Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 13 oktober 2008, nr. JOZ/62235, houdende regels voor het verstrekken van stimuleringssubsidies Passend onderwijs voor 2008–2010 (Regeling voor het verstrekken van een stimuleringssubsidie Passend onderwijs 2008–2010)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 70 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 74 van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 71 van de Wet op de expertisecentra;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. po:

primair onderwijs als bedoeld in artikel 2 van de Wet op het primair onderwijs;

c. REC:

Regionaal expertisecentrum als bedoeld in artikel 28b van de Wet op de expertisecentra;

d. (v)so:

(voortgezet) speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de expertisecentra;

e. vo:

voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

f. mbo:

middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.2.1 van de Wet op de educatie en beroepsonderwijs;

g. swv po:

samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18 van de Wet op het primair onderwijs;

h. swv vo:

samenwerkingsverband vo als bedoeld in artikel 10h van de Wet op het voortgezet onderwijs;

i. Passend onderwijs:

het systeem waarbinnen alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod geboden krijgen;

j. regionaal netwerk:

basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs die samenwerken in een swv po, scholen voor vo die samenwerken in een swv vo en scholen voor (v)so die per cluster samenwerken in een REC cluster 3 en 4, die gezamenlijk Passend onderwijs vorm geven;

k. onderwijscontinuüm:

flexibel onderwijsaanbod waarbinnen voor alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod kan worden geboden;

l. onderwijskundige (tussen)voorziening:

structureel onderwijszorgaanbod aan (groepen van) leerlingen ter uitbreiding van het onderwijscontinuüm binnen de huidige regelgeving, vooruitlopend op de realisatie van Passend onderwijs binnen het (toekomstig) regionaal netwerk.

Artikel 2. Te subsidiëren activiteiten

  • 1. De Minister kan éénmalig in de periode van 2008 tot en met 2010 subsidie verstrekken voor:

    • a. het opstarten van een onderwijskundige (tussen)voorziening of een structureel onderwijszorgaanbod, zoals bedoeld in artikel 1, onder k; of

    • b. het vergroten van de leraren- of ouderbetrokkenheid zoals bedoeld in artikel 1, onder l.

  • 2. Ten behoeve van de initiatieven, bedoeld in het eerste lid, sluiten scholen voor po, vo, (v)so, swv po, swv vo of REC een samenwerkingsovereenkomst met één of meer scholen van een andere schoolsoort en/of met scholen voor mbo en/of met (jeugd)zorginstellingen met als doel Passend onderwijs vorm te geven binnen het (toekomstig) regionaal netwerk door middel van de volgende activiteiten:

    • a. het opstarten van een structurele onderwijskundige (tussen)voorziening met andere scholen dat nog niet operationeel is op moment van aanvraag;

    • b. het opstarten van een structureel nieuw onderwijszorgaanbod aan (groepen van) leerlingen in samenwerking met (jeugd)zorginstellingen dat nog niet operationeel is op moment van aanvraag en leidt tot een uitbreiding van het onderwijs/zorgaanbod van de betreffende school of scholen;

    • c. het opstarten van initiatieven waardoor de ouderbetrokkenheid structureel op het niveau van het (toekomstige) regionaal netwerk wordt vergroot;

    • d. het opstarten van initiatieven waardoor de lerarenbetrokkenheid structureel op het niveau van het (toekomstige) regionaal netwerk wordt vergroot.

  • 3. De omvang van de subsidie bedraagt ten hoogste € 20.000 per initiatief zoals bedoeld in het eerste lid. Aan de samenwerkende deelnemers van een initiatief kan op grond van deze regeling éénmaal een stimuleringssubsidie worden toegekend.

  • 4. Aan aanvragers die subsidie voor een veldinitiatief of een experiment ontvangen op basis van de ‘Regeling voor het aanvragen van een startsubsidie of een subsidie veldinitiatief Passend onderwijs 2008–2009’ respectievelijk de ‘Experimentenwet onderwijs’, wordt geen subsidie verstrekt op grond van deze regeling.

