Wijziging diverse regelingen op het terrein van de luchtvaart

Regeling tot wijziging van diverse regelingen op het terrein van de luchtvaart in verband met de implementatie van amendementen 6 en 7 van JAR-FCL 1 en amendementen 4, 5, en 6 van JAR-FCL 2 inzake onder andere de invoering van taalvaardigheidseisen en het meervliegervliegbewijs

28 februari 2008

Nr. HDJZ/LUV/2008-258

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 5, 8, eerste lid, 9, 10, tweede lid,13, eerste lid, 14, vierde lid, 15, tweede lid, en 16 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en de bepalingen van JAR-FCL 1 en 2;

Besluit:

Artikel I

De Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 20011 wordt als volgt gewijzigd.

A

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

ATPL

Met inachtneming van artikel 2 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart wordt een ATPL (A), respectievelijk ATPL (H), afgegeven met dien verstande dat:

a. de wijze van toezicht van de gezagvoerder op de tweede bestuurder, bedoeld in JAR-FCL 1.280(a)(2), respectievelijk JAR-FCL 2.280(a)(2), instemming behoeft van Onze Minister;

b. de aanvrager houder is van een in een JAA-land als bedoeld in de Regeling aanwijzing JAA-landen en in overeenstemming met JAR-FCL afgegeven geldig CPL(A) respectievelijk CPL(H);

c. de eisen met betrekking tot opleiding niet gelden voor de houder van een in een ICAO-staat volgens de ICAO-eisen afgegeven geldig ATPL(A) respectievelijk ATPL(H) die voldoet aan de voorwaarden gesteld in JAR-FCL 1.016(b), respectievelijk JAR-FCL 2.016(b).

B

Artikel 9 vervalt.

C

Artikel 9a wordt vernummerd tot artikel 9.

D

Artikel 10 komt te luiden

Artikel 10

PPL

Met inachtneming van artikel 2 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart wordt een PPL(A), respectievelijk PPL (H) afgegeven aan een houder van een in een ICAO-staat volgens de ICAO-eisen afgegeven geldig PPL(A) respectievelijk PPL(H), die voldoet aan de voorwaarden gesteld in JAR-FCL 1.015(c)2, respectievelijk JAR-FCL 2.015(c)2.

E

In artikel 11, onderdeel a, wordt ‘12 maanden’ vervangen door: 18 maanden.

F

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het eind van het eerste lid, onderdeel d, in een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd:

e. taalvaardigheid: de eisen, bedoeld in Bijlage 1 bij het op 7 december 1944 te Chicago gesloten Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109).

2. Het tweede lid, komt te luiden:

2. De eisen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gelden niet voor de houder van een in een ICAO-staat volgens de ICAO-eisen afgegeven geldig CFEL en die voldoet aan de voorwaarden gesteld in JAR-FCL 4.016(b).

G

Artikel 15 vervalt.

H

Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16

LPE

Een LPE wordt afgegeven indien de aanvrager beschikt over een door een erkende taalbeoordelingsinstantie afgegeven bewijs waaruit blijkt dat de aanvrager voldoet aan de vereisten inzake taalvaardigheid, bedoeld in JAR-FCL 1.010. en JAR-FCL 2.010 en Bijlage 1 bij het op 7 december te Chicago gesloten Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109).

I

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. kennis en bedrevenheid: de eisen gesteld in bijlage 3 behorende bij deze regeling.

2. Onderdeel c vervalt.

J

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘JAR-FCL 2.335’ vervangen door: JAR-FCL 2.320A.

2. In het derde lid, onderdeel a, wordt ‘JAR-FCL 2.365(a) en JAR-FCL 2.365(f)(2)’ vervangen door: JAR-FCL 2.330B en JAR-FCL 2.330C.

3. In het derde lid, onderdeel b, wordt ‘JAR-FCL 2.395(b)’ vervangen door: JAR-FCL 2.340C.

4. In het derde lid, onderdeel c, wordt ‘JAR-FCL 2.410(a)(2) en (4) en JAR-FCL 2.410(b)(1)’ vervangen door: JAR-FCl 2.350B en JAR-FCl 2.350C.

K

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, onder 3°, wordt ‘JAR-FCL 2.410(a)(1)’ vervangen door: JAR-FCL 2.350B.

2. In het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, wordt ‘JAR-FCL 2.340’ vervangen door: JAR-FCL 2.320D.

3. In het eerste lid, onderdeel b, onder 2°, wordt ‘JAR-FCL 2.365’ vervangen door: JAR-FCL 2.320B.

4. In het eerste lid, onderdeel b, onder 4°, wordt ‘JAR-FCL 2.395’ vervangen door: JAR-FCL 2.340B.

5. In het eerste lid, onderdeel b, onder 5°, wordt ‘JAR-FCL 2.410’ vervangen door: JAR-FCL 2.350B.

6. In het eerste lid, onderdeel c, onder 1°, wordt ‘JAR-FCL 2.345’ vervangen door: JAR-FCL 2.320E.

7. In het eerste lid, onderdeel c, onder 3°, wordt ‘JAR-FCL 2.395(c)’ vervangen door: JAR-FCL 2.340B.

8. In het eerste lid, onderdeel c, onder 4°, wordt ‘JAR-FCL 2.410(a)(6)’ vervangen door: JAR-FCL 2.350B.

9. In het eerste lid, onderdeel c, onder 5°, wordt ‘JAR-FCL 2.345’ vervangen door: JAR-FCL 2.320E.

10. In het eerste lid, onderdeel d, onder 1°, wordt ‘JAR-FCL 2.365(b)(c)(d) en (e)’ vervangen door: JAR-FCL 2.320B.

11. In het eerste lid, onderdeel d, onder 3°, wordt ‘2.395(a)’ vervangen door: JAR-FCL 2.340B.

12. In het eerste lid, onderdeel d, onder 4°, wordt ‘JAR-FCL 2.410 (a)(3) en (a)(7)’ vervangen door: JAR-FCL 2.350B.

13. In het tweede lid wordt ‘JAR-FCL 2.325(a) dan wel JAR-FCL 2.330’ vervangen door: JAR-FCL 2.320B dan wel JAR-FCL 2.320C.

14. In het vierde lid wordt ‘JAR-FCL 2.365(f) of JAR-FCL 2.410(b)’ vervangen door: JAR-FCL 2.320B of JAR-FCL 2.350B.

L

In artikel 20b wordt na ‘JAR-FCL 1.119(b)’ toegevoegd: , respectievelijk JAR-FCL 2.360B, C, D en E.

M

Na artikel 20b wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20c

MPL(A) instructeurs kwalificatie

Voor afgifte en behoud van een MPL(A) Instructeurs kwalificatie voldoet de aanvrager aan de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.310(d).

