Verordening Kwaliteitsonderzoek

Het bestuur van de Orde Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants maakt, gelet op artikel 23, tweede lid, van de Wet op de Registeraccountants, onderstaande verordening bekend, die door de ledenvergadering van de Orde op 11 december 2008 is vastgesteld en voor zover van toepassing door de minister van Financiën op 23 december 2008 is goedgekeurd.

De ledenvergadering van het Nederlands Instituut van Registeraccountants,

Gelet op artikel 19 van de Wet op de Registeraccountants;

Stelt de volgende verordening vast:

HOOFDSTUK 1. – BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. aan assurance verwante opdracht:

de aan assurance verwante opdracht, bedoeld in de Verordening gedragscode;

b. accountant:

de registeraccountant die werkzaam is als openbaar accountant, intern accountant of overheidsaccountant;

c. accountantsafdeling:

de accountantsafdeling, bedoeld in de Verordening gedragscode;

d. accountantskantoor:

het accountantskantoor, bedoeld in de Verordening gedragscode;

e. assuranceopdracht:

de assuranceopdracht, bedoeld in de Verordening gedragscode, met uitzondering van de opdracht tot het uitvoeren van een wettelijke controle als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet toezicht accountantsorganisaties;

f. bestuur:

het bestuur van de Orde;

g. College:

het College Kwaliteitsonderzoek, bedoeld in artikel 21 van deze verordening;

h. dagelijks beleidsbepaler:

de openbaar accountant bedoeld in artikel B1-291.2 of in B1-291.3, dan wel de intern accountant of overheidsaccountant bedoeld in artikel B2-291.2;

i. incidentenonderzoek:

het onderzoek naar vermeende tekortkomingen in de beroepsuitoefening;

j. intern accountant:

de intern accountant, bedoeld in de Verordening gedragscode;

k. NOvAA:

de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;

l. openbaar accountant:

de openbaar accountant, bedoeld in de Verordening gedragscode;

m. Orde:

het Nederlands Instituut van Registeraccountants, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants;

n. overheidsaccountant:

de overheidsaccountant, bedoeld in de Verordening gedragscode, met uitzondering van de overheidsaccountant die werkzaam is bij de belastingdienst en belast is met de controle van door belastingplichtigen ingeleverde aangiften en de overheidsaccountant die aan deze controle direct leiding geeft;

o. periodiek onderzoek:

het onderzoek naar de opzet en werking van het stelsel van kwaliteitsbeheersing van een accountantskantoor of een accountantsafdeling;

p. stelsel van kwaliteitsbeheersing:

ter zake van assurance- en aan assurance verwante opdrachten door het accountantskantoor of de accountantsafdeling getroffen maatregelen en ingestelde procedures ter zake van:

  • 1°. de interne beheersing van het accountantskantoor of de accountantsafdeling met betrekking tot kwaliteit;

  • 2°. het interne onderzoek naar de naleving van de in de Verordening gedragscode opgenomen fundamentele beginselen door de bij het accountantskantoor of de accountantsafdeling werkzame of daaraan verbonden accountants en andere personen; en

  • 3°. het interne onderzoek ten aanzien van assuranceopdrachten naar de kwaliteit van de door de bij het accountantskantoor of de accountantsafdeling werkzame of daaraan verbonden accountants en andere personen uitgevoerde werkzaamheden;

q. systeem van kwaliteitsborging:

de door een organisatie getroffen maatregelen en ingestelde procedures ten aanzien van het onderzoek naar de opzet en de werking van het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de bij de organisatie aangesloten accountants, accountantskantoren of accountantsafdelingen;

r. thematisch onderzoek:

het onderzoek naar een bepaald aspect van de uitvoering van assurance- of aan assurance verwante opdrachten;

s vervolgonderzoek:

het onderzoek naar de opvolging en implementatie van de in artikel 11, eerste lid, bedoelde aanbevelingen.

HOOFDSTUK 2. – ALGEMEEN

Artikel 2

De dagelijks beleidsbepaler zorgt ervoor dat het accountantskantoor of de accountantsafdeling waarbij hij werkzaam is of waaraan hij verbonden is, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat in opzet en werking voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Registeraccountants.

Artikel 3

De dagelijks beleidsbepaler zorgt ervoor dat het accountantskantoor of accountantsafdeling waarbij hij werkzaam is of waaraan hij verbonden is:

  • a. een beleid voert dat niet strijdig is met het bepaalde in deze verordening;

  • b. medewerking verleent aan periodiek onderzoek, vervolgonderzoek, thematisch onderzoek of incidentenonderzoek; en

  • c. alle gegevens ter beschikking stelt of laat stellen die nodig zijn voor periodiek onderzoek, vervolgonderzoek, thematisch onderzoek of incidentenonderzoek.