  • 5. Aan aanvragers die in aanmerking komen voor subsidie op grond van de ‘Tijdelijke regeling subsidiëring experimenten leergang vmbo-mbo2 2008–2013’, wordt geen subsidie verstrekt op grond van deze regeling.

Artikel 3. Subsidieontvangers

Subsidie op grond van deze regeling wordt slechts verleend aan het bevoegd gezag van een school voor po, vo, (v)so, swv po, swv vo of REC.

Artikel 4. Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. Ten behoeve van de activiteiten, bedoeld in artikel 2, werkt een school voor po, vo of (v)so, swv po, swv vo of REC in ieder geval samen met een school voor po, vo, (v)so, mbo of een (jeugd)zorginstelling.

  • 2. De subsidieontvanger informeert de deelnemers aan het (toekomstige) regionaal netwerk, waartoe de samenwerkende partijen (gaan) behoren, over het initiatief.

Artikel 5. Vaststelling subsidieplafond en criteria verdeling bij subsidieverlening

  • 1. Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is een bedrag beschikbaar van € 1 miljoen in 2008, € 3 miljoen in 2009 en € 2 miljoen in 2010.

  • 2. Het beschikbare bedrag wordt in de volgorde van ontvangst van de aanvragen verdeeld, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag en het tijdstip waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst geldt.

Artikel 6. Begrotingsvoorbehoud

  • 1. Subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In geval van niet vervullen van de voorwaarde wordt het op grond van artikel 2 verleende subsidiebedrag verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na vaststelling of goedkeuring van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ter beschikking staat.

Artikel 7. Aanvraag stimuleringssubsidie

  • 1. Een subsidieaanvraag voor een initiatief wordt gedaan door het bevoegd gezag van een school voor po, vo, (v)so, swv po, swv vo of een REC.

  • 2. De subsidieaanvraag bevat in ieder geval de volgende informatie:

    • a. de naam van de subsidieaanvrager en het brinnummer van de subsidieaanvrager;

    • b. de partijen die deelnemen aan het initiatief;

    • c. in het geval het een nieuwe onderwijskundige (tussen)voorziening of samenwerkingsvorm met (jeugd)zorginstellingen betreft, een onderbouwing waarom deze vernieuwend is binnen het huidige onderwijs/zorgaanbod van de in onderdeel b genoemde partijen en hoe deze past binnen het totale onderwijscontinuüm in het (toekomstige) regionale netwerk;

    • d. in het geval het initiatieven betreft waardoor de leraren- en/of ouderbetrokkenheid in het (toekomstige) regionaal netwerk structureel wordt vergroot, op welke wijze dit wordt bewerkstelligd;

    • e. de inzet van (subsidie)middelen: activiteiten, planning en begroting; en

    • f. op welke wijze de deelnemers aan het (toekomstige) regionaal netwerk, waartoe de samenwerkende partijen in de subsidieaanvraag (gaan) behoren, zijn geïnformeerd over het initiatief.

  • 3. Bij de subsidieaanvraag wordt een samenwerkingsovereenkomst gevoegd.

  • 4. Bij de subsidieaanvraag wordt een advies van de regiegroep Passend onderwijs gevoegd.

  • 5. De aanvraag wordt ingediend bij CFI.

  • 6. Om in het kalenderjaar 2008 voor subsidie in aanmerking te komen dient de aanvraag uiterlijk op 15 november 2008 bij CFI te zijn ontvangen.

  • 7. Om in het kalenderjaar 2009 en 2010 voor subsidie in aanmerking te komen dient de aanvraag uiterlijk op 15 oktober van betreffend jaar bij CFI te zijn ontvangen.

Artikel 8. Verlening, betaalbaarstelling en overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De Minister beslist binnen acht weken na indiening bij CFI over de subsidieaanvraag.

  • 2. De stimuleringssubsidie, bedoeld in artikel 2, wordt in één betaaltermijn overgemaakt op de eerstvolgende wettelijke betaaltermijn na de datum waarop de beschikking is afgegeven.

  • 3. De subsidieontvanger, bedoeld in artikel 3, dient een aanvraag tot subsidievaststelling in binnen drie maanden na het beëindigen van de activiteiten, doch uiterlijk 1 november van het jaar volgend op het jaar waarvoor subsidie is verleend.

  • 4. Ten behoeve van de vaststelling van de subsidie wordt een verslag van de activiteiten ingediend bij CFI onder vermelding van ‘Passend onderwijs’.

  • 5. Het verslag van de activiteiten bevat een overzicht van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten.

  • 6. Het verslag bevat, voor zover van toepassing, een analyse van de verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten, vermeld in het activiteitenplan en de feitelijke realisatie.

  • 7. De financiële verantwoording wordt meegenomen in de jaarrekening van de subsidieontvanger.

  • 8. Indien de activiteit niet is gestart, aanzienlijk wordt vertraagd of voortijdig wordt beëindigd, informeert de subsidieontvanger de Minister direct hierover.

  • 9. Indien aan één van de verplichtingen van deze regeling niet wordt voldaan, kan het bedrag geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

  • 10. Niet bestede middelen worden teruggevorderd.

Artikel 9. Informatieplicht

De partners uit het samenwerkingsverband werken mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoekingen die gericht zijn op het verschaffen van nadere inlichtingen aan de Minister ten behoeve van de ontwikkeling van beleid.

Slotbepalingen

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 november 2011.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling voor het verstrekken van een stimuleringssubsidie Passend onderwijs 2008–2010.

Deze regeling zal met een toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma.

TOELICHTING

Algemeen

In voorliggende regeling worden de aanvraagprocedure en de voorwaarden voor de toekenning van een stimuleringssubsidie Passend onderwijs beschreven.

Aanleiding

Tijdens het nota-overleg in de Tweede Kamer op 23 juni 2008 over de voortgangsrapportage Passend onderwijs is een motie1 ingediend. Tijdens het overleg werd geconstateerd dat de aangekondigde experimenten en veldinitiatieven met name bedoeld zijn voor het opbouwen van nieuwe netwerken en samenwerkingsverbanden en veel minder voor wat meer onderwijsinhoudelijke initiatieven. In het veld worden echter ook op het onderwijsinhoudelijke vlak waardevolle initiatieven opgestart. Met de motie wordt verzocht om binnen het beschikbare budget ook kleinere stimuleringssubsidies te geven om ook waardevolle initiatieven op kleinere schaal te kunnen stimuleren, waarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkeling van een regionaal sluitend systeem. Deze motie wordt in voorliggende regeling uitgewerkt.

Historie/achtergrond

Binnen het funderend onderwijs bestaan er verschillende voorzieningen voor leerlingen die extra zorg en aandacht nodig hebben vanwege leer- of ontwikkelingsproblemen, een handicap, stoornis of een ziekte. In het primair onderwijs (po) zijn er samenwerkingsverbanden primair onderwijs (swv po of weer samen naar school verbanden), waarin basisscholen met een speciale school voor basisonderwijs samenwerken. In het voortgezet onderwijs (vo) werken vmbo-scholen ook samen in samenwerkingsverbanden. Extra zorg wordt geboden via het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en in het praktijkonderwijs (pro). Voor leerlingen met specifieke handicaps en stoornissen is er de mogelijkheid om onderwijs te volgen in scholen voor speciaal onderwijs (so) of voortgezet speciaal onderwijs (vso), dan wel om met een leerlinggebonden financiering onderwijs te volgen in reguliere scholen.

Passend onderwijs

Uit de evaluatie van de verschillende structuren is naar voren gekomen dat de verschillende voorzieningen afzonderlijk een aantal positieve resultaten hebben bereikt. De organisatie van de verschillende zorgstructuren binnen het onderwijs is echter heel complex en kent ook een aantal knelpunten: kinderen die thuis zitten of op wachtlijsten staan, veel bureaucratie rond indicatiestelling, onvoldoende aansluiting van en samenwerking tussen de deelsystemen, onvoldoende afstemming en samenwerking met (jeugd)zorg, etc. Naar aanleiding hiervan is gediscussieerd over een herziening van de zorgstructuren. Dit heeft geleid tot het concept Passend onderwijs. In de brieven aan de Tweede Kamer van 25  juni 2007 en 5 december 2007 heeft het kabinet een uitwerking van dit concept gegeven. Centraal in deze uitwerking staan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en de vorming van regionale netwerken om tot een betere organisatie van onderwijs en zorg te komen. In december 2007 heb ik met de Tweede Kamer gesproken over het invoeringsplan Passend onderwijs. In dit overleg heeft de Kamer ingestemd met de stimulering van de vorming van regionale netwerken en de uitwerking van Passend onderwijs via startsubsidies, veldinitiatieven en experimenten. Daarnaast heeft de Kamer ingestemd met de instelling van een onafhankelijke Evaluatie Commissie Passend Onderwijs (ECPO). De ECPO evalueert en adviseert de komende vier jaar over vervolgstappen in het invoeringsproces.

Regionale netwerken

Schoolbesturen krijgen de verantwoordelijkheid om voor alle leerlingen die worden aangemeld of staan ingeschreven bij één van hun scholen, een passend onderwijszorgaanbod te formuleren. Om dat te realiseren gaan scholen samenwerken in regionale netwerken. De samenwerkingsverbanden (swv) in het po en in het vo maken onderling en met de REC’s afspraken over de inrichting van één loket voor zorgtoewijzing en over het onderwijscontinuüm waarbinnen voor alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod kan worden geboden. Met het verbinden van samenwerkingsverbanden en de REC’s wordt een regionaal netwerk gevormd. De individuele schoolbesturen blijven, ook wanneer een netwerk is gevormd verantwoordelijk voor het toelatingsbeleid en het onderwijs op de scholen. Gelet op de schaal worden swv vo gezien als uitgangspunt voor de beoogde regionale netwerken. De verwachting is dat er ongeveer 80 regionale netwerken ontstaan waarin de bestaande swv po, swv vo en de betreffende REC’s gezamenlijk Passend onderwijs gaan realiseren. Indien het gelet op bijvoorbeeld leerlingstromen of het vormen van een sluitend en functioneel netwerk wenselijk is, kan de samenstelling van swv po, swv vo en REC’s gewijzigd worden. Regionale netwerken worden in het veld gevormd. Daarbij is ruimte om Passend onderwijs vorm te geven aansluitend bij de regionale situatie. Uit de nulmeting2 blijkt dat over het algemeen deze regio-indeling een goede basis is en dat bij veel regio’s de onderwerpen die geagendeerd staan voor Passend onderwijs al langer in de regio’s op de agenda staan.

Stimuleren vorming regionale netwerken

Op 5 april 2008 is de Regeling voor het aanvragen van een startsubsidie of een veldinitiatief Passend Onderwijs 2008-2009 gepubliceerd waarin de aanvraagprocedure en de voorwaarden voor de verstrekking van een startsubsidie, een subsidie voor een veldinitiatief of toekenning van een experiment Passend onderwijs worden beschreven. Centrale doelstelling van deze regeling is het stimuleren van regionale netwerkvorming als belangrijke randvoorwaarde voor het invoeren van Passend onderwijs.

Stimuleringssubsidie

Binnen het huidige wettelijke kader kan door samenwerking al een aantal ambities van Passend onderwijs worden gerealiseerd. Zoals hierboven genoemd, wordt met de voorliggende regeling uitvoering gegeven aan de eerder genoemde motie om, naast de regionale netwerkvorming, ook kleinere waardevolle, vaak meer onderwijsinhoudelijke, initiatieven te stimuleren.

