Wijziging Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen en Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen

28 februari 2008

Nr. HDJZ-I&O-2007-1733

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 2 van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen;

Besluit:

Artikel I

De Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In hoofdstuk I, artikel 3, komt de N-bepaling 7.5.7.5/8.3.3 als volgt te luiden:

7.5.7.5/8.3.3 Openen van colli

In afwijking van randnummers 7.5.7.5/8.3.3 van Bijlage 1, mag de chauffeur of de bijrijder:

a. een buitenverpakking openen die gevaarlijke stoffen bevat, die als pesticiden worden toegepast;

b. een IBC openen, waarin UN1202, dieselolie, gasolie of lichte stookolie wordt vervoerd.

Dit openen is uitsluitend toegestaan voor het direct afleveren van genoemde stoffen in de land- en de wegenbouw alsmede op bouwplaatsen.

2. In hoofdstuk II wordt in artikel 2 de zinsnede ‘transporttank, MEGC, bulkcontainer of mobiele tank’ vervangen door: transporttank, MEGC of bulkcontainer.

3. In hoofdstuk II komt artikel 10 als volgt te luiden:

Artikel 10

Toelating van voertuigen en tankcontainers

1. De volgende voertuigen en tankcontainers kunnen overeenkomstig hun bestemming worden gebruikt, indien zij zijn goedgekeurd door de Dienst Wegverkeer:

a. in Nederland geregistreerde, ingevolge deze regeling keuringsplichtige voertuigen als bedoeld in randnummer 9.1.3.1 van bijlage 1; of

b. in Nederland geregistreerde, ingevolge deze regeling keuringsplichtige tankcontainers.

2. De goedkeuring wordt geweigerd, indien een transportmiddel als bedoeld in het eerste lid naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer niet voldoet aan deze regeling.

3. In afwijking van het tweede lid kunnen transportmiddelen, waarvan de technische inrichting en uitrusting niet voldoen aan deze regeling, worden goedgekeurd indien de technische inrichting en uitrusting der transportmiddelen naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer een ten minste gelijkwaardige veiligheid bieden.

4. De eigenaar of houder van een transportmiddel als bedoeld in het eerste lid stelt na een aanrijding of ongeval waardoor beschadiging van het transportmiddel is ontstaan, de Dienst Wegverkeer hiervan onverwijld in kennis.

5. De eigenaar of houder van een transportmiddel als bedoeld in het eerste lid zorgt dat dit transportmiddel voor onderzoek aan de Dienst Wegverkeer wordt aangeboden:

a. telkenmale voordat de laatste goedkeuring haar geldigheid verliest;

b. na een belangrijke herstelling; of

c. wanneer de Dienst Wegverkeer een onderzoek om redenen van veiligheid noodzakelijk acht.

6. Indien uit het onderzoek, bedoeld in het vijfde lid, blijkt dat een transportmiddel als bedoeld in het eerste lid niet aan deze regeling voldoet, is de eigenaar of houder ervan verplicht te zorgen dat dit niet weer in gebruik wordt genomen voordat uit een hernieuwd onderzoek is gebleken dat de door de Dienst Wegverkeer nodig geachte voorzieningen zijn aangebracht; in afwachting van het hernieuwde onderzoek kan de Dienst Wegverkeer het keuringsdocument innemen of doen innemen. De eigenaar of houder is alsdan verplicht op eerste vordering van of vanwege de Dienst Wegverkeer het keuringsdocument af te geven.

7. Indien een transportmiddel als bedoeld in het eerste lid niet overeenkomstig het bepaalde in het zesde lid voor keuring wordt aangeboden, kan de Dienst Wegverkeer het keuringsdocument innemen of doen innemen. De eigenaar of houder is alsdan verplicht het keuringsdocument aan hem af te geven.

8. Tot 1 januari 2014 is dit artikel van overeenkomstige toepassing op in Nederland in gebruik zijnde kleine mobiele tanks waaronder worden verstaan vaste tanks met een inhoud van ten hoogste 1 m3, bestemd voor het vervoer van dieselolie, gasolie of lichte stookolie.

B

In tabel 1 van bijlage 3 vervalt de rij

6.2.1.1.2

SZW

C

Bijlage 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de artikelen 24, onderdeel a, 29, 46, 51, aanhef en 54, aanhef, wordt ‘61’ telkens vervangen door: 60.

2. In de artikelen 51, aanhef, en 54, aanhef, wordt ‘EN 590:1993’ telkens vervangen door: EN 590:2004.

Artikel II

In tabel 1 van bijlage 3 bij de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen2 vervalt de rij

6.2.1.1.2

SZW

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, C.M.P.S. Eurlings.

Toelichting

Algemeen

Deze wijzigingen hebben betrekking op de aanvullende voorschriften voor Nederland. Zij zijn zowel technisch/inhoudelijk als redactioneel van aard en komen beter tegemoet aan de huidige praktijk.

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG) en wijziging van de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen (VSG). De wijzigingen vinden plaats in Bijlagen 2, 3 en 4 bij de VLG en Bijlage 3 bij de VSG.

