Artikel 1. Begripsbepaling
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a. Minister:
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
- b. bevoegd gezag:
het bevoegd gezag van een school waarop de Wet op het primair onderwijs of de Wet op de expertisecentra van toepassing is.
Artikel 2. Reikwijdte
De Minister verstrekt aan het bevoegd gezag een subsidie voor de schooljaren 2008–2009, 2009–2010 en 2010–2011, waarmee de
school een visie ontwikkelt op de functie van cultuureducatie in haar onderwijsprogramma en deze visie in samenwerking met
haar culturele omgeving vertaalt in een samenhangend geheel van cultuureducatieve activiteiten.
Artikel 3. Subsidiebedrag
De subsidie bestaat uit een bedrag van € 0,90 per ongewogen leerling per schooljaar. Het aantal leerlingen wordt vastgesteld
op basis van de door de accountant gevalideerde telgegevens van 1 oktober van het voorafgaande schooljaar.
Artikel 4. Subsidievoorwaarden
1. Het bevoegd gezag werkt mee aan een nulmeting en evaluatie.
2. Het bevoegd gezag is verplicht de Minister en de door hem aangewezen ambtenaren desgevraagd alle inlichtingen te geven die
deze in verband met de ontvangen subsidie verlangen. Het bevoegd gezag geeft desgewenst aan voornoemde ambtenaren de boeken
en bescheiden ter inzage.
Artikel 5. Betaling in gedeelten
De subsidie wordt als volgt betaalbaar gesteld.
Voor het schooljaar 2008–2009:
Voor het schooljaar 2009–2010:
Voor het schooljaar 2010–2011:
Artikel 6. Verantwoording van de subsidie
1. De subsidie wordt verstrekt als tegemoetkoming in de kosten die zijn verbonden aan de in artikel 2 van deze regeling beschreven
activiteiten en wordt uitsluitend hiervoor aangewend. Niet bestede middelen of middelen die in strijd met de verplichtingen
van deze regeling zijn besteed, worden teruggevorderd.
2. De subsidie wordt uiterlijk in 2011 besteed.
3. De subsidie wordt verantwoord in de jaarrekening die betrekking heeft op het jaar waarin de subsidie is besteed.
4. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van deze subsidie.
Artikel 7. Intrekking oude regelingen
1. De volgende regelingen worden ingetrokken:
a. de Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs,
b. de Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs 2005–2007, en
c. de Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs 2007–2008.
2. Op het terugvorderen van subsidie met betrekking tot de schooljaren 2004–2005 tot en met 2007–2008 op grond van de in het
eerste lid genoemde regelingen, blijven deze regelingen van toepassing.
Artikel 8. Inwerkingstreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst
en vervalt met ingang van 1 januari 2012.
Artikel 9. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs 2008–2011.
TOELICHTING
Cultuureducatie wordt een steeds belangrijkere factor in het onderwijs. In het kader van het Kabinetsmotto ‘Samen werken,
samen leven’ heeft de regering aangegeven cultuureducatie ook de komende jaren prioriteit te geven. Zij is ervan overtuigd
dat cultuureducatie jongeren in contact brengt met onderliggende waarden in de samenleving en met historische lijnen en hen
tevens leert om kunst te waarderen en te beoordelen. Het einddoel is om kinderen in een doorlopende leerlijn kennis te laten
maken met cultuur (kunst en erfgoed) en een gevarieerd programma van culturele activiteiten aan te kunnen bieden.
Om scholen in het primair onderwijs (bedoeld worden scholen in basisonderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen
voor (voortgezet) speciaal onderwijs) in staat te stellen hun cultuureducatiebeleid invulling te geven, worden ook voor de
schooljaren 2008–2009, 2009–2010 en 2010–2011 extra middelen beschikbaar gesteld.
In schooljaar 2004–2005 werd voor het eerst extra geld uitgetrokken om cultuureducatie in het primair onderwijs te versterken.
De subsidie kon toen door scholen worden aangevraagd; 10% van de scholen nam in dat jaar deel aan de subsidieregeling. De
belangstelling is daarna groot gebleken. Inmiddels doet 90% van de scholen mee.
Met deze regeling worden ambtshalve middelen beschikbaar gesteld. Hierdoor worden álle scholen in het primair onderwijs in
staat gesteld om hun visie op de functie van cultuureducatie in het lesprogramma te bepalen en deze visie in samenwerking
met hun culturele omgeving te vertalen in een samenhangend geheel van cultuureducatieve activiteiten.
De eerdere regelingen ter versterking van de cultuureducatie in het primair onderwijs zijn, voor wat betreft de toekenning
van subsidie, uitgewerkt en kunnen dus worden ingetrokken. Eventuele terugvordering op grond van deze regelingen kan wel nog
plaatsvinden.
Voor de ondersteuning van scholen bij het bepalen van hun visie op cultuureducatie zijn in iedere regio partijen actief. Via
www.cultuurplein.nl/po/adressen zijn de adressen van deze instellingen te vinden.
Artikelsgewijs
Artikel 2
Onder cultuureducatie worden alle educatieve activiteiten verstaan die beogen de leerlingen in contact te brengen met cultuuruitingen
in actieve, receptieve dan wel reflectieve vorm. Ook vallen hieronder activiteiten om de deskundigheid van leraren op dit
gebied te vergroten dan wel het onderwijsteam aan te vullen of te laten ondersteunen door externe deskundigen of instellingen.
Cultuureducatie strekt zich uit van beeldende vorming, muziek, dans en drama tot literatuur, audio-visueel en cultureel erfgoed.
Onder dit laatste vallen musea, archieven, archeologie en monumenten.
Het begrip cultuureducatie wordt ruim geïnterpreteerd; de bedoeling is echter dat de keuzes voortkomen uit een visie die door
de school wordt ontwikkeld en die wordt verantwoord in het schoolplan.
Op www.cultuurplein.nl is een bruikbaar format te vinden voor het structureren van de voornemens op het gebied van cultuureducatie:
www.cultuurplein.nl/po/cultuurbeleidschool.
De bedoeling van deze stimuleringsregeling is dat scholen in toenemende mate zelf beleid ontwikkelen op het gebied van cultuureducatie.
Het gaat er hierbij om dat scholen een visie ontwikkelen op wat men wil bereiken met cultuureducatie en op de samenhang met
andere leergebieden in het onderwijsprogramma. Deelname aan een netwerk van scholen en culturele instellingen (waarbij sprake is van afstemming tussen vraag en
aanbod en waarbij kennisoverdracht naar andere scholen een rol speelt) en aandacht voor deskundigheidsbevordering van het
personeel op het gebied van cultuureducatie zijn daarbij succesfactoren gebleken.
Er zijn instrumenten ontwikkeld die scholen kunnen helpen bij het formuleren van cultuureducatiebeleid en er wordt bovendien
voorzien in mogelijkheden voor deskundigheidsbevordering.
Vanuit een oogpunt van verantwoording en toezicht is het noodzakelijk dat de deelnemende scholen hun cultuureducatiebeleid
hebben opgenomen in het schoolplan.
Artikel 3
Deze regeling wordt gefinancieerd op basis van het aantal leerlingen van een school. Het gewicht van een leerling speelt geen
rol bij de verdeling van de middelen.
Artikel 4
Er wordt in opdracht van OCW onderzoek verricht naar de doelmatigheid van de intensivering versterking cultuureducatie in
het primair onderwijs. De eis van bereidheid tot deelname aan nulmeting en (tussentijdse) evaluatie houdt hiermee verband.
Indien de school niet voldoet aan de verplichtingen verbonden aan deze subsidie, wordt de subsidie teruggevorderd.
Artikel 6
Overeenkomstig het OCW-voorschrift jaarverslaggeving wordt in de jaarrekening de aan het verslagjaar toe te rekenen subsidie
herkenbaar als bate verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten.
Daarnaast moet de subsidie in de toelichting worden opgenomen volgens het model G bij de jaarverslaggeving zoals aangegeven
in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (artikel 3 f).
Artikel 8
Met de inwerkingtredingsbepaling wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de invoeringstermijn van 3 maanden (Kamerstukken
II, 2006/07, 29 515, nr. 181). Inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2009 zou betekenen dat het voor het kalenderjaar 2008 reeds in de rijksbegroting
opgenomen bedrag voor cultuureducatie primair onderwijs niet meer kan worden besteed. Ter vermijding van hoge private kosten
van vertraging treedt deze regeling zo spoedig mogelijk na publicatie in werking.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H.A. Plasterk.