Vaststelling selectielijst neerslag handelingen Minister van Verkeer en Waterstaat beleidsterrein Meteorologie

12 december 2007

Nr. C/S&A/07/3123

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 29 november 2007, aca-2007.04114/4);

Besluiten:

Artikel 1

De bij dit besluit gevoegde ‘selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Verkeer en Waterstaat en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Meteorologie’ en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.

Artikel 2

De lijst ‘Taken van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut over de periode 1951 tot heden’ vastgesteld bij beschikking van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Minister van Verkeer en Waterstaat, nr. RAD.B&T.98.7.RWS/AG d.d. 9 maart 1998 (gepubliceerd in de Staatscourant nr. 61 d.d. 1998) wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Een belanghebbende kan tegen dit besluit beroep instellen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan hij zijn woonplaats heeft.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 12 december 2007.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de algemene rijksarchivaris, M.W. van Boven.De Minister van Verkeer en Waterstaat,
namens deze:
de directie Organisatie, Governance & Control (OGC)E.M. Klein Schiphorst.

SELECTIELIJST Beleidsterrein Meteorologie vanaf 1945

Selectielijst, ingevolge hoofdstuk II van het Archiefbesluit 1995, ten bewaring dan wel betreffende vernietiging de KNMI archiefbescheiden.

Dit BSD geldt voor de Zorgdrager:

Minister van V&W

Agentschap KNMI

Versie december 2007

Den Haag

1. Inleiding over het KNMI en haar taken

Het KNMI heeft zich van meet af aan tot doel gesteld de natuurkundige verschijnselen in de dampkring, aan het aardoppervlak en in de zee te onderzoeken. In 1974 is daar ook het onderzoek in de aarde bijgekomen. De takken van wetenschap op basis waarvan deze verschijnselen in de loop der tijd zijn onderzocht zijn meteorologie, klimatologie, oceanografie, geofysica – waarbij deze laatste bestaat uit seismologie, aardmagnetisme en ionosfeer. In 1987 werden aardmagnetisme en ionosfeer als onderzoeksgebieden afgestoten.

De resultaten van de onderzoeken worden dienstbaar gemaakt aan de veiligheid, het economisch nut en het maatschappelijk welzijn. Voor de toepassingen zijn verschillende doelgroepen te onderscheiden, zoals onder andere de scheepvaart en later ook de luchtvaart, het landverkeer en de [land-]bouw. Kenmerkend voor het KNMI is dat wetenschappelijk onderzoek wordt gekoppeld aan sociale en economische dienstverlening en dat men zich sterk bewust is van de noodzaak tot internationale samenwerking.

Het KNMI werd als rijksinstituut erkend bij Koninklijk Besluit van 31 januari 1854 en werd toen ondergebracht bij de afdeling Nijverheid en Telegrafie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Marine. In de loop van de tijd heeft het instituut onder verschillende Ministeries geressorteerd, maar het valt sinds 1954 rechtstreeks onder het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De taakstelling kent al vanaf het begin de bovengenoemde kenmerken en in wezen is deze globaal nog ongewijzigd. Wel zijn, als gevolg van technologische ontwikkelingen, de toepassingsmogelijkheden en het aantal objecten van dienstverlening, waarvoor bij het KNMI wetenschappelijk onderzoek wordt gepleegd, in de loop van de tijd uitgebreid.

– De periode voor 1951 in vogelvlucht

Van begin af aan hield het KNMI zich bezig met het waarnemen van meteorologische verschijnselen, het bewerken van de gegevens der waarnemingen en het ter beschikking stellen van de bewerkte gegevens. Het ter beschikking stellen van weersverwachtingen op de korte termijn voorzag al in de 19e eeuw duidelijk in een behoefte, onder meer van de scheepvaart.

Met de regelmatige uitgifte van meteorologische jaarboeken vanaf 1851 [of eigenlijk, met ‘terugwerkende kracht’ 1848] werd een aanzet gegeven tot klimatologisch onderzoek. In het begin van de 20e eeuw kwam het onderzoek naar weersomstandigheden over de lange termijn echter pas goed op gang en vond er binnen de Klimatologische Afdeling van het KNMI een ontwikkeling plaats van de bijzondere takken van de klimatologie. Zo ontstond de landbouwmeteorologie en de microklimatologie, waarbij het KNMI specifieke diensten ging verlenen aan bijzondere doelgroepen. In het eerste geval was dit ten behoeve van het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw, in het tweede geval ten behoeve van het inzicht in de plaatselijke klimaatveranderingen als gevolg van het afsluiten en droogleggen van zeearmen.

De weerkundige en klimatologische processen voltrekken zich over grote oppervlakten, die over het algemeen de territoriale grenzen overschrijden. Dit maakte een internationaal netwerk van waarnemingsstations noodzakelijk, evenals een internationale standaardisatie voor de wijze van registreren van waarnemingen en de uitwisseling van gegevens. Daarom was er vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw in toenemende mate sprake van internationaal overleg. Hierin speelde het KNMI steeds een belangrijke rol. In 1873 werd in Wenen de grondslag gelegd voor de Internationale Meteorologische Organisatie. Van het Comité Permanent dat de organisatie gestalte gaf, was C.H.D. Buys Ballot de eerste voorzitter.

Een ander aspect dat tot internationale samenwerking aanzette was de snelle ontwikkeling die de burgerluchtvaart na de Eerste Wereldoorlog doormaakte; de veiligheid van het internationale luchtverkeer moest onder meer kunnen worden bevorderd door een snelle uitwisseling van meteorologische gegevens.

De in deze periode sterk herziene Internationale Meteorologische Organisatie spande zich er voor in dat op internationaal niveau gebruik van technologische ontwikkelingen voor de toepassing bij communicatiemiddelen en de voortschrijdende wetenschappelijke ontwikkelingen werden afgestemd op het stijgend aantal toepassingsgebieden.

Als gevolg van de ontwikkelingen moest de taakstelling en de organisatie van het KNMI regelmatig worden aangepast. De belangrijkste wijziging vond plaats in 1933, met de vaststelling van een nieuw reglement per Koninklijk Besluit. Dit reglement leverde, behoudens de wijzigingen die in de loop der tijd plaatsvonden, de basisstructuur voor het KNMI tot 1974.

De eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog stonden vooral in het teken van wederopbouw en herstel. De geleden schaden was groot en bovendien waren de buitenlandse ontwikkelingen, onder meer op luchtvaart-meteorologisch gebied, als gevolg van de oorlogshandelingen in een stroomversnelling geraakt, waarbij Nederland weer aansluiting moest zien te vinden. Het vooroorlogse waarnemingsnetwerk werd hersteld en aangevuld met stations op de vliegvelden.

Al in de jaren dertig kwam de vraag ter sprake of het niet beter was de niet-officiële status van vrij congres van de IMO, met niet voor de nationale regeringen bindende resoluties, in te wisselen voor een internationaal lichaam dat berustte op de officiële erkenning van de regeringen, gedaan op een door die regeringen geratificeerde conventie. De discussie rond dit vraagstuk resulteerde uiteindelijk in de oprichting in 1947 van de World Meteorological Organization (WMO), als ‘specialized agency’ van de Verenigde Naties. Nederland trad formeel toe in 1951.

– De periode 1951–1995

De periode 1951–1994 kenmerkt zich door de voortgaande snelle ontwikkelingen ten aanzien van de taken van wetenschap welke tot het terrein van het KNMI behoren. De toepassingsmogelijkheden hiervan voor de moderne maatschappij alsmede de technische hulpmiddelen zoals telecommunicatiesystemen, computers, meteorologische satellieten en dergelijke. Dit gebeurt onder andere via de verdere intensivering van de internationale samenwerking. Als gevolg hiervan groeit de vraag naar het verrichten van diensten aan de Nederlandse overheid en samenleving, en vindt er een grote uitbreiding plaats van het aantal doelgroepen.

– Nationale en internationale waarnemingsnetwerken

Na de Tweede Wereldoorlog moet zowel het nationale als het internationale waarnemingsnetwerk weer worden opgebouwd. De netwerken verschaffen gegevens aan de afdelingen Weerdienst en Klimatologische Dienst van het KNMI. Continuïteit in de waarnemingen is essentieel, niet alleen voor de weersverwachtingen maar ook voor de kwaliteit van de langjarige klimatologische reeksen. Daartoe is de instandhouding van een netwerk van waarnemingsstations van groot belang. Het KNMI heeft zelf een aantal van deze stations en daarnaast worden ook nog gegevens van derden betrokken: meteorologische diensten van andere landen, internationale organisaties, particulieren en nationale overheden. Tot de laatste categorie behoren onder andere het Loodswezen, Rijkswaterstaat, de Koninklijke Luchtmacht, de Koninklijke Marine en het RIVM.

Ten behoeve van het burgerluchtverkeer boven de Atlantische Oceaan werd vanaf 1946 via het toen ondertekende Weerschepenverdrag voorzien in een permanente stationering van schepen voor hulp aan vliegtuigen in nood en het doen van meteorologische waarnemingen. De leiding en coördinatie hiervan lag in handen van de ICAO. De lidstaten kregen taken toebedeeld; Nederland, dat het verdrag in 1949 ondertekende, bemande permanent twee waarnemingsstationschepen. Administratief werden de schepen ondergebracht bij de Luchtvaartdienst, met een aantal KNMI-waarnemers aan boord. Deze waarnemingen werden in de loop van de tijd verricht in het kader van de door de WMO geïnitieerde World Weather Watch, een geïntegreerd mondiaal waarnemings- en communicatiesysteem, waar ieder land zijn bijdrage aan leverde. Hierbij werd gestreefd naar een vrije beschikbaarheid en een kosteloze uitwisseling van alle meteorologische basisgegevens voor alle nationale diensten.

Het KNMI betrok tevens een belangrijk deel van de waarnemingen ter zee van koopvaardijschepen, de Koninklijke Marine en de vissersvloot. De waarnemingen door koopvaardijschepen gebeurde op basis van vrijwilligheid en voor de volledigheid van het geheel van waarnemingen ter zee waren deze schepen onmisbaar. Om dit waarneemnetwerk in stand te houden benaderde het KNMI de rederijen voor deelname.

Als tegenprestatie zorgde het KNMI – naast weerberichten voor de scheepvaart – voor de opleiding van stuurlui tot meteorologische waarnemers en voor het ijken van meetapparatuur.

Vanaf de tweede helft van de jaren zeventig begon bij de instandhouding van de nationale en internationale waarnemingsnetwerken het kostenaspect steeds zwaarder te drukken. In toenemende mate was er sprake van een kwantitatieve teruggang in de via het zeewaarnemingnetwerk ingewonnen meetgegevens.

Het in bedrijf houden van weerschepen in het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan werd als gevolg van de slechtere financiële situatie van de deelnemende landen steeds moeilijker. Ook werd het waarnemingsnetwerk van vrijwillige koopvaardijschepen kleiner, als gevolg van het mondiaal dalend aantal koopvaardijschepen.

Internationaal werd getracht voor de toekomst voldoende waarnemingen te garanderen door onder andere te streven naar het automatiseren en combineren van waarnemingssystemen. Getracht werd het dalend aantal waarnemingen van koopvaardijschepen aan te vullen met waarnemingen van meetboeien en satellieten.

Zo streefde men ernaar om de beschikbare gegevens over bijvoorbeeld de Noordzee te handhaven op het kwaliteitspeil van eind jaren zeventig. Onder andere werd in samenwerking tussen het KNMI, Rijkswaterstaat en het Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken (V en W) een automatisch basismeetnet op de Noordzee tot stand gebracht. Deels als vervangend, deels als aanvullend waarnemingssysteem werd het gebruik van meetboeien ingevoerd. Ook werd in samenwerking met Rijkswaterstaat waarnemingsapparatuur geplaatst op een aantal boorplatforms. Als verzekering voor de toelevering van meetgegevens aan het KNMI werd het verrichten van waarnemingen op boorplatforms vastgelegd in de mijnwetgeving. Nederland nam voorts in Europees kader deel aan de ontwikkeling van een experimenteel netwerk van meetboeien in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan.

Als gevolg van de stijgende lastendruk werden er kostenbesparende maatregelen door het KNMI genomen, onder andere door vermindering of opheffing van de personele en permanente bezetting van posten, automatisering. Ook werd ter vermindering van de lastendruk, meer nog dan voorheen, aansluiting gezocht bij reeds bestaande meetnetten van derden, zoals het RIVM en Rijkswaterstaat. Bij het uitzien naar nieuwe en/of vervangende waarnemingssystemen, zoals satellieten, automatische meetapparatuur aan boord van vliegtuigen en meetboeien, was het KNMI aangewezen op internationale samenwerking, niet alleen in het kader van de WMO, maar ook binnen Europa. Hierbij was het noodzaak mee te werken aan de voorstudies en de uitwerking van nieuwe meet- en verwerkingstechnieken. Tevens werd in toenemende mate bij waarneming gebruik gemaakt van radar.

