Beleidsregel draagkrachtbeoordeling rechtspersonen in het kader van gesubsidieerde milieurechtsbijstand

Beleidsregel van de raden voor rechtsbijstand houdende draagkrachtbeoordeling rechtspersonen in het kader van gesubsidieerde milieurechtsbijstand (Beleidsregel draagkrachtbeoordeling rechtspersonen milieurechtsbijstand)

1 februari 2008

De raden voor rechtsbijstand te ’s-⁠Hertogenbosch, Arnhem, ’s-⁠Gravenhage, Amsterdam en Leeuwarden,

Gelet op artikel 36, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand;

Besluiten:

Artikel 1

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

rechtspersoon: een groep of organisatie met rechtspersoonlijkheid die opkomt voor ideële belangen in het kader van het milieu, niet zijnde een rechtspersoon die een beroep of bedrijf uitoefent dan wel heeft uitgeoefend.

Artikel 2

1. Indien een rechtspersoon beschikt over inkomsten of vermogen van € 10.000,– of meer, dan mag redelijkerwijs worden verwacht dat de rechtspersoon zelf de kosten van rechtsbijstand kan betalen uit eigen middelen.

2. Het in het eerste lid bedoelde vermogen ziet op het liquide vermogen in het jaar voorafgaand aan de aanvraag alsmede op vermogensbestanddelen die relatief eenvoudig liquide kunnen worden gemaakt. Hieronder worden in ieder geval begrepen vermogensbestanddelen in de vorm van vorderingen en effecten. Bij de vaststelling van het vermogen wordt geen rekening gehouden met negatieve vermogensbestanddelen.

3. Onder de in het eerste lid bedoelde inkomsten worden in ieder geval begrepen bijdragen van leden, betrokkenen en derden, alsmede subsidies van de overheid. Bij de vaststelling van deze inkomsten wordt geen rekening gehouden met negatieve inkomensbestanddelen zoals schulden.

Artikel 3

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst en werkt terug tot 1 januari 2008.

Artikel 4

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel draagkrachtbeoordeling rechtspersonen milieurechtsbijstand.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

1 februari 2008.
De Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam
De Raad voor Rechtsbijstand Arnhem
De Raad voor Rechtsbijstand Leeuwarden
De Raad voor Rechtsbijstand ’s-⁠Hertogenbosch
De Raad voor Rechtsbijstand ’s-⁠Gravenhage

Toelichting

Algemeen

Vanaf 1 januari 2008 vindt er een wijziging plaats van het beleid van de raden voor rechtsbijstand terzake de beoordeling van de aanvragen van rechtspersonen voor gesubsidieerde rechtsbijstand in milieuzaken.

De wijzigingen die als gevolg van de introductie van het Juridisch Loket zijn aangebracht in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand, hebben geleid tot een heroverweging terzake de organisatie en inrichting van de gesubsidieerde milieurechtsbijstand. Het is de bedoeling dat de scheiding van publieke adviesfunctie van het Juridisch Loket en de verdergaande rechtsbijstand die door het private domein wordt verzorgd, op dezelfde wijze voor milieuzaken als voor de andere rechtsterreinen wordt doorgevoerd.

Dit betekent dat vanaf 1 januari 2008 de aanvragen voor gesubsidieerde milieurechtsbijstand door zowel natuurlijke personen als rechtspersonen moeten voldoen aan de eisen die bij of krachtens de Wet op de rechtsbijstand worden gesteld. Dat brengt met zich dat niet alleen voldaan moet worden aan de inhoudelijke criteria die de wet stelt om voor een toevoeging in aanmerking te komen, maar dat ook de financiële draagkracht van de rechtzoekende binnen de gestelde grenzen moet vallen.

Het huidige stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand biedt een adequate toegang tot rechtsbijstand in milieuzaken voor natuurlijke personen. Het toevoegregime is en blijft voldoende toegesneden op het verlenen van rechtsbijstand aan de individuele minder draagkrachtige rechtzoekende (de natuurlijke persoon) in milieuzaken.

Het huidige stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand kent een beperking ten aanzien van het verlenen van rechtsbijstand aan rechtspersonen. Het onverkort incorporeren van milieurechtsbijstand aan rechtspersonen in het huidige stelsel, zou ertoe leiden dat milieugroepen met rechtspersoonlijkheid niet kunnen worden toegevoegd in het kader van gesubsidieerde milieurechtsbijstand. Specifiek voor deze groep rechtzoekenden wordt dan ook een uitzondering gemaakt door middel van deze beleidsregel. Dat laat onverlet dat de andere (inhoudelijke) eisen die de wet stelt aan een aanvraag onverkort van toepassing blijven, zoals het vereiste dat een rechtspersoon niet mag zijn opgericht met als doel een gerechtelijke procedure te voeren.

Met betrekking tot de financiële draagkracht geldt dat in zijn algemeenheid de huidige (open) draagkrachtnorm in artikel 36 van de Wet op de rechtsbijstand niet goed toepasbaar is op belangengroepen en belangenorganisaties met rechtspersoonlijkheid. Indertijd heeft de wetgever weloverwogen ruimte gelaten om die norm voor dit soort rechtzoekenden op een later moment nader in te vullen, wanneer ontwikkelingen in de praktijk daartoe aanleiding zouden geven.

Derhalve wordt in deze beleidsregel bedoelde norm zodanig uitgewerkt dat in de toekomst wel voldoende rekening kan worden gehouden met de specifieke omstandigheden van belangengroepen en -organisaties met rechtspersoonlijkheid in het kader van gesubsidieerde milieurechtsbijstand. Uit praktijkervaringen volgt dat € 10.000,– een redelijke draagkrachtnorm is. Vanaf dit bedrag aan inkomsten en/of vermogen(sbestanddelen) mag een rechtspersoon in staat worden geacht de kosten voor rechtsbijstand uit eigen middelen te voldoen.

Artikelgewijs

Artikel 1

Buiten de reikwijdte van deze beleidsregel vallen rechtspersonen die een beroep of bedrijf uitoefenen dan wel hebben uitgeoefend Met deze voorwaarde wordt voorkomen dat een toevoeging wordt verkregen voor een zaak die tot het gewone bedrijfsrisico wordt gerekend. Bovendien mag van een dergelijk rechtspersoon worden verwacht dat hij voldoende vermogen opbouwt of reserveert voor eventuele kosten zoals die rechtsbijstand dan wel een rechtsbijstandverzekering afsluit. Wel vallen dus onder reikwijdte van de beleidsregel de belangengroepen en -organisaties met rechtspersoonlijkheid ongeacht voor welke type zaak of rechtsgebied zij een toevoeging aanvragen.

Artikel 2

De draagkrachtnorm wordt zodanig geconcretiseerd dat bij de bepaling van de draagkracht alle inkomsten van deze rechtspersonen en positieve vermogensbestanddelen kunnen worden betrokken. Met betrekking tot de inkomsten geldt dat in ieder geval contributies en subsidies als inkomsten worden aangemerkt. Voor wat betreft het vermogen worden in ieder geval vorderingen en effecten als vermogensbestanddelen aangemerkt. In dit artikel wordt expliciet geregeld dat bij de vaststelling van de draagkracht geen rekening mag worden gehouden met negatieve inkomens- en vermogenbestanddelen dan wel andersoortige boekhoudkundige posten die de inkomsten neerwaarts doen bijstellen. Saldering is derhalve niet toegestaan.

Naar boven