Beleidsregels UWV pilot participatiebudget

20 november 2007

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Gelet op artikel 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

Besluit:

Artikel 1

Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. netto persoonsgebonden budget: een subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, onderdeel f, van de Regeling subsidies AWBZ;

b. UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

c. werkvoorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

d. zorgkantoor: een verbindingskantoor als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering.

Artikel 2

Personen die in aanmerking komen voor subsidie

UWV kan op aanvraag in plaats van een werkvoorziening subsidie verlenen aan de persoon:

a. aan wie een netto persoonsgebonden budget is verleend;

b. aan wie door UWV een werkvoorziening is toegekend, en

c. die woonachtig is in de regio’s Groningen, Twente, Arnhem, Nijmegen of Noord en Midden Limburg genoemd in bijlage 2 van de beschikking van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 9 december 2005, Z/VU-2643638, houdende de aanwijzing van administratie-instellingen bijzondere ziektekosten, Stcrt. 2005, 245, zoals deze is gewijzigd bij besluit van 30 juli 2007, Stcrt. 2007, 150.

Artikel 3

Verplichtingen subsidieontvanger

1. Bij de subsidieverlening gelden voor de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

a. de subsidieontvanger bewaart betaalde facturen gedurende zeven jaar en stelt deze desgevraagd ter beschikking van UWV en het zorgkantoor;

b. de subsidieontvanger deelt het zorgkantoor op diens verzoek en uit eigen beweging onverwijld alle feiten en omstandigheden mee waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verstrekking, de duur of de hoogte van de subsidie;

c. de subsidieontvanger streeft de re-integratiedoeleinden waarvoor de subsidie is verleend in voldoende mate na.

2. UWV kan daarnaast andere verplichtingen aan de subsidieontvanger opleggen, voor zover de omstandigheden van het individuele geval daartoe aanleiding geven.

Artikel 4

Hoogte van de subsidie

1. De hoogte van de subsidie wordt afgestemd op de aard van de werkvoorziening.

2. UWV stelt zonodig nadere regels met betrekking tot de hoogte van de subsidie, waarbij een maximum subsidiebedrag per persoon kan worden vastgesteld.

Artikel 5

Geen aanspraak op werkvoorziening

De subsidieontvanger heeft gedurende het subsidietijdvak geen aanspraak op de werkvoorziening of de werkvoorzieningen in de plaats waarvan de subsidie wordt verleend.

Artikel 6

Subsidie en persoongebonden budget

1. De verleende subsidie kan geheel of gedeeltelijk worden aangewend als netto persoonsgebonden budget of voor een extra werkvoorziening.

2. Voor zover de verleende subsidie wordt aangewend als netto persoonsgebonden budget zijn de verplichtingen opgenomen in artikel 2.6.9 van de Regeling subsidies AWBZ van toepassing.

Artikel 7

Voorschotten

1. UWV verstrekt voorschotten tot maximaal het bedrag van de verleende subsidie.

2. De voorschotten worden door het zorgkantoor zo mogelijk gelijktijdig met de voorschotten van het verleende netto persoonsgebonden budget betaald.

Artikel 8

Verantwoording en vaststelling

1. De subsidieontvanger legt door middel van invulling van een daartoe door het zorgkantoor toegezonden formulier verantwoording af over het gebruik van de subsidie.

2. De verantwoording wordt afgelegd binnen zes weken na:

a. het einde van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend, indien de som van de subsidie en het tot een jaarbedrag herleide netto persoonsgebonden budget minder dan € 5000,- is;

b. het einde van de eerste helft van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend alsmede aan het einde van dat kalenderjaar, indien de som van de subsidie en het tot een jaarbedrag herleide netto persoonsgebonden budget € 5000,– of meer is.

3. De verantwoording wordt voorts afgelegd binnen zes weken na afloop van de subsidieperiode, indien de subsidieperiode in de loop van het kalenderjaar eindigt.

4. Een bij het zorgkantoor ingediend verantwoordingsformulier dient als aanvraag tot subsidievaststelling.

5. Voor zover de subsidie is aangewend als persoonsgebonden budget beoordeelt het zorgkantoor of aan de verplichtingen als bedoeld in de Regeling subsidies AWBZ is voldaan.