N

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘de volgende toelatingseisen’’ vervangen door: de toelatingseisen, bedoeld in JAR-FCL 1.251, en komen de onderdelen a, b en c te vervallen.

2. In het derde lid wordt ‘de volgende toelatingseisen’ vervangen door: de toelatingseisen, bedoeld in JAR-FCL 2.255, en komen de onderdelen a, b en c te vervallen.

O

Aan artikel 24 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Dit artikel is niet van toepassing in de situaties, bedoeld in JAR-FCL 1.240 en JAR-FCL 2.240.

P

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Dit artikel is niet van toepassing in de situaties, bedoeld in JAR-FCL 1.240 en JAR-FCL 2.240.

2. Het derde en vierde lid vervallen.

Q

De artikelen 29 en 30 vervallen.

R

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘JAR-FCL 2.355 (a) en (b)’ vervangen door: JAR-FCL 2.320G.

2. In onderdeel b wordt ‘JAR-FCL 2.370(a)’ vervangen door: JAR-FCL 2.230F.

3. In onderdeel d wordt ‘JAR-FCL 2.400(a)’ vervangen door: JAR-FCL 2.340F.

4. In onderdeel e wordt ‘JAR-FCL 2.415(a)’ vervangen door: JAR-FCL 2.350F.

5. In onderdeel f, onder 2°, wordt ‘12 maanden’ vervangen door: 36 maanden.

6. In onderdeel h wordt na ‘JAR-FCL 1.419(c)’ ingevoegd: en JAR-FCL 2.360F.

S

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘JAR-FCL 2.355 (c)’ vervangen door: JAR-FCL 2.320G.

2. In onderdeel b wordt ‘JAR-FCL 2.370(b)’ vervangen door: JAR-FCL 2.230F.

3. In onderdeel d wordt ‘JAR-FCL 2.400(b)’ vervangen door: JAR-FCL 2.340F.

4. In onderdeel e wordt ‘JAR-FCL 2.415(b)’vervangen door: JAR-FCL 2.350F.

5. In onderdeel h wordt na ‘JAR-FCL 1.419(d)’ ingevoegd: en JAR-FCL 2.360F.

T

In artikel 35, eerste lid, wordt na ‘eisen’ ingevoegd: , met dien verstande dat bij opeenvolgende verlengingen niet tweemaal dezelfde combinatie eisen mag worden gebruikt.

U

Artikel 37 komt te luiden:

Artikel 37

Bijzondere bevoegdverklaringen (A)/(H)/(E), verlenging en hernieuwde afgifte

Met betrekking tot de geldigheid, de verlenging en hernieuwde afgifte van bijzondere bevoegdverklaringen (A)/(H)/(E) gelden de eisen en voorwaarden, bedoeld in JAR-FCL 1.245, respectievelijk JAR-FCL 2.245, respectievelijk JAR-FCL 4.245.

V

Artikel 38 vervalt.

W

Bijlage 3 behorende bij de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001 wordt vervangen door bijlage 3 zoals opgenomen in bijlage I bij deze regeling.

Artikel II

De Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 20012 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel d komt te vervallen.

2. De alfabetische aanduiding van de onderdelen vervalt.

3. In de alfabetische opsomming wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

erkende taalbeoordelingsinstantie: door Onze Minister met betrekking tot het aanbieden en afnemen van de test ten behoeve van de taalvaardigheidsaantekening erkende opleidingsinstelling;.

B

In de artikelen 1, 3, 6, 8 en 9 wordt ‘de Minister’ telkens vervangen door: Onze Minister.

C

In artikel 2 wordt ‘registratie of kwalificatie’ telkens vervangen door: registratie, kwalificatie of erkenning.

D

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Onze Minister erkent een opleidingsinstelling met betrekking tot het aanbieden en afnemen van de test ten behoeve van de taalvaardigheidsaantekening indien de aanvrager voldoet aan de eis, bedoeld in artikel 11a.

E

In artikel 4 wordt onder verlettering van de onderdelen c tot en met e tot d tot en met f na onderdeel b een nieuw onderdeel ingevoegd luidende:

c. indien de registratie van een opleidingsinstelling enkel betrekking heeft op de module RT:

1°. overzicht en curriculum vitae van het bij de opleiding betrokken onderwijzend personeel;

2°. beschrijving van de accommodatie en theorie-instructievoorzieningen;

3°. bewijs van beschikbaarheid van simulatieapparatuur en instructeurs;

4°. exemplaar van de syllabus die wordt gebruikt;

5°. verklaring waarin de aanvrager aangeeft dat de aangeleverde informatie juist is en dat de training zal worden uitgevoerd in overeenstemming met deze regeling;.

F

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er worden een twee leden toegevoegd, luidende:

2. De geldigheidsduur van een eerste erkenning met betrekking tot het aanbieden en afnemen van de test ten behoeve van de taalvaardigheidsaantekening is ten minste 6 maanden.

3. In afwijking van het eerste lid wordt een registratie voor onbepaalde tijd verleend, indien de registratie enkel betrekking heeft op de module RT.

G

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Onze Minister verlengt op aanvraag de erkenning van een erkende taalbeoordelingsinstantie indien de aanvrager voldoet aan de eis, bedoeld in artikel 11a.

H

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na ‘opleidinginstelling’ wordt ingevoegd: of erkende taalbeoordelingsinstantie.

2. ‘registratie of kwalificatie’ wordt vervangen door: registratie, kwalificatie of erkenning.

I

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot het derde lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op erkende taalbeoordelingsinstanties.

2. In het derde lid wordt ‘voorgaande’ vervangen door: eerste.

J

Het opschrift van hoofdstuk 3 komt te luiden:

Inhoudelijke eisen voor registratie, kwalificatie en erkenning.

K

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b, onder 2°, wordt ‘SEP-SPA CR en TMG’ vervangen door: SE-SPA CR.

2. Aan onderdeel b wordt onder vervanging van de punt aan het slot van subonderdeel 5° door een komma een onderdeel toegevoegd, luidende:

6°. voor de module RT de eisen, bedoeld in bijlage 4 bij deze regeling.

3. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op de registratie van een opleidingsinstelling met betrekking tot de module RT.

L

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, komt onderdeel 2° te vervallen en worden de onderdelen 3° en 4° vernummerd tot 2° en 3°.