Artikel 4

Teneinde inzicht te krijgen in de specifieke situatie van het accountantskantoor of de accountantsafdeling kan er door het bestuur aan het accountantskantoor of aan de accountantsafdeling een vragenlijst worden gestuurd. De dagelijks beleidsbepaler zorgt ervoor dat deze vragenlijst binnen een termijn van zes weken na ontvangst door het accountantskantoor of de accountantsafdeling ingevuld wordt geretourneerd.

Artikel 5

De accountant verleent zijn medewerking aan periodiek onderzoek, vervolgonderzoek, thematisch onderzoek of incidentenonderzoek en stelt alle gegevens ter beschikking die nodig zijn voor periodiek onderzoek, vervolgonderzoek, thematisch onderzoek of incidentenonderzoek.

Artikel 6

Het bestuur wijst onderzoekers aan die bij de uitvoering van het periodiek onderzoek, het vervolgonderzoek, het thematisch onderzoek of het incidentenonderzoek worden ingeschakeld.

Artikel 7

Het bestuur stelt, de leden gehoord hebbend, beleidsregels vast betreffende de uitvoering van het periodiek onderzoek, het vervolgonderzoek, het thematisch onderzoek en het incidentenonderzoek.

HOOFDSTUK 3. – PERIODIEK ONDERZOEK EN VERVOLGONDERZOEK

Artikel 8

Het bestuur voert een periodiek onderzoek uit. Het periodiek onderzoek omvat een beoordeling gericht op de vraag of het stelsel van kwaliteitsbeheersing met betrekking tot assurance en aan assurance verwante opdrachten in opzet en werking voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Registeraccountants.

Artikel 9

  • 1. Het bestuur bepaalt de periodiciteit van het periodiek onderzoek.

  • 2. Het bestuur bepaalt de wijze waarop en de vorm waarin het periodiek onderzoek wordt uitgevoerd.

  • 3. Het bestuur selecteert het accountantskantoor of de accountantsafdeling voor het periodiek onderzoek.

Artikel 10

Het bestuur kan naar aanleiding van een daartoe door de dagelijks beleidsbepaler ingediend gemotiveerd schriftelijk verzoek uitstel verlenen van het periodiek onderzoek.

Artikel 11

  • 1. Het bestuur stelt naar aanleiding van het periodiek onderzoek een verslag van kwaliteitsonderzoek vast en verstrekt dit aan de dagelijks beleidsbepaler van het onderzochte accountantskantoor of de onderzochte accountantsafdeling. Het bestuur kan daarbij aanbevelingen geven voor het treffen van maatregelen ter verbetering.

  • 2. Het bestuur stelt een eindoordeel vast indien het periodiek onderzoek is uitgevoerd bij een accountantskantoor dat niet beschikt over een vergunning op grond van de Wet toezicht accountantsorganisaties of bij een accountantsafdeling en verstrekt dit aan de dagelijks beleidsbepaler van het onderzochte accountantskantoor of de onderzochte accountantsafdeling. Dit eindoordeel wordt opgenomen in het verslag van kwaliteitsonderzoek.

  • 3. Het in het tweede lid bedoelde oordeel luidt:

    • a. positief: het stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet in opzet en werking aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Registeraccountants; of

    • b. negatief: het stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet in opzet of werking niet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Registeraccountants.

  • 4. De dagelijks beleidsbepaler stuurt in het geval er aanbevelingen zijn gegeven als bedoeld in het eerste lid, binnen zes weken na ontvangst van het verslag van kwaliteitsonderzoek een reactie. In deze reactie wordt aangegeven op welke wijze en binnen welke termijn die aanbevelingen worden opgevolgd. Laatstbedoelde termijn bedraagt ten hoogste twaalf maanden, gerekend vanaf de ontvangst van het verslag van kwaliteitsonderzoek.

Artikel 12

  • 1. Het bestuur kan na verloop van een redelijke termijn een vervolgonderzoek uitvoeren. Het bepaalde in artikel 9, tweede en derde lid, en artikel 11, eerste en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het bestuur kan naar aanleiding van de uitkomsten van het vervolgonderzoek opnieuw een vervolgonderzoek uitvoeren. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het bepaalde in dit artikel laat het bepaalde in de artikelen 27 en 28 onverlet.

HOOFDSTUK 4. – THEMATISCH ONDERZOEK

Artikel 13

  • 1. Het bestuur kan een thematisch onderzoek uitvoeren.

  • 2. Het bestuur bepaalt het onderwerp van het thematisch onderzoek.