Om met deze initiatieven maximaal een bijdrage te leveren aan het ontwikkelen van een passend onderwijszorgaanbod voor alle leerlingen in een regio worden stimuleringssubsidies mogelijk voor:

  • onderwijskundige (tussen)voorzieningen ter uitbreiding van het onderwijscontinuüm in de regio;

  • nieuwe samenwerkingsvormen met (jeugd)zorginstellingen;

  • en het vergroten van de leraren- en/of ouderbetrokkenheid in het (beoogd) regionaal netwerk. Hierbij kan gedacht worden aan de inrichting van een themaraad of instelling van een ouderplatform in de regio of het op regionaal niveau aanstellen van speciale functionarissen om ouders te ondersteunen en begeleiden. Er kan gedacht worden aan een scholingsprogramma voor leraren of activiteiten om de positie van leraren te versterken.

De stimuleringssubsidie is bedoeld als éénmalige incidentele impuls voor het opstarten van nieuwe structurele voorzieningen binnen het kader van Passend onderwijs. Opstarten impliceert ook dat het initiatief nog niet operationeel is op het moment van aanvraag en dat het doorgaat na afloop van de subsidie.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Onder een onderwijscontinuüm wordt een flexibel onderwijsaanbod verstaan waarbinnen voor alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod kan worden geboden. Het continuüm loopt van plaatsing in het regulier onderwijs tot plaatsing in het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so) en kent verschillende vormen van extra ondersteuning voor leerlingen die dat nodig hebben. Voorbeelden hiervan zijn:

  • Zorg begint bij extra ondersteuning in de klas op de reguliere school.

  • Speciale klassen in reguliere scholen. Dit kunnen bijvoorbeeld zgn. ‘auti-klassen’ zijn, specifiek gericht op leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum, maar ook klassen waar leerlingen met verschillende handicaps die (een deel van) het onderwijs in het regulier onderwijs volgen.

  • De overdracht bij de overgang van vso/vo, vso/vavo, vso/mbo.

Artikel 2

Doel van de subsidie is het stimuleren van de ontwikkeling van Passend onderwijs door gericht op een aantal voor Passend onderwijs cruciale thema’s samenwerking tussen scholen in het po, vo, (v)so, mbo en (jeugd)zorginstellingen te stimuleren.

De regeling is bedoeld om regio’s die nog niet klaar zijn voor een veldinitiatief of experiment te stimuleren. Aan aanvragers die subsidie voor een veldinitiatief of een experiment ontvangen wordt daarom geen subsidie verstrekt. Aan aanvragers die een startsubsidie ontvangen kan wel een stimuleringssubsidie worden verstrekt.

De subsidie is niet bedoeld om structurele kosten te dekken.

Artikel 3

Subsidie wordt niet verleend aan particuliere scholen voor vo als bedoeld in artikel 2 Wet op het voortgezet onderwijs.

In een swv po wordt subsidie verleend aan de Centrale dienst die zorgbekostiging als bedoeld in artikel 132 van de Wet op het primair onderwijs ontvangt. In een swv vo wordt subsidie verleend aan de kassierschool van dat samenwerkingsverband.

Artikel 4

Doel van voorliggende regeling is samenwerking te stimuleren gericht op het vormgeven van Passend onderwijs. Daarom moet het initiatief worden uitgevoerd door scholen van verschillende schoolsoorten (po, vo, (v)so), swv po en/of swv vo en/of REC, of, naast in ieder geval een school, een (jeugd)zorginstelling. In een initiatief is ook samenwerking met het mbo en met agrarische opleidingscentra mogelijk.

Om het perspectief van Passend onderwijs in beeld te houden en geen afbreuk te doen aan de ontwikkeling van regionale netwerken moet de subsidieaanvrager de betrokken partijen van het (beoogd) regionaal netwerk (zoals bedoeld in de regeling voor het aanvragen van een startsubsidie of een subsidie veldinitiatief Passend onderwijs 2008–2009 d.d. 5 april 2008) informeren over de aanvraag. Hierbij wordt minimaal verstaan het sturen van een afschrift van het plan voor het initiatief naar de coördinatoren van het swv po, het swv vo en de tot de (toekomstige) regio’s behorende REC’s.

Artikel 5

Voor deze meerjarige subsidieregeling is in 2008 € 1 miljoen, in 2009 € 3 miljoen en in 2011 € 2 miljoen beschikbaar. Aanvragen kunnen gedurende het jaar worden ingediend. De aanvragen worden beoordeeld op de criteria uit de regeling.

Artikel 6

In artikel 5 worden middelen beschikbaar gesteld voor toekomstige jaren voordat de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor die jaren is goedgekeurd en vastgesteld. Daarom behoudt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zich het recht voor de aanspraak op subsidiemiddelen in de jaren 2009 en 2010 in te trekken of te verlagen als de definitieve begroting onvoldoende ruimte biedt om de subsidie te verlenen.

Artikel 7

De middelen dienen transparant en voor beschreven doelen te worden ingezet.

Partijen kunnen op grond van deze regeling éénmaal een aanvraag voor een stimuleringssubsidie indienen. De aanvraag wordt ingediend bij CFI, onder vermelding van ‘Passend onderwijs’, Postbus 606, 2700 ML in Zoetermeer. Op de website van CFI kan het aanvraagformulier (CFI nr 68070) worden gedownload. Ook op de website www.passendonderwijs.nl bevindt zich een link naar het aanvraagformulier op de website van CFI.

De regiegroep Passend onderwijs adviseert over de toekenning van aanvragen voor een stimuleringssubsidie. Partijen die een subsidie aanvragen dienen het advies van de regiegroep bij hun aanvraag te voegen. De regiegroep kijkt bij de advisering in ieder geval naar de compleetheid van documenten, of de aanvraag voldoet aan de criteria en of het initiatief nieuw is, dat wil zeggen op het moment van aanvraag nog niet operationeel.

De regiegroep hanteert een maximale termijn van 21 dagen om advies uit te brengen. Dit advies kan aangevraagd worden bij de regiegroep Passend onderwijs (Infopunt Passend onderwijs, Varrolaan 60, 3584 BW Utrecht).

In 2008 wordt deze termijn bekort om de aanvragen nog in dit jaar te kunnen laten afhandelen door CFI. In 2008 worden alle aanvragen die op 12 november bij de regiegroep binnen zijn nog voorzien van een advies. In 2008 zal de regiegroep het advies rechtstreeks naar CFI zenden, zodat het daar op 15 november binnen is en nog in 2008 betaling kan plaatsvinden.

In 2009 en 2010 voegt de subsidieaanvrager zélf het advies van de regiegroep bij de aanvraag.

Artikel 8

De subsidie wordt overgemaakt op de eerstvolgende wettelijke betaaltermijn na de datum waarop de beschikking is afgegeven.

Een format voor het verslag van de activiteiten en de bereikte resultaten is te vinden op www.passendonderwijs.nl.

De financiële verantwoording verloopt via de jaarrekening van de subsidieontvanger.

Artikel 9

Deze informatieplicht betreft voornamelijk het aanleveren van de nodige informatie aan de Evaluatiecommissie Passend Onderwijs ten behoeve van de evaluatie van en advisering over vervolgstappen in het invoeringsproces Passend onderwijs en het verspreiden van goede voorbeelden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma.


XNoot
1

Gewijzigde motie van het lid Kraneveldt-van der Veen c.s. ter vervanging van die gedrukt is onder nr. 3, aangenomen op 1 juli 2008 (Kamerstukken 2007–2008, 31 497, nr. 7).

XNoot
2

Zie ‘Kompas op passend onderwijs, verslag volgsysteem voorjaar 2008’, bijlage bij de voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer van juni 2008 (Kamerstukken 2007–2008, 31 497, nr. 1).

Naar boven