In de nota ‘Het ruimtevaartbeleid in de jaren 80’ werd het Nederlandse voornemen tot participatie in een operationeel meteorologisch satellietprogramma aangegeven. Tot dan toe had Nederland geen bijdrage geleverd aan de ontwikkeling in internationaal verband van satellietsystemen voor operationele meteorologie. Eerder, in 1972, kon Nederland al deelnemen aan het Europese Meteosat-programma, maar koos toen voor deelname aan de oprichting van het European Centre for Medium Range Weather Forecasts (ECMWF), dat in 1979 operationeel werd. In 1977 kreeg het KNMI toch de beschikking over beelden van Meteosat-1, hoewel Nederland niet meebetaalde. In 1983 ondertekende Nederland het verdrag tot oprichting van EUMETSAT. Onder andere door de beëindiging van de Internationale Overeenkomst ter Financiering van Weerschepenstations op de Noord-Atlantische Oceaan in 1986, kon Nederland de weg vrijmaken voor een bijdrage aan het Europese operationele Meteosat Programma.

Aan het eind van de jaren tachtig wordt Nederland in toenemende mate betrokken bij de internationale plannen voor permanente observatie van de aarde en de weersomstandigheden. Vanuit het Ministerie van Economische Zaken wordt de opkomende Nederlandse ruimtevaartindustrie ondersteund. Er is internationale druk om het ruimtevaartbudget te verhogen. Departementale en interdepartementale werkgroepen onderzoeken de mogelijkheden hiervan. Vanaf 1988 coördineert het KNMI de betrokkenheid van Verkeer en Waterstaat bij de toepassing van de ruimtevaarttechnologie voor aardobservatie. Op de begroting van Verkeer en Waterstaat worden tevens voor het KNMI middelen ter beschikking gesteld om naar behoren aan internationale programma’s deel te nemen.

Het programma van de jaren negentig van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA omvat programma’s voor ruimteonderzoek, microzwaartekrachtonderzoek, bemande ruimtevaart en aardobservatie. Uitbreiding van het ESA-programma is van groot belang voor onder andere de monitoring van het mondiale klimaat alsmede klimaat- en milieustudies. Voor klimaatonderzoek en de dagelijkse weersverwachtingen is aardobservatie als aanvulling op de traditionele waarnemingsvormen onontbeerlijk. Europa geeft hiermee ook invulling aan wereldwijde samenwerking op dit terrein.

In 1991 beslist de Ministersconferentie van de ESA over de aardobservatieprogramma’s voor de komende tien jaar. In het kader van de voorbereiding hiervan besluit de Nederlandse regering tot volledige deelname aan het samenhangend Europese aardobservatieprogramma van ESA en EUMETSAT, als onderdeel van een mondiaal satellietnetwerk ten behoeve van de operationele meteorologische dienstverlening, het onderzoek en de monitoring van het klimaat en het milieu alsmede van een verdere ontwikkeling van toepassingen voor het regionale en mondiale milieubeleid.

Bij de besluitvorming hierover stellen de Ministers van EZ, O&W, VenW, VROM, LNV (Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en OS (Ontwikkelingssamenwerking), aardobservatie prioritair binnen hun budgettaire mogelijkheden, waardoor een verbreding van het financiële draagvlak binnen de rijksoverheid tot stand komt.

Toepassingen hiervoor liggen in het klimaat- en milieuonderzoek, de operationele meteorologie en het regionaal beheer van water en land. Er zijn onder andere toepassingsmogelijkheden bij het beheer van de Noordzee en grote binnenwateren, waarmee ook het bedrijfsleven zij voordeel kan doen.

In 1992 wordt in de nota ‘Nederlands Aardobservatiebeleid voor de jaren 90’ het beleid voor de komende periode geformuleerd. Rekening wordt hierbij gehouden met de bijdrage die Nederland met de in ESA en EUMETSAT samenwerkende Europese landen levert aan de toekomstige mondiale infrastructuur, zowel in de ruimte als op aarde.

Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat legt de nadruk op het nut van toepassingen van ruimtevaarttechnologie voor de gebruikers en de bevordering van de toepassing van satellietwaarnemingen. Hiermee hangt het bevorderen van de toepassing van remote sensing nauw samen. Remote sensing (RS) is een verzamelnaam voor een aantal waarnemingstechnieken, waarmee men op afstand in korte tijd van grote gebieden gegevens verzamelt, in dit geval over de reflectie en emissie van elektromagnetische straling door aardse objecten. Deze waarnemingstechnieken worden zowel met behulp van vliegtuigen als van satellieten toegepast.

Voor het Nationaal Remote Sensing Programma, dat op initiatief van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen in 1986 van start gaat, krijgt het Ministerie van Verkeer en Waterstaat de coördinatie. Een van de doelstellingen van het programma is het op termijn bereiken van een blijvende verankering van het operationeel gebruik van RS in de gebruikerssectoren binnen de overheid, onder andere bij het KNMI. De toepassing van remote sensing-technieken is van belang bij het oplossen van mondiale vraagstukken betreffende milieu en klimaat.

– Voorlichting en advies

Om aan de groeiende vraag naar voorlichting en advies over het weer te voldoen, streefde het KNMI naar een verbetering van de flexibiliteit in de dienstuitvoering en naar de verhoging van efficiency. De berichtgeving werd zoveel mogelijk afgestemd op de afnemers. Er zijn door de tijd heen globaal twee hoofdgroepen gebruikers te onderscheiden: de anonieme belanghebbenden en belangstellenden en de georganiseerde belanghebbenden.

Anonieme belanghebbenden en belangstellenden: deze groep maakt gebruik van weerberichtgeving via radio, krant en vanaf de jaren vijftig de TV en telefoon. Om aan de uiteenlopende behoeften van deze grote groep zoveel mogelijk tegemoet te komen, werd in de loop van de zestiger, zeventiger en tachtiger jaren het aanbod in weerberichtgeving gedifferentieerd. Zo kwamen er recreatie- en standweerberichten en werden er in samenwerking met de ANWB mist- en gladheidswaarschuwingen uitgegeven. Vanaf 1980 ging het KNMI weerberichten op achtereenvolgens Viditel, Videotex Nederland en Teletekst verzorgen. Werd er al vanaf het eind van de zestiger jaren een driedaagse weersverwachting gemaakt op grond van computergegevens uit de Verenigde Staten, vanaf 1980 ging het KNMI op basis van gegevens van het ECMWF vijfdaagse weersverwachtingen opstellen.

Georganiseerde belanghebbenden: deze groep moet -mede op grond van weerberichten- beslissingen nemen, soms met verstrekkende gevolgen. De geheel aan de specifieke behoefte aangepaste weerberichten worden via speciale kanalen verspreid. Er vindt over de gewenste vorm en overbrenging van informatie overleg plaats met de vertegenwoordigende organisaties. Als georganiseerde belanghebbenden zijn onder meer te noemen: de bouwnijverheid, de land- en tuinbouw, de verzekeringsbranche, de energiebedrijven, de olie-industrie, de luchtvaart en de scheepvaart. Hierbij wordt tevens de invloed van luchtvervuiling op weersverschijnselen en de effecten hiervan op de verschillende maatschappelijke sectoren vanaf de jaren zestig steeds meer het onderwerp van advies door het KNMI.

Midden jaren negentig ontstond door onder andere financiële kortingen uit Den Haag een meer commerciële koers te gaan varen, daar waar het de benadering van klanten voor specifieke weersverwachtingen betrof. Of het nu de Bouw of de recreatiesector betrof. Vandaar dat binnen het instituut KNMI Advies werd opgericht – een afdeling met een hoog marketing-gehalte, waarbij zo veel mogelijk op de wensen van de klanten werd ingespeeld. Hierbij ontstonden echter wrijvingen met weerproviders als het in 1986 opgerichte MeteoConsult, die dit soort activiteiten van het KNMI als oneerlijke concurrentie zagen. Na overleg met de politiek werden doorzichtige prijsberekeningen voor zowel half- als eindproducten gemaakt, voor zowel ‘eigen gebruik’ als verstrekking aan derden. Maar deze spagaat binnen het KNMI kon de wrevel van MeteoConsult niet wegnemen en en na een rapportage van de Commissie Cohen werd besloten dat per 1998 de commerciële tak het KNMI zou gaan verlaten; de oprichting van HWS (Holland Weer Service) is Soest was daarmee een feit. Aanvankelijk bleef het Ministerie van Verkeer en Waterstaat de (enige) aandeelhouder, maar na verloop van tijd werden dit belang overgedaan aan een der directeuren, waarna later aansluiting bij de Japanse multinational WNI (WeatherNews International) volgde. Zij verzorgen per die datum net als MeteoConsult onder meer de weerberichtgeving voor de media en speciale diensten als watersportverwachtingen voor -betalende- klanten. Het KNMI levert halfproducten tegen vastgestelde prijzen. In het kader van ICAO-richtlijnen blijft het KNMI als overheidsdienst wel verantwoordelijk voor de meteorologische luchtvaartbegeleiding die echter vanwege verregaande automatisering in de meeste gevallen -gecentraliseerd- uit De Bilt zal komen. Een waarnemer zal slechts op de vliegvelden worden ingezet wanneer de weersomstandigheden dit verlangen. Een andere taak die bij het KNMI blijft is het waarschuwen voor gevaarlijk, ‘maatschappij-ontwrichtende’ omstandigheden, het zogenaamde WeerAlarm.

Er kwam een toenemende behoefte aan meteorologische advisering vanuit de economische sector. Naast de verfijning van de reeds bestaande land- en tuinbouwweerberichtgeving, werd er een specifieke berichtgeving voor de bouwnijverheid ontwikkeld. Vanwege de grote bouwactiviteiten begon het KNMI in overleg met de Studiecommissie Weersinvloeden, het Ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid, de PTT en een groep deskundigen uit de bouwnijverheid in 1956 met de uitgifte van bouwweerberichten. Om aan verzoeken om advies van de energiebedrijven te voldoen begon het KNMI een wintertemperatuuradvisering aan de Samenwerkende ElectriciteitsProductiebedrijven en de NV Nederlandse Gasunie. Tevens kwam er een wintertemperatuuradvisering aan het Storingsbureau van de Nederlandse Spoorwegen omtrent sneeuw en ijzel.

Ook bij de olie-exploitatie in de Noordzee speelde het KNMI vanaf het begin een voorlichtende rol. Er werd informatie verstrekt ten behoeve van boorplatforms, onder andere aan de Nederlandse Aardolie Maatschappij, over te verwachten weer- en golfbewegingen. Ook bij de uitvoering van de Deltawerken werden meteorologische adviezen verstrekt. Hiervoor richtte het KNMI het buitenstation Zierikzee op, dat na beëindiging van de Deltawerken in de loop van 1988 werd opgeheven. De meteorologische begeleiding van de stormvloedkering in de Oosterschelde werd aansluitend verricht door de Maritiem Meteorologische Dienst in Hoek van Holland, met een nevenvestiging in Middelburg.

Ook de weerberichtgeving voor de luchtvaart ontwikkelde zich snel, zowel wat betreft de organisatie als de techniek. Na de oorlog werd als onderdeel van het KNMI een aparte luchtvaartmeteorologische dienst ingesteld voor de luchtvaartweerberichtgeving, zoals dat al in Engeland de gewoonte was. De Luchtvaart Meteorologische Dienst (LMD) van het KNMI verzorgde het verstrekken van weerberichten ten behoeve van de burgerluchtvaart. Door deze dienst werden luchthaven- en landingsverwachtingen, routeverwachtingen voor uitgaande vluchten, verwachtingen voor de kleine luchtvaart vervaardigd en verstrekt. De operationele verantwoordelijkheid ligt bij de Luchtverkeersbeveiliging (LVB), tot de verzelfstandiging in 1992 een onderdeel van de Rijksluchtvaartdienst.

De luchtvaartmeteorologie heeft altijd een sterk internationaal karakter gekend. Op dit terrein speelt naast de WMO de ICAO, die in de meteorologie behoeftestellend optreedt, een belangrijke rol. Hierbij staat de veiligheid van de burgerluchtvaart voorop, waarbij de criteria van de WMO voor standaardisatie van de waarnemingen en de uitwisseling van gegevens de uitgangspunten zijn. Ieder vliegveld moet voortdurend kunnen beschikken over gegevens van actueel en te verwachten weer. Het KNMI heeft zitting in de diverse commissies en werkgroepen van de ICAO, die zich bemoeien met luchtvaartmeteorologie.

Het KNMI is daarnaast voortgegaan met de levering van speciale weersverwachtingen voor de scheepvaart, de kustwacht, de havens en voor particuliere afnemers. Sinds lange tijd hebben schepen met meteo-apparatuur op vaste tijden hun waarnemingen aan het KNMI verzonden. De in Nederland geregistreerde schepen stuurden bovendien hun stromingswaarnemingen en meteorologische journalen op.

