Instellingsregeling commissie fundamentele herbezinning Wsw

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 februari 2008, nr. AM/SAM/08/3291, houdende instelling van de commissie fundamentele herbezinning Wsw (Instellingsregeling commissie fundamentele herbezinning Wsw)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de Ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

a. commissie: commissie fundamentele herbezinning Wsw;

b. Minister: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

c. Ministerie: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

d. participatieplaats: een voorziening als bedoeld in artikel 10a van de Wet werk en bijstand, zoals dat komt te luiden indien het bij Koninklijke boodschap van 13 juli 2006 ingediende voorstel tot Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen om gemeenten meer zekerheid te geven dat mensen met een kleine kans op inschakeling in het arbeidsproces met behoud van uitkering gedurende maximaal 2 jaar onbeloonde additionele werkzaamheden kunnen verrichten (Kamerstukken I 2006/07, 30 650, nr. A) tot wet is verheven en artikel I van dat voorstel in werking is getreden;

e. Wsw: Wet sociale werkvoorziening.

Artikel 2

Instelling

1. Er is een commissie fundamentele herbezinning Wsw.

2. De commissie verricht haar werkzaamheden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze regeling en houdt op te bestaan nadat zij haar advies heeft uitgebracht.

Artikel 3

Taken

De commissie wordt gevraagd voor 1 juli 2008 een advies uit te brengen aan de Minister over maatregelen ter verhoging van de participatie van mensen die niet zelfstandig een reguliere baan kunnen bemachtigen en behouden, maar wel tot regelmatige zinvolle aangepaste arbeid in staat zijn. Het advies houdt rekening met gelijkblijvende budgettaire middelen waarmee de participatie van de hierboven genoemde groep bevorderd kan worden en waarbij regelingen voor mensen met beperkingen in onderlinge samenhang worden bezien. De commissie zal tevens advies uit brengen over de afbakening tussen de doelgroep van de Wsw en de groep mensen die niet via een participatieplaats geholpen kan worden en van wie redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat zij zelfs na intensieve begeleiding en scholing betaald werk kunnen vinden.

Artikel 4

Samenstelling

In de commissie hebben zitting:

a. als voorzitter tevens lid: dr. B. de Vries;

b. als leden:

1°. Mevr. drs. B. Boudhan;

2°. Mevr. mr. W.L. Gillis-Burleson;

3°. M. van der Horst;

4°. Prof. dr. A.H. van Lieshout;

5°. Mevr. drs. E.J. Mulock Houwer;

6°. Prof. dr. F. J. N. Nijhuis;

7°. C.P. Thissen;

8°. Mevr. ir. J.M.J.C Westerbeek-Huitink.

Artikel 5

Beheer bescheiden

1. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie.

2. De bescheiden worden na afloop van de periode, bedoeld in artikel 2, tweede lid, opgenomen in het archief van het Ministerie.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 7

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Instellingsregeling commissie fundamentele herbezinning Wsw.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 8 februari 2008.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. Aboutaleb.De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, G. ter Horst.

Toelichting

Algemeen

Context

Dit kabinet kent een ambitieuze participatiedoelstelling (80% per 2016) en wil dat zo veel mogelijk mensen meedoen en waar mogelijk aan het werk zijn bij een reguliere werkgever. Om deze doelstelling te bereiken hebben gemeenten en UWV budget en instrumenten tot hun beschikking om mensen die dat niet op eigen kracht kunnen, weer aan het werk te helpen. Deze instrumenten variëren van een kortdurende sollicitatietraining tot intensieve trajecten. Het kabinet is voornemens extra maatregelen te nemen om de participatie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt verder te versterken. Hiertoe worden onder meer 10.000 brugbanen gecreëerd voor personen van wie bij herbeoordeling WAO is gebleken dat sprake is van een verbeterde arbeidsgeschiktheid, worden regels voor passende arbeid voor WW’ers aangepast, wordt een wijziging van de Wajong voorbereid, krijgt UWV de mogelijkheid loonkostensubsidie in te zetten en wordt de Eerste Kamer gevraagd behandeling van het wetsvoorstel participatieplaatsen voort te zetten. Tegelijk neemt het kabinet de voorbereiding ter hand van aanvullende wetgeving waarmee de mogelijkheid van participatieplaatsen ook in het UWV-domein beschikbaar komt en randvoorwaarden op het punt van premie en scholing worden vastgesteld. Tevens vraagt het kabinet de commissie arbeidsparticipatie om voor 1 juni 2008 onder andere voorstellen te doen ten aanzien van de vraag welke maatregelen nodig zijn om de genoemde structurele verhoging van de arbeidsparticipatie te realiseren en in dat verband in de lopende kabinetsperiode een substantiële stap te zetten (zie voor de precieze taakopdracht artikel 3 van het Instellingsbesluit commissie Arbeidsparticipatie).

