Regeling eigendom energienetten

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 25 januari 2008, nr. WJZ 8008859, houdende nadere regels met betrekking tot het verlenen van instemming met wijzigingen ten aanzien van de eigendom van elektriciteitsnetten en gastransportnetten als bedoeld in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet (Regeling eigendom energienetten)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 93, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en 85, derde lid, van de Gaswet;

Besluit:

Artikel 1

Tot de kring van de overheid, bedoeld in artikel 93, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 onderscheidenlijk artikel 85, derde lid, van de Gaswet behoren uitsluitend:

a. de Staat, de provincies en de gemeenten;

b. de volgende rechtspersonen, mits alle aandelen in de desbetreffende rechtspersoon direct of indirect worden gehouden door de Staat, een provincie of een gemeente:

1. N.V. Nederlandse Gasunie;

2. TenneT Holding B.V.;

3. Essent N.V.;

4. N.V. Nuon;

5. Eneco Holding N.V.;

6. Delta N.V.;

7. NRE Group B.V.;

8. Centraal Overijsselse Nutsbedrijven N.V.;

9. N.V. ONS Houdstermaatschappij;

10. N.V. Rendo Holding;

11. N.V. Holding Nutsbedrijf Westland;

12. Intergas Holding B.V.;

c. rechtspersonen die een volledige dochtermaatschappij zijn van een rechtspersoon als bedoeld onder b;

d. rechtspersonen die ten doel hebben direct of indirect de eigendom van een net te houden, mits alle aandelen in de desbetreffende rechtspersoon direct of indirect worden gehouden door een rechtspersoon als bedoeld onder a, b of c.

Artikel 2

Onder de eigendom van een net wordt niet begrepen de economische eigendom als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel aa, van de Elektriciteitswet 1998 dan wel artikel 1, eerste lid, onderdeel u, van de Gaswet.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2008.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eigendom energienetten

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 januari 2008.
De Minister van Economische Zaken, M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

1. Inleiding

Met deze regeling wordt uitvoering gegeven aan het derde lid van artikel 93 van de Elektriciteitswet 1998 en 85 van de Gaswet, zoals deze zijn gewijzigd bij de wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (Stb. 614). Daarin is thans bepaald dat de Minister van Economische Zaken zijn instemming met een wijziging in de eigendom van een elektriciteitsnet of gastransportnet weigert, indien de wijziging ertoe zou leiden dat een natuurlijk persoon of rechtspersoon buiten de kring van de overheid rechten op een net zouden krijgen. Hiermee wordt bedoeld dat de vereiste instemming voor overdracht van de eigendom van een net wordt onthouden indien de eigendom buiten het bereik van overheden zou komen. Niet is bedoeld het vestigen van zekerheidsrechten te verhinderen, maar wel dat ten gevolge van de executie daarvan de eigendom over kan gaan op een partij buiten de kring van de overheid. Overigens is de mogelijkheid tot het vestigen van zekerheidsrechten op het net of door een netbeheerder beperkt door artikel 17, tweede en derde lid, en 93b van de Elektriciteitswet 1998 dan wel artikel 10b, tweede en derde lid, en 85b van de Gaswet. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld waarin de kring van natuurlijke personen en rechtspersonen die behoren tot de overheid nader worden aangeduid. Deze regeling verduidelijkt welke rechtspersonen behoren tot de kring van de overheid. Daarmee is vastgelegd welke rechtspersonen een energienet in eigendom kunnen hebben.

2. Instemmingsvereiste

Iedere wijziging met betrekking tot de eigendom van het net is aan instemming onderworpen. Dit betekent dat instemming is vereist bij materiële wijzigingen ten aanzien van de juridische beschikkingsmacht over een net. Daar wordt mede onder begrepen overdracht van aandelen van een rechtspersoon die (juridisch) eigenaar is van een net en de overdracht van aandelen van een eventuele holdings (moedermaatschappijen) van die rechtspersoon-neteigenaar. Bij het verstrekken van zekerheden worden rechten ten aanzien van de eigendom op een net gevestigd, met name het recht op executie van het onderpand. Omdat voor iedere wijziging met betrekking tot de eigendom van een net instemming moet worden verleend, moet dit ook voorafgaand aan de overdracht ten gevolge van de executie van een zakelijk zekerheidsrecht, zoals een recht van hypotheek op het net of een pandrecht op aandelen van een neteigenaar dan wel moedermaatschappij van een neteigenaar. Deze rechten mogen er niet toe leiden dat de eigendom van bezwaarde netten of rechtspersonen-neteigenaren buiten de kring van de overheid terecht komt.

