheerders van bos, landschap en landgoederen

Burgers, in het bijzonder jongeren, ouderen en allochtonen

1.3 Hoofdthema Gezonde voeding

Diergezondheid

Dierenwelzijn

Voedselkwaliteit

MKB, Multinationals

Burgers

2. Categorie Systeemontwikkeling

 

Hoofdthema Systeemontwikkeling

Post initiële scholing (Leren en werken)

Praktijkgerichtheid

Professionalisering

Ontsluiten van publieke kennis

Instrumentatie onderwijs (leermiddelen, ICT)

Internationalisering

 

3. Categorie Onderwijsvernieuwing

 

Hoofdthema Onderwijsvernieuwing

Competentiegericht toetsen en beoordelen

Leren in/uit de praktijk

Doorlopende leerlijnen en -⁠arrangementen

Implementatiestrategie

Maatschappelijke rol groen onderwijs

 

Toelichting

I

Algemeen

Inleiding

Het Openstellingsbesluit innovatie groen onderwijs 2008 (het openstellingsbesluit) strekt tot openstelling van de aanvraagperiode voor subsidies op grond van de Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs (de regeling). Deze subsidies financieren programma’s en bijbehorende projecten, de zogenaamde programmaonderdelen, die bijdragen aan betere ontsluiting, verspreiding en benutting van beschikbare kennis op het beleidsterrein van de Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit. Binnen de programma’s en de bijbehorende programmaonderdelen werken de instellingen van het groene onderwijs, onderzoeksinstellingen en ondersteunende instellingen aan dit gezamenlijke doel.

Een project kan binnen of buiten een programma worden uitgevoerd. In het eerste geval wordt gesproken van een programmaonderdeel, in het laatste van een project, niet zijnde een programmaonderdeel. Wanneer wordt gesproken over een project, worden beide genoemde soorten bedoeld.

Naast het budget voor programma’s en programmaonderdelen is een beperkt budget beschikbaar voor de uitvoering van projecten, die buiten de reikwijdte van een programma vallen.

De Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs is, door middel van het Openstellingsbesluit innovatie groen onderwijs 2007 in 2007 voor het eerst opengesteld voor aanvragen van instellingen. In het kader van die openstelling is in december 2007 circa € 6 mln. subsidie verleend aan aanvragende instellingen voor de uitvoering van 15 programma’s, 25 programmaonderdelen en 4 projecten, niet zijnde een programmaonderdeel.

Aan de instellingen is verzocht voorafgaande aan deze opstelling in overleg te treden over de wijze waarop het beste invulling kan worden gegeven aan de doelstellingen van de regeling. Speciale aandacht is gevraagd voor voorbereiding om te komen tot een samenhangende set van programma’s, die in voldoende mate een afspiegeling zijn van de belangrijkste LNV-doelgroepen en -⁠thema’s, innovatie van bestaande opleidingen en de systeemontwikkelingskwesties van het groene onderwijs. Dit overleg heeft plaatsgevonden binnen de reeds bestaande overlegstructuur, de Groene Kennis Coöperatie.

In dit besluit staan de programma’s, meer dan in het openstellingsbesluit voor 2007, centraal. Het grootste deel van het beschikbare budget voor programma’s en programmaonderdelen wordt beschikbaar gesteld binnen de categorie kenniscirculatie. Ten einde die vraagsturing in deze openstelling te vergroten worden aanvragen getoetst op de wijze waarop aansluiting is gezocht bij doelgroepen in de sector.

De thema’s binnen de categorieën systeemontwikkeling en onderwijsvernieuwing dienen ter aanvulling op de thema’s binnen de categorie kenniscirculatie. De reikwijdte van de eerstgenoemde categorieën komt deels overeen met de reikwijdte van de laatstgenoemde categorie. Met die overlap wordt beoogd dwarsverbanden tussen de verschillende categorieën te bevorderen. Aanvragen worden verder beoordeeld aan de hand van de criteria uit de regeling.

De regeling is in maart 2008 zodanig gewijzigd dat nieuwe programmaonderdelen kunnen worden toegevoegd aan bestaande programma’s.

II

Artikelgewijs

Artikel 2

Met de openstellingsperiode in 2008, bedoeld in artikel 2, wordt aansluiting gezocht bij de planningscyclus van de instellingen.

Artikel 3

In het kader van dit openstellingsbesluit kunnen programma’s en bijbehorende programmaonderdelen worden ingediend die zich richten op de categorieën en thema’s, genoemd in de bijlage. De regeling bepaalt, in artikel 3, derde lid, dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit thema’s kan groeperen binnen hoofdthema’s. Van die mogelijkheid is in deze openstelling gebruik gemaakt. Subsidie voor projecten, die niet binnen een thema vallen, waarvoor subsidie wordt verleend, kan slechts worden verleend binnen de categorie kenniscirculatie.

Op grond van artikel 9 en 10 van de regeling kunnen in het openstellingsbesluit nadere beoordelingscriteria worden vastgesteld. Om vraagsturing in de aanvragen te bevorderen worden aanvragen, gedaan binnen deze openstellingsperiode, beoordeeld op de mate waarin de activiteiten binnen dat programma of project aansluiten bij doelgroepen behorende bij het thema, waarop dat programma of project zich richt. Die doelgroepen zijn genoemd in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 4

Onderdeel a

In de aanvraag worden de aanleiding, het doel en de doelgroepen van het programma omschreven. Daarbij wordt aangegeven welke relatie die factoren hebben met het doel van de regeling en het thema of de thema’s waarop het programma ziet.