Waarom een commissie fundamentele herbezinning Wsw

Het kabinet acht het noodzakelijk om naast bovengenoemde maatregelen tijdelijk een commissie in te stellen voor een fundamentele herbezinning op de Wsw. De Wsw is een voorziening die tot doel heeft om de arbeidsparticipatie te bevorderen van personen met een arbeidshandicap als gevolg van lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen, die uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn. Deze arbeid geschiedt vrijwillig en zo regulier mogelijk. De druk op deze voorziening is de afgelopen jaren fors toegenomen wat zich uit in een blijvende groei van de wachtlijsten in de Wsw, waardoor de zo volwaardig mogelijke participatie van de groep die is aangewezen op een voorziening à la de Wsw achterblijft. Tevens blijft het werken in een zo regulier mogelijke omgeving achter bij de verwachtingen. Een onafhankelijke herbezinning op de Wsw is derhalve noodzakelijk. Hiertoe heeft het kabinet een commissie ingesteld die zich zal buigen over de vraag hoe, bij gelijkblijvende budgettaire middelen, de participatie te bevorderen – liefst zo regulier mogelijk – van mensen die niet zelfstandig een reguliere baan kunnen bemachtigen en behouden, maar wel tot zinvolle aangepaste arbeid in staat zijn.

De commissie krijgt een zware en complexe opdracht, die binnen zeer afzienbare tijd moet worden afgerond. Voor een succesvolle invulling van deze adviestaak moet direct een beroep kunnen worden gedaan op een brede deskundigheid en ervaring, op de nodige creativiteit, verbeeldingskracht, inlevingsvermogen en het vermogen om buiten bestaande kaders te denken. Binnen het bestaande vaste adviesstelsel bleek geen mogelijkheid te bestaan om deze veelomvattende, onafhankelijke, ad hoc adviestaak in het komende half jaar af te ronden.

De commissie fundamentele herbezinning Wsw onderscheidt zich van de commissie arbeidsparticipatie door zich specifiek te richten op de groep mensen met een arbeidshandicap die alleen via een in beginsel permanente vorm van ondersteuning kunnen participeren. Daar waar noodzakelijk zal uiteraard afstemming tussen de commissies plaats vinden.

Vragen aan commissie

Het kabinet vraagt de commissie bij het beantwoorden van bovengenoemde vragen in ieder geval de volgende drie aspecten te betrekken.

A. De positie van de Wsw in het stelsel van sociale zekerheid

De Wsw is uitsluitend bedoeld voor mensen die door een arbeidshandicap niet zelfstandig een reguliere baan kunnen bemachtigen en behouden, ook niet met inzet van het re-integratie-instrumentarium, maar die wel met de nodige langdurige ondersteuning in de vorm van een loonkostensubsidie en begeleiding tot regelmatige en zinvolle aangepaste arbeid in staat zijn. Hierin onderscheidt de Wsw zich zowel van re-integratie gericht op uitstroom naar een reguliere baan zonder enige vorm van ondersteuning enerzijds en dagbesteding in het kader van de AWBZ anderzijds.

Op het terrein van zowel re-integratie als dagbesteding in het kader van de AWBZ is de afgelopen jaren echter veel veranderd, waardoor zich de vraag voordoet welke de positie zou moeten zijn van een voorziening als de Wsw in die veranderde context, voor wie een dergelijke voorziening nodig is en of deze groep helder valt af te bakenen van andere mensen met een beperking. Dit laatste mede vanuit het perspectief van de historische ontwikkeling van de Wsw-doelgroep en vanuit het besef dat Nederland 1,73 miljoen ‘arbeidsgehandicapten’ van 15 tot en met 64 jaar kent van wie wordt aangegeven dat zij door ziekte of handicap belemmerd worden in het verkrijgen of uitvoeren van betaald werk. De Wsw biedt voor slechts 100.000 van deze mensen werk op een aangepaste werkplek, grotendeels in de beschutte omgeving van het sw-bedrijf.