2. In onderdeel b worden in tabel 1b in de eerste en tweede kolom de volgende regels toegevoegd:

MPL(A)

bijlage 1 bij JAR-FCL 1.520 en JAR-FCL 1.525

MPL(A)

bijlage 1 bij JAR-FCL 1.310(d)

Instructeurs

Trainingscursus

3. In onderdeel b worden in tabel 1b in de eerste, tweede en derde kolom de volgende regel toegevoegd:

RT

bijlage 4 bij de deze regeling bijlage 4 bij deze regeling

M

Na artikel 11 wordt een nieuwe artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a

Voor de erkenning van een opleidingsinstelling met betrekking tot het aanbieden en afnemen van de test ten behoeve van de taalvaardigheidsaantekening, dient de aanvrager te beschikken over een test waarmee de taalvaardigheid, bedoeld in bedoeld in JAR-FCL 1.010 en JAR-FCL 2.010 en Bijlage 1 bij het op 7 december 1944 te Chicago gesloten Verdrag inzake de internationale Burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109), kan worden aangetoond.

N

Aan bijlage 3, bedoeld in de artikelen 10, onderdeel b, onder 4, en 11, onderdeel b onder 2, van de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001, wordt de alinea ‘Inhoud van een RFI opfriscursus’, zoals opgenomen in bijlage II behorende bij deze regeling toegevoegd.

O

Bijlage 4 behorende bij de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001 wordt vervangen door bijlage 4, zoals opgenomen in bijlage III behorende bij deze regeling.

Artikel III

Het Examenreglement voor luchtvarenden 2004 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te vervallen.

2. De alfabetische aanduiding van de onderdelen vervalt.

B

In de artikelen 3, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 14, 15, 22, 23, 26 en 27 wordt ‘de Minister’ telkens vervangen door: Onze Minister.

C

Artikel 6 komt als volgt te luiden:

Artikel 6

Met inachtneming van de artikelen 2 en 3 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart zijn op het theorie-examen voor ATPL, CPL(A) en CPL(H), MPL, PPL en IR de bepalingen van JAR-FCL 1.490 respectievelijk JAR-FCL 2.490 van toepassing met dien verstande dat:

a. Onze Minister in overleg met de opleidingsinstelling kan bepalen dat een kandidaat een extra theorie-opleiding volgt, voordat het theorie-examen opnieuw wordt afgelegd;

b. voor het theorie-examen van PPL geen beperking ten aanzien van het aantal examenpogingen en -zittingen geldt;

c. voor ATPL, CPL(A) en CPL(H), MPL en IR de eisen, bedoeld in bijlage 1 bij JAR-FCL 1.470 respectievelijk JAR-FCL 2.470 gelden.

D

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Voor andere dan de in artikel 6 bedoelde theorie-examens geldt dat:

a. de bepalingen van JAR-FCL 1.490 zijn van toepassing met dien verstande dat geen beperkingen tot RPL en CPL(FB) gelden ten aanzien van het aantal examenpogingen en -zittingen;

b. voor CPL(FB) de eisen, bedoeld in tabel 1 van bijlage 1 behorende bij deze regeling, van toepassing zijn.

E

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde lid wordt vernummerd tot het tweede lid.

F

Artikel 19, tweede lid en derde lid, komen te luiden:

2. Het praktijkexamen of een proeve van bekwaamheid voor ATPL, CPL(A) en CPL(H),MPL en PPL wordt afgenomen met inachtneming van artikel 2 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart met dien verstande dat alle examensecties binnen ten hoogte 6 maanden worden behaald.

3. Onverminderd het tweede lid is bij het afnemen van het praktijkexamen bijlage 2, behorende bij deze regeling van toepassing. Onze Minister kan van deze bijlage afwijken indien de strikte naleving ervan in het concrete geval niet nodig is en een onevenredig nadeel voor de kandidaat zou opleveren

G

Artikel 20, eerste lid, komt te luiden:

1. Voor andere dan de in artikel 19 bedoelde praktijkexamens of proeven van bekwaamheid geldt dat:

a. dat alle examensecties binnen ten hoogste 6 maanden worden behaald;

b. voor CFEL de eisen, voorwaarden en toleranties, bedoeld in bijlage 1 bij JAR-FCL 4.240 van toepassing zijn;

c. voor RPL(A) respectievelijk RPL(H) de eisen en toleranties bedoeld in JAR-FCL 1.170 en bijlage 1 bij JAR-FCL 1.130 en 1.335, onderdelen 6 tot en met 18, respectievelijk JAR-FCL 2.125 en bijlage 1 bij JAR-FCL 2.130 en 2.135, onderdelen 6 tot en met 18 van toepassing zijn;

d. voor een type- of klassebevoegdverklaring (A) respectievelijk (H) respectievelijk (E): de toleranties, bedoeld in bijlage 1 bij JAR-FCL 1.240 en 1.295, onderdelen 13 en 14, respectievelijk bijlage 1 bij JAR-FCL 2.240 en 2.295, onderdelen 13 en 14 respectievelijk bijlage 1 bij JAR-FCL 4.240 van toepassing zijn;

e. voor RPL(A), RPL(H) respectievelijk CPL(FB):

1°. de kandidaat instructie heeft gevolgd op dezelfde klasse vliegtuig, hetzelfde type helikopter respectievelijk dezelfde klasse vrije ballon als waarop het examen wordt afgelegd, wat betreft RPL(A) en RPL(H) in overeenstemming met de eisen gesteld aan opleidingsluchtvaartuigen in bijlage 2 bij de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001,

2°. extra vlieg- respectievelijk vaarinstructie kan worden geëist nadat de kandidaat is afgewezen en wordt geëist indien de kandidaat niet in twee pogingen alle secties heeft behaald,

3°. de kandidaat een onbeperkt aantal examenpogingen mag doen,

4°. het praktijkexamen geheel, respectievelijk gedeeltelijk wat betreft de niet voltooide secties, opnieuw kan worden afgelegd indien het examen wordt afgebroken door de examinator,

5°. iedere manoeuvre of procedure van het examen door de kandidaat mag worden herhaald,

6°. de examinator het examen kan afbreken indien de vaardigheid, waarvan de kandidaat blijk geeft, een volledig nieuw examen vereist, en

7°. de examinator niet betrokken is bij de bediening van het luchtvaartuig tenzij diens tussenkomst noodzakelijk is in het belang van de veiligheid of teneinde vertraging van overig verkeer te voorkomen.

H

Artikel 21, eerste lid, komt te luiden:

1. Bij het afnemen van een praktijkexamen of een proeve van bekwaamheid wordt, wat betreft de bevoegdverklaringen, uitgegaan van de volgende eisen en procedures, zoals gesteld in de bij Subdeel F JAR-FCL 1, 2 en 4 behorende bijlagen met betrekking tot praktijkexamen of een proeve van bekwaamheid met dien verstande dat alle examensecties binnen ten hoogste 6 maanden behaald worden.

I

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. De uitslag van een praktijkexamen wordt bepaald volgens de eisen gesteld in Bijlage 1 bij JAR-FCL 1.240 en 1.295, onder 3 en 4, Bijlage 1 bij JAR-FCL 2.240 en 2.295, onder 3 en 4, en Bijlage 1 bij 4.240.