Het KNMI leverde weersverwachtingen voor de schepen en klimatologische atlassen van oceanen. Dit leidde in 1960 tot een nieuwe vorm van dienstverlening: de scheepsroutering. Hierbij werd de bij het KNMI aanwezige kennis op het gebied van oceanografie en maritieme meteorologie gekoppeld aan praktische kennis van navigatie van speciaal daartoe in dienst genomen stuurlieden, om de meest gunstige route aan te bevelen voor het oversteken van de Atlantische Oceaan. Zo ontstond de Dienst voor de Scheepsroutering. Het grote voorbeeld hierbij was de LMD, die iets dergelijks al deed voor de luchtvaart. De scheepsroutering is in 1987 als taak door het KNMI afgestoten.

Toen men zich in Nederland in de loop van de jaren vijftig en zestig met de voortschrijdende industrialisatie steeds sterker bewust werd van het daarmee gepaard gaande luchtvervuilingsprobleem, werd het KNMI ook op dit gebied steeds meer om advies gevraagd.

Vanaf de jaren vijftig werden mededelingen en adviezen voor land- en tuinbouw afgegeven. De mededelingen hadden betrekking op de weersomstandigheden bij het gebruik van landbouwbestrijdingsmiddelen. De adviezen hadden ook betrekking op de mogelijke aantasting van hun producten als gevolg van de uitstoot van de chemische industrie. Het KNMI ging op zoek naar geschikte methoden om metingen op dit gebied te kunnen verrichten. Hierbij werd van tijd tot tijd samengewerkt met het RIV.

Ook speelde het KNMI als adviserende instantie een rol bij het nemen van maatregelen tegen de gevolgen van mogelijke radioactieve neerslag. Het instituut nam onder andere deel aan de werkgroep voor het ontwerpen van een waarschuwings- en meldsysteem voor radioactieve neerslag bij eventuele kernexplosies (1958), waarvan de leiding lag bij het hoofd Bescherming Bevolking van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Toen in 1984 het RIV in 1984 werd omgedoopt tot Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne en het milieuaspect hier een formele rol ging spelen, werd de KNMI-bijdrage op dit terrein in een samenwerkingsverband met dit instituut ondergebracht, Stuurgroep KNMI-RIVM genaamd.

– Wetenschappelijk onderzoek

De naoorlogse periode liet een snelle ontwikkeling zien binnen de takken van wetenschap welke tot het terrein van het KNMI behoren en ook van de toepassingsmogelijkheden hiervan voor de moderne maatschappij.

Het KNMI ging hoe langer hoe meer functioneren als kenniscentrum op het gebied van de meteorologie, de fysische oceanografie en de geofysica. Het gevolg hiervan was dat het instituut een grote verscheidenheid aan onderzoeken ging verrichten. De meeste onderzoeksprojecten waren gericht op de verbetering van de operationele weersverwachting en beantwoording van specifieke vragen uit de samenleving, waardoor het aantal maatschappijgerichte onderzoeksprojecten steeg.

Een deel van dergelijke onderzoeken wordt ook nu nog verricht in opdracht van andere Ministeries. Voorbeelden hiervan zijn onderzoeken in verband met onder andere luchtverontreiniging, gebruik van zonnen- en windenergie, verspreiding van giftige gassen bij calamiteiten, seismiciteit en de plaats van kerncentrales, detectie van kernexplosies, remote-sensingtechnieken en geluidshinder in afhankelijkheid van het weer. Een ander deel van deze projecten gebeurt op initiatief van het KNMI zelf, zoals bij voorbeeld de klimaatbeschrijving uit 1981. Deze bestaat uit een serie afzonderlijke publicaties ten behoeve van specifieke groepen en een klimaatboek van Nederland, voor een breder publiek.

De belangstelling voor het klimaat nam om verschillende redenen toe, onder andere door een aantal zeer hete zomers en zeer koude winters in de afgelopen decennia en de groeiende belangstelling voor alternatieve energiebronnen en energiebesparende bouw. Ook de toename van de problemen met het waterbeheer en daarmee de vraag naar relevante klimatologische gegevens was als oorzaak aan te wijzen. Dit leidde tot een andersoortige vraag naar klimatologische gegevens dan voorheen.

In de vijftiger en zestiger jaren werd een deel van het oceanografisch onderzoek van het KNMI op de Noordzee verricht. De oorzaken hiervoor waren terug te voeren op de stormramp van 1953 en de beginnende olie-exploitatie. Naar aanleiding van de stormramp begon het KNMI met onderzoek naar waterbewegingen op de Noordzee. Toen een begin werd gemaakt met de olie-exploitatie kwam het onderzoek naar golfstromingen pas goed op gang, onder meer ten behoeve van de beveiliging van de boorplatforms.

Via de zogenaamde COST-projecten van de Europese Gemeenschap, projecten in het kader van de Cooperation Scientifique et Technique, werd sinds 1971 internationaal een aantal onderzoeken in de sectoren meteorologie en oceanografie uitgevoerd. Deze wetenschappelijke samenwerking tussen een of meer lidstaten van de EG en/of derden, werd door de EG-commissie voor Wetenschappen gecoördineerd. De Nederlandse bijdrage aan COST-actie 72 uit 1980, het voeren van Europees onderzoek naar het meten van neerslag met radar, werd gerealiseerd door het KNMI.

Vanaf het eind van de jaren zeventig werd het beleid er in toenemende mate op gericht, mede in verband met kostenbesparing, het onderzoek waar nuttig en mogelijk uit te voeren in nationale en internationale samenwerkingsverbanden. Dit werd onder andere gefinancierd met subsidies van het Stimuleringsfonds en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. Via de subsidies van het Stimuleringsfonds van de Minister voor Wetenschapsbeleid werden uitwisselingsprogramma’s voor binnen- en buitenlandse onderzoekers mogelijk. Over het internationale uitwisselingsprogramma heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat in 1981 met behulp van het KNMI kamervragen beantwoord.

Vanaf het eind van de jaren zeventig kwam bij het KNMI het accent hoe langer hoe meer op het klimaatonderzoek en seismologie te liggen. Veranderingen in de atmosfeer als gevolg van menselijk handelen maakten onderzoek naar transport en neerslag van luchtverontreiniging nodig. Ook de algemene stabiliteit van de Nederlandse bodem werd vanwege recente aardbevingen voorwerp van onderzoek. Onderzocht werd onder andere de bodemgesteldheid met betrekking tot het onttrekken van olie en gas aan de grond. De Minister van Verkeer en Waterstaat beantwoordde in 1991, op basis van een mede door het KNMI verricht onderzoek, kamervragen omtrent de relatie tussen gaswinning en aardbevingen in noordoost Nederland. Tevens werd het seismologisch onderzoek bij het KNMI gericht op de detectie van ondergrondse kernexplosies, in het kader van de controle op de naleving van het VN-verdrag inzake het verbod op kernproeven.

Ook de toenemende zeevervuiling maakte onderzoek nodig. In 1968 beantwoordde de Minister van Verkeer en Waterstaat met behulp van het KNMI kamervragen over de ramp met de Torrey Cannyon. Met de ontwikkeling van verwachtingstechnieken voor golfomstandigheden en waterstanden in de Noordzee konden betere adviezen inzake de locatie en de te verwachten route van zeevervuilingen worden afgegeven. Ten behoeve van het klimaatonderzoek werd onderzoek verricht naar de wisselwerking tussen zee en atmosfeer. De onderzoeken gebeurden vaak in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ), Rijkswaterstaat, het Waterloopkundig Laboratorium (WL), de Koninklijke Marine en de Nederlandse Raad voor Zeeonderzoek. Het streven van het KNMI is er in de jaren negentig op gericht om als Noordzee specialist een door de WMO erkende internationale status te krijgen en hierdoor zijn positie bij de taakverdeling binnen Europa te verstevigen.

De formulering van het nationale milieubeleid en het nationale klimaatbeleid werd in de jaren tachtig een kerntaak van het Ministerie van VROM. Het klimaatonderzoek werd een kerntaak binnen het KNMI.

Het uitgangspunt hierbij was het in kaart brengen van de gevolgen van een mogelijke klimaatverandering voor onder andere de waterbeheersing in Nederland. Hierbij kwam nauwe samenwerking tussen het KNMI en de Dienst Getijde- en Binnenwateren van Rijkswaterstaat op gang. Daarnaast werd door het KNMI deelgenomen aan internationale onderzoeksprojecten, onder andere naar klimaatverandering als gevolg van toename van het CO2-gehalte in de atmosfeer op lange termijn. Ook werd door het KNMI in samenwerking met Rijkswaterstaat aandacht besteed aan de invloed van klimaatverandering op het niveau van de zeespiegel.

Het KNMI kreeg in 1988 de coördinatie en de advisering ten aanzien van het departementale klimaatbeleid, zowel nationaal als internationaal, in zijn portefeuille. Dit betekende onder andere dat het KNMI bij internationaal overleg op het gebied van milieu en klimaat in de Nederlandse delegatie de belangen van het Ministerie van V en W behartigde en een inhoudelijke bijdrage leverde. In deze delegaties, die in regel onder leiding van het Ministerie van Buitenlandse Zaken staan, heeft het Ministerie van VROM de technische coördinatie. Op nationaal niveau werd het KNMI als coördinator van het klimaatbeleid van V&W betrokken bij het door het Ministerie van VROM opgestelde Nationaal Milieu Beleidsplan.

Het Ministerie van V&W werd aan het eind van de jaren tachtig, samen met het Ministerie van VROM, belast met de nationale coördinatie van het onderzoek naar de mondiale luchtverontreiniging en klimaatverandering. Door de hiertoe in 1989 ingestelde Interdepartementale Stuurgroep Nationaal Onderzoek Programma werd een onderzoeksprogramma ontwikkel, waarvan in het Nationaal Milieu Beleidsplan de financiering werd aangegeven.

Daarmee trok het KNMI in samenwerking met het RIVM het Nederlandse onderzoek naar luchtverontreiniging en klimaatverandering. Het KNMI leverde hieraan een bijdrage door onder andere de computermodellen voor de mondiale waarneming te verbeteren.

Het KNMI-onderzoek richtte zich ook op een betere beschrijving van meteorologische en oceanografische processen. In breder verband maakten deze activiteiten deel uit van het EG-programma Climate into the 21st Century. Resultaten van deze onderzoeken, onder andere rapporten inzake klimaatveranderingen en het broeikaseffect, zijn in 1993 door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat aan de Tweede Kamer aangeboden.

Op internationaal vlak was de VN-conferentie over Milieu en Ontwikkeling (UNCED) in Rio de Janeiro in 1992 van belang. Er werd hier een raamverdrag over klimaatverandering opgesteld. In het vervolg hierop werd de hoofddirecteur van het KNMI benoemd tot vertegenwoordiger van de staat der Nederlanden in het Intergouvernemental Panel on Climate Change (IPCC), ingesteld door de WMO en belast met ontwikkeling van voorstellen om de doelstellingen en activiteiten van de WMO en zijn lidstaten te richten op het post-UNCED tijdperk. Op nationaal vlak werd het KNMI namens Verkeer en Waterstaat betrokken bij het werk van de interdepartementale stuur- en werkgroep die in het kader van het Nationaal Milieu Beleidsplan de evaluatie van het Nederlandse klimaatbeleid moest begeleiden.

In 1994 nemen de directeuren van de nationale West-Europese meteorologische diensten het besluit tot versterking van de basis van het internationale klimaatonderzoek door het European Climate Support Network (ECSN) op te richten. Het doel van het ECSN in het huidige klimaat te analyseren en prognoses van mogelijke klimaatveranderingen op te stellen. De samenwerking zal hierbij worden gericht op de opbouw van betrouwbare gegevensbestanden, het experimenteren met klimaatmodellen, de verbetering van gegevensuitwisseling en de benutting van computercapaciteit. Nederland stelt hierbij voor om te komen tot een Europese rapportage over de toestand van het huidige klimaat.

– De periode 1995–heden Agentschap KNMI

Agentschap

Per 1995 is de status van het KNMI gewijzigd van volwaardig deel van Verkeer en Waterstaat naar Agentschap – een heuse primeur. Dit komt er grofweg gezegd op neer dat het MT van het KNMI meer vrijheid heeft op met name het financieel vlak. Was men voorheen gehouden aan een vaste budgetverdeling materieel/personeel, nu was deze binnen zekere grenzen vrij, net als het eventueel overhevelen van budgetten en kosten naar een volgend jaar. Een nadeel van deze op-afstand-plaatsing is dat (onverwachte) financiële tegenvallers in principe geheel voor rekening van het KNMI komen, terwijl ‘vroeger’ nog wel eens een verzoek richting Den Haag wilde gaan om even bij te springen.

Los van de eerder geschetste overgang van KNMI Advies naar HWS heeft dit alles geen bijzonder grote invloed op het werkterrein van het KNMI. Om voor eens en altijd duidelijkheid te krijgen over de taken en verplichtingen van het KNMI werd in het Staatsblad 562 van 2001 de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut ingesteld.

De verschillende hoofdstukken die in deze wet aan de orde komen betreffen het Algemene weerbericht, de Beschikbaarheid van KNMI-gegevens. de Luchtvaartmeteorologische Inlichtingen, het (wetenschappelijk) Onderzoek en tot slot de taken van de KNMI-raad, een orgaan dat het wetenschappelijk niveau van het KNMI bewaakt en hierover rapporteert. Hiermee werd de voorgaande regeling, gepubliceerd in het Staatsblad 120 van 1974, ingetrokken.