De commissie wordt daarbij specifiek gevraagd om te kijken naar de afbakening tussen de Wsw-doelgroep en de groep mensen die niet via een participatieplaats geholpen kan worden en van wie redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat zij zelfs na intensieve begeleiding en scholing betaald werk kunnen vinden. Ook wordt de commissie gevraagd te bezien in hoeverre stroomlijning van doelgroepen, doelgroepdefinities en indicatiestellingen voor regelingen gericht op participatie van mensen met een arbeidsbeperking tot de mogelijkheden behoort.

B. De financieringssystematiek en de verantwoordelijkheidsverdeling in de uitvoering

Bij de Wsw is sprake van budgetfinanciering. De Wsw is geen open-einde regeling. Gemeenten ontvangen een geoormerkt budget voor de Wsw ten behoeve van het realiseren van een minimumaantal Wsw-plaatsen voor mensen met een Wsw-indicatie. Eventuele exploitatietekorten komen voor rekening van gemeenten zelf. Bij de uitvoering van de Wsw zijn vele partijen betrokken. Aanmelding voor de Wsw is vrijwillig en kan vanuit vele instanties plaatsvinden: het speciaal onderwijs, het UWV die de re-integratieverantwoordelijkheid heeft voor de WIA- en Wajong- populatie, gemeenten die deze verantwoordelijkheid hebben voor de WWB’ers en niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers), werkgevers die zelf de verantwoordelijkheid voor re-integratie in het kader van de WIA kunnen dragen en organisaties die gehandicapten begeleiden in hun dagelijks leven zoals MEE. CWI is verantwoordelijk voor de indicatiestelling Wsw en nadat iemand een Wsw-indicatie heeft gekregen zijn gemeenten verantwoordelijk voor plaatsing op een passende baan. Gemeenten kunnen vervolgens zelf bepalen wie ze inschakelen voor de uitvoering van de Wsw. In de praktijk zijn dit veelal de sw-bedrijven.

De vraag is hoe een voorziening voor de doelgroep voor wie re-integratie naar regulier werk door een arbeidshandicap vooralsnog geen optie is, zo kan worden ingebed in het stelsel van sociale zekerheid en zorg – zowel wat betreft financieringssystematiek als verantwoordelijkheidsverdeling in de uitvoering – dat zoveel mogelijk mensen zo snel mogelijk kunnen participeren op een plek waar rekening wordt gehouden met hun beperkingen en mogelijkheden, liefst zo regulier mogelijk.

C. De prikkels voor Wsw’ers zelf en werkgevers

Het doel van de Wsw is ‘het realiseren van passende plaatsen voor Wsw’ers, waar mogelijk bij een reguliere werkgever’. Niet alleen de financieringssystematiek en verantwoordelijkheidsverdeling in de uitvoering, zoals beschreven onder ‘B’, zijn van invloed op het al dan niet realiseren van dit doel, maar ook de bereidwilligheid van Wsw’ers zelf en van werkgevers. De commissie wordt dan ook gevraagd tevens te kijken naar:

a. de wijze waarop personen die gebruik maken van de voorziening Wsw worden beloond; dit mede bezien in relatie tot voorwaarden waaronder andere groepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt participeren alsmede en in het licht van de doelstelling van de Wsw om waar mogelijk te werken bij een reguliere werkgever.

b. de bereidheid bij werkgevers om werk te bieden aan mensen met een beperking. De vraag is hoe deze te vergroten en wat we kunnen leren van ervaringen in het buitenland.

Aangezien deze regeling is gebaseerd op de Kaderwet adviescolleges is deze regeling, gelet op artikel 7 van genoemde wet, mede ondertekend door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties.

Artikelsgewijs

Artikel 4

De voorzitter en de leden van de commissie zijn aangezocht door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 6

Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2009. Deze datum ligt wat verder weg dan de datum waarop de commissie wordt gevraagd advies uit te brengen. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om na het uitbrengen van het advies de werkzaamheden van de commissie af te ronden en het archief op een ordentelijke wijze aan het Ministerie over te dragen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven