TOELICHTING
Algemeen
In voorliggende regeling worden de aanvraagprocedure en de voorwaarden voor de toekenning van een stimuleringssubsidie Passend
onderwijs beschreven.
Aanleiding
Tijdens het nota-overleg in de Tweede Kamer op 23 juni 2008 over de voortgangsrapportage Passend onderwijs is een motie1 ingediend. Tijdens het overleg werd geconstateerd dat de aangekondigde experimenten en veldinitiatieven met name bedoeld
zijn voor het opbouwen van nieuwe netwerken en samenwerkingsverbanden en veel minder voor wat meer onderwijsinhoudelijke initiatieven.
In het veld worden echter ook op het onderwijsinhoudelijke vlak waardevolle initiatieven opgestart. Met de motie wordt verzocht
om binnen het beschikbare budget ook kleinere stimuleringssubsidies te geven om ook waardevolle initiatieven op kleinere schaal
te kunnen stimuleren, waarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkeling van een regionaal sluitend systeem. Deze motie
wordt in voorliggende regeling uitgewerkt.
Historie/achtergrond
Binnen het funderend onderwijs bestaan er verschillende voorzieningen voor leerlingen die extra zorg en aandacht nodig hebben
vanwege leer- of ontwikkelingsproblemen, een handicap, stoornis of een ziekte. In het primair onderwijs (po) zijn er samenwerkingsverbanden
primair onderwijs (swv po of weer samen naar school verbanden), waarin basisscholen met een speciale school voor basisonderwijs
samenwerken. In het voortgezet onderwijs (vo) werken vmbo-scholen ook samen in samenwerkingsverbanden. Extra zorg wordt geboden
via het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en in het praktijkonderwijs (pro). Voor leerlingen met specifieke handicaps
en stoornissen is er de mogelijkheid om onderwijs te volgen in scholen voor speciaal onderwijs (so) of voortgezet speciaal
onderwijs (vso), dan wel om met een leerlinggebonden financiering onderwijs te volgen in reguliere scholen.
Passend onderwijs
Uit de evaluatie van de verschillende structuren is naar voren gekomen dat de verschillende voorzieningen afzonderlijk een
aantal positieve resultaten hebben bereikt. De organisatie van de verschillende zorgstructuren binnen het onderwijs is echter
heel complex en kent ook een aantal knelpunten: kinderen die thuis zitten of op wachtlijsten staan, veel bureaucratie rond
indicatiestelling, onvoldoende aansluiting van en samenwerking tussen de deelsystemen, onvoldoende afstemming en samenwerking
met (jeugd)zorg, etc. Naar aanleiding hiervan is gediscussieerd over een herziening van de zorgstructuren. Dit heeft geleid
tot het concept Passend onderwijs. In de brieven aan de Tweede Kamer van 25 juni 2007 en 5 december 2007 heeft het kabinet
een uitwerking van dit concept gegeven. Centraal in deze uitwerking staan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs
aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en de vorming van regionale netwerken om tot een betere organisatie van
onderwijs en zorg te komen. In december 2007 heb ik met de Tweede Kamer gesproken over het invoeringsplan Passend onderwijs.
In dit overleg heeft de Kamer ingestemd met de stimulering van de vorming van regionale netwerken en de uitwerking van Passend
onderwijs via startsubsidies, veldinitiatieven en experimenten. Daarnaast heeft de Kamer ingestemd met de instelling van een
onafhankelijke Evaluatie Commissie Passend Onderwijs (ECPO). De ECPO evalueert en adviseert de komende vier jaar over vervolgstappen
in het invoeringsproces.
Regionale netwerken
Schoolbesturen krijgen de verantwoordelijkheid om voor alle leerlingen die worden aangemeld of staan ingeschreven bij één
van hun scholen, een passend onderwijszorgaanbod te formuleren. Om dat te realiseren gaan scholen samenwerken in regionale
netwerken. De samenwerkingsverbanden (swv) in het po en in het vo maken onderling en met de REC’s afspraken over de inrichting
van één loket voor zorgtoewijzing en over het onderwijscontinuüm waarbinnen voor alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod
kan worden geboden. Met het verbinden van samenwerkingsverbanden en de REC’s wordt een regionaal netwerk gevormd. De individuele
schoolbesturen blijven, ook wanneer een netwerk is gevormd verantwoordelijk voor het toelatingsbeleid en het onderwijs op
de scholen. Gelet op de schaal worden swv vo gezien als uitgangspunt voor de beoogde regionale netwerken. De verwachting is
dat er ongeveer 80 regionale netwerken ontstaan waarin de bestaande swv po, swv vo en de betreffende REC’s gezamenlijk Passend
onderwijs gaan realiseren. Indien het gelet op bijvoorbeeld leerlingstromen of het vormen van een sluitend en functioneel
netwerk wenselijk is, kan de samenstelling van swv po, swv vo en REC’s gewijzigd worden. Regionale netwerken worden in het
veld gevormd. Daarbij is ruimte om Passend onderwijs vorm te geven aansluitend bij de regionale situatie. Uit de nulmeting2 blijkt dat over het algemeen deze regio-indeling een goede basis is en dat bij veel regio’s de onderwerpen die geagendeerd
staan voor Passend onderwijs al langer in de regio’s op de agenda staan.
Stimuleren vorming regionale netwerken
Op 5 april 2008 is de Regeling voor het aanvragen van een startsubsidie of een veldinitiatief Passend Onderwijs 2008-2009
gepubliceerd waarin de aanvraagprocedure en de voorwaarden voor de verstrekking van een startsubsidie, een subsidie voor een
veldinitiatief of toekenning van een experiment Passend onderwijs worden beschreven. Centrale doelstelling van deze regeling
is het stimuleren van regionale netwerkvorming als belangrijke randvoorwaarde voor het invoeren van Passend onderwijs.
Stimuleringssubsidie
Binnen het huidige wettelijke kader kan door samenwerking al een aantal ambities van Passend onderwijs worden gerealiseerd.
Zoals hierboven genoemd, wordt met de voorliggende regeling uitvoering gegeven aan de eerder genoemde motie om, naast de regionale
netwerkvorming, ook kleinere waardevolle, vaak meer onderwijsinhoudelijke, initiatieven te stimuleren.
Om met deze initiatieven maximaal een bijdrage te leveren aan het ontwikkelen van een passend onderwijszorgaanbod voor alle
leerlingen in een regio worden stimuleringssubsidies mogelijk voor:
− onderwijskundige (tussen)voorzieningen ter uitbreiding van het onderwijscontinuüm in de regio;
− nieuwe samenwerkingsvormen met (jeugd)zorginstellingen;
− en het vergroten van de leraren- en/of ouderbetrokkenheid in het (beoogd) regionaal netwerk. Hierbij kan gedacht worden aan
de inrichting van een themaraad of instelling van een ouderplatform in de regio of het op regionaal niveau aanstellen van
speciale functionarissen om ouders te ondersteunen en begeleiden. Er kan gedacht worden aan een scholingsprogramma voor leraren
of activiteiten om de positie van leraren te versterken.
De stimuleringssubsidie is bedoeld als éénmalige incidentele impuls voor het opstarten van nieuwe structurele voorzieningen
binnen het kader van Passend onderwijs. Opstarten impliceert ook dat het initiatief nog niet operationeel is op het moment
van aanvraag en dat het doorgaat na afloop van de subsidie.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Onder een onderwijscontinuüm wordt een flexibel onderwijsaanbod verstaan waarbinnen voor alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod
kan worden geboden. Het continuüm loopt van plaatsing in het regulier onderwijs tot plaatsing in het (voortgezet) speciaal
onderwijs ((v)so) en kent verschillende vormen van extra ondersteuning voor leerlingen die dat nodig hebben. Voorbeelden hiervan
zijn:
− Zorg begint bij extra ondersteuning in de klas op de reguliere school.
− Speciale klassen in reguliere scholen. Dit kunnen bijvoorbeeld zgn. ‘auti-klassen’ zijn, specifiek gericht op leerlingen met
een stoornis in het autistisch spectrum, maar ook klassen waar leerlingen met verschillende handicaps die (een deel van) het
onderwijs in het regulier onderwijs volgen.
− De overdracht bij de overgang van vso/vo, vso/vavo, vso/mbo.
Artikel 2
Doel van de subsidie is het stimuleren van de ontwikkeling van Passend onderwijs door gericht op een aantal voor Passend onderwijs
cruciale thema’s samenwerking tussen scholen in het po, vo, (v)so, mbo en (jeugd)zorginstellingen te stimuleren.
De regeling is bedoeld om regio’s die nog niet klaar zijn voor een veldinitiatief of experiment te stimuleren. Aan aanvragers
die subsidie voor een veldinitiatief of een experiment ontvangen wordt daarom geen subsidie verstrekt. Aan aanvragers die
een startsubsidie ontvangen kan wel een stimuleringssubsidie worden verstrekt.
De subsidie is niet bedoeld om structurele kosten te dekken.
Artikel 3
Subsidie wordt niet verleend aan particuliere scholen voor vo als bedoeld in artikel 2 Wet op het voortgezet onderwijs.