Voor bijna alle gebieden is de komst van Internet, waar het KNMI een zogenaamd Early Adaptor was, van groot belang geweest. Vanaf 1997 is hier constant aan gewerkt, en per zomer 2005 is een geheel nieuwe versie van de website www.knmi.nl in de lucht gekomen. Zowel voor het verschaffen van informatie aan de bevolking, een van de hoofdtaken van het instituut, als het mogelijk maken dat afnemers van producten hier op gemakkelijke wijze, 24 uur per dag bij kunnen geraken. Ook is het een medium dat bij uitstek uitwisseling binnen de wetenschappelijke wereld faciliteert. Het KNMI heeft op de nieuwe site onder meer het streven alle publicaties van zijn medewerkers beschikbaar te krijgen; bij voorkeur gratis, online – maar in ieder geval als bibliografische verwijzing.

De interne organisatie van het KNMI heeft in de loop der tijd, mede door gedwongen inkrimping, de nodige veranderingen ondergaan. Het in 2004 gestarte VernieuwingsProgramma deed daar echter nog een schep bovenop, door het terugbrengen van de Vierpoot naar een Driepoot. Dit komt er grofweg op neer dat de werkzaamheden (en het personeel) van de hoofdafdeling Waarnemingen & Modellen (WM) onder de drie overblijvende poten KS, Infra en Weer zal worden verdeeld. Daarnaast komt er een afdeling Strategie en Ondersteuning, die voor een toekomstvisie en faciliteiten verantwoordelijk zal zijn. In november 2006 is het Vernieuwingsprogramma in werking getreden.

Als speerpunten in het wetenschappelijk onderzoek staan nog steeds de verbetering van de kwaliteit van de operationele weersverwachting, de klimaatverandering (lees: het versterkte broeikaseffect) en seismologie genoemd. In het kader van Klimaatverandering zij nog vermeld dat het KNMI leden voor belangrijke organen als het IPCC heeft geleverd en dat een internationale reviewcommissie diverse keren het niveau van het onderzoek tegen het licht heeft gehouden.

2. Gebruik van de Selectielijst

Deze selectielijst vervangt na vaststelling de eerder vastgestelde selectielijst van 25 maart 1998, het BSD met betrekking tot de ‘Taken van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut over de periode 1951 tot heden’. De aanleiding om tot een nieuwe selectielijst te komen is de organisatieverandering van het KNMI. Per 1 januari 1995 is het KNMI een agentschap van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat geworden .

Om aan te geven welke handelingen er in deze nieuwe lijst zijn overgenomen uit de oude selectielijst is er een concordantielijst als bijlage 1 opgenomen in de nieuwe selectielijst.

De handeling 133 en 134 betreffende Koninklijke onderscheidingen komen, voor wat betreft de Actor Minister van Verkeer en waterstaat te vallen onder het BSD Adelsbeleid.

3. Wettelijk kader voor de selectie van overheidsarchieven

Ingevolge artikel 3 van de Archiefwet 1995 (Stb. 1995, 276) dient de overheid haar archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren. Onder ‘archiefbescheiden’ worden niet slechts papieren documenten te verstaan, maar alle bescheiden, die, ongeacht hun vorm, door een overheidsorgaan zijn ontvangen of opgemaakt en naar hun aard bestemd zijn daaronder te berusten. Ook digitaal vastgelegde informatie valt dus onder de werking van de archiefwetgeving.

Het in goede en geordende staat bewaren van archiefbescheiden houdt onder meer in dat een overheidsarchief op gezette tijden wordt geschoond. In dat verband schrijft de Archiefwet 1995 (Stb. 1995, 276) zowel een vernietigingsplicht (art. 3) als de overbrengingsplicht (art. 12) voor. Beide plichten rusten op degene die de bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt voor het beheer van het desbetreffende archief: de zorgdrager.

De verplichting tot overbrenging bepaalt dat de zorgdrager zijn archiefbescheiden die niet voor vernietiging in aanmerking komen en ouder zijn dan twintig jaar ter blijvende bewaring overbrengt naar een archiefbewaarplaats. Wat de archiefbescheiden van de Ministeries en de Hoge Colleges van Staat betreft, is de aangewezen archiefbewaarplaats het Nationaal Archief in Den Haag. Het Nationaal Archief is een onderdeel van de Rijksarchiefdienst (RAD). Deze dienst ressorteert onder de Minister van OCW en staat onder leiding van de Algemeen Rijksarchivaris.

In verband met de selectie van hun archiefbescheiden zijn zorgdragers verplicht hiertoe selectielijsten op te stellen. In een selectielijst dient te worden aangegeven welke archiefbescheiden voor vernietiging, dan wel voor blijvende bewaring in aanmerking komen. Voorts dient een selectielijst de termijnen aan te geven waarna de te vernietigen bestanddelen dienen te worden vernietigd.

Een selectielijst is naar haar aard een duurzaam instrument. Het ligt in de rede dat een organisatie een vastgestelde lijst niet eenmalig toepast maar (zonodig in geactualiseerde vorm) blijft hanteren om de periodieke aanwas van archiefmateriaal te selecteren. Een selectielijst vormt zo een belangrijk onderdeel van het instrumentarium voor het beheer van de documentaire informatievoorziening in een overheidsorganisatie.

Bij het ontwerpen van een selectielijst dient krachtens art. 2, lid 1 van het Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995, 671) rekening gehouden te worden met:

– de taak van het desbetreffende overheidsorgaan;

– de verhouding van dit overheidsorgaan tot andere overheidsorganen;

– de waarde van de archiefbescheiden als bestanddeel van het cultureel erfgoed;

– het belang van de in de bescheiden voorkomende gegevens voor overheidsorganen, recht- of bewijszoekende en historisch onderzoek.

Voorts moeten ingevolge art. 3 van het Archiefbesluit 1995(Stb. 1995, 671) bij het ontwerpen van een selectielijst ten minste betrokken zijn een deskundige op het gebied van de organisatie en taken van het desbetreffende overheidsorgaan, een deskundige ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van dat orgaan en (een vertegenwoordiger van) de Algemeen Rijksarchivaris.

Wat betreft de geldigheidsduur van de selectielijst wordt uitgegaan van de wettelijke periode van twintig jaar vanaf de vaststelling. Dit laat uiteraard onverlet dat de selectielijst (of een bepaald onderdeel daarvan) binnen deze termijn zal komen te vervallen, indien dit mocht worden bepaald bij de vaststelling (via de aangewezen archiefwettelijke weg) van een nieuwe dan wel herziene selectielijst.

4. Doel en werking van het Basis Selectiedocument

Een Basis Selectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van één (enkele) organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein. Een BSD kan bestaan uit één of meer selectielijsten.

Dit BSD is opgesteld aan de hand van een onderzoek naar de activiteiten en de werkprocessen zoals deze binnen het KNMI worden uitgevoerd. Het niveau waarop geselecteerd wordt, is dus niet dat van de stukken zelf, maar dat van de werkprocessen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming van (categorieën) stukken, maar een lijst van herkenbare werkprocessen. geformuleerd in handelingen waarbij elke handeling is voorzien van een waardering en indien van toepassing een vernietigingstermijn.

Het opgestelde ontwerp-BSD wordt voorgelegd aan de Raad van Cultuur en op verschillende plaatsen ter inzage gelegd. Na eventuele wijziging van het ontwerp-BSD kan worden overgegaan tot de vaststelling. Het BSD wordt vastgesteld in een gezamenlijk besluit van de Minister belast met het cultuurbeleid (tegenwoordig de Minister van OCW) en de betrokken zorgdrager(s).

Functies van het BSD

– Voor de zorgdrager is het BSD van belang voor de bedrijfsvoering als mogelijke basis voor ordeningsplannen.

– Voor de zorgdrager dient het BSD als verantwoording tegenover de recht- en bewijszoekende burger, die de mogelijkheid heeft tijdens de ter inzage legging invloed uit te oefenen op het bewaar- en vernietigingsbeleid (Archiefbesluit 1995, art. 2, eerste lid, onder d).

– Voor de Minister belast met het cultuurbeleid (vertegenwoordigd door de Algemeen Rijksarchivaris) vormt het BSD samen met het verslag van het driehoeksoverleg de verantwoording inzake het bewaarbeleid vanuit het cultureel-historisch belang (Archiefbesluit 1995, art. 2, eerste lid, onder c).

5. De afbakening van het beleidsterrein

In tegenstelling tot de meeste andere selectielijsten is bij dit onderzoek niet zozeer uitgegaan van een beleidsterrein, maar is gekozen voor een op de organisatiegericht onderzoek. Binnen de organisatie staan de volgende vier actoren centraal:

– Minister van Verkeer & Waterstaat

– Agentschap KNMI

– KNMI Raad

– KNMI Programmaraad

Dit houdt in, dat handelingen van andere actoren op het werkterrein van de Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut NIET in dit rapport zijn opgenomen. Het KNMI en zijn takenpakket staan centraal. Om het KNMI op een juiste wijze in het taakgebied te kunnen plaatsen en relaties aan te kunnen geven met andere actoren, staan hieronder wel de belangrijkste actoren vermeld die het KNMI in zijn taakstelling kan tegenkomen. Om een indicatie te geven van deze actoren:

– Internationale Instituten en Onderzoeksinstellingen, zoals het Europees Centrum voor Weersverwachtingen op de Middellange Termijn: (ECMWF), Wereld Meteorologische Organisatie (WMO), Interngovernmental Panel on Climate Change (IPCC) en Eumetsat. (Onderzoek en samenwerking)

– Nederlandse Instituten en Onderzoeksinstellingen zoals het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

– Ministerie van Verkeer & Waterstaat (bijdragen aan beleid)

– Luchtvaart: Luchthavens Schiphol, Beek, Rotterdam Airport, Groningen Airport (informatievoorziening: weersverwachtingen en waarschuwingen)

– Maritieme Sector (informatievoorziening: weersverwachting en waarschuwingen)

– Algemeen Publiek (weersverwachting)

Deze selectielijst kan worden beschouwd als vervanging van het BSD uit 1998 van het KNMI. Dit BSD was afgeleid van het Rapport Institutioneel Onderzoek ‘Tussen Waarneming en Neerslag’ (Pivot rapport 27 uit 1994). Dit rapport blijft de basis voor deze selectielijst, maar in de periode 1995–2005 hebben dusdanige veranderingen binnen het KNMI plaatsgevonden dat het oude BSD niet meer voldeed. Vanaf 1995 heeft het KNMI de status van agentschap, waardoor de bevoegdheden zijn gewijzigd. De taken en verplichtingen van het instituut zijn in het Staatsblad 563 van 2001 vastgelegd. Als gevolg hiervan is de vorige regeling, gepubliceerd in het Staatsblad 120 van 1974, vervallen. De diensten die het instituut verleent zijn, onder andere op het gebied van informatieverschaffing en wetenschappelijk onderwijs, uitgebreid. Dit is gedeeltelijk het gevolg van de opkomst van het internet. In deze selectielijst is de koppeling tussen de handelingen en de bedrijfsvoering beter en helderder verwoord dan in de vorige.

6. Selectiedoelstelling

Het BSD is opgesteld in overeenstemming met de selectiedoelstelling van de RAD/PIVOT. Tijdens de behandeling van de ontwerp-Archiefwet 1995 in de Tweede Kamer verwoordde de Minister van WVC op 13 april 1994 deze doelstelling als volgt: het mogelijk maken van een reconstructie van de hoofdlijnen van het handelen van de overheid. Door het Convent van Rijksarchivarissen is de selectiedoelstelling vertaald als ‘het selecteren van handelingen van de overheid om bronnen voor de kennis van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig te stellen voor blijvende bewaring’.

7. Selectiecriteria

Uitgaande van de algemene selectiedoelstelling heeft PIVOT in 1998 een (gewijzigde) lijst van algemene selectiecriteria geformuleerd. Met behulp van die algemene criteria wordt in een BSD een waardering toegekend aan de handelingen die door middel van het institutioneel onderzoek in kaart zijn gebracht.

De algemene selectiecriteria van PIVOT zijn positief geformuleerd; het zijn bewaarcriteria. Is een handeling op grond van een criterium gewaardeerd met B (‘blijvend te bewaren’), dan betekent dit dat de administratieve neerslag van die handeling te zijner tijd geheel dient te worden overgebracht naar het Nationaal Archief.

De neerslag van een handeling die niet aan één van de selectiecriteria voldoet, wordt op termijn vernietigd. De waardering van de desbetreffende handeling luidt dan V (‘vernietigen’), onder vermelding van de periode waarna de vernietiging dient plaats te vinden. De neerslag die uit dergelijke handelingen voortvloeit, is dus niet noodzakelijk geacht voor een reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen.

Algemeen selectiecriterium

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieruit worden niet perse consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebbenverantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren

Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4. Handelingen die betrekking hebben op(her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen

Toelichting:Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten

Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de Ministeriele verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

Overigens kan, ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen, betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.