6. De subsidieontvanger mag in een kalenderjaar maximaal 1,5% van de som van de subsidie en het netto persoonsgebonden budget, maar ten minste € 250 en ten hoogste € 1250, anders aanwenden dan als werkvoorziening of als netto persoonsgebonden budget. Indien een subsidieperiode met ingang van een andere dag dan 1 januari van een kalenderjaar aanvangt of eindigt, worden de bedragen, genoemd in de vorige zin, voor dat kalenderjaar vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller bestaat uit het aantal dagen van de subsidieperiode in het desbetreffende kalenderjaar en de noemer uit het aantal dagen in dat kalenderjaar. In afwijking van het eerste lid geldt de verantwoordingsplicht, bedoeld in dat lid, niet voor het in de eerste zin bedoelde bestedingsvrije bedrag.

Artikel 9

Titel 4.2 Algemene wet bestuursrecht

De afdelingen 4.2.3, 4.2.5, 4.2.6 en 4.2.7 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

Artikel 10

Einde subsidieregeling

Subsidie op grond van dit besluit kan worden aangevraagd tot en met 31 december 2008.

Artikel 11

Inwerkingtreding en citeertitel

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2008.

2. Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels UWV pilot participatiebudget.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Amsterdam, 20 november 2007.
Voorzitter Raad van bestuur, J.M. Linthorst.

Toelichting

Algemeen

In dit besluit worden nadere regels gesteld inzake de betrokkenheid van Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) bij de pilot participatiebudget. Mede naar aanleiding van een motie van de leden Verburg en van der Sande (Kamerstukken II 2006/07, 30 800 XV, nr. 42) is door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) toegezegd een pilot participatiebudget te starten in samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

Binnen deze pilot kan een persoon aan wie een persoongebonden budget op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) is verleend én aan wie een werkvoorziening op grond van artikel 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) is toegekend, gebruik maken van de mogelijkheid om de door UWV toegekende werkvoorziening in de vorm van een subsidie te verkrijgen. Het netto persoonsgebonden budget en het door UWV verleende subsidiebedrag worden samengevoegd in het participatiebudget. Tussen deze beide bedragen zijn geen schotten geplaatst. Hierdoor heeft de cliënt de mogelijkheid om te schuiven tussen het zorgdeel (AWBZ) en het werkdeel (Wet WIA) van het participatiebudget.

Aangezien er al geruime tijd ervaring is opgedaan met het persoonsgebonden budget op grond van de AWBZ heeft UWV – in overleg met het ministerie van SZW – zoveel mogelijk aangesloten bij de regels die daarvoor gelden.

Doelstelling

De deelnemers aan de pilot participatiebudget kunnen met het participatiebudget zelf de benodigde zorg, hulp, ondersteuning en werkvoorzieningen inkopen. Binnen het kader van de toegekende werkvoorziening én de functies waarvoor het persoonsgebonden budget conform de Regeling subsidies AWBZ mag worden aangewend, kunnen zij het participatiebudget flexibel inzetten. Het doel van de pilot is om na te gaan of en zo ja in welke mate een participatiebudget meerwaarde heeft voor de cliënt gegeven de doelstelling van de verstrekking van een werkvoorziening. Daarbij spelen elementen zoals keuzevrijheid voor de cliënt, (ervaren) administratieve lasten en (arbeids)participatie een belangrijke rol. In dit besluit zijn de voorwaarden gesteld ten aanzien van de toekenning van een subsidie en de verplichtingen die gelden voor de cliënt. De cliënt wordt veel vrijheid geboden. In het onderhavige besluit wordt slechts geregeld hetgeen strikt noodzakelijk is.

Op basis van de resultaten van de pilot zal een zorgvuldige afweging worden gemaakt over een vervolg. In deze afweging zal het belang van de cliënt worden betrokken, maar ook de gevolgen voor de uitvoerende instanties en de resultaten en kosten.

Doelgroep

De pilot is toegankelijk voor personen die een persoonsgebonden budget hebben én aan wie een werkvoorziening op grond van artikel 35 van de Wet WIA is toegekend. De pilot wordt in een beperkt aantal regio’s uitgevoerd. Daarbij is de regio-indeling van de zorgkantoren die het persoonsgebonden budget verlenen, bepalend. Als een UWV-cliënt in een aangewezen regio woonachtig is, kan hij aan de pilot deelnemen.