2. Het derde lid vervalt.

3. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot het derde en vierde lid.

4. In het nieuwe derde lid vervalt ‘als bedoeld in het tweede lid onder a’.

J

Artikel 24 vervalt.

Artikel IV

De Regeling examinatoren voor luchtvarenden 20043 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onder a, wordt ‘JAR-FCL 2.425(a)(3)’ vervangen door: JAR-FCL 2.425(f).

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

1. Aan vliegers worden de volgende autorisaties afgegeven indien is voldaan aan de eisen bedoeld in JAR-FCL 1.425 en 1.430, respectievelijk JAR-FCL 2.425:

a. FE, met de bevoegdheden en onder de voorwaarden, bedoeld in JAR-FCL 1.435 respectievelijk JAR-FCL 2.435;

b. FIE, met de bevoegdheden en onder de voorwaarden, bedoeld in JAR-FCL 1.460 respectievelijk JAR-FCL 2.459, 2.460 en 2.461;

c. CRE, met de bevoegdheden en onder de voorwaarden, bedoeld in JAR-FCL 1.445;

d. TRE, met de bevoegdheden en onder de voorwaarden, bedoeld in JAR-FCL 1.440 respectievelijk JAR-FCL 2.439, 2.440 en 2.442;

e. SFE, met de bevoegdheden en onder de voorwaarden, bedoeld in JAR-FCL 1.455 respectievelijk JAR-FCL 2.454, 2.455, 2.457;

f. IRE, met de bevoegdheden en onder de voorwaarden, bedoeld in JAR-FCL 1.450 respectievelijk JAR-FCL 2.445, 2.450 en 2.452;

g. RFE, indien is voldaan aan de eis van ten minste 500 vlieguren op vliegtuigen, waaronder ten minste 100 uren vliegonderricht voor de afgifte van een RPL(A) in de desbetreffende bijzondere bevoegdverklaring;

h. RFIE, indien aan de eis van ten minste 50 uren vliegonderricht voor de afgifte van een RFI,

i. met dien verstande dat met betrekking tot JAR-FCL 1.430 de beoordeling van de verlenging van de autorisatie kan geschieden door een toezichthoudend ambtenaar als bedoeld in het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren voor examinatoren voor luchtvarenden.

2. Aan boordwerktuigkundigen wordt de autorisatie tot TRE(E) afgegeven als voldaan is aan de eisen, bedoeld in JAR-FCL 4.425 en JAR-FCL 4.440. Het eerste lid, onderdeel h, is met betrekking tot JAR-FCL 1.430 van overeenkomstige toepassing.

3. Voor ballonvaarders zijn voor het verkrijgen van de autorisatie tot FE(FB) de eisen, genoemd in onderdeel b van het eerste lid van overeenkomstige toepassing en wordt voldaan aan de eis van ten minste 500 vaaruren op een vrije ballon, waaronder ten minste 100 uren vaaronderricht voor de afgifte van een CPL(FB). Het eerste lid, onderdeel h, is met betrekking tot JAR-FCL 1.430 van overeenkomstige toepassing.

4. In het geval van een aanvraag tot afgifte van een autorisatie tot RFE of RFIE vervult een senior-examinator bij de test, bedoeld in JAR-FCL 1.425(a)(3) respectievelijk JAR-FCL 2.425(a)(3), de rol van kandidaat

C

De artikelen 6, 8 en 9 vervallen

D

In artikel 7 wordt ‘artikel 8’ vervangen door: artikel 2.

E

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

Met uitzondering van artikel 2, eerste lid, onder e, kunnen per categorie luchtvaartuig senior-examinatoren worden benoemd met betrekking tot de autorisaties, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel V

Deze regeling treedt in werking met ingang van 5 maart 2008 met uitzondering van artikel II, onderdeel L, dat in werking treedt met ingang van 1 augustus 2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, C.M.P.S. Eurlings.

Toelichting

Algemeen

De onderhavige regeling implementeert de internationale afspraken die zijn vastgelegd door de luchtvaartautoriteiten die zijn aangesloten bij de Joint Aviation Authorities (JAA). De JAA is een Europese organisatie waarbinnen lidstaten zich bezighouden met een gemeenschappelijk niveau van veiligheid in de luchtvaart. De afspraken van de JAA worden vastgelegd in Joint Aviation Requirements – Flight Crew Licensing (JAR-FCL). De onderhavige regeling implementeert de amendementen 6 en 7 van JAR-FCL 1, inzake de brevettering van vliegtuigpersoneel, en de amendementen 4, 5, en 6 van JAR-FCL 2, inzake de brevettering van helikopterpersoneel. Een deel van deze amendementen is al geïmplementeerd in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart. In dat besluit wordt een taalvaardigheidsaantekening (LPE) op bepaalde bewijzen van bevoegdheid verplicht gesteld indien de houders van deze bewijzen de radio bedienen, dat wil zeggen de algemene bevoegdverklaring radiotelefonie (RT) hebben. Deze taalvaardigheidsaantekening vloeit weer voort uit Annex 1 bij het Verdrag van Chicago inzake de Internationale Burgerluchtvaart van de Internationale Burgerluchtvaart Organisatie (ICAO), welke de luchtvaartindustrie verplicht Engelse taaltesten te implementeren. Per 5 maart 2008 moeten de betrokken houders van een bewijs van bevoegdheid met RT formeel over de LPE beschikken. Bij de implementatie van de taalvaardigheidseis in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart is aan betrokkenen tot 5 maart 2011 de tijd om ook materieel aan deze eis te voldoen. Deze taalvaardigheidsaantekeningen kunnen worden behaald door het afleggen van een test voor de taalvaardigheidsaantekening bij een erkende taalbeoordelingsinstantie. In de onderhavige regeling worden regels gesteld ten aanzien van deze erkenning. Ten tweede is het in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart een nieuw bewijs van bevoegdheid geïntroduceerd, het meervliegervliegbewijs (MPL). Dit bewijs van bevoegdheid geeft een vlieger de mogelijkheid dienst te doen als tweede piloot van een meermotorig vliegtuig. Voor het verzorgen van de training MPL worden in onderhavige regeling vereisen vastgesteld. Ten slotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele wetstechnische fouten te herstellen. Onderhavige regeling is onderdeel van een pakket van regelingen waarmee de diverse internationale afspraken geïmplementeerd worden. Het gehele pakket zal op 5 maart 2008 in werking treden, met uitzondering van artikel 11 van de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001 dat op 1 augustus 2008 in werking treedt.