De vernietigingstermijnen van de neerslag van de met ‘V’ (= vernietigen) gewaardeerde handelingen zijn vastgesteld in overleg met deskundigen van dit Ministerie op dit terrein.

8. Leeswijzer van de handelingen

De handelingen worden beschreven in handelingenblokken. Daarin worden de volgende items beschreven:

Handelingnr.

Dit is het volgnummer van de handeling.

Handeling

Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.

Periode

Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht. Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.

Grondslag

Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht.

Vermeld worden:

de naam (citeertitel) van de wet, de Algemene Maatregel van Bestuur, het Koninklijk Besluit of de Ministeriële regeling;

het betreffende artikel en lid daarvan;

de vindplaats, dwz. de vermelding van Staatsblad of Staatscourant

wijzigingen in de grondslag en het vervallen hiervan.

Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron worden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.

Product

Hier staat het product vermeld waarin de handeling resulteert of zou moeten resulteren. Opsommingen geven een indicatie van de producten en zijn niet altijd uitputtend. Vaak wordt volstaan met een algemeen omschreven eindproduct.

Opmerking

Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer de strekking van de handeling toelichting behoeft.

Waardering

Waardering van de handeling in B (bewaren) of V (vernietigen).

Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn.

Indien bewaren, dan vermelding van het gehanteerde selectiecriterium.

Eventueel een nadere toelichting op de waardering.

9. Lijst van afkortingen:

ANWB: Algemene Nederlandse Wielrijders Bond

BSD: Basis Selectie Document

COST: Cooperation Scientifique et Technologique

ECMWF: European Center for Middle-Range Waether Forecasts

ECSN: European Climate Support Networks

ESA: European Space Agency

EUMETSAT: European Organisation for the Exploitation od Meteorological Satellites

EZ: Economische Zaken

HWS: Holland Weer Service

ICAO: International Civil Aviation Organisation

IMO: International Maritime Organisation

IPPC: Intergouvernental Panal on Climate Change

KNMI: Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

KS: Klimaat en Seismologie

LMD: Luchtvaart Meteorologische Dienst

LNV: Landbouw Natuur en Visserij

LVB: Luchtverkeersbeveiliging

NIOZ: Nederlands Instituut voor Onderzoek de Zee

O&W: Onderwijs en Wetenschappen

OS: Ontwikkelingsamenwerking

PTT: Posterijen, Telegrafie en Telefonie

RIO: Rapport Institutioneel Onderzoek

RIVM: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne

UNCED: United Nations Conference on Environment and Development

V&W: Verkeer & Waterstaat

VN: Verenigde Naties

VROM: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

WL: Waterloopkundig Instituut

WMO: World Meteorological Organization

WNI: WeatherNews International

WM: Waarnemingen & Modellen

10. Vaststellingsprocedure selectielijsten

In 2006 is het ontwerp-BSD door de Minister van Verkeer & Waterstaat namens het Agentschap KNMI aan de Minister van OC&W aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC).

Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd.

Vanaf 1 oktober 2007 lag de selectielijst gedurende zes weken ter publieke inzage op de website van het Nationaal Archief, op de website van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en bij de informatiebalie in de studiezaal van het Nationaal Archief, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.

Op 29 november 2007 bracht de RvC advies uit (aca-2007/.04114/4), hetwelk geen aanleiding heeft gegeven tot wijzigingen in de ontwerp-selectielijst.

Daarop werd het BSD op 12 december door de algemene rijksarchivaris, namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Verkeer & Waterstaat (C/S&A/07/3123) vastgesteld.

Selectielijst

11. Actor Minister van Verkeer en Waterstaat

Onder deze Actor worden ook de handelingen genoemd die vanaf 1951 tot 1995 gedaan werden door het KNMI als archiefvormend orgaan, dat wil zeggen als dienstonderdeel van het Ministerie van V&W. Dit betreft de handelingen vanaf nummer 98 en verder. In 1995 werd het KNMI een Agentschap, en daarmee ook een aparte Actor. Zie voor handelingen Agentschap KNMI hoofdstuk 11.

(86.)

Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid ten aanzien van het takenpakket van het KNMI.

Periode: 1945–

Product : Beleidsnota’s, beleidsnotities, rapporten, adviezen, evaluaties, etc.

Opmerking: Onder deze handeling valt ook:

– Het voeren van overleg met de andere betrokken actoren op het beleidsterrein.

Waardering: B 1

(87.)

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet- en regelgeving ten aanzien van het takenpakket van het KNMI.

Periode: 1945–

Product: Wetten, algemene maatregelen van bestuur, koninklijke besluiten, circulaires

Waardering: B 1

(88.) Vervallen

(89.)

Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van leden of commissies uit de Kamers der Staten-Generaal inzake het beleid ten aanzien van het takenpakket van het KNMI.

Periode: 1945–

Grondslag: Grondwet

Product: Brieven, notities

Waardering: B 3

(90.)

Handeling: Het opstellen van departementale standpunten inzake algemene en op langere termijn spelende zaken van EU-belang inzake het takenpakket van het KNMI.

Periode: 1993–

Opmerking: Overleg hierover in de Coördinatiecommissie op Hoog Ambtelijk Niveau (CoCoHan) leidt tot algemene rapporten aan de betrokken Ministers.

Waardering: B 1

(91.)

Handeling: Het voorbereiden, vaststellen, wijzigen van de inrichting, de organisatie, de bevoegdheden en het takenpakket van het KNMI.

Periode: 1951–

Grondslag: Vaststellingsbesluit reglement 1933. Koninklijk Besluit nieuw reglement 1974.

Waardering: B 4

(92.)

Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van de Hoofddirecteur van het KNMI .

Periode: 1951–

Waardering: V 75 jaar na geboortedatum

(93.)

Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van de leden van de KNMI Raad.

Periode: 2005–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 11, lid 3 en 4.

Waardering: V 75 jaar na geboortedatum

(94.)

Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van de leden van de KNMI Programmaraad.

Periode: 2005–

Grondslag: Instellingsvoorwaarden Agentschap KNMI 19 november 2004. Bijlage A, art.1.2.2.

Waardering: V 75 jaar na geboortedatum

(95.)

Handeling: Het instellen van de Departementale Commissie Ruimtevaart.

Periode: 2004

Waardering: B 5

(96.)

Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van de leden van de Departementale Commissie Ruimtevaart.

Periode: 2004–

Waardering: V 75 jaar na geboortedatum

(97.)

Handeling: Het voorbereiden van V&W standpunten ten aanzien van ruimtevaartbeleid voor aardobservatie en navigatie/plaatsbepaling in departementaal en nationaal verband.

Periode: 1988–

Waardering: B 1

(98.)

Handeling: Het opstellen van beleidsregels betreffende het beschikbaar stellen van KNMI- gegevens met vermelding van de voorwaarde en de prijs voor het beschikbaar stellen van deze gegevens.

Periode: 1951–1997

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 7, lid 1.

Waardering: B 5

(99.)

Handeling: Het afnemen van de eed of de belofte door een daarvoor bevoegd ambtenaar voor nieuw in dienst getreden KNMI ambtenaren.

Periode: 1951–1984; 2006–

Grondslag: ARAR, 12 juni 1931, Stb. 1931/248, art. 51 Brief Ministerie V&W FMC 2007/746

Opmerking: Deze handeling is tot ca. 1984 uitgevoerd en in 1998 weer opgestart. Tot 2006 werd de handeling uitgeoefend door de Hoofddirecteur van het KNMI, en sinds 2006 gebeurt dit door de Secretaris Generaal van V&W.

Waardering: V 75 jaar na geboortedatum

(100.)

Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen over ontwikkelingen op het gebied van het takenpakket van het KNMI.

Periode: 1945–1994

Product: Jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen

Opmerking: Op het hoogste niveau betekent dat kwartaalverslagen alleen bewaard worden als er geen jaarverslagen zijn, en maandverslagen als er geen jaar- en kwartaalverslagen zijn

Waardering: B 3 voor verslagen op het hoogste niveau

V 2 jaar voor verslagen op onderliggend niveau.

(101.)

Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen over het beleid ten aanzien van het takenpakket van het KNMI.

Periode: 1945–1994

Product: Brieven, notities

Waardering: V 7 jaar

(102.)

Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het beleidsterrein van het takenpakket van het KNMI.

Periode: 1945–1994

Product : o.m. websites, brochures, etc.

Waardering: B 5 één exemplaar, V 1 jaar overig

(103.)

Handeling: Het opzetten en onderhouden van gegevensbestanden, voor meteorologische, oceanografische en andere geofysische waarnemingsgegevens.

Periode: 1951–1994

Grondslag: Art. 3.1. a, Wijzigingsbesluit KNMI 1937

Art. a.3.1.b.3.1.c Besluit nieuw reglement KNMI 1974

Product: (met opschorting van termijn. tot 2047)

Opmerking: Deze handeling is reeds genoemd onder handeling 28 in de eerdere BSD van het KNMI.

Waardering: B 5

(104.)

Handeling: Het geven van adviezen aan derden, betreffende waarnemingen en verwachtingen met betrekking tot het klimaat, weer en seismologie.

Periode: 1951–1994

Grondslag: Art. 3.1. a, Wijzigingsbesluit KNMI 1937

Art. 3.1.b.3.1.c Besluit nieuw reglement KNMI 1974

Waardering: V 7 jaar na het afgeven van het advies.

(105.)

Handeling: Het leveren van meteorologische gegevens met betrekking tot een veilige en tijdige afhandeling van het vliegverkeer op de regionale en internationale vliegvelden van Nederland.

Periode: 1951–1994

Opmerking: ICAO instructie geef een bewaartermijn aan van 30 dagen. KNMI bewaart deze gegevens nu 100 dagen welke genoemd is in een Ministeriele beschikking.

Waardering: V 100 dagen na het afgeven van de informatie.

(108.)

Handeling: Het coördineren van de samenwerking tussen Ministerie van Defensie en het KNMI met betrekking tot de luchtvaartmeteorologie.

Grondslag: Jaaroverzicht 1992.

Periode: 1951–1994

Waardering: B 1

(109.)

Handeling: Het optreden en deelnemen als Permanente Vertegenwoordiger van de Nederlandse staat bij vergaderingen van internationale organisaties.

Periode: 1951–1994

Grondslag: Art. 18, Verdrag van de Wereld Meteorologische Organisatie van 11 Oktober 1947, zoals goedgekeurd bij Wet van 22 juni 1951. art.4.1., 4.2 Besluit nieuw reglement KNMI 1974.

Opmerking: Bij de WMO is de Hoofddirecteur van het KNMI de Permanente vertegenwoordiger van de Nederlandse Staat en is benoemd door Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Waardering: B 1

(110.)

Handeling: Het deelnemen als vertegenwoordiger van het KNMI aan vergaderingen en of werkgroepen van nationale- en internationale organisaties.

Periode: 1951–

Grondslag Jaarverslag KNMI 1992, p 79 e.v.

Opmerking: – Deze internationale organisatie kunnen zowel bestaan uit Gouvernementele organisaties bijvoorbeeld: WMO, IPCC, IOC, ESA, EU, ECMWF, EUMETSAT, en niet Gouvernementele organisaties bijvoorbeeld: EUMETNET, ECOMET, HIRLAM.

Waardering: V 10 jaar na vaststelling verslag en met garantie van iedere organisatie dat zij beschikbaarheid van hun documenten garandeert.

B 1 als organisaties geen garantie kunnen geven over de beschikbaarheid van documenten.

(111.)

Handeling: Het ontwikkelen van meteorologische vakopleidingen.

Periode: 1951–1994

Grondslag: Art. 3.1. b en 3.1. c, Wijzigingsbesluit KNMI 1937

Art. 3.1.b.3.1.d Besluit nieuw reglement KNMI 1974

Waardering: B 5

(112.)

Handeling: Het opleiden van waarnemers en samenstellers van weerberichten.

Periode: 1951–1994

Grondslag: Agentschap KNMI w.o. Product beschrijvingen Weer en Model .

Waardering: V 10 jaar na het behalen van de opleiding.

(113.)

Handeling: Het in eigendom verkrijgen van kunstvoorwerpen.

Periode: 1990–1994

Product: Correspondentie / Eigendomsakten

Waardering: B 5

(114.)

Handeling: Het in bruikleen verkrijgen van kunstvoorwerpen.

Periode: 1990–1994

Product: Correspondentie/Bruikleenovereenkomsten

Waardering: V 5 jaar nadat kunstvoorwerp is terug gegaan naar de bruikleengever.

(115.)

Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van (wetenschappelijk) onderzoek en het vaststellen van onderzoeksrapporten op het gebied van het takenpakket van het KNMI.

Periode: 1945–1994

Product : Offerte, brieven en rapport

Opmerking: Onder deze handeling hebben wij het initiëren, begeleiden en uitvoeren van (onderzoeks)projecten geplaatst met een splitsing van de opdrachten en financiële bescheiden die wij plaatsen onder hebben onder Handeling 143-132.

Waardering: B 5

(116.)

Handeling: Het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek op het gebied van het takenpakket van het KNMI.

Periode: 1945–1994

Product: Notities, notulen en brieven

Waardering: V 10 jaar

(117.)