In een swv po wordt subsidie verleend aan de Centrale dienst die zorgbekostiging als bedoeld in artikel 132 van de Wet op
het primair onderwijs ontvangt. In een swv vo wordt subsidie verleend aan de kassierschool van dat samenwerkingsverband.
Artikel 4
Doel van voorliggende regeling is samenwerking te stimuleren gericht op het vormgeven van Passend onderwijs. Daarom moet het
initiatief worden uitgevoerd door scholen van verschillende schoolsoorten (po, vo, (v)so), swv po en/of swv vo en/of REC,
of, naast in ieder geval een school, een (jeugd)zorginstelling. In een initiatief is ook samenwerking met het mbo en met agrarische
opleidingscentra mogelijk.
Om het perspectief van Passend onderwijs in beeld te houden en geen afbreuk te doen aan de ontwikkeling van regionale netwerken
moet de subsidieaanvrager de betrokken partijen van het (beoogd) regionaal netwerk (zoals bedoeld in de regeling voor het
aanvragen van een startsubsidie of een subsidie veldinitiatief Passend onderwijs 2008–2009 d.d. 5 april 2008) informeren over
de aanvraag. Hierbij wordt minimaal verstaan het sturen van een afschrift van het plan voor het initiatief naar de coördinatoren
van het swv po, het swv vo en de tot de (toekomstige) regio’s behorende REC’s.
Artikel 5
Voor deze meerjarige subsidieregeling is in 2008 € 1 miljoen, in 2009 € 3 miljoen en in 2011 € 2 miljoen beschikbaar. Aanvragen
kunnen gedurende het jaar worden ingediend. De aanvragen worden beoordeeld op de criteria uit de regeling.
Artikel 6
In artikel 5 worden middelen beschikbaar gesteld voor toekomstige jaren voordat de begroting van het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap voor die jaren is goedgekeurd en vastgesteld. Daarom behoudt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
zich het recht voor de aanspraak op subsidiemiddelen in de jaren 2009 en 2010 in te trekken of te verlagen als de definitieve
begroting onvoldoende ruimte biedt om de subsidie te verlenen.
Artikel 7
De middelen dienen transparant en voor beschreven doelen te worden ingezet.
Partijen kunnen op grond van deze regeling éénmaal een aanvraag voor een stimuleringssubsidie indienen. De aanvraag wordt
ingediend bij CFI, onder vermelding van ‘Passend onderwijs’, Postbus 606, 2700 ML in Zoetermeer. Op de website van CFI kan
het aanvraagformulier (CFI nr 68070) worden gedownload. Ook op de website www.passendonderwijs.nl bevindt zich een link naar
het aanvraagformulier op de website van CFI.
De regiegroep Passend onderwijs adviseert over de toekenning van aanvragen voor een stimuleringssubsidie. Partijen die een
subsidie aanvragen dienen het advies van de regiegroep bij hun aanvraag te voegen. De regiegroep kijkt bij de advisering in
ieder geval naar de compleetheid van documenten, of de aanvraag voldoet aan de criteria en of het initiatief nieuw is, dat
wil zeggen op het moment van aanvraag nog niet operationeel.
De regiegroep hanteert een maximale termijn van 21 dagen om advies uit te brengen. Dit advies kan aangevraagd worden bij de
regiegroep Passend onderwijs (Infopunt Passend onderwijs, Varrolaan 60, 3584 BW Utrecht).
In 2008 wordt deze termijn bekort om de aanvragen nog in dit jaar te kunnen laten afhandelen door CFI. In 2008 worden alle
aanvragen die op 12 november bij de regiegroep binnen zijn nog voorzien van een advies. In 2008 zal de regiegroep het advies
rechtstreeks naar CFI zenden, zodat het daar op 15 november binnen is en nog in 2008 betaling kan plaatsvinden.
In 2009 en 2010 voegt de subsidieaanvrager zélf het advies van de regiegroep bij de aanvraag.
Artikel 8
De subsidie wordt overgemaakt op de eerstvolgende wettelijke betaaltermijn na de datum waarop de beschikking is afgegeven.
Een format voor het verslag van de activiteiten en de bereikte resultaten is te vinden op www.passendonderwijs.nl.
De financiële verantwoording verloopt via de jaarrekening van de subsidieontvanger.
Artikel 9
Deze informatieplicht betreft voornamelijk het aanleveren van de nodige informatie aan de Evaluatiecommissie Passend Onderwijs
ten behoeve van de evaluatie van en advisering over vervolgstappen in het invoeringsproces Passend onderwijs en het verspreiden
van goede voorbeelden.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S.A.M. Dijksma.