Artikel 14

  • 1. Het bestuur bepaalt de periode waarin het thematisch onderzoek wordt verricht.

  • 2. Het bestuur bepaalt de wijze waarop en de vorm waarin het thematisch onderzoek wordt uitgevoerd.

  • 3. Het bestuur selecteert het accountantskantoor of de accountantsafdeling voor het thematisch onderzoek.

Artikel 15

Het bestuur kan naar aanleiding van een daartoe door de dagelijks beleidsbepaler ingediend gemotiveerd schriftelijk verzoek vrijstelling verlenen van het thematisch onderzoek.

Artikel 16

  • 1. Het bestuur stelt naar aanleiding van het thematisch onderzoek een verslag van kwaliteitsonderzoek vast.

  • 2. Het bestuur kan het verslag van kwaliteitsonderzoek, bedoeld in het eerste lid, aan het accountantskantoor of de accountantsafdeling verstrekken.

Artikel 17

  • 1. Het bestuur kan naar aanleiding van het thematisch onderzoek een verslag uitbrengen.

  • 2. Het verslag als bedoeld in het eerste lid kan een overzicht van de uitkomsten omvatten. Dat overzicht is geanonimiseerd.

HOOFDSTUK 5. – INCIDENTENONDERZOEK

Artikel 18

  • 1. Het bestuur kan een incidentenonderzoek uitvoeren naar de uitvoering van een assurance- of aan assurance verwante opdracht verricht door een accountant.

  • 2. Het bestuur kan de dagelijks beleidsbepaler van het accountantskantoor of de accountantsafdeling waarbij de in het eerste lid bedoelde accountant werkzaam is of waaraan hij verbonden is, informeren over een incidentenonderzoek en de uitkomsten daarvan.

Artikel 19

Het bestuur bepaalt de wijze waarop en de vorm waarin het incidentenonderzoek wordt uitgevoerd.

Artikel 20

  • 1. Het bestuur stelt naar aanleiding van het incidentenonderzoek een verslag van kwaliteitsonderzoek vast.

  • 2. Het bestuur verstrekt het verslag van kwaliteitsonderzoek, bedoeld in het eerste lid, aan de accountant.

HOOFDSTUK 6. – COLLEGE KWALITEITSONDERZOEK

Artikel 21

  • 1. Er is een College Kwaliteitsonderzoek.

  • 2. Het bestuur kan aan het College mandaat verlenen betreffende de uitvoering van deze verordening.

  • 3. Het bestuur stelt een reglement van orde voor het College vast.

Artikel 22

  • 1. Het aantal leden van het College wordt door het bestuur bepaald doch bedraagt ten minste vijf.

  • 2. Het bestuur benoemt de voorzitter en de overige leden uit de leden van de Orde.

  • 3. De zittingsduur van de leden van het College bedraagt maximaal vier jaar met eenmaal de mogelijkheid van herbenoeming voor wederom maximaal vier jaar. Degene die is benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats de benoeming is geschied had moeten aftreden. Indien de tussentijdse vacature ontstaat tijdens de periode van herbenoeming, kan de persoon die is benoemd in de opengevallen plaats voor herbenoeming in aanmerking komen.

  • 4. De leden van het College treden af volgens een door het bestuur vast te stellen rooster.

  • 5. Het bestuur kan voor de leden van het College een vergoeding vaststellen voor reis- en verblijfkosten en voor bestede tijd.

HOOFDSTUK 7. – SAMENWERKING

Artikel 23

  • 1. Het bestuur kan de bevoegdheid tot het uitvoeren van het periodiek onderzoek of een vervolgonderzoek bij een accountantskantoor of een accountantsafdeling waar meer Accountants-Administratieconsulenten werkzaam zijn of aan verbonden zijn dan accountants, overdragen aan de instantie die bevoegd is tot het uitvoeren van een soortgelijk onderzoek ten aanzien van Accountants-Administratieconsulenten.

  • 2. Het bestuur treedt in overleg met de NOvAA in geval het voornemens is een incidentenonderzoek uit te voeren bij een accountant die werkzaam is bij of verbonden is aan een accountantskantoor of accountantsafdeling als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 24

  • 1. Het bestuur kan op verzoek van een organisatie waarbij een accountant, een accountantskantoor of een accountantsafdeling is aangesloten die hun stelsel van kwaliteitsbeheersing onderzoekt, deze organisatie accrediteren.