De instemming wordt onthouden indien een voorgenomen overdracht ertoe zou leiden dat de neteigendom buiten de kring van de overheid terecht zou komen. Doordat iedere wijziging met betrekking tot de eigendom van een net of van de aandelen in een netbeheerder op grond van het tweede lid van artikel 93 van de Elektriciteitswet 1998 en 85 van de Gaswet de instemming van de Minister van Economische Zaken behoeft, kan eigendomsovergang rechtens niet plaatsvinden zonder deze instemming. Dat betekent dat voor het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen zoals de juridische levering van een net, de levering van aandelen in een rechtspersoon-neteigenaar of een moedermaatschappij daarvan, de instemming van de Minister is vereist. Dergelijke handelingen zijn aan te merken als wijzigingen van de eigendom van een net ten opzichte van de publiekrechtelijke (indirecte) neteigenaren. Het instemmingsvereiste is dwingend van karakter. Hier zij erop gewezen dat op grond van artikel 40, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek rechtshandelingen die in strijd met een dwingende wetsbepaling worden verricht, nietig zijn.

3. De kring van de overheid

Voor de in paragraaf 1 genoemde wijziging van artikel 93 van de Elektriciteitswet 1998 en 85 van de Gaswet, was in die artikelen bepaald dat de instemming moest worden geweigerd indien de wijziging met betrekking tot de eigendom van een net ertoe zou leiden dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon buiten de kring van hen aan wie aandelen in een netbeheerder toebehoren, rechten op een net zou krijgen. Tot die kring behoorden de krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen die op 1 juli 1996 direct of indirect aandeelhouder waren van een netbeheerder. Met deze regeling wordt verduidelijkt dat de Staat der Nederlanden en alle Nederlandse provincies en gemeenten en hun volle privaatrechtelijke dochterondernemingen – deze laatste slechts voor zover deze thans belangen hebben in energienetten – gerechtigd zijn om de juridische eigendom van netten onder zich te hebben. Het is niet noodzakelijk om overheden die thans geen belang hebben in een energiebedrijf met een netwerk, buiten te sluiten van de kring van de overheid. Bovendien valt te voorzien dat ten gevolge van de Wet onafhankelijk netbeheer de netten aan reorganisatie onderworpen zullen worden. Ook overdracht van netten aan rechtspersonen die ressorteren onder andere (uiteindelijk publieke) aandeelhouders komt daarbij voor. Mede met het oog daarop is het wenselijk om te kring van potentiële (indirect) eigenaren zo ruim mogelijk te maken, evenwel zonder dat hiermee privatisering mogelijk wordt. Ook een provincie of gemeente die onder de oude bepaling niet tot de kring behoorde, kan desgewenst een eigendomsbelang in een net nemen. Dit sluit aan bij de inhoud van het Besluit aandelen netbeheerders, op grond waarvan alle provincies en gemeenten aandeelhouder van een netbeheerder kunnen zijn. Zo wordt bevorderd dat ook provincies en gemeenten die afstand hebben gedaan van hun energiebelangen, desgewenst weer kunnen toetreden tot de kring van neteigenaren en dat bijvoorbeeld regionale clustering van neteigendom – zo dit wenselijk voorkomt – mogelijk wordt gemaakt. De opsomming van artikel 1 is limitatief; tot de kring van de overheid behoren slechts de hier genoemde rechtspersonen. Wat betreft de genoemde overheidsbedrijven gaat het om deelnemingen waarbij de Staat, een provincie, een gemeente of meerdere van deze overheden gezamenlijk, direct of indirect alle aandelen in een neteigenaar en alle stemrechten in de algemene vergadering van aandeelhouders kunnen uitoefenen. Voor de goede orde zij hier opgemerkt dat is aangesloten is bij het taalgebruik van het Burgerlijk Wetboek. Zo wordt in artikel 1, onderdeel b met ‘alle aandelen (…) worden gehouden’ de eigendom van de betreffende aandelen bedoeld, niet houderschap. Onderdeel d van artikel 1 is met name opgenomen om herstructurering binnen de energiebedrijven mogelijk te maken. Onder de daar genoemde rechtspersonen vallen mede rechtspersonen die in het kader van een fusie of splitsing van onder b genoemde rechtspersonen zijn opgericht en als zodanig rechtsopvolger zijn van (een van) die rechtspersonen. Deze rechtsopvolgers moeten dan ook gerekend worden tot de kring van de overheid, althans zolang zij een energienet in eigendom hebben, dan wel een 100%-deelneming heeft in een rechtspersoon die een energienet in eigendom heeft.