Bijlage 2 bij de VLG bevat de voorschriften die uitsluitend gelden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen Nederland. De bepalingen van bijlage 2 zijn genummerd overeenkomstig de bepalingen uit bijlage 1 bij de VLG, waarin de technische voorschriften van de ADR (Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg) vertaald zijn opgenomen. Bijlage 3 bij de VLG en VSG bevatten de erkende instanties die bevoegd zijn de taken uit te voeren genoemd in de desbetreffende randnummers. Ten slotte bevat bijlage 4 de rijkskeuringsvoorschriften betreffende het vervoer over land van gevaarlijke stoffen. Naast procedures voor aanvraag en keuring van voertuigen en hun uitrusting als bedoeld in de ADR geeft bijlage 4 een nadere detaillering van de voorschriften van de ADR. Waar normen, die vermeld zijn in de ADR, tekortkomingen vertonen of incompleet zijn, geeft deze bijlage verduidelijking.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

In dit onderdeel zijn wijzigingen in bijlage 2 opgenomen. Voor het bevoorraden van werktuigen met brandstof wordt gebruik gemaakt van speciaal hiervoor uitgeruste IBC’s. IBC’s worden beschouwd als een verpakking, zij het in dit geval een verpakking die geschikt is voor herhaaldelijk gebruik. De chauffeur of de bijrijder mogen verpakkingen niet openen. Om afleveren van brandstof uit deze IBC’s mogelijk te maken wordt de N-bepaling 7.5.7.5/8.3.3 in artikel 3 van hoofdstuk 1 uitgebreid met UN 1202, dieselolie, gasolie of lichte stookolie.

Voorts wordt in de artikelen 2 en 10 van hoofdstuk 2 een inhoudelijke wijziging doorgevoerd. Kleine mobiele tanks worden geschrapt uit deze artikelen. In het verleden zijn voor het bevoorraden van werktuigen met brandstof kleine mobiele tanks gebruikt. Zij vallen buiten de definities van tanks in het VLG en kunnen niet voldoen aan de eisen. De geldende praktijk is dat kleine mobiele tanks in toenemende mate vervangen worden door eerdergenoemde IBC’s. Een klein aantal bestaande kleine mobiele tanks wordt nu alleen nog gebruikt in de land- en wegenbouw. Gezien de ervaring met deze tanks over de afgelopen decennia en het beperkte risico vanwege inhoud van de tank en eigenschappen van de vervoerde stof wordt voor bestaande mobiele tanks de mogelijkheid geboden om tot 1 januari 2014 gebruikt te worden.

B

In bijlage 3 bij de VLG wordt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) geschrapt als bevoegde autoriteit voor het toelaten van poreuze massa’s voor acetyleenflessen. Namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is hiertoe een verzoek ingediend. De achterliggende reden voor dit verzoek is het volgende.

In begin negentiger jaren is Europese normering tot stand gekomen voor het keuren van acetyleenflessen, waaraan Nederland (door de keurervaring) een belangrijke bijdrage heeft geleverd. De komst van de normering bracht een belangrijke verandering met zich mee. Werd er eerst door elk land afzonderlijk keuringen verricht om daarna vast te stellen of een poreuze massa kon worden toegelaten, daarna kon worden volstaan met een keurrapport van een onafhankelijke keurinstelling. Voor SZW was dat in begin negentiger jaren aanleiding om de keurfaciliteiten af te stoten. Het gebruik van acetyleen neemt steeds verder af, waarmee de behoefte aan nieuwe flessen nihil is geworden. Het ontwikkelen van nieuwe poreuze massa’s is daarom geheel stil komen te staan. Sinds 1997 zijn er daarom ook geen nieuwe aanvragen voor toelating binnen gekomen. De huidige toegelaten poreuze massa’s voorzien ruimschoots in de bestaande behoefte.

De noodzaak om SZW de bevoegde autoriteit te laten blijven voor het toelaten van poreuze massa’s is daarmee komen te vervallen. Als er al sprake is van een nieuwe aanvraag dan kan deze schriftelijk worden afgehandeld op grond van een rapport opgesteld door een onafhankelijk keurinstituut. Het keurinstituut Bundesanstalt für Materialprüfung (BAM) te Berlijn is één van de weinige instituten die de keuringen binnen Europa nog kan uitvoeren. Het verzoek van SZW is gehonoreerd, SZW zal vanaf de inwerkingtreding van deze regeling niet meer aangewezen zijn als bevoegde autoriteit voor het toelaten van poreuze massa’s voor acetyleenflessen.

C

De wijzigingen van bijlage 4 betreffen redactionele wijzigingen. De geconstateerde omissies zijn bij deze wijzigingsregeling hersteld.

Artikel II

Ook in bijlage 3 bij de VSG is SZW aangewezen in tabel 1. Om dezelfde reden als aangegeven in Artikel I, onderdeel B, wordt SZW met ingang van deze wijzigingsregeling niet meer aangewezen als bevoegde autoriteit voor het toelaten van poreuze massa’s voor acetyleenflessen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

  • 1

    Stcrt. 1998, 248; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 20 februari 2007 (Stcrt. 42).

  • 2

    Stcrt. 1998, 241; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 20 februari 2007 (Stcrt. 41).

Naar boven