Administratieve lasten

Opleidingsinstellingen die de test voor de taalvaardigheidsaantekening willen verzorgen moeten met betrekking tot die test door de Minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: Onze Minister) erkend worden. Verwacht wordt dat huidige opleidingsinstellingen de taalvaardigheid in hun bestaande opleidingen zullen integreren. Deze erkenning wordt zo laagdrempelig mogelijk gehouden. De administratieve lasten worden geschat op eenmalig € 20.000. Hoewel de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden de mogelijkheid biedt de erkenning voor een bepaalde periode te verlenen, is de verwachting dat de meeste erkenningen voor onbepaalde tijd zullen worden verleend. Hierdoor zijn de administratieve lasten na de eerste erkenning verwaarloosbaar.

De invoering van het MPL zal met betrekking tot de administratieve lasten voor de luchtvarenden kostenneutraal zijn, aangezien het deels andere bewijzen van bevoegdheid zal vervangen en aan luchtvarende een extra keuze geeft met betrekking tot de bewijzen van bevoegdheid. Opleidingsinstellingen die de opleiding voor het MPL aanbieden zullen hiervoor gekwalificeerd moeten worden door Onze Minister en in feite door de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Het aantal instellingen dat daadwerkelijk de opleiding zal aanbieden wordt geschat op 3 instellingen. De verwachting is dat de opleiding enkel zal worden aangeboden door opleidingsinstellingen die ook al andere opleidingen verzorgen en op grond daarvan al gekwalificeerd zijn. Zij zullen enkel een aanvullende kwalificatie voor de opleiding voor het MPL hoeven aan te vragen bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat. De administratieve lasten voor de opleidingsinstellingen worden geschat op eenmalig € 18.000. De verlenging van de kwalificatie zal vervolgens worden meegenomen bij de jaarlijkse verlenging van de algehele kwalificatie.

Bovenstaande maatregelen zijn bij de implementatie in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart aan Advies College Toetsing Administratieve Lasten voorgelegd en niet voor een toets geselecteerd.

Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel I, onderdelen A tot en met D

Nu de eisen en voorwaarden waaraan men moet voldoen om in aanmerking te komen voor een bewijs van bevoegdheid voor verkeersvlieger (ATPL), voor beroepsvlieger (CPL) en voor privévlieger (PPL) via een dynamische verwijzing naar de JAR-FCL in artikel 2 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart zijn opgenomen, vervallen de artikelen 8 en 10 grotendeels. Enkel de eisen en voorwaarden waarbij de JAR-FCL nadere invulling vraagt van nationale overheden zijn nog opgenomen. Aangezien alle vereisten voor het CPL nu via het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart zijn geregeld, is artikel 9 dat over het CPL ging, zelfs geheel vervallen. Vanwege de dynamische verwijzing in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart hoeft in de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001 voor de luchtvaart geen artikel te worden opgenomen voor het MPL Voor de duidelijkheid is wel een verwijzing opgenomen die via het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart leidt tot de relevante bepalingen van de JAR-FCL.

Inhoudelijk zijn de eisen door de dynamische verwijzing niet gewijzigd. Wel zijn door de introductie van het MPL in amendement 7 van de JAR-FCL 1 de eisen inzake ‘ervaring en toekenning’ van het CPL gewijzigd. Deze gewijzigde eisen zijn nu van toepassing.

Tevens is ervoor gekozen dynamisch te verwijzen naar de JAR-FCL waar het de vrijstelling voor de houders van een in een ICAO-staat volgens de ICAO-eisen afgegeven bewijs van bevoegdheid betreft. Voorheen stonden de voorwaarden waaronder deze vrijstelling kon worden verleend voor een ATPL en een CPL uitgeschreven in de onderdelen van de relevante artikelen. Deze onderdelen zijn nu vervangen door een dynamische verwijzing naar de JAR-FCL. Deze JAR-FCL artikelen verwijzen weer door naar de bijbehorende bijlagen waarin de minimum eisen staan opgesomd voor de verschillende categorieën van bewijzen van bevoegdheid voor gelijkstelling van vliegbewijzen van niet-JAA-staten. In amendement 4 van JAR-FCL 2 zijn in artikel JAR-FCL 2.015 onder b, en JAR-FCL 2.016 nu dezelfde vrijstellingsvoorwaarden gesteld conform dezelfde artikelen in JAR-FCL 1 en is er geen noodzaak meer om deze eisen helemaal in de regeling uit te schrijven.

Artikel I, onderdeel E

Artikel 11 bevat de periode waarbinnen men het theorie-examen voor bewijs van bevoegdheid voor recreatief vlieger (RPL) moet worden afgelegd. Deze periode is gewijzigd. Het doel van deze correctie van 12 maanden naar 18 maanden is om de duur van de periode waarin het theorie-examen voor een RPL afgelegd moet worden, gelijk te stellen aan die voor het theorie-examen voor een PPL. De examenduur voor een PPL is geregeld in bijlage 1 bij JAR-FCL 1.130 & 1.135, onder 5, en is daar gesteld op 18 maanden. Hoewel de JAR-FLC niets voorschrijft omtrent het RPL, is gerechtvaardigd om ook voor het nationale RPL deze tijdsduur van 18 maanden te hanteren.

Artikel I, onderdeel F

De plicht dat houders van een bewijs van bevoegdheid voor boordwerktuigkundige (CFEL) met RT over een LPE moeten beschikken, is opgenomen in het eerste lid. In het tweede lid wordt de vrijstelling geregeld voor de houders van een in een ICAO-staat volgens de ICAO-eisen afgegeven CFEL. Er wordt nu dynamisch verwezen naar artikel JAR-FCL 4 Boordwerktuigkundige.

Artikel I, onderdelen G en H

In artikel 3 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart is een dynamische verwijzing opgenomen naar de bevoegdheden en voorwaarden van de bevoegdverklaring instrumentvliegen (IR). De artikelen 15 en 16 zijn vervallen.

Er wordt een nieuw artikel 16 geïntroduceerd dat betrekking heeft op de LPE die per 5 maart 2008 verplicht is voor de houders van een ATPL, CPL, PPL, MPL en CFEL. Het hebben van een LPE is een vereiste voor de afgifte van deze bewijzen van bevoegdheid die over de bevoegdverklaring RT beschikken. Een LPE wordt verstrekt indien de aanvrager aantoont over het vereiste taalvaardigheidsniveau te beschikken. De aanvrager kan dat aantonen door middel van een certificaat of diploma dat is verstrekt door de erkende taalbeoordelingsinstantie, waar de aanvrager een test heeft gedaan om zijn niveau aan te tonen. In de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001 wordt de erkenning van de taalbeoordelingsinstantie die de taaltesten afneemt verder geregeld.

Artikel I, onderdeel I

De kennis en bedrevenheideisen voor afgifte van een bevoegdverklaring radio-telefonie (RT) zijn opgenomen in bijlage 3 behorende bij artikel 18 van de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001.

