Wijziging Subsidieregeling milieugerichte technologie

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 februari 2008, nr. DGM/BWL2008016751, houdende wijziging van de Subsidieregeling milieugerichte technologie (Subsidieprogramma technologische aanpassingen luchtwassystemen)

De Minister Van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 15.13, eerste tot en met derde lid, van de Wet milieubeheer;

Besluit:

Artikel I

De Subsidieregeling milieugerichte technologie wordt als volgt gewijzigd:

Aan hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling milieugerichte technologie wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

Paragraaf 2.4

Subsidieprogramma technologische aanpassingen luchtwassystemen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. luchtwassysteem: een systeem dat de emissie van ammoniak, geur of fijn stof uit lucht afkomstig uit dierenverblijven geheel of gedeeltelijk wegneemt;

b. stal: een ruimte waarbinnen landbouwhuisdieren, gehouden voor commerciële doeleinden, zijn gehuisvest;

c. ammoniak: een chemische verbinding van stikstof en waterstof met de samenstelling NH3;

d. geur: een samenstelling van aerosolen, kleine moleculaire deeltjes die verdampen uit een stof, welke met behulp van zintuigen in de neus worden waargenomen;

e. fijn stof:een verzamelnaam voor uiteenlopende deeltjes, kleiner dan 10 micrometer, die door de lucht zweven.

Het Subsidieprogramma technologische aanpassingen luchtwassystemen heeft tot doel het gebruik van luchtwassystemen in Nederland te stimuleren die de emissie van ammoniak, fijn stof of geur uit lucht afkomstig uit stallen geheel of gedeeltelijk wegnemen, door de ontwikkeling te bevorderen van technologische vernieuwing van luchtwassystemen, inclusief het procesbesturingssysteem. Met behulp hiervan dienen deze systemen gebruiksvriendelijker en beter toepasbaar te worden gemaakt.

Een project komt voor subsidie in aanmerking indien het een industrieel onderzoeksproject betreft dat gericht is op het realiseren van het bepaalde in artikel 2.4.2.

Een project komt niet voor subsidie in aanmerking indien:

a. het project in strijd is met de algemene veiligheid of de gezondheid voor mens of dier;

b. het project een risico vormt voor de milieuverdienste van het luchtwassysteem voor stallen;

c. een project de controleerbaarheid en handhaafbaarheid van de emissiereducerende maatregelen bemoeilijkt dan wel onmogelijk maakt dan wel de werking van een project moeilijk controleerbaar en handhaafbaar is;

d. het project tot doel heeft de vorming van ammoniak, fijn stof of geur tegen te gaan;

e. het project onvoldoende innovatief is;

f. het project een verwachte doorlooptijd heeft die langer is dan één jaar; of

g. het een industrieel onderzoeksproject betreft waarvan de subsidiabele kosten lager zijn dan € 15.000,–.

1. Aanvragen worden, met in achtneming van de in artikelen 1.2, tweede lid, en 2.4.6 genoemde beoordelingsaspecten, gelijktijdig beoordeeld op basis van hun geschiktheid om bij te dragen aan de in artikel 2.4.2 bedoelde doelstelling.

2. 

Bij de bepaling van de toe te kennen subsidie kan een evenwichtige spreiding van het beschikbare subsidiebudget over de verschillende sectoren, thema’s en actoren een medebepalende factor zijn.

Bij de beoordeling van aanvragen tot subsidieverlening worden, naast de in artikel 1.2, tweede lid, genoemde aspecten, tevens betrokken:

a. de mate waarin het project bijdraagt aan het gebruiksgemak en de aantrekkelijkheid van de luchtwassystemen voor de veehouder;

b. de toepassingsmogelijkheden van producten, apparaten, systemen of technieken, waarop het project betrekking heeft en de markt daarvoor;

c. de mate waarin het project zich leent voor toepassing bij een gecombineerde reiniging waarbij de lucht gelijktijdig van zowel ammoniak, fijn stof als geur wordt gezuiverd;

d. de mate waarin het project een positief effect heeft op het dierenwelzijn.

1. In afwijking van artikel 1.3, eerste lid, worden uitsluitend als subsidiabele kosten in aanmerking genomen:

a. kosten van de aanschaf van apparatuur en materiaal, uitsluitend ten behoeve van de uitvoering van het project;

b. loonkosten van het bij de uitvoering van het project direct betrokken personeel, waarbij uitsluitend gebruik gemaakt kan worden van een forfaitair bedrag voor het uurloon van € 40,–, inclusief reis- en verblijfskosten en een opslagpercentage voor algemene kosten;

c. aan derden verschuldigde kosten terzake van door hen verleende diensten en terzake van verwerving van kennis, uitsluitend ten behoeve van de uitvoering van het project.

2. Kosten die zijn gemaakt of verplichtingen die zijn aangegaan voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening worden niet tot de subsidiabele kosten gerekend.

In afwijking van artikel 1.4, onder c, bedraagt het maximale subsidiebedrag voor een industrieel onderzoeksproject € 30.000,–.

Het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2008 bedraagt € 300.000,–.

Een aanvraag tot subsidieverlening kan worden ingediend door bedrijven, onderzoeksinstellingen, waaronder begrepen universiteiten, en andere organisaties, voorzover die niet tot de rijksoverheid behoren.

1. Aanvragen tot subsidieverlening en tot subsidievaststelling worden ingediend bij SenterNovem, met gebruikmaking van een bij die organisatie verkrijgbaar formulier.

2. Een aanvraag tot subsidieverlening kan worden ingediend met ingang van 12 maart 2008 tot uiterlijk 12 mei 2008.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 februari 2008.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.M. Cramer.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling voorziet in een uitbereiding van de Subsidieregeling milieugerichte technologie met het Subsidieprogramma technologische aanpassingen luchtwassystemen (STAL). De regeling is een programma in de zin van het Besluit milieusubsidies. Bij een aanvraag tot subsidieverlening worden de desbetreffende bepalingen uit dat besluit en de in hoofdstuk 1 van de Subsidieregeling milieugerichte technologie opgenomen algemene regels, voorzover hiervan in de onderhavige regeling niet is afgeweken, in acht genomen.

Doel en reikwijdte

STAL heeft tot doel het gebruik van luchtwassystemen voor stallen in Nederland te stimuleren. Dit doet zij door de ontwikkeling van technologische vernieuwing van luchtwassystemen te bevorderen, waardoor deze systemen gebruiksvriendelijker, effectiever en beter toepasbaar worden op het veehouderijbedrijf. De aandacht gaat hier vooral, maar niet uitsluitend, uit naar:

a. het verlagen van de emissie vanuit de stal van ammoniak, fijn stof of geur bij gelijkblijvende kosten;

b. het verminderen van de investerings-, of exploitatiekosten van deze systemen voor de gebruiker;

c. het verminderen van de arbeidsbehoefte van deze systemen;

d. het verbeteren van de procesbesturing van deze systemen;

e. het dusdanig verbeteren van deze systemen, zodat er naast het milieuvoordeel van de vermindering van de emissie van ammoniak, fijn stof of geur, ook voordelen voor de veehouder ontstaan. Hierbij valt te denken aan:

i. het verbeteren van het binnenklimaat in de stal, zowel voor de dieren als voor de veehouder;

ii. het reduceren van de ziektedruk in de stal;

iii. het verminderen van de vorming van spuiwater, het verminderen van de kosten voor de afzet van spuiwater of het verwaarden van spuiwater;

iv. het verminderen van het ruimtebeslag van het luchtwassysteem op het veehouderijbedrijf; of

v. het beter inpassen van de luchtwassystemen in het veehouderijbedrijf of de omgeving.

De voorkeur gaat uit naar projecten die door veranderingen aan het luchtreinigingsproces of door het gebruik van andere stoffen de luchtwassystemen voor stallen kunnen verbeteren. Daarnaast kan ook gedacht worden aan maatregelen die genomen worden in de stal die het luchtwassysteem direct beter of effectiever laat functioneren of op andere wijze de knelpunten van het gebruik van de luchtwassystemen voor stallen verminderen. De projecten moeten expliciet gericht zijn op systemen die ammoniak, fijn stof of geur wegnemen uit de lucht en niet op systemen die gericht zijn op het reduceren van de vorming van ammoniak, fijn stof of geur.

De ontwikkeling van technologische vernieuwing van de luchtwassystemen voor stallen, dient te worden uitgevoerd door middel van een industrieel onderzoeksproject. Een industrieel onderzoeksproject is een samenhangend geheel van activiteiten, gericht op het opdoen van nieuwe kennis met als doel die kennis te gebruiken bij:

1. het ontwikkelen van een nieuw product, apparaat, systemen of een nieuwe techniek, of

2. het aanmerkelijk verbeteren van een (deel van een) bestaand product, apparaat, systeem of een bestaande techniek.

Het bereik van ingediende aanvragen kan variëren van het analyseren en beoordelen van de mogelijkheden om een product, apparaat, systeem of techniek te verbeteren of het in de praktijk toe te passen, tot aan het bouwen en beproeven van een testmodel waarmee de werking of de toepassing van een bepaald proces, techniek of systeem kan worden aangetoond.

Doelgroep

Zowel degenen die betrokken zijn bij de aanbodzijde (onderzoekers, fabrikanten en installateurs van nieuwe systemen) als degenen die behoren tot de vraagzijde (gebruikers van nieuwe systemen of hun adviseurs) kunnen subsidieaanvragen indienen (artikel 2.4.10).

Begripsbepalingen

In artikel 2.4.1, onder e wordt aangegeven dat fijn stof een verzamelnaam is voor uiteenlopende deeltjes die door de lucht zweven. Bij het indelen van fijn stof in soorten wordt er onderscheid gemaakt tussen grootte van de deeltjes, primair en secundair fijn stof en de bron. Onderscheid in grootte: PM10: deeltjes met een aërodynamische diameter kleiner dan 10 micrometer. PM2,5: deeltjes met een aërodynamische diameter kleiner dan 2,5 micrometer. PM is hierbij de afkorting voor ’particulate matter’.

Procedure tender

In artikel 2.4.5 is aangegeven dat aanvragen voor subsidie gelijktijdig worden beoordeeld. Alle aanvragen worden in het licht van de doelstelling van de regeling en de in artikelen 1.2, tweede lid, en 2.4.6 genoemde beoordelingsaspecten tegen elkaar en in samenhang met elkaar afgewogen.

De subsidie aanvraag die het meest geschikt geacht wordt, krijgt als eerste de subsidie toegekend, daarna de subsidieaanvraag die als tweede gerangschikt is, en zo verder totdat het subsidieplafond is bereikt. Hierop kan een uitzondering gemaakt worden. In het tweede lid is aangegeven dat wanneer een evenwichtige spreiding van het beschikbare subsidiebudget daartoe aanleiding geeft, het zo kan zijn dat een project dat in principe op een lagere plaats is gerangschikt, alsnog voor subsidie in aanmerking komt, ten nadele van een project dat op een hogere plaats is gerangschikt.

Afwijzingsgronden

In artikel 2.4.4 zijn aspecten opgesomd die grond bieden voor afwijzing van de subsidie aanvraag. Onder a is aangegeven dat indien de aanvraag in strijd is met de algemene veiligheid of de gezondheid van mens en dier de aanvraag wordt afgewezen. Bij algemene veiligheid kan onder andere gedacht worden aan arbo-omstandigheden en voedselveiligheid. De gezondheid van dier omvat naast de fysieke gesteldheid ook het dierenwelzijn en betekent dat de verbetering van het gebruiksgemak van de luchtwassystemen voor stallen onder andere niet mag resulteren in:

a. een verslechtering van het fysiek comfort en veiligheid van de dieren ten opzichte van de oorspronkelijke situatie;

b. een verhoging van de kans op verwondingen van de dieren ten opzichte van de huidige situatie;

c. een verhoging van de kans op dierziekten ten opzichte van de huidige situatie

d. een verhoging van het optreden van pijn, angst en stress bij de dieren ten opzichte van de huidige situatie;

e. een verslechtering van de mogelijkheid voor dieren om hun soorteigen gedrag uit te oefenen ten opzichte van de huidige situatie.

Onder b is aangegeven dat een project niet voor subsidie in aanmerking komt indien de aanvraag een risico vormt voor de milieuverdienste van de luchtwassystemen voor stallen. Hiermee wordt bedoeld dat een subsidie aanvraag wordt afgewezen indien het project of de aan te brengen wijzigingen aan de bestaande luchtwassystemen voor stallen de emissie voor ammoniak, fijn stof en geur verhoogt, de vorming van restproducten verhoogt of het energieverbruik verhoogt. De verbetering van het gebruiksgemak van de luchtwassystemen voor stallen mag niet ten koste gaan van de ‘milieuverdienste’ die de huidige luchtwassystemen voor stallen hebben, of worden afgewenteld.

Onder c is aangegeven dat de aanvraag wordt afgewezen indien de verbetering ten koste gaat van de controleerbaarheid en/of handhaafbaarheid van de werking van het luchtwassysteem door het bevoegd gezag.

Aanvragen waarbij geen sprake is van een nieuw technisch werkingsprincipe of een technisch nieuw onderdeel voor een luchtwassysteem voor een stalsysteem, kunnen uitgesloten worden op grond van het aspect genoemd onder f ‘de aanvraag onvoldoende innovatief is’.

Beoordelingsaspecten aanvragen

Met het aspect ‘mate waarin het project bijdraagt aan het gebruiksgemak en de aantrekkelijkheid van de luchtwassystemen voor de veehouder’ wordt bedoeld de mate waarin ingediende projectvoorstellen in staat zijn om het gebruiksgemak van luchtwassystemen voor de veehouder te verhogen. De aantrekkelijkheid wordt groter indien de veranderingen een positief effect hebben op de kosten, de bedrijfsvoering, de arbeidsbehoefte, het werkklimaat of het productieproces.

Bij het aspect ‘toepassingsmogelijkheden van producten, apparaten, systemen of technieken, waarop het project betrekking heeft en de markt daarvoor’ is het van belang dat de verwachte verbetering zich leent voor een brede toepassing bij bestaande stallen voor diverse diersoorten. Indien er sprake is van een brede toepassing wordt de kans om voor subsidie in aanmerking te komen hoger.

Bij het aspect ‘de mate waarin het project zich leent voor het bevorderen van een gecombineerde reiniging’ wordt de kans om in aanmerking te komen voor subsidie groter indien het luchtwassysteem kan worden gebruikt voor een gecombineerde reiniging waarbij de lucht gelijktijdig van zowel ammoniak, geur als fijn stof wordt gezuiverd.

Met het aspect ‘mate waarin het project een positief effect heeft op het dierenwelzijn’ wordt bedoeld dat een project meer kans maakt voor subsidie in aanmerking te komen naarmate het een positiever effect heeft op het dierenwelzijn.

Verplichtingen subsidieontvanger

Op grond van artikel 14, tweede lid, van het Besluit milieusubsidies is de subsidieontvanger bij de afronding van het project verplicht een eindrapportage uit te brengen met een beschrijving van de voor het programma relevante gegevens en resultaten van het project.

Het bepaalde in artikel 10, onderdelen f en g, van het Besluit milieusubsidies betekent dat een subsidieontvanger, nadat de minister daar om heeft verzocht, mee dient te werken aan:

– de openbaarmaking van de gegevens en de resultaten van de activiteit, waarvoor subsidie is verleend, met uitzondering van vertrouwelijke bedrijfsgegevens, en

– een evaluatieonderzoek terzake van de toepassing en de effecten van het Besluit milieusubsidies; in dit geval dienen de voor het evaluatieonderzoek benodigde projectgegevens evenzo beschikbaar te worden gesteld.

De door de subsidieontvanger te verstrekken gegevens dienen, mede gelet op het overdragen van kennis, op een ook voor niet-ingewijden heldere wijze te worden geformuleerd.

Uitvoering subsidieprogramma

De uitvoering van dit subsidieprogramma is gemandateerd aan SenterNovem. Aanvragen tot subsidieverlening dienen dan ook bij SenterNovem te worden ingediend. Aanvragen tot subsidieverlening die niet tijdig zijn ingediend (uiterlijk op 12 mei 2008) zullen met gebruikmaking van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht niet in behandeling worden genomen.

De tekst van het subsidieprogramma en de aanvraagformulieren tot subsidieverlening en subsidievaststelling kunnen worden opgevraagd bij:

SenterNovem, PGL / STAL

Postbus 8242

3503 RE Utrecht

tel: 030-2393 640

fax: 030-2316491

of via www.senternovem.nl/pgl.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer

Naar boven