Handeling: Het financieren van (wetenschappelijk) onderzoek op het gebied van het takenpakket van het KNMI.

Periode: 1945–1994

Product : Rekeningen en declaraties

Waardering: V 5 jaar

(118.)

Handeling: Het doen van wetenschappelijk onderzoek als kenniscentrum.

Periode: 1951–1994

Opmerking: Deze onderzoeken worden in gediend als onderzoeksprogramma bij de KNMI Raad.

Waardering: B 5

(119.)

Handeling: Het inrichten en beheren van de Meetmast Cabauw welke gebruikt wordt voor wetenschappelijk onderzoek op het gebied van klimaat en luchtverontreiniging.

Periode: 1970–1994

Waardering: B 5

(120.)

Handeling: Het registreren en analyseren/interpreteren van meetgegevens van aardbevingen met een daarvoor speciaal ingericht nationaal en internationaal waarneemnetwerk.

Periode: 1951–1994

Waardering: B 5

(121.)

Handeling: Het registreren en analyseren/interpreteren van meetgegevens van aardbevingen en de relatie daarvan met gaswinning in Noord Nederland.

Periode: 1985–1994

Waardering: B 5

(122.)

Handeling: Het inrichten en beheren van het waarneemmeetnetwerk en de daar op aangesloten meetstations, welke gebruikt worden voor het doen waarnemingen.

Periode: 1951–1994

Grondslag: Art.3.1. b en 3.1. c, Wijzigingsbesluit KNMI 1937.

Art. 3.1.b.3.1.d Besluit nieuw reglement KNMI 1974.

Art l en art. VII.a en IX. 1 en 2, Weerschepenverdrag 1949.

Opmerking: Hieronder valt ook het voorzien van instrumentatie aan boord van VOS Schepen.

Waardering: V 50 jaar

(123.)

Handeling: Het verrichten van onderzoek voor de ontwikkeling van nieuwe- en de verbetering van bestaande meteorologische waarnemingssystemen .

Periode: 1974–1994

Grondslag: Art.3.1.d en 3.1.h, Wijzigingsbesluit KNMI 1937.

Waardering: B 5

(124.)

Handeling: Het verrichten van onderzoek ten behoeve van de verificatie van instrumenten, betrekking hebbende op de meteorologie en aanverwante wetenschappen.

Periode: 1974–1994

Grondslag: Art.3.1.h, Wijzigingsbesluit KNMI 1974.

Waardering: B 5

(125.)

Handeling: Het aanschaffen van meteorologische instrumenten ten behoeve van de verificatie.

Periode: 1974–1994

Grondslag: Art.3.1.d Wijzigingsbesluit KNMI 1974.

Waardering: V 40 jaar

(126.)

Handeling: Het vervaardigen van eisen voor de opstelling van waarnemingsinstrumenten in de waarnemingsstations.

Periode: 1974–1994

Grondslag: Art.3.1.g, Wijzigingsbesluit KNMI 1974.

Waardering: B 5

(127.)

Handeling: Het toetsen van de instrumentopstellingen van waarnemingsstations aan de opstellingseisen.

Periode: 1974–1994

Grondslag: Art.3.1.g, Wijzigingsbesluit KNMI 1974 .

Waardering: V 40 jaar

(128.)

Handeling: Het inrichten en beheren van het radarnetwerk en ontvangstsystemen welke gebruikt worden voor het inwinnen van satelliet- en radarbeelden en de daarbij aanverwante producten.

Periode: 1951–1994

Waardering: V 50 jaar

(129.)

Handeling: Het ontwikkelen en inrichten, implementeren en beheren van de ICT infrastructuur van het KNMI.

Periode: 1951–1994

Waardering: V 7 jaar na het vervangen van het gebruikte systeem en of de gebruikte applicatie.

(130.)

Handeling: Het verwerven, onderhouden en beheren van sensoren en componenten die gebruikt worden voor het laten functioneren van het waarneemnetwerk.

Periode: 1951–1994

Waardering: V 50 jaar

(131.)

Handeling: Het uitgeven van ijkcertificaten van in het kader van de aanpassing en verificatie van instrumenten betrekking hebbende op meteorologie en aanverwanten wetenschappen.

Periode: 1951–1994

Grondslag: Art.3.1.f en 3.1.g, Wijzigingsbesluit KNMI 1937.

Art. 3.1.g Besluit nieuw reglement KNMI 1974.

Waardering: V 10 jaar

(132.)

Handeling: Het aanmelden van geïdentificeerde kernproef aan de daarvoor bestemde instanties van de VN.

Periode: 1951–1994

Grondslag: VN- verdrag inzake verbod op kernproeven, 1995

Waardering: V 50 jaar na aanmelding

12. Actor Agentschap KNMI

Onder deze Actor worden de handelingen genoemd die vanaf 1995 gedaan worden door het Agentschap KNMI. Deze handelingen komen ook voor in hoofdstuk 10, met 1994 als eindjaar omdat het KNMI toen een dienstonderdeel van het Ministerie van V&W was.

(98.)

Handeling: Het opstellen van beleidsregels betreffende het beschikbaar stellen van KNMI- gegevens met vermelding van de voorwaarde en de prijs voor het beschikbaarheid stellen van deze gegevens.

Periode: 1998–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 7, lid 1.

Waardering: B 5

(99.)

Handeling: Het afnemen van de eed of de belofte door een daarvoor bevoegd ambtenaar voor nieuw in dienst getreden KNMI ambtenaren.

Periode: 1998–2006

Grondslag: ARAR, 12 juni 1931, Stb. 1931/248, art. 51 Brief Ministerie V&W FMC 2007/746

Opmerking: Deze handeling is tot ca. 1984 uitgevoerd en in 1998 weer opgestart. Tot 2006 werd de handeling uitgeoefend door de Hoofddirecteur van het KNMI, en sinds 2006 gebeurt dit door de Secretaris Generaal van V&W

Waardering: V 75 jaar na geboortedatum

(100.)

Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen over ontwikkelingen op het gebied van het takenpakket van het KNMI.

Periode: 1995–

Product: Jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen

Opmerking: Op het hoogste niveau betekent dat kwartaalverslagen alleen bewaard worden als er geen jaarverslagen zijn, en maandverslagen als er geen jaar- en kwartaalverslagen zijn

Waardering: B 3 voor verslagen op het hoogste niveau

V 2 jaar voor verslagen op onderliggend niveau.

(101.)

Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen over het beleid ten aanzien van het takenpakket van het KNMI.

Periode: 1995–

Product: Brieven, notities

Waardering: V 7 jaar

(102.)

Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het beleidsterrein van het takenpakket van het KNMI.

Periode: 1995–

Product: o.m. websites, brochures, etc.

Waardering: B 5 één exemplaar, V 1 jaar overig

(103.)

Handeling: Het opzetten en onderhouden van gegevensbestanden, voor meteorologische, oceanografische en andere geofysische waarnemingsgegevens.

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 1, lid f.

Opmerking: Deze handeling is reeds genoemd onder handeling 28 in de eerdere BSD van het KNMI (met opschorting van termijn. tot 2047).

Waardering: B 5

(104.)

Handeling: Het geven van adviezen aan derden, betreffende waarnemingen en verwachtingen met betrekking tot het klimaat, weer en seismologie.

Periode: 1995–

Product: Adviezen

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art.

Waardering: V 7 na het afgeven van het advies.

(105.)

Handeling: Het leveren van meteorologische gegevens met betrekking tot een veilige en tijdige afhandeling van het vliegverkeer op de regionale en internationale vliegvelden van Nederland.

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 1, lid e.

Opmerking: ICAO instructie geef een bewaartermijn aan van 30 dagen. KNMI bewaart deze gegevens nu 100 dagen welke genoemd is in een Ministeriele beschikking.

Waardering: V 100 dagen na het afgeven van de informatie.

(106.)

Handeling: Het opstellen en muteren van Licenties en Overeenkomsten voor het gebruik van actuele meteorologische basisgegevens in de publieke en private sector.

Periode: 1998–

Grondslag: Regeling beschikbaarheid algemeen weerbericht en KNMI gegevens, prijs KNMI-gegevens en nadere regeling KNMI taken en -raad. Hoofdstuk 5 art.22. lid a. en lid b.

Product: licenties

Opmerking: Deze licenties verstrekkingen gebeuren zowel namens het KNMI als voor externe internationale data eigenaren: ECOMET, ECMWF, EUMETSAT.

Waardering: B 1

(107.)

Handeling: Het samenstellen en beheren van de Catalogus waarin een beschrijving wordt gegeven van de beschikbare KNMI gegevens, de voorwaarde waaraan deze beschikbaarheid stelling moet voldoen en tegen welke prijs tegen deze beschikbaarstelling is.

Periode: 1998–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) Hoofdstuk 4 art. 7, lid 1.

Product: Catalogus / Tarievenlijst

Waardering: B 1

(108.)

Handeling: Het coördineren van de samenwerking tussen Ministerie van defensie en het KNMI met betrekking tot de luchtvaartmeteorologie.

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 8.

Waardering: B 1

(109.)

Handeling: Het optreden en deelnemen als Permanente Vertegenwoordiger van de Nederlandse staat bij vergaderingen van internationale organisaties.

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 3, lid f.

Opmerking: Bij de WMO is de Hoofddirecteur van het KNMI de Permanente vertegenwoordiger van de Nederlandse Staat en is benoemd door Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Waardering: B 1

(110.)

Handeling: Het deelnemen als vertegenwoordiger van het KNMI aan vergaderingen en of werkgroepen van nationale- en internationale organisaties.

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 3, lid f.

Opmerking: – Deze internationale organisatie kunnen zowel bestaan uit Gouvernementele organisaties bijvoorbeeld: WMO, IPCC, IOC, ESA , EU, ECMWF, EUMETSAT, en niet Gouvernementele organisaties bijvoorbeeld: EUMETNET, ECOMET, HIRLAM.

Waardering: V 10 jaar na vaststelling verslag en met garantie van iedere organisatie dat zij beschikbaarheid van hun documenten garandeert.

B 1 Als organisaties geen garantie kunnen geven over de beschikbaarheid van documenten.

(111.)

Handeling: Het ontwikkelen van meteorologische vakopleidingen.

Periode: 1995–

Grondslag: Agentschap KNMI w.o. Product beschrijvingen Weer en Model.

Waardering: B 1

(112.)

Handeling: Het opleiden van waarnemers en samenstellers van weerberichten.

Periode: 1995–

Grondslag: Agentschap KNMI w.o. Product beschrijvingen Weer en Model.

Waardering: V 10 jaar na het behalen van de opleiding.

(113.)

Handeling: Het in eigendom verkrijgen van kunstvoorwerpen.

Periode: 1995–

Product: Correspondentie / Eigendomsakten

Waardering: B 1

(114.)

Handeling: Het in bruikleen verkrijgen van kunstvoorwerpen.

Periode: 1995–

Product: Correspondentie / Bruikleenovereenkomsten

Waardering: V 5 jaar nadat kunstvoorwerp is terug gegaan naar de bruikleengever.

(115.)

Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van (wetenschappelijk) onderzoek en het vaststellen van onderzoeksrapporten op het gebied van het takenpakket van het KNMI.

Periode: 1995–

Product: Offerte, brieven en rapport

Opmerking: Onder deze handeling hebben wij het initiëren, begeleiden en uitvoeren van (onderzoeks)projecten geplaatst met een splitsing van de opdrachten en financiële bescheiden die wij plaatsen onder hebben onder Handeling 143-132.

Waardering: B 1

(116.)

Handeling: Het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek op het gebied van het takenpakket van het KNMI.

Periode: 1995–

Product: Notities, notulen en brieven

Waardering: V 10 jaar

(117.)

Handeling: Het financieren van (wetenschappelijk) onderzoek op het gebied van het takenpakket van het KNMI.

Periode: 1995–

Product: Rekeningen en declaraties

Waardering: V 5 jaar

(118.)

Handeling: Het doen van wetenschappelijk onderzoek als kenniscentrum.

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 1, lid g.

Opmerking: Deze onderzoeken worden in gediend als onderzoeksprogramma bij de KNMI Raad.

Waardering: B 5

(119.)

Handeling: Het inrichten en beheren van de Meetmast Cabauw welke gebruikt wordt voor wetenschappelijk onderzoek op het gebied van klimaat en luchtverontreiniging.

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 1, lid g.

Waardering: B 5

(120.)

Handeling: Het registreren en analyseren/interpreteren van meetgegevens van aardbevingen met een daarvoor speciaal ingericht nationaal en internationaal waarneemnetwerk.

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 3, lid g.

Waardering: B 5

(121.)

Handeling: Het registreren en analyseren/interpreteren van meetgegevens van aardbevingen en de relatie daarvan met gaswinning in Noord Nederland.

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 3, lid g.

Waardering: B 5

(122.)

Handeling: Het inrichten en beheren van het waarneemmeetnetwerk en de daar op aangesloten meetstations, welke gebruikt worden voor het doen waarnemingen.

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 3, lid g.

Opmerking: Hieronder valt ook het voorzien van instrumentatie aan boord van VOS Schepen.

Waardering: V 50 jaar

(123.)

Handeling: Het verrichten van onderzoek voor de ontwikkeling van nieuwe- en de verbetering van bestaande meteorologische waarnemingssystemen .

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 3, lid g.

Waardering: B 5

(124.)

Handeling: Het verrichten van onderzoek ten behoeve van de verificatie van instrumenten, betrekking hebbende op de meteorologie en aanverwante wetenschappen.

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 3, lid g.

Waardering: B 5

(125.)

Handeling: Het aanschaffen van meteorologische instrumenten ten behoeve van de verificatie.

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 3, lid g.

Waardering: V 40 jaar

(126.)

Handeling: Het vervaardigen van eisen voor de opstelling van waarnemingsinstrumenten in de waarnemingsstations.

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 3, lid g.

Waardering: B 5

(127.)

Handeling: Het toetsen van de instrumentopstellingen van waarnemingsstations aan de opstellingseisen.

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 3, lid g.

Waardering: V 40 jaar

(128.)

Handeling: Het inrichten en beheren van het radarnetwerk en ontvangstsystemen welke gebruikt worden voor het inwinnen van satelliet- en radarbeeldenen de daarbij aanverwante producten.

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 3, lid g.

Waardering: V 50 jaar

(129.)

Handeling: Het ontwikkelen en inrichten, implementeren en beheren van de ICT infrastructuur van het KNMI.

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art 3, lid g.

Waardering: V 7 jaar na het vervangen van het gebruikte systeem en of de gebruikte applicatie.

(130.)

Handeling: Het verwerven, onderhouden en beheren van sensoren en componenten die gebruikt worden voor het laten functioneren van het waarneemnetwerk.

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 3, lid g.

Waardering: V 50 jaar

(131.)

Handeling: Het uitgeven van ijkcertificaten in het kader van de aanpassing en verificatie van instrumenten betrekking hebbende op meteorologie en aanverwanten wetenschappen.

Periode: 1995–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 3, lid g.

Waardering: V 10 jaar

(132.)

Handeling: Het aanmelden van geïdentificeerde kernproef aan de daarvoor bestemde instanties van de VN.

Periode: 1995–

Grondslag: VN-verdrag inzake verbod op kernproeven, 1995

Waardering: V 50 jaar na aanmelding

(133.)

Handeling: Het verlenen van medewerking aan de totstandkoming van het van het aanvragen voor een Koninklijke onderscheiding betreffende een werknemer van het KNMI.

Periode: 1995–

Grondslag: Adelsbeleid, adelsrecht en decoratiestelsel 101-11.1 Algemene Handeling.

Opmerking: Deze handeling wordt voor de Minister opgenomen in het BSD Adelsbeleid.

Waardering: B 5

(134.)

Handeling: Het uitreiken van Onderscheidingen aan Kapiteins, Officieren die werkzaam zijn bij de Koopvaardij voor het doen van vrijwillig waarnemingen t.b.v. het KNMI waarneemnetwerk.

Periode: 1995–

Grondslag: Adelsbeleid, adelsrecht en decoratiestelsel 101-88.

Opmerking: Deze handeling wordt voor de Minister opgenomen in het BSD Adelsbeleid.

Waardering: B 5

(135.)

Handeling: Het bewaken van het wetenschappelijk niveau van het KNMI en het rapporteren daarover.

Periode: 1998–

Grondslag: Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) art. 11, lid 2.

Opmerking: Er wordt nu gewerkt aan een wijziging van deze handeling waarin de TOR’s worden aangepast zodat ook naar de kwaliteit van de operationele processen gekeken kan worden en deze bewaakt kunnen worden. Deze taak wordt uitgevoerd door de KNMI Raad.

Waardering: B 1

(136.)

Handeling: Het toetsen van het (voorgestelde) productenpakket van het KNMI.

Periode: 1998–

Grondslag: Instellingsvoorwaarden Agentschap KNMI 19 november 2004. Bijlage A, art.1.2.2.

Opmerking:: Deze taak wordt uitgevoerd door de KNMI Programmaraad. In zijn rol als opdrachtgever en adviseur van de eigenaar bewaakt hij de relevantie van de producten van de opdrachtnemer, onder meer door toetsing van het voorgestelde productenpakket aan beleidsvragen, de maatschappelijke behoeften en de wensen van de afnemers.

Waardering: B 1

13. Bijlage Selectielijst KNMI 2004

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 1

Omschrijving handeling: Het inrichten van meetstations

Periode: 1951–

Waardering: V

Termijn: 50 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 122

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 2

Omschrijving handeling: Het beheren van meetstations

Periode: 1951–

Waardering: V

Termijn: 50 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 122

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 3

Omschrijving handeling: Het vestigen van observatoria en stations op andere dan in art. 1. Vaststellingsbesluit reglement KNMI 1933 genoemde plaatsen

Periode: 1951–1974

Waardering: B

Status van handeling: Vervallen

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 4

Omschrijving handeling: Het opzetten en onderhouden van een netwerk van nationale en internationale contacten ten behoeve van het vrijwillig verrichten van waarnemingen door de bemanning van koopvaardijschepen.

Periode: 1951–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 122

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 5

Omschrijving handeling: Het ontwikkelen van meteorologische vakopleidingen.

Periode: 1951–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 111

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 6

Omschrijving handeling: Het opleiden van waarnemers en samenstellers van weerberichten.

Periode: 1951–

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 112

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 7

Omschrijving handeling: Het verrichten van onderzoek voor de ontwikkeling van nieuwe- en de verbetering van bestaande meteorologische waarnemingssystemen

Periode: 1974–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 123

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 8

Omschrijving handeling: Het verrichten van onderzoek ten behoeve van de verificatie van instrumenten, betrekking hebbende op de meteorologie en aanverwante wetenschappen

Periode: 1974–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 124

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 9

Omschrijving handeling: Het aanschaffen van meteorologische instrumenten ten behoeve van de verificatie.

Periode: 1974–

Waardering: V

Termijn: 40 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 125

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 10

Omschrijving handeling: Het afgeven van ijkcertificaten in het kader van de aanpassing en verificatie van instrumenten betrekking hebbende op meteorologie en aanverwanten wetenschappen

Periode: 1951–

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 131

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 11

Omschrijving handeling: Het vervaardigen van eisen voor de opstelling van waarnemingsinstrumenten in de waarnemingsstations.

Periode: 1974–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 126

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 12

Omschrijving handeling: Het toetsen van de instrumentopstellingen van waarnemingsstations aan de opstellingseisen.

Periode: 1974–

Waardering: V

Termijn: 40 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 127

Actor: 01) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 13

Omschrijving handeling: Het verlenen van de bevoegdheid tot het regelen van scheepskompassen aan particulieren.

Periode: 1951–1974

Waardering: V

Termijn: 20 jaar

Status van handeling: Vervallen

Actor: 01) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 14

Omschrijving handeling: Het vervaardigen van voorschriften voor de vorm van uit te reiken certificaten van deugdelijkheid voor scheepseinlantaarns, die voldoen aan de voorschriften ter voorkoming van aanvaring en voldoen aan het bepaalde in artikel 75.4 van het Schepenbesluit.

Periode: 1951–1974

Waardering: V

Termijn: 20 jaar

Status van handeling: Vervallen

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 15

Omschrijving handeling: Het regelen van scheeps- en luchtvaartuigkompassen.

Periode: 1951–1974

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Vervallen

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 16

Omschrijving handeling: Het toezien op de naleving van de voorwaarden op grond waarvan de bevoegdheid tot het regelen van scheepskompassen door de Minister van V&M aan particulieren is verleend.

Periode: 1951–1974

Waardering: V

Termijn: 20 jaar

Status van handeling: Vervallen

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 17

Omschrijving handeling: Het afgeven van certificaten van deugdelijkheid voor scheepseinlantaarns, die voldoen aan de voorschriften ter voorkoming van aanvaring en voldoen aan het bepaalde in artikel 75.4 van het Schepenbesluit.

Periode: 1951–1974

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Vervallen

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 18

Omschrijving handeling: Het voor zover nodig afgeven van certificaten van deugdelijkheid na verificatie van nautische en meteorologische instrumenten

Periode: 1951–1974

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Vervallen

Actor: 03) Minister van V&W/KNMI/Werkgroep Aardobservatie (van de ICR)

Handeling: 19

Omschrijving handeling: Het opstellen en Uitvoeren van het Nederlandse aardobservatiebeleid.

Periode: 1988–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 110

De werkgroep is eerst opgegaan in de ICR en de taken zijn per 1-1-2007 overgedragen aan het Ministerie van V&W.

Actor: 03) Minister van V&W/KNMI/Werkgroep Aardobservatie (van de ICR)

Handeling: 20

Omschrijving handeling: Het formuleren van voorstellen te aanzien van de vervaardiging van gebruikersprogramma’s voor aardobservatiegegevens, zowel op Nederlands als op Europees niveau

Periode: 1988–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 110

De werkgroep is eerst opgegaan in de ICR en de taken zijn per 1-1-2007 overgedragen aan het Ministerie van V&W

Actor: 03) Minister van V&W/KNMI/Werkgroep Aardobservatie (van de ICR)

Handeling: 21

Omschrijving handeling: Het leveren van ondersteuning bij – en deelname aan de uitvoering van gebruikersprogramma’s voor aardobservatiegegevens, zowel op Nederlands als op Europees niveau

Periode: 1988–

Waardering: V

Termijn: 15 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 90

Actor: 04) Minister van V&W/KNMI/Werkgroep Aardobservatie (van de ICR)/Sub-groep Financien.

Handeling: 22

Omschrijving handeling: Het doen van (wijzigings)voorstellen ten aanzien van de jaarlijkse uitgaven en de meerjarenbegroting voor het Nederlandse aardobservatiebeleid.

Periode: 1988–

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 110

De Subgroep is eerst opgegaan in de ICR en de taken zijn per 1-1-2007 overgedragen aan het Ministerie van V&W

Actor: 04) Minister van V&W/KNMI/Werkgroep Aardobservatie (van de ICR)/Sub-groep Financien.

Handeling: 23

Omschrijving handeling: Het beheren van het Nederlandse Budget voor de deelnema aan Europese aardobservatieprogramma’s

Periode: 1988–

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 110

De Subgroep is eerst opgegaan in de ICR en de taken zijn per 1-1-2007 overgedragen aan het Ministerie van V&W

Actor: 04) Minister van V&W/KNMI/Werkgroep Aardobservatie (van de ICR)/Sub-groep Financien.

Handeling: 24

Omschrijving handeling: Het Uitbrengen van financiële adviezen aan de Werkgroep Aardobservatie en de ICR

Periode: 1988–

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 110

De Subgroep is eerst opgegaan in de ICR en de taken zijn per 1-1-2007 overgedragen aan het Ministerie van V&W

Actor: 06) Minister van V&W/KNMI/Begeleidingscommissie Interdepartementaal NEONET (Netherlands Earth Observation Network)

Handeling: 25

Omschrijving handeling: Het sturen op – en begeleiden van de uitvoering van het interdepartementaal NEONET.

Periode: 1991–

Waardering: V

Termijn: 12 jaar

Status van handeling: Vervallen

Actor: 05) Minister van V&W/KNMI/Departementale Commissie voor Ruimtevaart.

Handeling: 26

Omschrijving handeling: Het voorbereiden en vaststellen van de departementale bijdrage aan het te voeren ruimtevaartbeleid

Periode: 1988–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 97

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 27

Omschrijving handeling: Het verrichten van meteorologische-, oceanografische- en geofysische waarnemingen.

Periode: 1951–

Waardering: V

Termijn: 25 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 103

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 28

Omschrijving handeling: Het opzetten en onderhouden van gegevensbestanden voor meteorologische, oceanografische en andere geofysische waarnemingsgegevens

Periode: 1951–

Waardering: B- met opschorting van overbrenging

Termijn: 50 jaar daarna weer aanvragen

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 103

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 29

Omschrijving handeling: Het verrichten van onderzoek voor de ontwikkeling van nieuwe en de verbetering van bestaande bewerkingsmethoden en de nodige programmatuur hiervoor.

Periode: 1951–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 123

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 30

Omschrijving handeling: Het opstellen van uitwisselingsprogramma’s voor binnen- en buitenlandse onderzoekers.

Periode: 1981–

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 116

Gebeurt nog steeds en gebeurt tegenwoordig op incidentele basis en daar is meestal geen administratieve neerslag van.

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 31

Omschrijving handeling: Het begeleiden van studenten op het gebied van meteorologie en aanverwanten wetenschappen.

Periode: 1951–

Waardering: V

Termijn: 5 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 115

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 32

Omschrijving handeling: Het organiseren van symposia op het gebied van de meteorologie en aanverwanten wetenschappen

Periode: 1951–

Waardering: V

Termijn: 5 jaar

Status van handeling: Vervallen Dit hoort onder handeling 143-52

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 33

Omschrijving handeling: Het houden van voordrachten op het gebied van meteorologie en aanverwanten wetenschappen

Periode: 1951–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 102

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 34

Omschrijving handeling: Het formuleren van het onderzoeksprogramma voor het KNMI.