  • 2. Accreditatie houdt in dat het periodiek en vervolgonderzoek bij het accountantskantoor of de accountantsafdeling welke lid is van een geaccrediteerde organisatie dan wel waarvan de meerderheid van de maatschapsleden, vennoten, partners of hoe ook genaamd lid is van een geaccrediteerde organisatie, namens het bestuur wordt uitgevoerd door de geaccrediteerde organisatie.

  • 3. Een accreditatie wordt verleend indien de aanvrager aantoont dat deze beschikt over een systeem van kwaliteitsborging dat voldoet aan de door of namens het bestuur te stellen eisen, zowel wat betreft opzet als wat betreft werking.

  • 4. Aan de accreditatie worden voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden kunnen te allen tijde worden aangevuld of gewijzigd indien het bestuur dat nodig acht voor het voortduren van de accreditatie.

  • 5. De accreditatie geldt voor een periode van drie jaar.

  • 6. Het bestuur kan een accreditatie te allen tijde intrekken.

HOOFDSTUK 8. – OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 25

Indien de dagelijks beleidsbepaler de uitkomsten van een periodiek onderzoek, vervolgonderzoek, thematisch onderzoek of incidentenonderzoek uitgevoerd bij het accountantskantoor of de accountantsafdeling waarbij hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden openbaar maakt:

  • a. neemt hij het bepaalde in artikel A-150.2 van de Verordening gedragscode in acht; en

  • b. vermeldt hij de datum waarop het meest recente periodiek onderzoek, vervolgonderzoek, thematisch onderzoek of incidentenonderzoek is uitgevoerd.

Artikel 26

Het bestuur kan een tuchtrechtelijke procedure initiëren tegen een dagelijks beleidsbepaler of een accountant die in strijd handelt met enige bepaling van deze verordening. Het bestuur verstrekt daarbij de van belang zijnde stukken.

Artikel 27

Het bestuur kan een tuchtrechtelijke procedure initiëren indien de uitkomst van het periodiek onderzoek, vervolgonderzoek of incidentenonderzoek daartoe aanleiding geeft. Het bestuur verstrekt daarbij de van belang zijnde stukken.

Artikel 28

Het bestuur kan een tuchtrechtelijke procedure initiëren indien de reactie op de door het bestuur gegeven aanbevelingen niet tijdig of niet adequaat is of die aanbevelingen onvoldoende zijn opgevolgd. Het bestuur verstrekt daarbij de van belang zijnde stukken.

Artikel 29

  • 1. Het bestuur brengt jaarlijks een verslag uit over de uitgevoerde periodieke onderzoeken, vervolgonderzoeken, thematische onderzoeken en incidentenonderzoeken.

  • 2. Het verslag als bedoeld in het eerste lid kan een overzicht van de uitkomsten omvatten. Dat overzicht is geanonimiseerd.

Artikel 30

  • 1. De Verordening op de kwaliteitstoetsing van 18 december 2002, laatstelijk gewijzigd op 14 december 2006, wordt ingetrokken.

  • 2. Een toetsing die op grond van artikel 9 van de Verordening op de kwaliteitstoetsing is aangevangen en waarin geen eindoordeel als bedoeld in artikel 14 van de Verordening op de kwaliteitstoetsing is vastgesteld, wordt aangemerkt als een periodiek onderzoek als bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van deze verordening. De bepalingen uit deze verordening zijn onverkort van toepassing.

  • 3. Een hertoetsing die op grond van artikel 15, zesde lid, van de Verordening op de kwaliteitstoetsing is aangevangen en waarin geen eindoordeel als bedoeld in artikel 14 van de Verordening op de kwaliteitstoetsing is vastgesteld, wordt aangemerkt als een vervolgonderzoek als bedoeld in artikel 1, onderdeel s, van deze verordening. De bepalingen uit deze verordening zijn onverkort van toepassing.

Artikel 31

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 32

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Kwaliteitsonderzoek.

De ledenvergadering van het Nederlands Instituut van Registeraccountants.

TOELICHTING

Algemeen

Het NIVRA is op grond van de Wet op de Registeraccountants verantwoordelijk voor de bevordering van de goede beroepsuitoefening. Aan deze verantwoordelijkheid wordt onder meer uitvoering gegeven door onderzoek naar de kwaliteit van door of namens een accountantskantoor of accountantsafdeling uitgevoerde assurance en aan assurance verwante opdrachten. Hierbij wordt een uitzondering gemaakt voor wettelijke controle-opdrachten in de zin van de Wet toezicht accountantsorganisaties, omdat deze opdrachten vallen onder het toezicht van de Autoriteit Financiële Markten.

Aldus wordt mede voldaan aan de door de International Federation of Accountants (IFAC) aan het NIVRA opgelegde verplichtingen omtrent kwaliteitsonderzoek.