Overheidsorganen van algemeen bestuur, zoals de Staat, provincies en gemeenten, staat het vrij die besluiten te nemen of activiteiten te verrichten die naar hun oordeel in het algemeen belang wenselijk zijn. Daartoe kan mede behoren het belang van een goede energievoorziening in hun regio. Het behouden of verwerven van een energienet kan daarvan onderdeel uitmaken. Dit ligt anders voor zogenaamde organen van functioneel bestuur. Deze hebben uitsluitend tot taak hetgeen hun bij de (instellings-)wet in opgedragen. Voorbeelden van organen van functioneel bestuur zijn waterschappen en zelfstandige bestuursorganen. Het behartigen van het belang van een goede energievoorziening behoort niet tot hun taak, daarom worden zij ook niet aangewezen als mogelijke aandeelhouders van een energieneteigenaar. Daarnaast zijn ook 100%- overheidsdeelnemingen die niet het behartigen van belangen in de energiesector als primaire taak hebben, uitgesloten van de mogelijkheid om deel te nemen in de eigendom van energienetten. Als uitzondering op de laatste categorie, zal de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG), met het oog op de versterking van de aandeelhouderrol in de energiebedrijven, later worden opgenomen in de kring van de overheid wanneer er meer duidelijkheid bestaat over haar missie en strategie. Alsdan kan de BNG, zijnde vaste financier van provincies en gemeenten die in publieke handen verkeerd, ook zelf als (indirect) aandeelhouder van neteigenaren optreden, indien dit wenselijk voorkomt. Ingevolge artikel 1 behoren derhalve slechts de Staat, provincies of de gemeenten, de genoemde energiebedrijven zolang deze voor 100% deelneming zijn van de Staat, provincies of gemeenten, en volledige dochtermaatschappijen van die energiebedrijven tot de kring van de overheid. In het derde lid van artikel 93 van de Elektriciteitswet 1998 en 85 van de Gaswet is mede sprake van natuurlijke personen die zouden kunnen behoren tot de kring van de overheid. Hier wordt niet nader geregeld dat ook natuurlijke personen tot de kring van de overheid behoren. Het gaat erom netten in het vermogen van de overheid te brengen of te houden. Niet goed denkbaar is hoe dat het vermogen van een natuurlijke persoon kan zijn.

4. Eigendomsbegrip

Aangezien de artikelen 10a van de Elektriciteitswet 1998 en 3b van de Gaswet ertoe verplichten dat de economische eigendom van het net berust bij een netbeheerder, wordt hier met ‘eigendom’ bedoeld de juridische ‘blote’ eigendom die resteert nadat de economische eigendom in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel aa, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 1, eerste lid, onderdeel u, van de Gaswet, is overgegaan op de netbeheerder. Voor alle duidelijkheid is dit in artikel 2 ook opgenomen. Op het aandeelhouderschap van netbeheerders ziet het eerder genoemde Besluit aandelen netbeheerders. Zoals dat besluit thans luidt, behoren die netbeheerders eveneens binnen de kring van de overheid te zijn gepositioneerd. Deze regeling beoogt de juridische eigendom van netten direct of indirect bij de overheid te laten berusten. Voor bestaande netbeheerders, niet zijnde de landelijke netbeheerders, geldt dat de economische eigendom van het net met ingang van 1 juli 2008 op grond van artikel 10a van de Elektriciteitswet 1998 en 3b van de Gaswet in handen dient te zijn van de netbeheerder. Overdracht van de economische eigendom van een net is eveneens onderworpen aan het instemmingsvereiste, want ook dat is een wijziging met betrekking tot de eigendom in de zin van het tweede lid van artikel 93 van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 85 van de Gaswet. Opgemerkt wordt dat de verplichte overgang van de economische eigendom van een net aan de netbeheerder niet noodzakelijkerwijs hoeft te leiden tot overdracht van de juridische eigendom. Dit staat, binnen de grenzen van deze regeling, ter keuze aan de betrokkenen.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

Naar boven