Periode: 1951–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 115

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 35

Omschrijving handeling: Het verrichten van onderzoek in opdracht

Periode: 1951–

Waardering: V

Termijn: 20 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 115

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 36

Omschrijving handeling: Het aanmelden van een geïdentificeerde kernproef aan de daarvoor bestemde instanties van de VN.

Periode: 1974–

Waardering: V

Termijn: 50 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 132

Actor: 07) Minister van V&W/KNMI/de departementale Raad van overleg voor het fysisch oceanografisch onderzoek van de Noordzee.I

Handeling: 37

Omschrijving handeling: Het coördineren van de departementale activiteiten inzake het fysisch oceanografisch onderzoek van de Noordzee.

Periode: 1951–1984

Waardering: B

Status van handeling: Vervallen

Actor: 08) Minister van V&W/KNMI/de departementale Raad van overleg voor het fysisch oceanografisch onderzoek van de Noordzee/Coördinatie Golven.

Handeling: 38

Omschrijving handeling: Het coördineren van de departementale activiteiten inzake het fysisch oceanografisch onderzoek naar golfbewegingen in de Noordzee.

Periode: 1951–

Waardering: B

Status van handeling: Vervallen

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 39

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van de departementale bijdrage aan het te voeren klimaatbeleid.

Periode: 1988–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 97

Actor: 09) Minister van V&W/KNMI/Stuurgroep KNMI – RIVM.

Handeling: 40

Omschrijving handeling: Het sturen op het in samenwerking dan wel afstemming afzonderlijk verrichten van onderzoeken door het KNMI en het RIVM

Periode: 1984–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 118

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 41

Omschrijving handeling: Het al dan niet in samenwerking met andere instellingen samenstellen en doen van mededelingen en het geven van waarschuwingen omtrent de bestaande en de te verwachten weergesteldheid, de toestand van de atmosfeer en de zee en de seismologische verschijnselen.

Periode: 1951–

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 106. Zijn komen te vervallen in 1998 nadat de taakstelling van het KNMI gewijzigd is wat beschreven is in de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) en het KNMI alleen maar Basisgegevens ter beschikking mag stellen welke dmv licenties en overeenkomsten geleverd worden aan derde.

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 42

Omschrijving handeling: Het maken van afspraken en sluiten van overeenkomsten met organisaties van media en gebruikers inzake het samenstellen, doen van mededelingen, het geven van waarschuwingen, omtrent bestaande en te verwachten weergesteldheid, de toestand van de atmosfeer en de zee en de seismologische verschijnselen

Periode: 1951–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 106. Zijn komen te vervallen in 1998 nadat de taakstelling van het KNMI gewijzigd is wat beschreven is in de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) en het KNMI alleen maar Basisgegevens ter beschikking mag stellen welke dmv licenties en overeenkomsten geleverd worden aan derde.

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 43

Omschrijving handeling: Het leveren van diensten en producten aan bijzondere doelgroepen.

Periode: 1951–

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 106. Zijn komen te vervallen in 1998 nadat de taakstelling van het KNMI gewijzigd is wat beschreven is in de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) en het KNMI alleen maar Basisgegevens ter beschikking mag stellen welke dmv licenties en overeenkomsten geleverd worden aan derde.

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 44

Omschrijving handeling: Het maken van afspraken en sluiten van overeenkomsten met organisaties van media en gebruikers inzake het samenstellen, doen van mededelingen, het geven van waarschuwingen, inlichtingen, adviezen en verklaringen omtrent bestaande en te verwachten weergesteldheid, meteorologische, oceanografische, magnetische, seismologische en andere geofysische verschijnselen.

Periode: 1951–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 106. Zijn komen te vervallen in 1998 nadat de taakstelling van het KNMI gewijzigd is wat beschreven is in de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) en het KNMI alleen maar Basisgegevens ter beschikking mag stellen welke dmv licenties en overeenkomsten geleverd worden aan derde.

Actor: 01) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 45

Omschrijving handeling: Het stellen van nadere regels met betrekking tot het opstellen en uitgeven van wind- en stormwaarschuwingen voor de scheepvaart

Periode: 1951–1972

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 104

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 46

Omschrijving handeling: Het opstellen en uitgeven van wind- en stormwaarschuwingen voor de scheepvaart.

Periode: 1951–

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 104

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 47

Omschrijving handeling: Het in overleg met RWS, de PTT en het Loodswezen, vaststellen van de aard van waarschuwingen, de indeling van de waarschuwingsgebieden en de wijze van bekendmaking van waarschuwingen.

Periode: 1972–

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 104

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 48

Omschrijving handeling: Het vaststellen door de hoofddirecteur van het KNMI van nadere voorschriften voor het KNMI, ter uitvoering van het in de artikelen 1-7 van de Beschikking Wind- en stormwaarschuwingsdienst bepaalde.

Periode: 1972–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 104

Actor 10) Minister van V&W/KNMI/Coördinatiecommissie Meteorologie.

Handeling: 49

Omschrijving handeling: Het coördineren van de samenwerking tussen Ministerie van defensie en het KNMI met betrekking tot de luchtvaartmeteorologie.

Periode: 1951–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 108

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 50

Omschrijving handeling: Het vaststellen van voorwaarden en tarieven voor het verlenen van diensten aan derde, zijnde: Het samenstellen, doen van mededelingen en geven van waarschuwingen omtrent bestaande en te verwachten weergesteldheid, de toestand van de atmosfeer en de zee en de seismologische verschijnselen. Het op verzoek verstrekken van inlichtingen omtrent meteorologische, oceanografische, magnetische, seismologische en andere geofysische verschijnselen. Het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Het verifiëren van instrumenten betrekking hebbende op meteorologie en aanverwante wetenschappen.

Periode: 1951–1974 de Minister vanaf 1974 gemandateerd HD

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 106

Zijn komen te vervallen in 1998 nadat de taakstelling van het KNMI gewijzigd is wat beschreven is in de Wet op het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. (Stb. 2001, 562) en het KNMI alleen maar Basisgegevens ter beschikking mag stellen welke dmv licenties en overeenkomsten geleverd worden aan derde

Actor: 01) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 51

Omschrijving handeling: Het bepalen in welke bijzondere gevallen art. 3.1.h van het Wijzigingsbesluit reglement KNMI 1937 bedoelde inlichtingenverstrekkingen kosteloos zijn.

Periode: 1951–1974

Waardering: B

Status van handeling: Vervallen

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 52

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over vergaderingen van het World Meteorologic Congres.

Periode: 1951–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 109

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 53

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over de vergaderingen van het Uitvoerend Comite van de WMO

Periode: 1951–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 109

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 54

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over vergaderingen van de Regionale Associate 6 (Europa) van het WMO door de Permanente Vertegenwoordiger

Periode: 1951–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 109

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 55

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over de vergaderingen en aanbevelingen van Technische Commissies van het WMO

Periode: 1951–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 110

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 56

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over de vergaderingen en eindproducten van werkgroepen van het WMO

Periode: 1951–

Waardering: V

Termijn: 20 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 110

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 57

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over de vergaderingen van de Council van de ECMWF.

Periode: 1974–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 109

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 58

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over de vergaderingen en eindproducten van commissies en werkgroepen van het ECMWF.

Periode: 1974–

Waardering: V

Termijn: 20 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 110

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 59

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over de vergaderingen van de Council van de EUMETSAT

Periode: 1986–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 109

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 60

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over de vergaderingen en eindproducten van commissies en werkgroepen van de EUMETSAT

Periode: 1986–

Waardering: V

Termijn: 20 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 110

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 61

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over de vergaderingen van de Steering Committee van het Centre for Earth Observation (CEO) van de Europese Unie.

Periode: 1993–

Waardering: V

Termijn: 12 jaar

Status van handeling: Vervallen

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 62

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over de vergaderingen van de (sub-) werkgroepen van de ICAO (Internationale Civil Aviation Organisation).

Periode: 1951–

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 110

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 63

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over vergaderingen van de (sub-) werkgroepen van de Conference on Disarmament.

Periode: 1976–

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 132

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 64

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over vergaderingen van de raden en (sub-)werkgroepen van de ESA.

Periode: 1988–

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 110

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 65

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over vergaderingen van de (sub-) werkgroepen van de Europese Unie, waarin het KNMI niet de Staat der Nederlanden vertegenwoordigt

Periode: 1993–

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 110

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 66

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over vergaderingen van de (sub-) werkgroepen van EUREKA/EUROTRAC.

Periode: 1986–

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 110

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 67

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over vergaderingen van de ICWED

Periode: 1951–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 109

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 68

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over vergaderingen van de werkgroepen van de ICWED

Periode: 1992–

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 110

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 69

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over vergaderingen van de werkgroepen en commissies van internationale organisaties op het gebied van wetenschappelijk onderzoek.

Periode: 1951–

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 110

Actor 11) Het College van Curatoren/College van Bijstand.

Handeling: 70

Omschrijving handeling: Het bij de Minister voordragen van kandidaten ter opvulling van een vacature bij het college.

Periode: 1951–1974

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Vervallen

Actor 11) Het College van Curatoren/College van Bijstand.

Handeling: 71

Omschrijving handeling: De door de hoofddirecteur vervaardigde jaarverslagen en adviezen, voorzien van commentaar en doorzenden aan de Minister van V & W.

Periode: 1951–1974

Waardering: B

Status van handeling: Vervallen

Actor 11) Het College van Curatoren/College van Bijstand.

Handeling: 72

Omschrijving handeling: Vaststellen van het huishoudelijk reglement voor de werkzaamheden van het college van curatoren

Periode: 1951–1974

Waardering: B

Status van handeling: Vervallen

Actor 11) Het College van Curatoren/College van Bijstand.

Handeling: 73

Omschrijving handeling: Het uitbrengen van het jaarverslag van het college van curatoren aan de Minister.

Periode: 1951–1974

Waardering: B

Status van handeling: Vervallen

Actor 11) Het College van Curatoren/College van Bijstand.

Handeling: 74

Omschrijving handeling: Het uitbrengen van gevraagd en ongevraagd advies aan de Minister van V en W.

Periode: 1951–1984

Waardering: B

Status van handeling: Vervallen

Actor 11) Het College van Curatoren/College van Bijstand.

Handeling: 75

Omschrijving handeling: Het op verzoek en op eigen initiatief verlenen van bijstand en advies aan de hoofddirecteur van het KNMI inzake de algemene lijnen waarlangs het wetenschappelijk onderzoek zich dient te ontwikkelen en de gebieden waarop de dienstverlening zich dient te richten.

Periode: 1951–1984

Waardering: B

Status van handeling: Vervallen

Actor: 01) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 76

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van de instelling, wijziging en opheffing van het College van Curatoren/College van Bijstand.

Periode: 1951–1984

Waardering: B

Status van handeling: Vervallen

Actor: 01) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 77

Omschrijving handeling: Opstellen van een rooster van aftreden van de leden van het Curatorencollege.

Periode: 1951–1974

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Vervallen

Actor: 01) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 78

Omschrijving handeling: Goedkeuren van het huishoudelijk reglement voor de werkzaamheden van het College van Curatoren.

Periode: 1951–1974

Waardering: B

Status van handeling: Vervallen

Actor: 01) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 79

Omschrijving handeling: Voorbereiding van benoeming per KB van de leden van het curatorencollege en het aanwijzen van de voorzitter.

Periode: 1951–1974

Waardering: B

Status van handeling: Vervallen

Actor: 01) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 80

Omschrijving handeling: Voorbereiding van benoeming per KB van de secretaris van het College van Curatoren.

Periode: 1951–1974

Waardering: B

Status van handeling: Vervallen

Actor: 01) Minister van V&W/KNMI I

Handeling: 81

Omschrijving handeling: Voorbereiding voor het per KB toekennen en bepalen van de hoogte van de bezoldiging van de secretaris van het College van Curatoren.

Periode: 1951–1974

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Vervallen

Actor: 01) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 82

Omschrijving handeling: Het voordragen voor benoeming en ontslag per KB van leden van het College van Bijstand

Periode: 1951–1984

Waardering: B

Status van handeling: Vervallen

Actor: 01) Minister van V&W/KNMI I

Handeling: 83

Omschrijving handeling: Het in bijzondere gevallen anderszins bepalen dan gebruikelijk is, met betrekking tot het bijwonen van de vergaderingen van het College van Bijstand door de functionaris, belast met de leiding van het KNMI.

Periode: 1951–1984

Waardering: V

Termijn: 10 jaar

Status van handeling: Vervallen

Actor: 01) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 84

Omschrijving handeling: Het voorbereiden van de vaststelling en wijziging van de inrichting, de organisatie, de bevoegdheden en het takenpakket van het KNMI

Periode: 1951–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 91

Actor: 02) Minister van V&W/KNMI

Handeling: 85

Omschrijving handeling: Het vervaardigen van de jaarverantwoording over de verrichtte werkzaamheden ten aanzien van de aan het KNMI opgedragen taken.

Periode: 1951–

Waardering: B

Status van handeling: Is verwerkt in Handeling 100.

Naar boven