De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten:
In dit besluit is het beleid opgenomen over schenkingen tussen echtgenoten bij wijziging van hun huwelijksgoederenregime.
Onderdeel 3 is overgenomen uit het besluit van 20 november 2000, nr. CPP2000/2426M. Dat beleid is verduidelijkt.
1. Algemeen
Hierna behandel ik mijn beleid over de vraag of het door echtgenoten wijzigen van hun huwelijksgoederenregime een belastbare
schenking is.
2. Wijzigen huwelijksgoederenregime
Wijziging van huwelijkse voorwaarden kan een schenking inhouden. Dit is afhankelijk van feiten en omstandigheden. Voor de
wijziging van het huwelijksgoederenregime van huwelijksvoorwaarden in een algehele gemeenschap van goederen zijn de arresten
van 28 januari 1959 (BNB 1959/122) en 17 maart 1971 (BNB 1971/95) richtinggevend. Deze arresten zijn voor de heffing van schenkingsrecht
nog steeds het uitgangspunt. Uit die arresten kan worden geconcludeerd dat de wijziging van het huwelijksgoederenregime van
huwelijksvoorwaarden in een algehele gemeenschap van goederen geen belastbare schenking is. Dit geldt ook bij een overgang
naar een wederkerig finaal verrekenbeding alsof de echtgenoten in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd.
2.1. Wijziging in een beperkte gemeenschap
De genoemde arresten zien niet op wijzigingen in het huwelijksgoederenregime door een overgang naar een beperkte gemeenschap
of naar een beperkt finaal verrekenbeding. Een vermogensverschuiving door deze overgang kan een schenking zijn. Voor zover
met de schenking is voldaan aan een natuurlijke verbintenis, zoals bedoeld in artikel 33, eerste lid, onderdeel 12, van de
Successiewet 1956, geldt voor het schenkingsrecht een vrijstelling. De beoordeling of er een schenking is en of met die schenking
is voldaan aan een natuurlijke verbintenis, is feitelijk. Een concrete casus kan aan de inspecteur worden voorgelegd voor
zekerheid vooraf over de gevolgen voor het schenkingsrecht.
3. Van algehele gemeenschap van goederen naar huwelijkse voorwaarden
Als in algehele gemeenschap van goederen gehuwden alsnog huwelijkse voorwaarden opmaken, is bij een vermogensverschuiving
schenkingsrecht verschuldigd als daardoor de onderlinge vermogenspositie wijzigt.
Goedkeuring
Ik keur met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (de hardheidsclausule) goed dat op verzoek
geen schenkingsrecht wordt geheven als de in algehele gemeenschap gehuwden alsnog huwelijkse voorwaarden opmaken in de volgende
twee situaties.
1. Aannemelijk is gemaakt dat die wijziging verband houdt met het herstel van aanspraken van kinderen uit eerdere huwelijken
op het vermogen van hun ouder en die aanspraken als gevolg van een huwelijk in algehele gemeenschap van goederen onbedoeld
verloren zijn gegaan.
2. Op grond van een misverstand zijn voorafgaand aan het huwelijk geen huwelijkse voorwaarden gemaakt. Als binnen drie jaar na
het sluiten van het huwelijk alsnog huwelijkse voorwaarden worden opgemaakt en op dat moment geen sprake is van duurzaam gescheiden
leven of echtscheiding, wordt een misverstand verondersteld.
De goedkeuring voor beide situaties geldt als is voldaan aan de volgende voorwaarden.
– De huwelijkse voorwaarden worden gemaakt op de voet van Titel 8, afdeling 1 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
– Iedere gemeenschap wordt uitgesloten.
– Na de verdeling zijn partijen ieder gerechtigd tot hetzelfde vermogen als waartoe zij gerechtigd zouden zijn geweest, indien
zij al bij het aangaan van het huwelijk iedere gemeenschap hadden uitgesloten.
– De huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zijn afgewikkeld binnen zes maanden na de dagtekening
van de goedkeurende beschikking van de belastingdienst.
4. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede werkdag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
5. Ingetrokken regelingen
Het besluit van 20 november 2000, nr. CPP2000/2426M is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.
Den Haag, 14 oktober 2008
De Staatssecretaris van Financiën,
namens deze:
de directeur-generaal Belastingdienst,
J. Thunnissen.