Artikel I, onderdelen J, K, R en S

In JAR-FCL 2 is het hele Subdeel H Bevoegdverklaringen als instructeur voor helikopters qua structuur en indeling gewijzigd. De oorspronkelijke opzet dat de artikelen van JAR-FCL 1 corresponderen met de artikelen van JAR-FCL 2 met hetzelfde artikelnummer gaat nu niet meer op. Hierdoor moeten diverse artikelen de verwijzingen naar de JAR-FCL 2 worden aangepast. De onderdelen J, K, R en S voeren deze wijzigingen door.

Artikel I, onderdeel L

Met amendement 4 van JAR-FCL 2 is de instructeur vluchtnabootser (STI) geïntroduceerd voor de helikopters. Artikel 20b bevat nu dynamische verwijzing naar de artikelen in JAR-FCl 2 met betrekking tot deze bevoegdverklaring.

Artikel I, onderdeel M

De introductie van het MPL maakt het noodzakelijk een instructeurbevoegdheid voor dit bewijs van bevoegdheid in te voeren.

Artikel I, onderdeel N

Er is voor gekozen de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001 waar mogelijk dynamisch te laten verwijzen naar de JAR-FCL en niet langer de eisen van de JAR-FCL over te schrijven in de regeling. Artikel 23 bevat nu een dynamische verwijzing en niet langer een opsomming. Inhoudelijk wijzigt het artikel echter niet en dezelfde eisen blijven van toepassing.

Artikel I, onderdelen O en P

Onderdeel O voegt door een dynamische verwijzing naar de JAR-FCL 2.240 inzake de eisen van de type- en klassebevoegdverklaringen nieuwe eisen toe aan artikel 24 en 25. Door deze dynamische verwijzing zijn de oude eisen die opgesomd stonden in artikel 25 overbodig geworden. Onderdeel P verwijdert deze eisen.

Artikel I, onderdeel Q

Nu de bevoegdheden van en voorwaarden waaraan men moet voldoen om in aanmerking te komen voor de bevoegdverklaring instrumentvliegen (IR) via een dynamische verwijzing naar de JAR-FCL in artikel 3 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart zijn opgenomen, hoeven de eisen voor verlenging en hernieuwde afgifte niet meer in de artikelen 29 en 30 te worden opgenomen. De artikelen 29 en 30 komen dan ook te vervallen.

Artikel I, onderdeel R

Naast de aanpassing met betrekking tot de verwijzing naar de nieuwe nummering van de JAR-FCL2, wordt de termijn van 12 maanden voor bevoegdverklaring recreatief vlieginstructeur (RFI) aangepast aan de termijn van vlieginstructeur (FI), wat 36 maanden is volgens de JAR-FCL. Hoewel deze aanpassing niet voortvloeit uit de JAR-FCL, wordt aanpassing noodzakelijk geacht om de termijnen voor de diverse instructeurs gelijk te trekken. Tevens wordt in onderdeel h de STI met verwijzing naar JAR-FCL 2.360F opgenomen dus deze ook van toepassing is op helikopters.

Artikel I, onderdeel T

Om te garanderen dat alle vaardigheden van een ballonvaarder behouden blijven, is aan artikel 35 de bepaling toegevoegd dat bij opeenvolgende verlengingen steeds aan een verschillende combinatie van eisen moet worden voldaan.

Artikel I, onderdelen U en V

Het voormalige artikel 37 inzake bijzondere bevoegdverklaringen (A)/(H)/(E) verlenging en artikel 38 inzake bijzondere bevoegdverklaringen (A)/(H)/(E) hernieuwde afgifte zijn nu samengevoegd in artikel 37 met een dynamische verwijzing naar de JAR-FCL. Hiermee is direct de wijziging van het artikel JAR-FCL 2.245 in amendment 4 JAR-FCL meegenomen.

Artikel II

Artikel II, onderdelen A en B

Per abuis was in de definitiebepalingen de definitie van de Minister van Verkeer en Waterstaat op genomen. Deze definitie staat al in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en is aldus ook van toepassing op alle op dat besluit gebaseerde regelgeving. Onderdeel A verwijdert de definitie en onderdeel B past de terminologie van de Regeling opleidingsinstellingen voor de luchtvaart hieraan aan.

Artikel II, onderdelen A, C, D, F tot en met J en M

De nieuwe taalvaardigheideisen verplicht de luchtvaartindustrie in principe per 5 maart 2008 voor de afgifte van de bewijzen van bevoegdheid de taalvaardigheid van de luchtvarenden vast te stellen. Er is een test vereist om de taalvaardigheid vast te stellen volgens de ICAO taalvaardigheidschaal:

– ICAO Level 6 ( Expert) hoeft daarna niet meer periodiek getest te worden,

– ICAO Level 5 (Extended) moet elke 6 jaren getest worden,

– ICAO Level 4 (Pre-operational) moet elke 3 jaren getest worden,

– ICAO Level 3 of lager moet eerst specifieke Luchtvaart Engelse taaltraining volgen om het minimum ICAO Operational level te bereiken.

Luchtvarenden dienen over minimaal niveau 4 te beschikken voor het verkrijgen en behouden van een bewijs van bevoegdheid. Voor de invulling van de taalvaardigheideis wordt dezelfde weg als de invulling van de vliegvaardigheideis gevolgd: een luchtvarende wordt vrijgelaten in zijn keuze van de taalbeoordelingsinstantie waar hij de taalvaardigheidstest af wil leggen. Om de kwaliteit van deze taalbeoordelingsinstanties en de door hen aangeboden testen te garanderen, dient een taalbeoordelingsinstantie met betrekking tot de taalvaardigheidstest erkend te zijn door Onze Minister. Indien een vlieger beschikt over een bewijs van de taalbeoordelingsinstantie dat hij over een voldoende taalvaardigheidsniveau beschikt, verstrekt Onze Minister hem de taalvaardigheidsaantekening (LPE).

Onderdeel A voegt de definitie van een erkende taalbeoordelingsinstantie toe aan de opsomming van artikel 1, en de overige onderdelen geven het regiem van de erkenning vorm. Het regiem heeft een beperkt karakter. Het gaat enkel om de erkenning van een opleidingsinstelling met betrekking tot het afnemen van de test ten behoeve van de LPE, niet om het geven van een opleiding. Vanwege dit beperkte karakter is er bewust voor gekozen niet het regiem van de registratie of kwalificatie van de overige opleidingsinstellingen te volgen maar om een apart regiem van erkenningen te creëren. Dit regiem wordt zo laagdrempelig mogelijk gehouden om zo veel mogelijk partijen de kans te bieden erkend te worden en marktwerking te bevorderen. Waar dit praktische voordelen heeft, is wel aangesloten bij de regimes rond registratie en kwalificatie.