Deelname

De deelname aan de pilot geschiedt op vrijwillige basis. Een cliënt kan er zelf voor kiezen om in plaats van een werkvoorziening een subsidiebedrag te ontvangen. De subsidie vervangt de toegekende werkvoorziening. Dat betekent dat gedurende de subsidieperiode de betrokkene daarnaast niet ook of nogmaals voor dezelfde werkvoorziening in aanmerking komt.

De in dit besluit geregelde subsidie is evenals het persoonsgebonden budget een subsidie in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In artikel 4:29 van de Awb is bepaald dat voorafgaand aan de subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening kan worden gegeven indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd. De subsidieverlening kan gepaard gaan met betaling van voorschotten indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald. De subsidieontvanger zal bij de uiteindelijke vaststelling van de subsidie rekening en verantwoording moeten afleggen omtrent de activiteiten en de daarna verbonden kosten. Na de subsidievaststelling kunnen de onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten worden teruggevorderd. De subsidieverlening en de subsidievaststelling vinden plaats in de vorm van een beschikking waartegen bezwaar en beroep openstaat. Hetzelfde geldt voor de terugvordering van onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten.

In het kader van de pilot mandateert UWV zijn bevoegdheid tot subsidievaststelling, alsmede zijn bevoegdheid tot terugvordering aan het zorgkantoor.

Artikel 1

In de pilot zijn alleen de arbeidsplaatsvoorzieningen en de voorzieningen ter ondersteuning van toeleiding naar arbeid als bedoeld in artikel 35 van de Wet WIA opgenomen. Onder deze voorzieningen worden verstaan: (leef)vervoersvoorzieningen, intermediaire activiteiten ten behoeve van mensen met een visuele, auditieve of motorische handicap (voorleeshulp, doventolk), persoonlijke hulp op de werkplek in de vorm van een jobcoach en meeneembare voorzieningen. Bij meeneembare voorzieningen gaat het om voorzieningen ten behoeve van de inrichting van de arbeidsplaats, productie- en werkmethoden, inrichting van de opleidingsplaats en de bij de arbeid of opleiding te gebruiken hulpmiddelen. In de pilot zijn niet betrokken de niet meeneembare arbeidsplaatsvoorzieningen op de werkplek die op grond van artikel 36 van de Wet WIA aan de werkgever worden verstrekt (voorzieningen die naar de aard der zaak duurzaam zijn verenigd met het bedrijf van de werkgever).

Artikel 2

Alleen personen aan wie een netto persoonsgebonden budget is verleend én aan wie een werkvoorziening is toegekend, komen in aanmerking voor het verlenen van de subsidie. De subsidie wordt verstrekt op aanvraag. De cliënt kan dus zelf kiezen voor een werkvoorziening in natura of voor een subsidie op grond van deze beleidsregels. Vanwege het experimentele karakter van dit besluit is ervoor gekozen om de subsidie alleen in de in het eerste lid, onderdeel c, genoemde regio’s te verstrekken en (nog) niet in heel Nederland. Het aantal regio’s kan worden uitgebreid, indien dit wenselijk is. Uitbreiding van de pilot gebeurt alleen in overleg met de ministeries van SZW en VWS.

Artikel 3

De cliënt kan zelf bepalen op welke manier hij een werkvoorziening regelt en hoeveel geld hij eraan besteedt, mits de re-integratiedoeleinden waarvoor de subsidie is verleend, te weten behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid, het volgen van een scholing of opleiding dan wel het verrichten van arbeid op een proefplaats, in voldoende mate worden nagestreefd. De beschikking van UWV waarbij de werkvoorziening is toegekend is in dit kader leidend.

Als de cliënt geld over heeft, kan hij dit op grond van artikel 6 van dit besluit aanwenden als netto persoonsgebonden budget. Ook is het mogelijk dat hij het restant bedrag aanwendt voor een extra werkvoorziening. De cliënt kan de subsidie dus geheel of gedeeltelijk aanwenden als netto persoonsgebonden budget of voor een extra werkvoorziening, mits uiteraard de re-integratiedoeleinden in voldoende mate zijn of worden nagestreefd. Is dit laatste niet het geval, dan zal UWV (het restant bedrag van de) subsidie van de cliënt terugvorderen.

De ontvanger van het netto persoonsgebonden budget dient zijn declaraties gedurende zeven jaar te bewaren op grond van artikel 2.6.9, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de Regeling subsidies AWBZ. In dit besluit wordt aangesloten bij deze bewaartermijn.