Onderdeel b

Daarnaast wordt in de aanvraag de gezamenlijke visie van de aanvragende instellingen beschreven. Die visie geeft concrete invulling aan de doelstellingen van de regeling. Bij de beschrijving van die visie wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van concrete meetbare factoren.

Onderdeel c

In de omschrijving, bedoeld in onderdeel c, worden de lopende en voorgenomen activiteiten en programmaonderdelen beschreven. Bij de activiteiten van het programma behoort de wijze van ontsluiting en verspreiding van de resultaten tijdens en na afloop van de subsidieverlening. Daarnaast wordt aangegeven hoe het programma zich verhoudt tot de andere programma’s, waarvoor subsidieverlening in het kader van deze regeling plaatsvindt, en overige activiteiten binnen het groene onderwijs. In de bovengenoemde documenten wordt waar mogelijk en relevant onderscheid gemaakt tussen de verschillende typen activiteiten, te weten: verkennen, ontwikkelen, opschalen en verankeren, voor de activiteiten binnen het programma.

Onderdeel d

In de beschrijving van de programmaorganisatie, bedoeld in onderdeel d, wordt de relatie met publieke en private activiteiten binnen het groene onderwijs nader gespecificeerd.

Onderdeel f

Op grond van artikel 6, tweede lid, van de regeling kan geen subsidie worden verstrekt indien een programma of project reeds uit andere hoofde van rijkswege wordt bekostigd. De aanvrager geeft in de omschrijving, bedoeld in onderdeel f, aan op welke wijze het programma, en activiteiten en projecten daarbinnen, naast de financiering op grond van deze openstelling, zal worden bekostigd. Hierbij wordt de inzet van diverse LNV onderwijssubsidies en andere subsidiegelden, die ten behoeve van vernieuwing in het gehele onderwijsstelsel worden verstrekt, en de inzet van andere middelen ten behoeve van onder meer beleidsondersteunend onderzoek en ondersteuning omschreven.

In de aanvraag wordt omschreven op welke wijze voldaan wordt aan de verplichtingen tot verspreiding van de resultaten van het programma of project, op grond van artikel 22 van de regeling.

Artikel 5

Onderdeel a

In de beschrijving van het doel en van de doelgroep van het project wordt duidelijk gemaakt welke doelgroepen betrokken zijn en welke doelgroepen op korte en langere termijn gebruik kunnen maken van de resultaten van het project.

Onderdeel b

De beoogde resultaten, bedoeld in onderdeel b, worden omschreven in meetbare termen. Daarbij wordt de verbinding met doelgroepen en met het bestaande kennissysteem, initieel en structureel, omschreven.

Onderdeel c

De aanvraag beschrijft de positionering van de activiteiten van het beoogde programmaonderdeel, ten opzichte van de overige activiteiten binnen het groene onderwijs.

Onderdeel d

In de beschrijving, bedoeld in onderdeel d, wordt de relatie tussen de activiteiten in het kader van dat project en de thema’s waarbinnen het project valt, omschreven.

Onderdeel f

In het activiteitenplan, bedoeld in onderdeel f, en de begroting, bedoeld in onderdeel j, worden de activiteiten, betrokkenheid van doelgroepen en van betrokken partijen binnen het kennissysteem, de kostenposten, de begrootte inkomsten uit subsidie en de beoogde resultaten omschreven. Die omschrijving is globaal voor het gehele project en concreet voor het eerste jaar. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de gebruikelijke fasering van een project, te weten initiatie, definitie, ontwikkeling, uitvoering en nazorg.

Artikelen 6, 7 en 8

Het subsidieplafond voor subsidieverlening in de periode, bedoeld in artikel 2, bedraagt € 8 miljoen.

In artikel 6 wordt een nadere verdeling van het budget aangegeven tussen enerzijds programma’s, en programmaonderdelen en anderzijds projecten, niet zijnde een programmaonderdeel.

Ten behoeve van de berekening van de subsidiabele kosten voor in te zetten onderwijspersoneel wordt het salaris van een medeweker van een instelling vergeleken met de gemiddelden van de salarisschalen van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984. Door middel van die vergelijking wordt bepaald in welke categorie schaal die medewerker valt. Vervolgens wordt op grond van artikel 7 bepaald welke welk uurtarief voor die medewerker in rekening kan worden gebracht.

Artikel 9

Artikel 9 bepaalt de maximale subsidieverleningsduur voor programmaonderdelen en projecten, niet zijnde programmaonderdelen. Op grond van artikel 3a van de regeling is subsidieverlening voor programma’s per thema beperkt tot vier jaar.

Artikel 10

In artikel 6, tweede lid, van de regeling is bepaald dat wanneer voor een programma of project reeds een subsidie is verleend, slechts beperkte cumulatie met subsidies verstrekt op grond van deze regeling, mogelijk is. In dit artikel worden de overheidsbijdragen, voor wat betreft aanvragen ingediend in het kader van deze openstelling, vastgesteld.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven