Wijziging regeling kennisverspreiding innovatie groen onderwijs

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 7 maart 2008, nr. TRCJZ/2008/694, houdende wijziging van de Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 2 van de Kaderwet LNV-subsidies, artikel 2.5.4, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 2.14 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Besluit:

Artikel I

De Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel b, onder 5, wordt de punt vervangen door een puntkomma.

2. Aan het slot van onderdeel i wordt een puntkomma geplaatst.

3. In artikel 1, onderdeel j, worden de woorden ‘ten aanzien waarvan’ vervangen door: waarvoor.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde, vierde en vijfde lid tot het vierde, vijfde en zesde lid wordt, na het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:

3. De Minister kan de thema’s, bedoeld in het tweede lid, rangschikken binnen één of meer hoofdthema’s.

2. In het zesde lid vervalt: programma’s,.

C

Na artikel 3 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

Subsidie voor de uitvoering van een programma wordt per thema, bedoeld in artikel 3, tweede lid, voor maximaal vier opeenvolgende jaren verleend.

D

In artikel 4, tweede lid, wordt na het woord ‘thema’ ingevoegd: of hoofdthema.

E

Na artikel 8 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8a

1. De ontvanger van subsidie voor een programma kan, in de periode tussen zes en twee weken, voor aanvang van de periode, bedoeld in artikel 3, eerste lid, een geactualiseerd programmaplan indienen.

2. De Minister beoordeelt of het programmaplan zich leent voor toetsing aan de hand van de criteria, bedoeld in artikel 9.

3. Indien de Minister het programmaplan op grond van het tweede lid positief beoordeelt, plaatst hij dat programmaplan voor aanvang van de periode, bedoeld in artikel 3, eerste lid, op www.minlnv.nl en www.groenkennisnet.nl.

F

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

Rangschikking programmaonderdelen

1. De Minister rangschikt de aanvragen tot subsidieverlening voor een programmaonderdeel, die in een zelfde aanvraagperiode zijn ingediend, per programma op de wijze, bedoeld in artikel 11, eerste lid.

2. Indien de Minister in het openstellingsbesluit een nadere verdeling van het budget, bedoeld in artikel 4, tweede lid, per hoofdthema heeft gemaakt, rangschikt hij, indien het totaal aangevraagde subsidiebedrag voor programma’s en programmaonderdelen het beschikbare budget voor dat hoofdthema te boven gaat, van alle thema’s binnen dat hoofdthema een gelijk aantal van de laagst gerangschikte aanvragen uit de rangschikking, bedoeld in het eerste lid, op de wijze, bedoeld in artikel 11, eerste lid.

3. Bij toepassing van het tweede lid rangschikt de minister niet meer aanvragen dan nodig om het verschil tussen het totaal aangevraagde bedrag en het beschikbare budget, bedoeld in het derde lid, ongedaan te maken.

4. Volgens de rangschikking, bedoeld in het eerste en tweede lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.

G

In artikel 14 worden, onder vernummering van het tweede en derde lid tot het vierde en vijfde lid, na het eerste lid twee nieuwe artikelleden ingevoerd, luidende:

2. De Minister verstrekt geen subsidie voor een programma binnen een thema waarvoor reeds in het kader van deze regeling subsidieverlening plaatsvindt.

3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kan de Minister subsidie verlenen voor de uitvoering van één programma, dat zich richt op een thema, als bedoeld in het tweede lid, indien subsidieverlening binnen dat thema eindigt binnen een jaar na de dag waarop de aanvraag voor dat programma is ingediend.

H

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15

Beschikking programmaonderdelen

1. De Minister beslist, bij toepassing van artikel 12, eerste lid, nadat op grond van artikel 14 ten aanzien van de aanvragen tot subsidieverlening voor programma’s is beslist, per programma over de aanvragen tot subsidieverlening voor programmaonderdelen, met inachtneming van de rangschikking, bedoeld in artikel 12.

2. Indien de Minister in het openstellingsbesluit een nadere verdeling van het budget, bedoeld in artikel 4, tweede lid, per hoofdthema heeft gemaakt, beslist hij, nadat op grond van artikel 14 ten aanzien van de aanvragen tot subsidieverlening voor programma’s is beslist, per hoofdthema eerst over de aanvragen voor programmaonderdelen, waarvoor de rangschikking, bedoeld in artikel 12, tweede lid, niet heeft plaatsgevonden, en vervolgens, in voorkomend geval, met inachtneming van die rangschikking, over de overige aanvragen.

3. De Minister verstrekt in ieder geval geen subsidie voor een programmaonderdeel, indien de Minister op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 10, oordeelt:

a. dat de kwaliteit van het uitvoeringsplan de uitvoering van dat programmaonderdeel niet toelaat, of

b. dat het programmaonderdeel niet voldoet aan in het openstellingsbesluit gestelde eisen.

4. De Minister verstrekt in ieder geval geen subsidie voor een programmaonderdeel, indien de Minister op basis van behaalde resultaten, op basis van het programmaplan, of op basis van een geactualiseerd programmaplan, bedoeld in artikel 8a, derde lid, oordeelt dat de kwaliteit of de doelstellingen van het programma, waaronder het programmaonderdeel valt, de uitvoering van het programmaonderdeel niet toelaat.

I

In artikel 17 wordt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot het vierde en vijfde lid, na het tweede lid een nieuw artikellid ingevoegd, luidende:

3. Indien de Minister toepassing geeft aan artikel 14, derde lid, stelt de Minister in de beschikking tot subsidieverlening de startdatum van het programma vast op een dag, gelegen na de einddatum van het programma binnen het thema, bedoeld in artikel 14, tweede lid, waarvoor ten tijde van het nemen van die beschikking subsidie wordt verstrekt.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking op de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling wijzigt de Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs (KIGO). Die regeling is in 2007 in werking getreden. De eerste openstelling van die regeling heeft in juli 2007 plaatsgevonden. Naar aanleiding van ervaringen met de werking van de regeling wordt een aantal wijzigingen in de systematiek van de aanvraag- en de beoordelingsprocedure aangebracht.

Ten eerste wordt toevoeging van nieuwe programmaonderdelen aan programma’s, waarvoor in het kader van de KIGO in een eerder stadium subsidieverlening heeft plaatsvonden, door middel van de wijziging in artikel I, onderdeel E, F, G en I, mogelijk gemaakt. Dit is slechts mogelijk indien ten tijde van het beoordelen van aanvragen voor programmaonderdelen een actueel overzicht van lopende en geplande activiteiten binnen het programma is ingediend.

Ten tweede maakt deze wijzigingsregeling verdeling van het beschikbare subsidiebudget over verschillende hoofdthema’s mogelijk. Die nadere verdeling is in het kader van verdelingseffecten gewenst. Die wijziging wordt door middel van artikel I, onderdeel B en D aangebracht.

De procedure van de KIGO wordt aangepast om bovenstaande ontwikkelingen een plaats te geven binnen die regeling. Daarnaast wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal technische en een aantal tekstuele verbeteringen aan te brengen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Dit onderdeel bevat verbeteringen van tekstuele aard.

Onderdeel B en D

Onderdeel B opent in het nieuwe artikel 3, derde lid, de mogelijkheid om in het openstellingsbesluit genoemde thema’s te groeperen binnen één of meer hoofdthema’s.

Indien van die mogelijkheid gebruik wordt gemaakt kan het beschikbare budget voor programma’s en programmaonderdelen worden verdeeld over die verschillende hoofdthema’s.

Onderdeel C

Het nieuw op te nemen artikel 3a bepaalt dat slechts voor vier jaren subsidie kan worden verleend binnen een bepaald hoofdthema. Het gevolg hiervan is dat, bijvoorbeeld na afloop van een programma van twee jaren binnen een bepaald thema, nog slechts twee jaren subsidieverlening in dat thema kan plaatsvinden.

Onderdeel E

Op grond van artikel 15, vierde lid, van de regeling wordt een aanvraag voor subsidieverlening voor een programmaonderdeel afgewezen indien het programma waaronder dat programmaonderdeel valt kwalitatief onvoldoende is om uitvoering van dat programma mogelijk te maken. Op grond van het nieuwe artikel 8a kan een subsidieontvanger voor een programma voorafgaand aan een openstellingsperiode een geactualiseerd programmaplan indienen. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) beoordeelt of dat programmaplan geschikt is om te worden gebruikt in de beoordelingsprocedure voor programmaonderdelen.

Indien die beoordeling positief uitvalt wordt dat programmaplan voor de volgende openstellingsdatum beschikbaar gesteld voor potentiële aanvragers, door middel van plaatsing op de website www.minlnv.nl en www.groenkennisnet.nl.

Onderdeel F

Na afloop van een openstellingsperiode rangschikt de minister van LNV de aanvragen voor programmaonderdelen door middel van de procedure, zoals die gold voorafgaande aan inwerkingtreding van deze regeling. Dit houdt in dat alle programmaonderdelen per thema worden gerangschikt. Een aanvraag die hoog scoort bij de toetsing aan de hand van de beoordelingscriteria, genoemd in artikel 10, eerste lid, eindigt hoog in de rangschikking.

Het nieuwe artikel 3, derde lid, biedt de mogelijkheid bepaalde thema’s te groeperen binnen één of meer hoofdthema’s. Indien het beschikbare subsidiebedrag is verdeeld over verschillende thema’s kan op grond van de bovenstaande rangschikking op de aanvragen worden beslist.

Indien verdeling van het subsidiebedrag over verschillende hoofdthema’s heeft plaatsgevonden wordt getoetst of binnen dat hoofdthema voldoende budget beschikbaar is voor toekenning van alle aanvragen tot subsidieverlening voor de aangevraagde programma’s en programmaonderdelen binnen dat hoofdthema. Indien voldoende budget beschikbaar is voor toekenning van alle programma’s en programmaonderdelen binnen dat hoofdthema worden de aanvragen niet gerangschikt.

Indien onvoldoende budget beschikbaar is wordt van alle programma’s binnen dat hoofdthema een aantal programmaonderdelen gerangschikt. Van elk programma binnen dat hoofdthema rangschikt de minister evenveel van de laagst gerangschikte aanvragen voor programmaonderdelen. Het aantal programmaonderdelen is niet hoger dan nodig om te zorgen dat in ieder geval voldoende budget beschikbaar is om positief te beschikken op de niet gerangschikte aanvragen. De minister plaatst dus telkens één aanvraag van alle programma’s binnen dat hoofdthema in de rangschikking. Die handeling wordt herhaald tot voldoende budget beschikbaar is om subsidie toe te kennen aan alle niet-gerangschikte aanvragen binnen dat hoofdthema.

Onderdeel G en I

Subsidieverlening kan, op grond van het nieuwe artikel 14, tweede lid, slechts plaatsvinden voor een thema waarbinnen nog geen programma wordt uitgevoerd. Het nieuwe derde lid van dat artikel bevat een uitzonderingsmogelijkheid. Indien binnen een bepaald thema een programma wordt uitgevoerd waarvan de looptijd, op de dag waarop de aanvraag wordt ingediend, minder dan een jaar bedraagt, kan subsidie worden verleend voor een aanvraag voor een nieuw programma. In dit geval geldt op grond van het nieuwe artikel 3a, dat de totale loopduur van programma’s, binnen dat hoofdthema, de vier jaar niet te boven mag gaan.

Op grond van het nieuwe artikel 17, derde lid, wordt, bij toepassing van die uitzonderingsmogelijkheid, de startdatum van het aangevraagde programma in de subsidiebeschikking vastgesteld op een dag die gelegen is na afloop van het nog lopende programma.

Onderdeel H

Het nieuwe artikel 3, derde lid, biedt de mogelijkheid bepaalde thema’s te groeperen binnen één of meer hoofdthema’s. De wijze van rangschikken van programmaonderdelen is afhankelijk van de uitkomst van die keuze. De rangschikkingssystematiek is uiteengezet in de toelichting bij onderdeel F van artikel I. De wijze waarop wordt beschikt op de aanvragen voor programmaonderdelen is afhankelijk van de gebruikte rangschikkingsystematiek.

Indien gekozen is voor verdeling van het beschikbare budget over thema’s worden programmaonderdelen gerangschikt binnen het thema, waarbinnen die onderdelen vallen. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerste voor subsidie in aanmerking.

Indien gekozen is voor verdeling van het beschikbare budget over verschillende hoofdthema’s wordt de rangschikking van het nieuwe artikel 12, derde lid, toegepast. Indien het budget dat beschikbaar is voor een bepaald hoofdthema, niet wordt overvraagd, leidt die systematiek niet tot nadere rangschikking. De aanvragen binnen dat hoofdthema worden dan slechts getoetst aan de hand van de afwijzingscriteria, artikel 15, derde en vierde lid.

Indien het budget binnen een hoofdthema wel wordt overvraagd, vindt rangschikking van de programmaonderdelen plaats, op de wijze, bedoeld in artikel 12, derde lid. De aanvragen waarvoor geen rangschikking plaatsvindt worden op grond van het nieuwe tweede lid van artikel 15, eerst getoetst aan de hand van de afwijzingscriteria. Vervolgens wordt, met het restant van het budget voor dat hoofdthema, tevens met inachtneming van de afwijzingscriteria beschikt ten aanzien van de gerangschikte aanvragen.

Bij behandeling van een aanvraag voor een programmaonderdeel wordt getoetst of het programma, waarbinnen het programmaonderdeel moet worden uitgevoerd, kwalitatief voldoende is om uitvoering van dat programmaonderdeel mogelijk te maken.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

  • 1

    Stcrt. 2007, 120.

Naar boven