In deze verordening is met name aandacht besteed aan de opzet van het periodiek onderzoek, vervolgonderzoek, thematisch onderzoek en incidentenonderzoek en de daaruit voorvloeiende rechten en verplichtingen voor de leden. In de op deze verordening gebaseerde beleidsregel die, nadat de leden van het NIVRA daarover zijn gehoord, door het bestuur wordt vastgesteld, zijn de meer praktische aspecten van deze onderzoeken beschreven.

De kwaliteit van de beroepsuitoefening van een accountantskantoor of een accountantsafdeling en van de accountant die daarbij werkzaam is of daaraan is verbonden is niet altijd voor iedereen op eenvoudige wijze vast te stellen. De opdrachtgever of de werkgever zal veelal door onvoldoende kennis en daardoor onvoldoende inzicht in de wijze van beroepsuitoefening moeite hebben zich een goed beeld van deze kwaliteit te vormen.

Naast de verplichtingen tegenover de opdrachtgever of de werkgever heeft met name het accountantskantoor en de accountant die daarbij werkzaam is of daaraan is verbonden ook verplichtingen jegens het maatschappelijk verkeer dat vertrouwt op een hoogwaardige kwaliteit van de beroepsuitoefening. Voor afnemers en gebruikers van producten van een accountantskantoor, zoals aandeelhouders, bestuurders, werknemers, financiers en de overheid, is het zo mogelijk nog moeilijker na te gaan op welk kwaliteitsniveau het accountantskantoor en de openbaar accountant opereren.

Ook voor de afnemers en gebruikers van accountantswerkzaamheden verricht door accountantsafdelingen waarin interne accountants of overheidsaccountants werkzaam zijn dan wel daaraan verbonden zijn, geldt dat de kwaliteit van de beroepsuitoefening van groot belang is.

Om deze redenen acht het bestuur effectief en efficiënt toezicht op de naleving van de geldende normen voor de uitoefening van het accountantsberoep van zeer groot belang.

Met de Verordening op de Collegiale Toetsing, in werking getreden op 1 januari 1997, werd met dit toezicht een aanvang gemaakt. Onder meer de maatschappelijke ontwikkelingen en de opgedane ervaringen op het gebied van collegiale toetsing maakten het wenselijk de kwaliteitstoetsing te herzien en een nieuwe verordening vast te stellen. Die Verordening op de kwaliteitstoetsing is met ingang van 1 januari 2003 in werking getreden.

Opnieuw is het op grond van maatschappelijke ontwikkelingen, de inwerkingtreding van de Wet toezicht accountantsorganisaties, jurisprudentie van de raden van tucht en het College van Beroep voor het bedrijfsleven, opgedane ervaring en op grond van door de IFAC uitgevaardigde standaarden noodzakelijk veranderingen door te voeren in de kwaliteitstoetsing. Met de Verordening Kwaliteitsonderzoek wordt daaraan invulling gegeven.

Er worden vier verschillende soorten onderzoek onderscheiden, te weten:

  • periodiek onderzoek: periodieke beoordeling van de opzet en de werking van het stelsel van kwaliteitsbeheersing;

  • vervolgonderzoek: naar opvolging en implementatie van aanbevelingen naar aanleiding van een uitgevoerd periodiek onderzoek;

  • thematisch onderzoek: naar een door het bestuur bepaald aspect van de uitvoering van assurance en aan assurance verwante opdrachten;

  • incidentenonderzoek: naar vermeende tekortkomingen in de beroepsuitoefening van een accountant.

Hierna wordt in deze toelichting met het begrip kwaliteitsonderzoek de vier hierboven genoemde soorten bedoeld.

Het primaire doel van het kwaliteitsonderzoek is de bevordering van de kwaliteit van de werkzaamheden. De onderzoeken worden verricht op basis van redelijkheid, zorgvuldigheid en effectiviteit. Daarbij speelt de aard en omvang van het te onderzoeken accountantskantoor of de te onderzoeken accountantsafdeling een belangrijke rol. Handhaving is van belang maar vormt niet het belangrijkste motief voor het kwaliteitsonderzoek.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel zijn definities van begrippen opgenomen, die dienen ter nadere bepaling van de begrippen, zoals deze in de verordening worden gebruikt. De definities sluiten zo nauw mogelijk aan bij andere wet- en regelgeving zoals de Verordening gedragscode. Anders dan in de Verordening gedragscode wordt voor de toepassing van deze verordening een wettelijke controle als bedoeld in de Wet toezicht accountantsorganisaties niet als een assuranceopdracht aangemerkt. De reden daarvan is dat op de accountantsorganisatie, de wettelijke controle en de externe accountant op grond van de Wet toezicht accountantsorganisaties toezicht wordt uitgeoefend door de Autoriteit Financiële Markten zodat deze geen object zijn van het in deze verordening bedoelde kwaliteitsonderzoek.

Met betrekking tot de definitie van dagelijks beleidsbepaler is van belang dat uitsluitend een accountantskantoor, dat een assuranceopdracht uitvoert, op grond van het bepaalde in de Verordening gedragscode verplicht is een of meer openbaar accountants als dagelijks beleidsbepaler te hebben.

Deze plicht geldt niet voor het accountantskantoor dat geen assuranceopdracht uitvoert, maar wel aan assurance verwante en eventueel overige opdrachten. In artikel B1-291.3 van de Verordening gedragscode is bepaald dat indien een dergelijk accountantskantoor geen openbaar accountant heeft die als dagelijks beleidsbepaler werkzaam is, de aan dat accountantskantoor verbonden of daarbij werkzame openbaar accountant de taken van de dagelijks beleidsbepaler bedoeld in artikel B1-291.2 van de Verordening gedragscode voor zijn rekening neemt. Indien in deze verordening en in de daarbij behorende beleidsregels wordt gesproken over dagelijks beleidsbepaler wordt daaronder tevens verstaan de hiervoor bedoelde openbaar accountant.

Artikel 2

Elk accountantskantoor dat of elke accountantsafdeling die een assuranceopdracht of een aan assurance verwante opdracht uitvoert, dient te beschikken over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan het bepaalde bij en krachtens de Wet op de Registeraccountants. De dagelijks beleidsbepaler heeft tot taak dit stelsel in te voeren en op de naleving ervan toezicht te houden.

Artikel 3

In beginsel is het kwaliteitsonderzoek gericht op de beroepsuitoefening van een individuele accountant ter zake van door hem uitgevoerde assurance en aan assurance verwante opdrachten. Teneinde de accountant te beoordelen op de kwaliteit van zijn beroepsuitoefening zal het accountantskantoor of de accountantsafdeling waarbij de accountant werkzaam is of waaraan hij is verbonden, aan kwaliteitsonderzoek worden onderworpen. Door deze benaderingswijze kan een goed beeld worden verkregen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van alle accountants die bij een accountantskantoor of accountantsafdeling werkzaam zijn of daaraan zijn verbonden.

Artikel 4

Om kwaliteitsonderzoek effectief en efficiënt te kunnen uitvoeren dient er goede informatie beschikbaar te zijn over de situatie waarin een accountantskantoor of accountantsafdeling zich bevindt. Om dit te bereiken kan een vragenformulier aan ieder accountantskantoor en accountantsafdeling worden gezonden. Deze vragenlijst kan verschillend zijn voor het accountantskantoor en voor de accountantsafdeling. De vragen kunnen onder meer betrekking hebben op de aard van de cliëntenportefeuille, het aantal vestigingen en lidmaatschappen van koepelorganisaties. Tevens kunnen er meer specifieke vragen zijn opgenomen, bijvoorbeeld met betrekking tot de implementatie van nieuwe wet- en regelgeving.

Artikel 5

De accountant is verplicht tot medewerking aan het kwaliteitsonderzoek. Niet meewerken kan leiden tot een tuchtrechtelijke procedure. Teneinde kwaliteitsonderzoek zorgvuldig te kunnen uitvoeren is tevens de plicht opgelegd om alle gegevens ter beschikking te stellen die nodig zijn. Omdat deze verplichting voortvloeit uit de verordening, kwalificeert deze als wettelijke plicht en levert het bekend maken van vertrouwelijke gegevens aan personen die op grond van deze verordening de kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden onderzoeken, geen schending op van de geheimhoudingsplicht ex artikel A-140.1 van de Verordening gedragscode. Daarnaast geldt voor de registeraccountant die meewerkt aan een niet op deze verordening gebaseerd gedeelte van een onderzoek door een geaccrediteerde organisatie, een beroepshalve plicht om daaraan mee te werken. Dat betekent dat er ook in dat geval geen schending is van de geheimhoudingsplicht ex artikel A-140.1 van de Verordening gedragscode. In geval het laatstgenoemde onderzoek wordt uitgevoerd door een andere persoon dan een registeraccountant, geldt een beroepshalve plicht om aan dat onderzoek mee te werken indien de registeraccountant heeft vastgesteld dat voor de onderzoeker niet zijnde een registeraccountant een geheimhoudingsplicht geldt vergelijkbaar met het bepaalde in hoofdstuk A-140 van de VGC en het die onderzoeker dus verboden is de bevindingen van zijn onderzoek bekend te maken aan anderen dan de registeraccountant die het object van het onderzoek is en aan anderen dan degenen die hem opdracht hebben gegeven het onderzoek uit te voeren.

Artikel 6

Het kwaliteitsonderzoek wordt uitgevoerd door daartoe aangewezen onderzoekers.

Artikel 7

In de beleidsregel geeft het bestuur aan hoe het gebruik zal maken van en toepassing zal geven aan de bevoegdheden die in de verordening zijn opgenomen.

Artikel 8

Het periodiek onderzoek betreft een onderzoek naar de opzet en de werking van het stelsel van kwaliteitsbeheersing van het accountantskantoor of de accountantsafdeling. De aanpak van het periodiek onderzoek is afhankelijk van de aard en omvang van het te onderzoeken accountantskantoor of accountantsafdeling, de kwaliteit van de opzet van het stelsel van kwaliteitsbeheersing en van de wijze waarop intern toezicht wordt gehouden op de werking hiervan. De beoordeling van zowel de opzet als de werking van het stelsel van kwaliteitsbeheersing vindt onder meer plaats aan de hand van dossieronderzoek. De omvang van de uitvoering van het dossieronderzoek is afhankelijk van de kwaliteit van de opzet van het stelsel van kwaliteitsbeheersing.

Artikel 9

Het bestuur bepaalt de periodiciteit, wijze van uitvoering en selectie voor het periodiek onderzoek.

Artikel 10

Indien er zich bijzondere omstandigheden voordoen, kan op een daartoe strekkend verzoek uitstel van het periodiek onderzoek verleend worden. Het periodiek onderzoek zal dan op een later moment plaatsvinden.

Artikel 11

Het periodiek onderzoek leidt tot een verslag van kwaliteitsonderzoek dat wordt verstrekt aan het betrokken accountantskantoor of de accountantsafdeling.

In het geval het periodiek onderzoek is uitgevoerd bij een accountantskantoor dat niet over een vergunning beschikt om wettelijke controles uit te voeren of bij een accountantsafdeling, wordt er tevens een eindoordeel vastgesteld. Dat oordeel luidt ofwel dat gebleken is dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet (positief) ofwel dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op de Registeraccountants (negatief).

Er wordt geen eindoordeel vastgesteld indien het periodiek onderzoek is uitgevoerd bij een accountantskantoor dat beschikt over een vergunning om wettelijke controles uit te voeren. De reden daarvoor is gelegen in het feit dat de Autoriteit Financiële Markten het toezicht uitoefent over de wettelijke controle-opdrachten in de zin van de Wet toezicht accountantsorganisaties. Het periodiek onderzoek richt zich daarom op assurance en aan assurance verwante opdrachten met uitzondering van de wettelijke controle-opdrachten in de zin van de Wet toezicht accountantsorganisaties.

In alle gevallen kan het verslag van kwaliteitsonderzoek aanbevelingen bevatten voor het treffen van maatregelen ter verbetering. De dagelijks beleidsbepaler is vervolgens verplicht een reactie te sturen waarin wordt aangegeven hoe en wanneer de aanbevelingen worden opgevolgd. De periode waarin de verbeteringen moeten zijn geïmplementeerd mag niet meer dan twaalf maanden beslaan.

Artikel 12

De implementatie van de aanbevelingen als bedoeld in artikel 11 kan worden gevolgd door middel van een vervolgonderzoek. Dit vervolgonderzoek richt zich op de opvolging en implementatie van de aanbevelingen en houdt dus geen hernieuwd periodiek onderzoek van het gehele stelsel van kwaliteitsbeheersing in. Een vervolgonderzoek kan indien nodig meerdere malen worden herhaald.

Artikel 13

Het bestuur zal een thematisch onderzoek instellen als er redenen zijn een specifiek aspect van de uitvoering van assurance- of aan assurance verwante opdrachten nader te onderzoeken. Een dergelijke reden kan aanwezig zijn indien het vertrouwen in de werkzaamheden van de accountant kan worden aangetast.

Artikel 14

Het bestuur bepaalt de periode waarin het thematisch onderzoek wordt uitgevoerd, alsmede de wijze van uitvoering en de selectie. In het algemeen zal het onderzoek plaatsvinden bij meerdere accountantskantoren of accountantsafdelingen teneinde een goed inzicht te krijgen in het onderzochte onderwerp.

Artikel 15

Indien er zich bijzondere omstandigheden voordoen, kan op een daartoe strekkend verzoek vrijstelling van het thematisch onderzoek verleend worden.

Artikel 16

Naar aanleiding van het thematisch onderzoek wordt een verslag van kwaliteitsonderzoek vastgesteld. Het bestuur bepaalt of dat verslag aan het betrokken accountantskantoor of de betrokken accountantsafdeling wordt verstrekt.

Artikel 17

Het bestuur kan naar aanleiding van het thematisch onderzoek een verslag uitbrengen, al dan niet voorzien van een geanonimiseerd overzicht.

Artikel 18

Een incidentenonderzoek richt zich op een met name genoemde door een openbaar accountant, een intern accountant of een overheidsaccountant uitgevoerde assurance- of aan assurance verwante opdracht en kan onder meer worden geïnitieerd op basis van signalen uit het maatschappelijk verkeer.

Artikel 19

Het bestuur bepaalt de wijze van uitvoering van het incidentenonderzoek.

Artikel 20

Naar aanleiding van het incidentenonderzoek wordt een verslag van kwaliteitsonderzoek vastgesteld. Het verslag wordt aan de betrokken accountant verstrekt.

Artikel 21

De uitvoering van het kwaliteitsonderzoek kan in mandaat geschieden door het College Kwaliteitsonderzoek. De eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering blijft altijd bij het bestuur.

In het reglement van orde kunnen bepalingen worden opgenomen omtrent de vergaderorde en de wijze van besluitvorming door het College.

Artikel 22

De leden van het College worden benoemd door het bestuur en zijn allen registeraccountant.

Artikel 23

Dit artikel biedt de mogelijkheid om de uitvoering van het periodiek onderzoek en het vervolgonderzoek over te dragen aan de NOvAA. Een dergelijke overdracht (in bestuursrechtelijke termen: delegatie) heeft tot gevolg dat de NOvAA onder eigen verantwoordelijkheid het betreffende onderzoek uitvoert.

Artikel 24

Dit artikel biedt de mogelijkheid om de uitvoering van het periodiek onderzoek en het vervolgonderzoek namens het bestuur te laten uitvoeren door een daartoe geaccrediteerde organisatie.

Artikel 25

In de Verordening op de kwaliteitstoetsing was bepaald dat de uitkomsten van toetsing niet openbaar mochten worden gemaakt.

In dit artikel is in plaats daarvan bepaald dat indien een dagelijks beleidsbepaler of een accountant de uitkomsten van een bij een accountantskantoor waarbij hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden uitgevoerd kwaliteitsonderzoek openbaar maakt, hij het bepaalde in hoofdstuk A-150 van de Verordening gedragscode in acht moet nemen. Dat betekent onder meer dat bij de publicatie van de uitkomsten geen overdreven verwachtingen ter zake van de diensten die hij kan verlenen, de kwaliteiten die hij bezit en de ervaring waarover hij beschikt mogen worden gewerkt en geen geringschattende verwijzingen naar of niet onderbouwde vergelijkingen met het werk van een derde mogen worden gemaakt.

Bovendien is bepaald dat in die publicatie de datum waarop het laatst uitgevoerde kwaliteitsonderzoek heeft plaatsgehad moet worden vermeld.

Artikel 26

Het in strijd handelen met deze verordening kan aanleiding zijn een tuchtrechtelijke procedure aanhangig te maken.

Artikel 27

De uitkomst van het periodiek onderzoek, vervolgonderzoek of incidentenonderzoek kan aanleiding zijn een tuchtrechtelijke procedure aanhangig te maken. Dit geldt niet voor het thematisch onderzoek. De uitkomsten daarvan kunnen eventueel aanleiding vormen om een incidentenonderzoek te verrichten.

Artikel 28

De reactie op de aanbevelingen en de opvolging daarvan kan eveneens aanleiding zijn een tuchtrechtelijke procedure aanhangig te maken. Dit geldt ook voor de aanbevelingen (en de daarop volgende reactie) die worden gegeven op grond van een uitgevoerd vervolgonderzoek.

Artikel 29

Het bestuur brengt jaarlijks een verslag uit over de uitgevoerde kwaliteitsonderzoeken.

Artikel 30

De geldende Verordening op de kwaliteitstoetsing wordt ingetrokken. De nieuwe verordening heeft onmiddellijke werking en is van toepassing op alle accountantskantoren en accountantsafdelingen.

Een toetsing respectievelijk een hertoetsing die is aangevangen onder de Verordening op de kwaliteitstoetsing maar op 1 januari 2009 nog niet is afgerond, wordt aangemerkt als periodiek onderzoek respectievelijk vervolgonderzoek. De bepalingen uit deze verordening zijn in die gevallen onverkort van toepassing.

Artikel 31

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 32

Dit artikel regelt de citeertitel.

Naar boven