Alhoewel UWV de subsidie verstrekt, is het handig voor de cliënt als hij zoveel mogelijk te maken heeft met één loket, namelijk het zorgkantoor. Dit beperkt de administratieve lasten van de subsidieontvanger. Om deze reden dient de cliënt de relevante informatie aan het zorgkantoor te geven. Het zorgkantoor kan dan op grond van de Regeling subsidies AWBZ de gegevens verstrekken aan UWV.

Artikel 4

UWV stelt voor elk type voorziening een bedrag vast dat de cliënt in plaats van die werkvoorziening ontvangt. Dit bedrag wordt gebaseerd op:

– het UWV-besluit Beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen 2007 (Stct. 2007, 2) en het Besluit wijziging Beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen 2007 (Scrt. 2007, 126);

– de maximale periode binnen de duur van de pilot, waarin de cliënt van de subsidie gebruik maakt;

– de goedkoopste adequate voorziening als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Reïntegratiebesluit (Stb. 2005, 622).

Artikel 5

De cliënt, die ervoor gekozen heeft om subsidie te ontvangen teneinde zelf zijn werkvoorziening(en) te regelen, kan gedurende het subsidietijdvak daarnaast niet ook nog deze werkvoorziening(en) van UWV krijgen. Deelname aan de pilot mag er echter niet toe leiden dat de cliënt in een nadeliger positie terecht komt dan iemand die niet aan de pilot heeft deelgenomen. Gelet hierop kan UWV besluiten om van artikel 5 af te wijken, indien toepassing van artikel 5 naar zijn oordeel tot kennelijke onbillijkheden leidt. Als voorbeeld kan genoemd worden de situatie dat de door de cliënt met behulp van de subsidie aangeschafte werkvoorziening door diefstal verloren is gegaan.

Artikel 6

Als de cliënt zijn werkvoorzieningen heeft geregeld en vervolgens nog geld over heeft, kan hij dit besteden als netto persoonsgebonden budget. Het is mogelijk dat een cliënt zijn door UWV geïndiceerde werkvoorziening gratis kan regelen. In dat geval kan het hele subsidiebedrag worden aangewend als netto persoonsgebonden budget. Zoals in de toelichting op artikel 3 van dit besluit is aangegeven bestaat ook de mogelijkheid dat de cliënt het restant bedrag aanwendt voor een extra werkvoorziening.

Artikel 7

De verstrekking van de subsidie aan de cliënt zal pas achteraf, met de subsidievaststelling, plaatsvinden. Omdat het niet wenselijk is dat de cliënt de kosten van (de) werkvoorziening(en) zelf moet voorschieten, zal UWV voorschotten verlenen. De betaling van de voorschotten geschiedt door het zorgkantoor zo mogelijk tegelijk met de voorschotten van het verleende netto persoonsgebondenbudget.

Artikel 8

Ingevolge artikel 8 moet over het gebruik van de subsidie verantwoording worden afgelegd (de fase die na de bevoorschotting en vóór de subsidievaststelling komt). Tevens wordt in dit artikel aangegeven het aantal malen dat en de termijn waarbinnen verantwoording moet worden afgelegd. Met deze regeling wordt aangesloten bij de ingevolge de Regeling subsidies AWBZ voor het persoonsgebonden budget geldende verantwoordingssystematiek.

Het zorgkantoor stuurt één formulier waarmee zowel verantwoording wordt afgelegd over het netto persoonsgebonden budget (conform artikel 2.6.13 van de Regeling subsidies AWBZ) als over de subsidie die op grond van dit besluit is verleend.

Artikel 9

In artikel 9 wordt geregeld dat de afdelingen van titel 4.2 van de Awb die betrekking hebben op de verlening, vaststelling, intrekking en wijziging en betaling en terugvordering van subsidie van toepassing zijn.

Artikel 10

De pilot eindigt doordat er een uiterste datum is vastgesteld tot wanneer subsidie kan worden aangevraagd. Hierdoor is de pilot dus daadwerkelijk afgelopen als de subsidieperiodes van alle toegekende subsidies zijn afgelopen. Wanneer de langstdurende subsidieperiode is verstreken, is de pilot ten einde.

Voorzitter Raad van bestuur,

J.M. Linthorst

Naar boven