Het nieuwe artikel 11a bevat de inhoudelijke eisen waaraan een opleidingsinstelling moet voldoen om als taalbeoordelingsinstantie erkend te worden. Kern hiervan is dat de opleidingsinstelling beschikt over een test waarmee de taalvaardigheid van luchtvarenden kan worden bepaald en op grond waarvan duidelijk wordt over welk niveau van de ICAO-taalvaardigheidschaal de luchtvarende beschikt.

Aangezien de taalvaardigheidstesten pas recentelijk ontwikkeld zijn, wordt de erkenning in eerste instantie in principe verleend voor 6 maanden. Op deze wijze heeft Onze Minister de mogelijkheid om na 6 maanden na te gaan of de taalbeoordelingsinstantie inderdaad voldoet aan de gestelde eisen en de aangeboden test voldoende inzicht biedt in het taalvaardigheidsniveau van de luchtvarenden. Onze Minister heeft de mogelijkheid een erkenning voor een langere periode ter verlenen. Dit zal het geval kunnen zijn indien een taalbeoordelingsinstantie een taaltest aanbiedt, die al bekend is en waarvoor aan een andere taalbeoordelingsinstantie al een erkenning is verleend. Het is dan overbodig de kwaliteit van de aangeboden test na 6 maanden te heroverwegen. Indien de eerste erkenning voor 6 maanden is verleend, kan deze uiteraard verlengd worden. De procedure voor de verlenging zal laagdrempelig zijn. Voor de duur van de verlenging is geen termijn gegeven.

Artikel II, onderdelen E, F en K

In de onderhavige wijzigingsregeling is het Examenreglement voor luchtvarenden 2004 gewijzigd. Door deze wijziging vervalt de plicht een apart examen voor RT te ondergaan. Dit examen wordt geïntegreerd in andere opleidingen. Om de kwaliteit van de RT opleiding te garanderen moeten opleidingsinstellingen geregistreerd of gekwalificeerd worden met betrekking tot de module RT. Over het algemeen zal RT een onderdeel zijn van de opleidingen die vliegscholen geven en waarvoor zij geregistreerd of gekwalificeerd worden. De mogelijkheid wordt echter opengelaten dat andere instanties of individuele personen zich specifiek met betrekking tot de module RT laten registreren. De eisen waaraan men moet voldoen om te worden geregistreerd met betrekking tot de module RT zijn opgenomen in een aparte bijlage 4. Om de lasten voor het bedrijfsleven zo beperkt mogelijk te houden als men zich enkel voor de module RT laat registeren, wordt de registratie voor onbepaalde tijd verleend. Dit laat uiteraard de mogelijkheid onverlet de registratie in te trekken als niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan.

Artikel II, onderdeel L

Artikel 11, eerste lid, onder 2°, is vervallen omdat dit niet in lijn is met de JAR-FCL. Uitgangspunt van de JAR-FCL is dat luchtvarenden bij een geregistreerde of gekwalificeerde opleidingsinstelling hun opleiding volgen. Bij de invoering van de JAR-FCL was het houders van een Air Operators Certifcate (AOC) toegestaan eigen personeel op te leiden. Deze regeling was verwoord in artikel 11. Er is dan geen sprake van een gekwalificeerde opleidingsinstelling, maar van een mogelijkheid via het AOC eigen personeel op te leiden. Deze situatie was niet duidelijk en heeft tot vragen van andere JAA-landen geleid. In verband hiermee is besloten dat het AOC houders niet meer is toegestaan eigen personeel op te leiden wanneer zij niet voldoen aan de eisen voor kwalificatie van een opleidingsinstelling (i.c. een TRTO – type rate training organisation). AOC-houders die tevens als TRTO wensen te worden gekwalificeerd, worden bij de volgende audit getoetst aan de eisen gesteld in artikel 11 van de regeling. Bij een positieve beoordeling wordt er een TRTO kwalificatie afgegeven. Bij een negatieve beoordeling is het de AOC-houder niet meer toegestaan eigen personeel op te leiden. De houders van een AOC hebben tot 1 augustus 2008 de tijd om als TRTO gekwalificeerd te worden.

Met amendement 7 is het nieuwe subdeel K toegevoegd aan JAR-FCL 1 voor het MPL-aeroplane (A). in dit subdeel staan alle eisen ten aanzien van dit nieuwe bewijs van bevoegdheid. In tabel 1b behorende bij dit artikel worden door de introductie van de MPL(A) twee nieuwe opleidingen toegevoegd in deze tabel. Dit is de opleiding voor de Geïntegreerde trainingscursus voor het meervliegervliegbewijs en voor de Instructeurs. In de tabel wordt nu bij elk van deze nieuwe opleidingen verwezen naar de bijlage behorende bij de desbetreffende JAR-FCL artikel. Voor de Geïntegreerde trainingscursus voor het meervliegervliegbewijs wordt verwezen naar de opleidingseisen gesteld in bijlage 1 van JAR-FCL 1.520 en JAR-FCL 1.525 en voor de MPL(A) Instructors Training Course wordt verwezen naar bijlage 1 van JAR-FCL 1.310(d). In aanvulling op de bijlagen is de verwijzing naar de definities over competentie te vinden in het volgende document: ICAO Doc 9868, first edition 2006, Procedures for Air Navigation Services, TRAINING, chapter 1 Definitions.

Artikel II, onderdeel N

Op basis van artikel 33, onderdeel f, onder 2°, van de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001 zijn instructeurs verplicht tot het volgen van opfriscursus. Zij dienen deze cursus te volgen bij een geregistreerde opleidingsinstelling. Artikel 10 van de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001 stelt de eisen vast waaraan een opleidingsinstelling moet voldoen om geregistreerd te worden. Met betrekking tot de opfriscursus waren nog geen duidelijke eisen opgenomen, waar voor onduidelijkheden voor de registratie zorgde. Deze eisen zijn toegevoegd aan de bijlage behorende bij artikel 10.

Artikel III

Artikel III, onderdelen A en B

Per abuis was in de definitiebepalingen de definitie van de Minister van Verkeer en Waterstaat op genomen. Deze definitie staat al in het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en is aldus ook van toepassing op alle op dat besluit gebaseerde regelgeving. Onderdeel A verwijdert de definitie en onderdeel B past de terminologie van het Examenreglement voor luchtvarenden 2004 hieraan aan.

Artikel III, onderdelen C, D en E

Nu de inhoudelijke eisen en procedurele voorwaarden rondom de examinering van het bewijs van bevoegdheid voor verkeersvlieger (ATPL), voor beroepsvlieger (CPL) en voor privévlieger (PPL) via een dynamische verwijzing naar de JAR-FCL in artikel 2 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart zijn opgenomen, moeten enkele artikelen in het Examenreglement voor luchtvarenden 2004 anders worden vormgegeven. Enkel de eisen en voorwaarden waarbij de JAR-FCL ruimte laat voor invulling door nationale overheden zijn nog opgenomen. In artikel 6 zijn de overblijvende eisen van de oude artikelen 6 en 7 met betrekking tot de ATLP, CPL, MPL en PPL samengevoegd. Voor de duidelijkheid is een verwijzing opgenomen die via het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart leidt tot de relevante bepalingen van de JAR-FCL. Tevens zijn de verwijzingen naar de procedurele vereisten en vormeisen die in het oude artikel 6 waren uitgeschreven vervangen door een dynamische verwijzing naar JAR-FCL 1.490 en 2.490. Het gaat hierbij onder andere om het aantal examenpogingen, de termijn waarbinnen men het examen moet afronden en het slagingspercentage. Deze eis was opgenomen in het vroegere artikel 10. Inhoudelijk zijn de eisen door de dynamische verwijzing niet gewijzigd.

In artikel 7 zijn de vereisten en procedurele voorschriften voor de andere theorie-examens dan de ATPL, CPL en PPL vast. Aangezien hierover niets in het Besluit bewijzen van bevoegdheid geregeld is, blijven deze vereisten uitgeschreven in het Examenreglement staan.

Artikel III, onderdelen F en G

Artikel 19 volgt hetzelfde stramien als de artikel 6, 7 en 10, maar dan met betrekking tot het praktijkexamen of de proeve van bekwaamheid. De bepalingen met betrekking tot de ATPL, CPL, MPL en PPL waarnaar al in het Besluit bewijzen van bevoegdheid dynamisch wordt verwezen, zijn waar mogelijk verwijderd. De overige voorwaarden blijven verdeeld over de artikelen 19 en 20 staan.

Artikel III, onderdeel H

Het eerste lid van artikel 21 aangaande de eisen en procedures ten aanzien van het afnemen van een praktijkexamen of een proeve van bekwaamheid is vervangen door een dynamische verwijzing naar Subdeel F JAR-FCL 1, 2 en 4 behorende bijlagen met betrekking tot praktijkexamen of een proeve van bekwaamheid. Het huidige lid was niet meer accuraat met de introductie van nieuwe instructeursbevoegdheden zoals SFI en STI door amendementen van de JAR-FCL. In plaats van deze nieuwe categorieën op te nemen in de lijst van artikel 21, is nu gekozen voor een dynamische verwijzing naar de JAR-FCL.

Artikel III, onderdeel I

Deze wijziging betreft een dynamische verwijzing naar de JAR-FCL waarin de genoemde bijlagen de eisen staan ten aanzien van de uitslagen van een praktijkexamen staan opgenomen.

Artikel III, onderdelen J en O

Het praktijkexamen Radiotelefonie (RT) dat werd afgenomen door de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) wordt afgeschaft. Hiervoor komt in de plaats een opleidingseis met eindtoets afgenomen door de opleidingsinstellingen zelf. Dit betekent voor de opleidingsinstellingen die een RT opleiding willen aanbieden én de opleiding zelf, moeten beschikken over een door de Inspectie goedgekeurde registratie of kwalificatie. In het kader van de standaardisatie van de opleiding heeft IVW een syllabus ontwikkeld die de opleidingsinstellingen kunnen gebruiken. De opleidingsinstellingen kunnen bij de aanvraag aangeven gebruik te maken de ‘IVW’ syllabus dan wel een eigen syllabus ter goedkeuring aanbieden. De eigen syllabus dient minimaal gelijkwaardig te zijn aan de ‘IVW’ syllabus.

De afschaffing van het praktijkexamen RT komt voort uit de gedachte om het gehele RT meer in lijn te brengen met de JAR-FCL. Nederland kent als enige land een apart regime voor de RT. Op grond van artikel 5.17 van de Wet luchtvaart is voor het bedienen van een vast of mobiel radiostation in de luchtvaartmobiele band een bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring nodig, welke door de Minister van Verkeer en Waterstaat wordt afgegeven. De daartoe strekkende RT-bevoegdverklaring dient op grond van artikel 2.2, tweede lid, van de wet op het bewijs van bevoegdheid te zijn weergegeven. In de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001 en de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001 wordt dienovereenkomstig ook het RT regime aanpast.

Artikel IV

Artikel IV, onderdeel A

Met amendement 4 van de JAR-FCL 2 is de hele opzet van Subdeel I ten aanzien van Examinator voor helikopters helemaal herzien. De tekst van het voormalige artikel JAR-FCL 2.425(a)(3) is nu verwoord in (f). Door deze wijziging loopt niet meer de systematiek van gelijke artikelnummers van de verschillende JAR-FCL’s gelijk op.

Artikel IV, onderdeel B, C, D en E

In artikel 2 zijn de vroegere artikelen 2 en 8 uit de Regeling examinatoren voor luchtvarenden 2004 door middel van een dynamische verwijzing naar de JAR-FCL samengevoegd. Bepalingen die in de JAR-FCL staan, worden niet meer letterlijk overgenomen in de regeling. De kleine inhoudelijke wijzigingen die in de JAR-FCL zijn opgenomen, werken nu door in de regeling. Het gaat met name om regels omtrent examinatoren voor het meervliegervliegbewijs (MPL) Tevens zijn de verwijzingen naar de JAR-FCL 2 aangepast aan de nieuwe opzet van Subdeel I.

In de Engelse JAR-FCL en de Nederlandse vertaling staat een kennelijke verschrijving die ook gevolgen heeft voor de dynamische doorverwijzing. In subdeel I komt namelijk 2 maal het artikel JAR-FCL 2.445 voor. De eerste keer voor IRE(H) en de tweede keer voor SFE(H). Dit laatste artikel moet JAR-FCL 2.454 zijn, omdat dit artikel na artikel JAR-FCL 2.452 komt en voor artikel JAR-FCL 2.455. Onderhavige regeling gaat wat betreft de verwijzing uit van JAR-FCL 2.454.

Artikel V

Met betrekking tot de inwerkingtreding van onderhavige regeling wordt aangesloten bij de implementatie termijn van de amendementen van de JAR-FCL 1 en 2 geïmplementeerd worden, 5 maart 2008. Een uitzondering wordt gemaakt voor de bepaling waarmee een correctie wordt aangebracht in de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2004. Om betrokkenen de tijd te geven zich aan te passen aan de nieuwe situatie treedt artikel II, onderdeel L, pas op 1 augustus 2008 in werking.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

  • 1

    Stcrt. 2001, 208; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 2 mei 2007, Stcrt. 90.

  • 2

    Stcrt. 2001, 208: laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 2 mei 2007, Stcrt. 90.

  • 3

    Stcrt. 2004, 187.

Naar boven